zondag 26 februari 2006

Vragen 37

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.
Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).
Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!

84 opmerkingen:

  1. Waar komt het woord "verpieteren" vandaan?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hallo,

    Ik vroeg mij af wat de correcte vorm is van de uitdrukking "in dubio zijn".

    Ik kom verschillende vormen tegen van deze uitdrukking, ik ben in dubio, ik sta in dubio, ik zit in dubio. Ik vroeg me af wat de correcte vorm is, want ik verkeer in dubio.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @Ties: Volgens het WNT is het woord 'pieter' in verschillende Nederlandse en Vlaamse regio's nog in gebruik om iets aan te duiden wat 'klein en min' is. Vandaar het overgankelijke woord '(iets) verpieteren' ("iets klein of min maken"). Betje Wolf en Aagje Deken hebben het aan het einde van de achttiende eeuw over 'broodkruim verpieteren' (in kleine stukjes breken).

    Dit woord 'verpieteren' komt, zoals veel "veranderingswerkwoorden" in twee varianten voor: 'je verpietert iets' en 'iets verpietert.' Het is de laatste vorm die momenteel het meest gebruikelijk is.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Bram van Dijk: In Van Dale staan precies de mogelijkheden die jij noemt: 'in dubio staan, verkeren, zijn, zitten.' Als de volgorde daar iets zegt over gebruikelijkheid zou 'staan' het meest gebruikelijk zijn.

    De grammatica is echter niet bedoeld om onderscheid te maken tussen correct en incorrect. Met de grammatica kun je wel zien wat er aan de hand is. En dat is het volgende: 'in dubio' geeft iets aan wat je bent, een gemoedstoestand. Dat betekent: het is een zogeheten "zijn-predicaat" (het zegt wat je bent). Daaruit volgt dat het kan voorkomen als naamwoordelijk deel van het gezegde, met alle koppelwerkwoorden: 'ik ben, raak, blijf, lijk, schijn, blijk in dubio.' De werkwoorden 'staan, zitten, verkeren' worden hier gebruikt als vervangende koppelwerkwoorden, net als in 'ik sta perplex,' 'ik zit om iets verlegen,' 'ik verkeer in zorgen.'

    Maar predikaten kunnen ook als bepaling van gesteldheid voorkomen: 'Hij zat in dubio aan zijn bureau,' bijvoorbeeld.

    In principe zijn al deze varianten dus mogelijk. Waarom klinkt de ene dan beter dan de andere? Dat is deels gewoontevorming (sommige woorden ontwikkelen een voorkeur voor elkaars nabijheid), en deels is het een systematische keuze. Zo kiezen predicaten zonder voorzetsel liever voor 'worden' ('zij wordt vrolijk' en minder gebruikelijk 'zij raakt vrolijk') terwijl predicaten met voorzetsel liever 'raken' hebben ('zij raakt in de wolken' en niet 'zij wordt in de wolken').

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Henk Kommeren6 mei 2011 om 05:28

    Geachte Taalprof,

    mijn vraag luidt als volgt:

    welke vorm is correct?
    in het algemeen ben ik tevreden over uw organisatie
    of
    over het algemeen ben ik tevreden over uw organisatie

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Henk Kommeren: De grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. De grammatica geeft je alleen een instrument om te zien hoe de taal in elkaar zit. Het gaat hier om een staande uitdrukking, waarin het voorzetsel 'in' of 'over' gekozen kan worden. De grammatica geeft je geen argumenten voor deze keuze. Die argumenten kun je vinden in het gebruik, dan wel in taaladviezen. Kijk daartoe op taaladvies.net of op www.onzetaal.nl/advies, dat zijn twee grote online collecties van adviezen.

    De adviezen spreken trouwens van een betekenisverschil.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Waarde prof,

    Hoe zou jij zinnen ontleden als x91Dan gebeurt er wel iets met je' en x91Er gaat wel iets door je heenx92, en zinnen als x91Dan gebeurt er wel een ongeluk met jex92 en x91Er gaat wel een pijnscheut door je heenx92?
    Naar mijn idee zijn die eerste twee sterk idiomatisch (aan het worden).
    Zie ook http://www.taaldokter.nl/blog/artikel/589-je-er-iets-veel-alles-bij-kunnen-voorstellen.html

    Dank en groet!

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Beste Taalprof,

    Bij mij op school is de sectie Nederlands van mening dat de bepaling van gesteldheid niet behandeld zou moeten worden in 2- havo en -vwo. Ik ben het hier echter niet mee eens: de bepaling van gesteldheid is een heel ander zinsdeel dan de bijwoordelijke bepaling en dient daarvan ook onderscheiden te worden. Welke argumenten zou ik het beste kunnen gebruiken om mijn sectiegenoten te overtuigen? Alvast dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Pedro: Vraag ze of ze het naamwoordelijk gezegde en de bijvoeglijke bepaling wxe9l zouden willen behandelen en zo ja, wat daarvan de belangrijkste eigenschap is.

    Ongewone vraag misschien, maar het antwoord is dat beide dezelfde soort betekenisverhouding tussen woorden weergeven: de "zijn-predicatie." Als je zegt 'De jongen is vrolijk' dan is er zijn-predicatie tussen 'jongen' en 'vrolijk,' maar in 'de vrolijke jongen' is dat ook zo.

    En wat blijkt? Diezelfde betekenisverhouding zit nog op xe9xe9n andere plaats: bij de bepaling van gesteldheid ('de jongen kwam vrolijk het lokaal binnen').

    De drie constructies leveren je dus drie plaatsen om hetzelfde aan te wijzen. Dat geeft de leerlingen de mogelijkheid tot een echt inzicht te komen, in plaats van dat ze op mechanische wijze trucjes leren om zinsdelen te benoemen.

    Zonder deze volledigheid kun je de cruciale eigenschap bij naamwoordelijk gezegde en bijvoeglijke bepaling dus nooit aanwijzen, want de leerlingen zullen die eigenschap dan ook herkennen bij een mysterieuze soort van bijwoordelijke bepaling (zonder dat je die expliciet behandelt). Dus komt het daar ook nooit goed (wat overigens blijkt uit onderzoek: het naamwoordelijk gezegde wordt al decennia als het meest problematische zinsdeel aangewezen, door leraren en leerlingen).

    Op het vwo lijkt me nog een extra argument dat in het Latijn en Grieks in juist deze drie constructies naamvalsovereenkomsten optreden. Dat kun je wel overlaten aan de leraren klassieke talen, maar het is toch iets universeels, dat je het beste in je moedertaal kunt leren begrijpen.

    O ja, en nou vergeet ik nog het belangrijkste argument: nadenken over de bepaling van gesteldheid is uitdagend, spannend en leuk! Waarom zou je je leerlingen dat willen onthouden?

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Beste Taalprof,

    Ik loop momenteel stage (2e jaar) en heb vier praktische vragen over het behandelen van het lijdend voorwerp, het naamwoordelijk gezegde en de bepaling van gesteldheid tijdens de lessen Grammatica.

    1. Leerlingen stellen vaak de wie-wat-vraag in hun zoektocht naar het lijdend voorwerp in een zin, maar in de praktijk hebben zij soms de neiging het naamwoordelijk deel van een gezegde te benoemen als lijdend voorwerp.
    Welke ezelsbruggetjes kan ik mijn leerlingen aanleren?

    2. Is er een alternatief voor de wie-wat-vraag voor het zoeken naar het lijdend voorwerp?

    3. De leerlingen verwarren het naamwoordelijke deel ook vaak met de bepaling van gesteldheid. Heeft u tips uit de praktijk?

    4. Veel leerlingen hebben moeite met het naamwoordelijk gezegde en ik kreeg onlangs de vraag van een leerling (3 vwo) wat het nut is van het behandelen van dit gezegde. Heeft u een tip voor het beantwoorden voor dit soort vragen?


    Alvast hartelijk voor uw reactie!

    BeantwoordenVerwijderen
  11. @N.: Ik zou ervan afzien om leerlingen ezelsbruggetjes te leren, want daar schieten ze niets mee op. Ezelsbruggetjes zijn middelen om te voorkomen dat je na moet denken, en dat is nu juist wat leerlingen wxe9l moeten doen.

    Mijn idee is dat je je leerlingen moet zien duidelijk te maken wat de essentie is van het naamwoordelijk gezegde, de bepaling van gesteldheid en het lijdend voorwerp. Alleen zo leren ze werkelijk iets.

    En om dan maar meteen met die laatste vraag te beginnen. Juist voor vwo-leerlingen zou de wetenschappelijke motivatie om te willen weten hoe de taal in elkaar zit al voldoende moeten zijn. Misschien kun je nog eens in herinnering roepen dat de letters vwo staan voor "voorbereidend wetenschappelijk onderwijs."

    Los daarvan, het onderscheid tussen naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde is een basisonderscheid in de talen van de wereld. Het is het verschil tussen een zijn-predicatie en een doen-predicatie. Iemand is iets of iemand doet iets. Iets is iets of iets doet iets. In sommige talen wordt de zijn-predicatie niet eens met een werkwoord uitgedrukt, in andere talen zijn er speciale naamvalsregels. In het Nederlands kennen we een beperkte set van werkwoorden bij het naamwoordelijk gezegde, die alleen verschillen in modaliteit en tijdsaspect (duur, begin). Op deze sites staan verschillende logs over het naamwoordelijk gezegde en de koppelwerkwoorden. Daar moet je aanknopingspunten kunnen vinden voor je onderwijs. Zoek in de woordenwolk in de linkerkolom op naamwoordelijk of koppelwerkwoord.

    De essentie van het lijdend voorwerp is dat het een aanvulling (complement) bij een doen-werkwoord is. Als het goed is hebben je leerlingen daar al een gevoel voor. Ze weten dat bij 'lezen' 'iets lezen' hoort en bij 'geven' '(aan) iemand iets geven.' Bij 'wachten' is het 'op iemand wachten' en bij 'geloven' kan het zijn 'iemand geloven' of 'in iemand geloven' of 'in iets geloven.' Daarmee hebben je leerlingen een gevoel voor wat de complementen bij een werkwoord zijn. Als je dat gevoel kunt ontwikkelen is het onderscheid tussen de complementen relatief eenvoudig: het voorzetselvoorwerp is het complement waar een (vast) betekenisloos voorzetsel bij staat, het meewerkend voorwerp is het complement waar het voorzetsel 'aan,' 'voor,' of 'bij' bij kan (maar niet hoeft), en het lijdend voorwerp is het complement waar geen voorzetsel bij kan.

    De verwarring tussen naamwoordelijk gezegde en bepaling van gesteldheid is een teken dat ze de essentie van beide wel begrijpen: namelijk de zijn-predicatie. Het onderscheid is klein: als de zijn-predicatie in het gezegde zit is het naamwoordelijk, en anders is het bepaling van gesteldheid. De bepaling van gesteldheid is een toegevoegde predicatie, bijvoorbeeld in 'Hij kwam gapend binnen.' In dat geval is binnenkomen wat hij doet (dat is de doen-predicatie die bij het gezegde hoort), en gapen is wat hij daarbij ook nog eens doet (een toegevoegde predicatie).

    In het algemeen zou ik zeggen: als je leerlingen moeite hebben met een bepaald onderscheid, ga dan op zoek naar een "minimaal paar": twee voorbeeldzinnen die alleen in die ene eigenschap verschillen, en verder zo veel mogelijk op elkaar lijken. Bijvoorbeeld: 'Hij raakt het doel' en 'Hij raakt verliefd.' Het eerste is iets wat hij doet, het tweede is iets wat hem overkomt, iets wat hij is, of begint te zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Wat is de te prefereren schrijfwijze: WIFI, Wifi, wifi, Wi-Fi, wi-fi, .....?

    BeantwoordenVerwijderen
  13. @Jan van den Brink: Vraag mij niets over spelling, de taalprof weet alleen iets van grammatica. Voor vragen over spelling kun je terecht op woordenlijst.org, of anders bij de taaladviesdienst van Onze Taal (www.onzetaal.nl/advies). Ik denk dat ze 'wifi' zullen aanbevelen (zie het advies over led-lamp).

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Taalprof,
    mijn vraag betreft de volgende zin: Dodo's zijn niet meer te vinden.
    Dit is een zin met een naamwoordelijk gezegde, maar ik vroeg me af hoe je de zin taalkundig het best ontleed? De benoeming van 'vinden' als zww bijvoorbeeld vind ik onwaarschijnlijk door de combinatie met het koppelwerkwoord 'zijn'. 'te vinden' als xe9xe9n bijvoeglijk naamwoord??
    Alvast bedankt, Joris

    BeantwoordenVerwijderen
  15. @joris: Ik snap dat je graag iets bijvoeglijks ziet in het naamwoordelijk deel van het gezegde 'te vinden' (= "vindbaar"), maar ik zie geen bezwaar in een benoeming als zelfstandig werkwoord. Je kunt het ook zien als een soort beknopte bijzin, die weliswaar niet als zodanig benoemd wordt, maar die je wel kunt beargumenteren op basis van zijn uitbreidbaarheid. Zo heb je ook gevallen als 'Dit boek is niet aan iemand uit te lenen.' Hierbij is 'aan iemand uit te lenen' het naamwoordelijk deel, maar daar zit duidelijk het werkwoord 'lenen' in met zelfs het meewerkend voorwerp 'aan iemand.' Ook in een zin als 'Dit is acceptabel te noemen,' of 'Dit is met niets te vergelijken' zitten extra zinsdelen in dat naamwoordelijk gezegde die alleen op basis van het werkwoord verklaard kunnen worden.

    Wat mij betreft is 'vinden' hier dus zelfstandig werkwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Beste Taalprof,

    Hartelijk dank voor uw snelle reactie op mijn vragen!

    Met vriendelijke groeten,

    Natasha.

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Robert Kruzdlo24 mei 2011 om 15:12

    Taalprof.

    Kan dit: De muzen die aan de slag waren geweest.

    Deze zin voelt niet lekker. Waren en geweest?

    Graag uw reactie

    Dank

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @Robert Kruzdlo: Zo zonder context is het zinsdeel 'De muzen die aan de slag waren geweest' inderdaad wat vreemd. Ingebed in een grotere zin, bijvoorbeeld 'De muzen die aan de slag waren geweest hadden een veelheid aan kunst opgeleverd,' wordt het al beter.

    Wat er denk ik aan de hand is, is het volgende: de bijzin 'die aan de slag waren geweest' kent drie betekenisaspecten die met de tijd te maken hebben: 'aan de slag' wijst op een duurbetekenis ('aan de slag' ben je gedurende langere tijd), 'geweest' is een voltooide betekenis (iets is afgelopen, de muzen zijn nu niet meer aan de slag), en 'waren' levert je een verledentijdbetekenis. Die combinatie, in een losse zin, levert vreemde effecten op. Vergelijk een zin als 'Wij waren aan het denken geweest.' Er ontstaat nu bijna al een soort onwerkelijkheidsbetekenis, alsof de zin een vervolg moet krijgen: 'Wij waren aan het denken geweest, als jij ons niet gestoord had.'

    Waarom wordt jouw zinsdeel beter in de draagzin die ik gaf? Omdat de verleden tijd in de bijzin ook opgeroepen kan worden door de harmonisatie met de hoofdzin. Neem een zin als 'Ik dacht: "Ik zie iets."' Als je hier een bijzinsconstructie van maakt krijg je 'Ik dacht dat ik iets zag.' Daar heeft de verleden tijd in de bijzin niet zozeer de betekenis van een verleden tijd, maar wordt de vorm opgeroepen door diezelfde vorm in de hoofdzin. In die gevallen hoeft het vreemde effect in jouw zinsdeel niet te ontstaan.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Is 'laatste' in: "Hooguit twaalf verschillende [soorten] zijn de laatste decennia uit ons land verdwenen", een telwoord of bijvoeglijk naamwoord? Ik ben overtuigd van een BN, je kan het namelijk zien als 'de afgelopen decennia', maar mijn lerares is overtuigd van een telwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. @Ralph: Jij gebruikt een betekenisargument om de benoeming van 'laatste' als rangtelwoord te bestrijden. Dat kan, maar ook tegen jouw keuze voor de benoeming bijvoeglijk naamwoord is wel een betekenisargument in te brengen: als 'laatste' een bijvoeglijk naamwoord is, dan is het de overtreffende trap van 'laat,' nietwaar? Laat - later - laatste. Vind je dat die betekenis hier van toepassing is? Dus 'de meest late decennia'? Dat lijkt me ook vreemd.

    Je hebt wel gelijk dat je de betekenis van de zin ongeveer weergeeft als je het hebt over 'de afgelopen decennia' in plaats van de 'de laatste decennia,' maar zo heel precies is die vervanging ook weer niet. Want 'de laatste decennia' zijn niet zomaar 'de afgelopen decennia,' maar juist 'de laatste van de afgelopen decennia.' Daarmee is de rangtelwoordbetekenis van 'laatste' toch nog van toepassing.

    Een andere overweging is dat jouw vervanging, 'afgelopen,' best combineerbaar is met een rangtelwoord, bijvoorbeeld 'het (net) afgelopen tweede millennium,' terwijl dat met 'laatste' veel gekker is: 'het laatste tweede millennium.' Met andere woorden, het lijkt erop dat 'laatste' toch zelf al een rangtelwoord is, daarom kan er geen ander bij.

    De grens tussen onbepaalde hoofd- en rangtelwoorden is vaak lastig te trekken. Er is dus best discussie mogelijk over grensgevallen. Het woordenboek noemt 'laatste' een bijvoeglijk naamwoord, de meeste grammatica's kiezen voor onbepaald rangtelwoord. Mijn idee zou zijn dat je aanneemt dat het onbepaald rangtelwoord is, tenzij je in een specifiek geval sterke aanwijzingen zou hebben dat het de overtreffende trap is van het bijvoeglijk naamwoord 'laat.' Die aanwijzingen zie ik niet meteen in jouw voorbeeldzin. Onder jouw redenering zou 'eerste' ook vaak geen rangtelwoord zijn, want dat kun je vaak (ongeveer) vervangen door 'komende.' ('Daar moeten we de eerste dagen mee opletten.')

    Als je het punt wilt maken, moet je eigenlijk op zoek naar andere argumenten waarom 'laatste' een bijvoeglijk naamwoord zou zijn. Die andere argumenten kun je zoeken in de woordvormingseigenschappen (kun je het uitbreiden net als een bijvoeglijk naamwoord?) of in de combineerbaarheid (kun je het gebruiken als een bijvoeglijk naamwoord?)

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Dienen de nu volgende combinaties te worden verbonden door een koppelteken? Of dient men deze combinaties als xe9xe9n woord dan wel los van elkaar te schrijven:
    'Yorkshire thriller'
    'Yorkshire sfeerbeelden'

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @Jean-Paul: Vraag mij niets over spelling, want daarover weet ik niet meer dan de gemiddelde Nederlander (en dat is best weinig). Grammaticaal gezien zou je denk ik moeten bepleiten dat 'Yorkshire' een bijvoeglijk naamwoord is, om het los te kunnen schrijven. Dat is in het Nederlands een moeilijke redenering, omdat je bij andere plaatsnamen toch altijd een andere vorm krijgt ('een Amsterdamse thriller,' 'Drentse sfeerbeelden').

    BeantwoordenVerwijderen
  23. wat betekent de uitdrukking"Gewogen en te licht bevonden"

    BeantwoordenVerwijderen
  24. @peggy: Dat iets beoordeeld is en dat daaruit kwam dat het onvoldoende was.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. goedenavond

    Het boek Mathilde [van Tomas Ross] lezende zag ik voorin bij het overzicht van personages drie categoriexebn staan nml: fictief - factief en niet fictief. Kunt u mij zeggen wat het woord factief in deze betekent. tot nu toe heb ik hier geen goede verklaring voor kunnen vinden.

    BeantwoordenVerwijderen
  26. Beste Taalprof,

    'Het naamwoordelijk gezegde wordt al decennia als het meest problematische zinsdeel aangewezen, door leraren en leerlingen.'

    Heeft u goede argumenten waarom we het naamwoordelijk gezegde juist niet moeten afschaffen?

    BeantwoordenVerwijderen
  27. @N.: Het onderscheid tussen naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde is een centraal onderscheid in de taal: het onderscheid tussen zijn en doen. Het betreft het talige concept van de predicatie. Zonder predicatie heb je geen taal.

    Is er enig argument denkbaar waarmee je zou kunnen verantwoorden dat je iemand iets zinnigs over taal vertelt en daarbij cruciale eigenschappen achterwege laat?

    Het feit dat het naamwoordelijk gezegde didactisch problematisch is, dus moeilijk uit te leggen of te begrijpen, is voor mij eerder een stimulans om de didactiek te verbeteren dan om het op te geven. Anders kunnen we beter eerst alle wiskunde afschaffen.

    Begrijp ik het overigens goed dat voor jou het feit dat het problematisch is, reden genoeg is om het af te schaffen? Of heb je er ook andere twijfels bij?

    BeantwoordenVerwijderen
  28. Beste taalprof,

    Wat is er aan de hand met de volgende zinnen:
    'Wat heb jij een mooie schoenen!'
    'Wat een mooie schoenen heb jij!'
    En dan heb ik het over het gebruik van het lidwoord "een" bij meervoud. Of is het hier geen lidwoord, maar een woordgroep "wat een"? Of heeft het Nederlands stiekem wel een onbepaald meervoud lidwoord?

    Het tweede wat ik er niet aan snap: Waarom kan in de eerste zin kan het woord "een" nog weggelaten worden, maar in de tweede zin niet? Zit daar een logische reden achter?

    BeantwoordenVerwijderen
  29. Beste Taalprof,

    Ik heb een vraag over samengestelde werkwoorden .

    Voorbeelden:
    - Ik neem een boek uit de kast.
    - Ik steek mijn gsm in de tas.

    Is de infinitief hier 'uitnemen' en 'insteken' (en dus scheidbaar) dan wel 'nemen' en 'steken'?
    Kunt u enkele tips geven hoe ik kan weten of het een samengesteld werkwoord is of niet?

    BeantwoordenVerwijderen
  30. @Pieter: Bij het ontleden van zinnen is het gebruikelijk om 'wat een' in zijn geheel als een onbepaald voornaamwoord te benoemen. Sommigen hanteren ook de term 'uitroepend voornaamwoord.' De splitsing is een uniek verschijnsel in de Nederlandse grammatica. Het is onduidelijk hoe het precies werkt. In ieder geval treden er allerlei beperkingen op: zo kun je er ook geen telwoord bij zetten ('wat een drie schoenen heb jij')

    BeantwoordenVerwijderen
  31. Hallo,
    Waarom schrijf je schoenlepel en niet schoenenlepel?

    BeantwoordenVerwijderen
  32. Beste Taalprof,

    Hoe zit het met zinsdelen die een hoeveelheid aangeven? Zijn die nooit lijdend voorwerp? Of is er nog een verschil tussen 'Ik geef hem tien euro' en 'Het boek kost tien euro'? En als 'tien euro' in de eerste zin geen lijdend voorwerp is, is 'hem' dan wel meewerkend voorwerp?

    BeantwoordenVerwijderen
  33. Beste Taalprof,

    Hartelijk dank voor uw snelle reactie op mijn vraag van 8 juni jl.
    Ik ben aan het experimenteren met activerende didactiek op het gebied van grammatica. Op mijn stageschool is er een discussie gaande of we de bepaling van gesteldheid nou wel of niet meer moeten behandelen. Wat is het nut van het behandelen van de bepaling van gesteldheid?

    Ik heb nog xe9xe9n vraag:
    Is het waar dat een bepaling van gesteldheid/ 'dubbelverbonden bepaling' zowel bijwoordelijk als bijvoeglijk is?

    Alvast bedankt voor uw reactie!

    Met vriendelijke groet,


    N.

    BeantwoordenVerwijderen
  34. Beste Taalprof,

    Als je een lijdende zin ontleedt (Mijn boeken werden door Peter naar de bibliotheek gebracht o.i.d.), is 'mijn boeken' dan zowel lijdend voorwerp als onderwerp? En hoe noem je 'door Peter' in die zin? Meewerkend voorwerp?

    Groetjes

    BeantwoordenVerwijderen
  35. @Termaat: omdat je 'schoenlepel' zegt en niet 'schoenenlepel.'

    BeantwoordenVerwijderen
  36. @Karoline: Deze vraag wordt hier vrij uitvoerig besproken: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2008/11/goede-raad-kost.html

    Mocht het niet duidelijk zijn, kom dan hier nog eens terug.

    BeantwoordenVerwijderen
  37. @N: De bepaling van gesteldheid lijkt mij van belang, omdat het daarbij om 'predicatie' gaat. Een tijd geleden heb ik een aantal stukken gewijd aan een "charme-offensief" voor de bepaling van gesteldheid. Lees anders nog eens die stukken:
    - http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/11/wie_is_er_bang_.html
    - http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/11/wie_is_er_bang__1.html

    Of klik in de linkerkolom op de term 'bepaling van gesteldheid.'

    BeantwoordenVerwijderen
  38. Beste Taalprof,

    Hartelijk dank voor het beantwoorden van mijn vragen!

    Wat vindt u van de stelling:
    'Leraren moeten geen aandacht besteden aan het woordgeslacht van de-woorden en aan de verwijzingen daarnaar.'

    Groeten,

    N.

    BeantwoordenVerwijderen
  39. @J.: In jouw lijdende zin is 'mijn boeken' het onderwerp, omdat het in persoon en getal overeenkomt met de persoonsvorm. Als je in plaats van 'mijn boeken' het enkelvoud 'mijn boek' had gehad, zou je ook 'werd' hebben gehad.

    Sommige grammatici gebruiken ook nog de termen "logisch onderwerp" en "logisch lijdend voorwerp" om aan te geven wat in de niet-lijdende zin de benoeming zou zijn, omdat die betekenis in de lijdende vorm nog merkbaar is. Zij zouden 'mijn boeken' dus nog steeds onderwerp noemen, maar tegelijkertijd "logisch lijdend voorwerp." In normale zinnen is het onderwerp ook altijd het "logisch onderwerp," maar in lijdende zinnen niet.

    Het zinsdeel 'door Peter' is een bijwoordelijke bepaling (van de handelende persoon), maar ook in dit geval zijn er grammatici die het kortweg benoemen als de handelende persoon (of zelfs het handelend voorwerp).

    BeantwoordenVerwijderen
  40. @N.: Ik zou nooit durven zeggen dat een leraar ergens geen aandacht aan moet besteden. Wat een leraar vooral moet doen is de leerlingen laten nadenken over structuur en betekenis van taaluitingen. Om hun eigen taalvormen en die van anderen te kunnen beoordelen moeten leerlingen over analyseinstrumenten beschikken die ze snappen en bewust kunnen gebruiken.

    BeantwoordenVerwijderen
  41. Beste taalprof,

    het woord 'welkom' is een adjectief. Je kan iemand 'welkom' heten. Maar kan je het woord ook gebruiken als subst.? Mag ik bv. op de bedankkaartjes na de geboorte van onze baby schrijven: "Bedankt voor je warme welkom voor ons wondertje"?
    Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  42. Dag taalprof,

    Kunt u me uitleggen hoe ik de volgende zin moet ontleden?

    Ze moet zich, door de harde wind, schrap zetten.

    Ik kom zelf tot 'ze'=ond. 'moet'=pv en ww. gez. en 'door de harde wind'=bijvoeglijke bepaling. Bij 'zich schrap zetten' loop ik vast.

    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  43. @Indra Jansen: Volgens het woordenboek is 'welkom' behalve een bijvoeglijk naamwoord ook een tussenwerpsel ('welkom allemaal!') xe9n een zelfstandig naamwoord, het laatste met onder andere de betekenis "ontvangst."

    BeantwoordenVerwijderen
  44. M.: Het woord 'zetten' is in elk geval ook een werkwoord, dus dat hoort ook bij het gezegde. De constructie die hier gebruikt wordt, is die van een werkwoordelijk gezegde 'moet zetten' met een lijdend voorwerp 'zich' en een bepaling van gesteldheid 'schrap,' te vergelijken met 'een biertje koud zetten.'

    In dit geval echter zou je kunnen bepleiten dat die betekenis van 'jezelf zodanig neerzetten dat je schrap staat' niet meer zo aanwezig is in de zin. Daarmee zou je allereerst reden hebben om 'zich' in het gezegde op te nemen, en bovendien om 'zich schrap zetten' als werkwoordelijke uitdrukking te zien. In dat geval kun je ontleden: 'moet zich schrap zetten' als werkwoordelijke uitdrukking.

    Waarom je 'door de harde wind' een bijvoeglijke bepaling noemt, zie ik niet. Bedenk dat een bijvoeglijke bepaling altijd samen met een ander deel van de zin xe9xe9n zinsdeel moet vormen. Dat kan hier niet. Ik zou 'door de harde wind' een bijwoordelijke bepaling (van oorzaak) noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  45. Bedankt voor uw snelle reactie! Nog even een toelichting waar ik die bijvoeglijke bepaling vandaan haal. Ik gebruik 'Praktische cursus zinsontleding' voor het ontleden van de zinnen en daarin staat dat een bijstelling een apart soort bijvoeglijke bepaling is. In de geschreven taal staat deze tussen komma's. Vb: De generaal, een echte ijzervreter (= bijv. bep.), besloot tot de aanval.

    Heb ik nu iets te enthousiast geconcludeerd dat iedere bijstelling een bijvoeglijke bepaling betreft? In mijn eerste zin zegt 'door de harde wind' natuurlijk niks over het onderwerp, zoals in bovenstaand voorbeeld wel wordt gedaan. Zit 'm daarin dan het verschil?

    BeantwoordenVerwijderen
  46. En ik heb nog een vraag... Hoe ontleed je de volgende zin?

    Dit kwam waarschijnlijk doordat zijn zicht verslechterde.

    'Dit'=onderwerp, 'kwam'=pv + ww.gezegde, 'waarschijnlijk'= bijwoordelijke bepaling (van modaliteit). Maar dan? Is 'doordat zijn zicht verslechterde' dan ook een bijwoordelijke bepaling? Hopelijk kunt u me nog een keer helpen!

    BeantwoordenVerwijderen
  47. @M: Aha, ik snap het. Ik denk dat je op het verkeerde been wordt gezet door de komma's. In het voorbeeld uit de Praktische cursus zinsontleding is er sprake van een bijvoeglijke bepaling 'een echte ijzervreter,' omdat 'de generaal, een echte ijzervreter' xe9xe9n zinsdeel is: het is in deze zin het onderwerp, en het staat op de eerste zinsplaats, die gevolgd wordt door de persoonsvorm ('besloot'). Omdat 'een echte ijzervreter' een zelfstandig naamwoord als kern heeft, noem je deze bijvoeglijke bepaling een bijstelling.

    In jouw voorbeeld kun je niet zeggen dat bijvoorbeeld 'zich, door de harde wind' xe9xe9n zinsdeel is. Daarom is het geen bijvoeglijke bepaling, laat staan een bijstelling.

    BeantwoordenVerwijderen
  48. @M.: Ja, dat is helemaal goed. Er kunnen best meerdere bijwoordelijke bepalingen in xe9xe9n zin voorkomen. In dit geval kun je het nog iets nader omschrijven omdat 'doordat zijn zicht verslechterde' een bijzin is, dus een bijwoordelijke bijzin. Die bijzin zelf kun je weer apart ontleden met 'verslechterde' als persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde en 'zijn zicht' als onderwerp.

    BeantwoordenVerwijderen
  49. Beste Taalprof,

    Welke zin is juist?
    1: Omdat zowel ik als mijn vader zien dat ik de intelligentie bezit om door te gaan, ...
    2: Omdat zowel ik als mijn vader zie dat ik de intelligentie bezit om door te gaan, ...

    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  50. @Wim Janssen: De grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. De grammatica kan je vertellen dat je hier een nevenschikking hebt van twee elementen die ongelijk in persoon zijn. Dat geeft een botsing in de bepaling van wat persoon en getal van de nevenschikking is. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel je zegt dat het hier een samentrekking betreft van de twee zinnen 'ik zie dat ik...' en 'mijn vader ziet dat ik...' In dat geval heb je een samentrekking van ongelijke delen. Dat komt wel voor, maar het is onderhevig aan taalkritiek.

    De andere mogelijkheid is dat je volhoudt dat 'zowel ik als mijn vader' een meervoud is. Ook dat is problematisch, omdat de nevenschikking dan een "collectieve betekenis" zou moeten hebben (de twee personen vormen samen een groep). Maar de nevenschikking met 'zowel ... als...' is juist "distributief:" bij zo'n nevenschikking is de betekenis dat ieder apart iets doet of is. Je kunt niet zeggen 'Zowel Jan als Piet droegen samen de piano naar boven.'

    Dat betekent dat de grammatica problemen aanwijst in elke oplossing. Daar kun je ook weer op meerdere manieren op reageren: ofwel je kiest de beste van de slechte oplossingen, ofwel je keurt alle opties af. In het eerste geval zou ik geloof ik voor een derde mogelijkheid kiezen: 'Omdat zowel ik als mijn vader ziet dat ik de intelligentie bezit om door te gaan, ...'

    BeantwoordenVerwijderen
  51. @taalprof, @Wim Janssen: Als je de uitdrukking 'zowel als' niet scheidt, is het voor mij wel vrij eenduidig.

    'Omdat mijn vader zowel als ik ziet dat ik de intelligentie bezit om door te gaan'
    'Omdat ik zowel als mijn vader zie dat ik de intelligentie bezit om door te gaan'
    Vanwaar dit verschijnsel?

    BeantwoordenVerwijderen
  52. @joris: Ik denk dat je dan 'zowel als ik' of 'zowel als mijn vader' ziet als een tussenwerpsel, een toevoeging aan een verder doorlopende zin. De zin is dan 'Omdat mijn vader ziet...' of 'Omdat ik zie...,' en dan las je daar nog een toevoeging in. Ik kan het misschien in de spelling duidelijk maken. Ik denk dat je de eerste zin dan leest als 'Omdat mijn vader (zowel als ik) ziet dat ik de intelligentie bezit om door te gaan...' en de tweede: 'Omdat ik (zowel als mijn vader) zie dat ik de intelligentie bezit om door te gaan...'

    Bij de niet-gesplitste versie bestaat die interpretatiemogelijkheid niet, omdat de nevenschikking al wordt ingezet vxf3xf3r het eerste element (door het woordje 'zowel').

    BeantwoordenVerwijderen
  53. Waarom is het 'het maximum aantal vragen' en niet 'het maximumaantal vragen' (maar dan wel weer 'het maximumaantal is bereikt')?

    BeantwoordenVerwijderen
  54. Beste Taalprof,

    Wat vindt u ervan dat leerlingen op school de briefconventies leren? Zouden ze i.p.v. de uitgebreide aandacht daarvoor bijvoorbeeld meer leren hoe ze een zin op moeten bouwen? of hun woordenschat vergroten?

    Alvast bedankt..

    BeantwoordenVerwijderen
  55. vergeten erbij te vermelden. Het gaat dan met name om allochtone leerlingen. Nicole

    BeantwoordenVerwijderen
  56. @Maurits: In Van Dales woordenboek staat 'het maximum aantal leden' als apart voorbeeld opgenomen. Daarnaast staat de mogelijkheid om 'maximum' als eerste lid van een samenstelling te gebruiken.

    De spellingkwestie is niet zo interessant, wel de vraag of 'maximum' in 'het maximum aantal vragen' iets anders is dan in 'het maximumaantal is bereikt' (als dat al de enige juiste spelling zou zijn, wat ik betwijfel). De kern van die vraag is wat voor woordsoort en zinsdeel 'maximum' eigenlijk zou zijn in 'het maximum aantal vragen.' Van Dale gaat er blijkbaar van uit dat het zelfstandig naamwoord is, maar het is wel duidelijk een bijvoeglijke bepaling bij 'aantal' zou ik denken. Ook de uitspraak lijkt me relevant, want als 'maximum' een deel van het woord 'maximumaantal' zou zijn, dan zou je het ook moeten uitspreken als een woord, namelijk met alleen een klemtoon op 'max-.' Het is mijn indruk dat je bij 'het maximum aantal vragen' toch een extra klemtoon op 'aan-' zet, waardoor je het dus als twee woorden uitspreekt.

    Hoe dan ook, het is een uniek geval, in die zin dat je 'maximum' door geen ander zelfstandig naamwoord kunt vervangen (behalve door 'minimum'), en 'aantal' ook niet. Dat maakt het een idiomatische constructie, die misschien zijn oorsprong vindt in een andere taal ('the maximum number').

    BeantwoordenVerwijderen
  57. @Nicole: Dat vind ik een moeilijke vraag! Ik vind natuurlijk wel dat je zo veel mogelijk tijd aan grammatica zou moeten besteden, maar aan de andere kant snap ik ook wel dat de inhoud van het schoolvak Nederlands een lastige keuze uit een groot aantal interessante onderwerpen vormt.

    Het lijkt me in elk geval goed als leerlingen ertoe aangezet worden om na te denken over taal. Dat kan heel goed in het kader van een schrijftaak gebeuren, ook als het om de afweging van conventies gaat. Zelfs je woordenschat kan profiteren van een schrijfopdracht. Ik denk dus dat een goede docent van elke les iets zinvols kan maken.

    BeantwoordenVerwijderen
  58. "Totaal" lijkt zich ook zo te gedragen als "maximum" en "minimum": "Het totaal aantal vragen is ...".

    BeantwoordenVerwijderen
  59. En "record": "Het record aantal vragen is ..."

    BeantwoordenVerwijderen
  60. @Pieter: 'record' vind ik een mooi voorbeeld. Bij 'totaal'heb je nog het probleem dat je het ook kunt beschouwen als een onverbogen bijvoeglijk naamwoord, omdat je ook 'het totale aantal vragen' hebt. Onverbogen bijvoeglijke naamwoorden bij een enkelvoudig bepaald onzijdig lidwoord of voornaamwoord komen wel eens voor, zoals in 'ons klein hotelletje,' 'het maandelijks overleg.'

    Maar 'record' is een prima voorbeeld. Als je in Van Dale kijkt, zie je dat het woordenboek een aantal van de gevallen met 'record' (zoals 'recordomzet') als samenstelling beschouwt. Misschien dat Van Dale hier dus ook 'recordaantal' zou spellen. Maar de problematiek lijkt me inderdaad hetzelfde als bij 'minimum/maximum.'

    BeantwoordenVerwijderen
  61. Beste allemaal,






    Ik ben 1e jaars student Duits en heb een x91grammaticalex92 vraag.

    Een aantal weken terug hebben ze bij ons op school verteld uit welke zinsdelen een zin minimaal moet bestaan om een volledige, betekenisvolle zin te vormen.

    Ik kan bijv. zeggen: Ik ga morgen om half 9 naar school. Dit is een volledige, betekenisvolle zin. Natuurlijk kan men ook veel kortere zinnen vormen.



    Mijn vraag is:

    - Uit welke zinsdelen moet een zin minimaal bestaan zodat hij volledig, betekenisvol en zo kort mogelijk is?

    - 1 voorbeeld van zox92n zin

    - 1 voorbeeld van een x91x92niet-zinx92x92, dus een zin waarbij een noodzakelijk zinsdeel ontbreekt



    Hopelijk heb ik mijn vraag duidelijk genoeg geformuleerd en is er iemand die mij kan helpen.



    Alvast bedankt!

    m.v.g.

    Rik.

    BeantwoordenVerwijderen
  62. @Rik: Het ligt er maar aan wat je definitie van een zin is, maar de kortste zin is ongetwijfeld de gebiedende wijs van de persoonsvorm van het werkwoord 'gaan': 'Ga!'

    Over het algemeen worden zinnen zonder persoonsvorm als elliptisch beschouwd. Daar zijn ook weer verschillende soorten van, zoals 'Jij hier?' 'Waarom dat dan?' of 'Ben even weg.' De kortste uiting waar nog een zinsdeel in te onderscheiden valt (dus geen tussenwerpsels zoals 'O') zal het woordje 'u' zijn, als vraag uitgesproken: 'U?'

    Welke zinsdelen noodzakelijk zijn is overigens afhankelijk van de keuze van het werkwoord. Sommige werkwoorden hebben per se een voorwerp nodig.

    BeantwoordenVerwijderen
  63. Beste Taalprof,

    Kan ik 'er' als aanduiding van plaats ook gebruiken als het om een persoon gaat?

    Voorbeeld:
    Ben je bij oma geweest? - Ja, ik ben er geweest?

    Is hier bezwaar tegen?

    BeantwoordenVerwijderen
  64. @Yvonne: in jouw zin verwijst 'er' niet naar de persoon 'oma' maar naar de plaats 'bij oma.' Het zou anders zijn geweest wanneer je gezegd had 'Ja ik ben erbij geweest.'

    BeantwoordenVerwijderen
  65. A.van Noort-Meulenbroek25 juli 2011 om 06:03

    Geachte Taalprof,

    Hoe moet je in de zin "Hij heeft met mijn moeder gesproken" het zinsdeel "met mijn moeder" noemen? Iemand noemde het een meewerkend voorwerp, maar dat lijkt mij niet juist.

    BeantwoordenVerwijderen
  66. @A. van Noort-Meulenbroek: Dat is geen eenvoudige kwestie. Het gaat hier in elk geval niet om de betekenis 'samen met,' en het is ook niet mogelijk om met behoud van betekenis 'met' door 'zonder' te vervangen ('Hij heeft niet met mijn moeder gesproken' betekent niet hetzelfde als 'Hij heeft zonder mijn moeder gesproken,' althans niet in de bedoelde lezing). In die gevallen zou je het zinsdeel zonder meer een bijwoordelijke bepaling hebben moeten noemen.

    Toch is die mogelijkheid daarmee niet helemaal van de baan. Je zou nog kunnen bepleiten dat 'met' hier vervangbaar is door 'tegen,' maar anderzijds bestaat er ook een variant 'Hij heeft mijn moeder gesproken,' waar 'mijn moeder' duidelijk voorwerp is.

    Ik zou denken dat 'met mijn moeder' hier wel degelijk een voorwerp is, omdat 'met' geen duidelijke betekenis heeft, en de betekenisrol van 'mijn moeder' heel duidelijk van het werkwoord 'spreken' afhangt. In dat geval moet je 'met mijn moeder' een voorzetselvoorwerp noemen, en in de variant zonder voorzetsel is het een lijdend voorwerp. De keuze voor meewerkend voorwerp snap ik wel, vanwege dat "weglaatbare" voorzetsel, maar bij het meewerkend voorwerp is altijd sprake van de voorzetsels 'aan,' 'voor,' of 'bij.'

    Overigens bestaat er over deze gevallen wel discussie onder taalkundigen. Zie: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/06/het_verraderlij.html

    Lees eventueel ook: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/10/dingen_doen_met.html

    BeantwoordenVerwijderen
  67. Geachte Taalprof,

    x93Zij hebben een grote groep onderzoekers bij elkaar gezet, waaronder mijzelf.x94
    x93Zij hebben een grote groep onderzoekers bij elkaar gezet, waaronder ikzelf.x94

    Wat is correct?

    Ik redeneer dat naar de regels der redekundige ontleding het lijdend voorwerp is: x93een grote groep onderzoekers waaronder mijzelf/ikzelfx94. Lijdend voorwerp is vierde naamval en dus mijzelf (en niet ikzelf).

    Wat is waar en vooral ook, waarom?

    BeantwoordenVerwijderen
  68. @Taco: de grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. Met de grammatica kun je de taalvorm analyseren, zoals jij doet in je grammaticale redenering, die prima is. Tegenover jouw redenering staat een andere, waarin gesteld wordt dat je kunt aanvullen 'waaronder ikzelf ben.' Ook die redenering is geldig. De vraag is nu of een van de redeneringen sterkere argumenten gebruikt, of extra argumenten heeft.

    Ik denk dat je zou kunnen aanvoeren dat 'waaronder' een betrekkelijk voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat betekent dat 'mijzelf/ikzelf' met een bijzin moet kunnen worden aangevuld. Daar zie ik onder jouw redenering minder argumenten voor ('waaronder iemand mijzelf rekent' of zo komt nauwelijks in aanmerking).

    Ik vind de argumenten voor 'ikzelf' dus sterker dan die voor 'mijzelf.' Maar misschien heb jij nog andere argumenten,

    BeantwoordenVerwijderen
  69. Beste Taalprof,

    Ik heb een vraag over het woordgeslacht.

    Is het 'de school en zijn leerlingen' of mag je ook 'de school en haar leerlingen' schrijven?

    Groeten,

    N.

    BeantwoordenVerwijderen
  70. @N.: Het woordgeslacht is de afgelopen eeuw een bron van veel discussie geweest. Tegenwoordig is de stand van zaken dat in de woordenlijsten van het standaardnederlands het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk niet meer gemaakt wordt. Woorden worden onderscheiden in de-woorden en het-woorden. Bij de voornaamwoordelijke verwijzing zie je een ontwikkeling naar een systeem waarbij het oorspronkelijk vrouwelijke voornaamwoord naar abstracte zaken verwijst, en het oorspronkelijk mannelijke voornaamwoord naar concrete zaken. Vanuit die ontwikkeling geredeneerd zou je verwachten dat je geneigd bent 'de school en haar leerlingen' te zeggen, omdat 'school' daarin een abstracte organisatie is (en misschien wel 'de school en zijn muren' als het om het gebouw gaat).

    Oorspronkelijk is 'school' een vrouwelijk woord, maar in de oudere woordenboeken wordt ook een onzijdig gebruik vermeld ('het school'). Vanuit die eerste oorsprong krijg je 'de school en haar leerlingen,' en vanuit de tweede 'het school en zijn leerlingen.'

    Als je deze vraag een eeuw geleden had gesteld, dan had men je aangeraden om 'de school en haar leerlingen' te schrijven. Ik denk dat dat voor veel taaladviseurs nog de norm is.

    BeantwoordenVerwijderen
  71. Geachte Taalprof,

    Opnieuw zoek ik uw hulp.

    Niels concludeert dan ook dat ook personen, die op basis van hun lichamelijke ongesteldheid geen zuurstok toevertrouwd kan worden, toch een zuurstok kunnen krijgen.

    Is in bovenstaande zin 'die' niet onjuist, aangezien het als meewerkend voorwerp in de bijzin 'wie' moet zijn (aan wie)?

    BeantwoordenVerwijderen
  72. @Taco: Je hebt gelijk dat 'die' hier meewerkend voorwerp is, en op grond daarvan zou je inderdaad 'wie' kunnen bepleiten. Echter, ook 'die' wordt als zodanig gebruikt. Dit wordt ook in de taaladviesliteratuur goedgekeurd. Voor veel mensen klinkt 'wie' hier zelfs onnatuurlijk of te formeel.

    BeantwoordenVerwijderen
  73. Beste Taalprof,

    Ik help mensen bij het leren van de Nederlandse taal.

    De leerling schrijft de volgende zin: De laatste vakantie was ik in China geweest. Mijn gevoel zeg men, dat "ben" een betere keus zou zijn. Is de zin van de leerling voor verbetering vatbaar of is hij okxe9.

    Ook als ik in de zin "was" door "ben" vervang, vind ik het geen "lekker lopende zin". Wat zou ik als alternatief kunnen voorstellen?

    Groetjes, Jan

    BeantwoordenVerwijderen
  74. @Jan schetters: Ik vind 'de laatste vakantie' een beetje vreemd klinken. Ik zou eerder zeggen 'De afgelopen vakantie,' of, als dat in de context van het gesprek past: 'Dit jaar ben ik met (of: op) vakantie naar China geweest.'

    Het gebruik van een woordgroep zonder voorzetsel als bijwoordelijke bepaling ('deze week,' 'het afgelopen jaar') is beperkt tot woorden die een periode kunnen aanduiden, maar dan moeten ze wel vergezeld gaan van een aanwijzend voornaamwoord, een rangtelwoord, een bijvoeglijk naamwoord met partitieve betekenis ('de hele week') of een bijzin ('de dag dat het regende'). Dat is allemaal wel enigszins het geval in 'De laatste vakantie,' maar dan nog zijn bepaalde woorden en combinaties gebruikelijker dan andere.

    Je oorspronkelijke zin bevat bovendien de bepaling 'in China' en niet 'naar China.' Het woord 'vakantie' roept eerder het woord 'naar' op, vandaar dan 'in' een heel klein beetje vreemd aandoet.

    BeantwoordenVerwijderen
  75. Beste Taalprof,

    Hartelijk dank voor uw snelle reactie!

    Met vriendelijke groeten,

    N.

    BeantwoordenVerwijderen
  76. Renxe9 van de Kraats8 augustus 2011 om 05:22

    Ik wil nog even terugkomen op de zin 'Ik heb met moeder gesproken'.
    Je conclusie is dat 'met moeder' voorzetselvoorwerp is.
    Als je de zin uitbreidt tot 'Ik heb met moeder over het rapport gesproken', zou je 'over het rapport' toch ook een voorzetselvoorwerp kunnen noemen. 'Over' zou je niet door een ander voorzetsel kunnen vervangen, hooguit door een voorzetselgroep als 'naar aanleiding van'. Kunnen in een enkelvoudige zin twee voorzetselvoorwerpen voorkomen? Of zie je 'over het rapport' toch als bijwoordelijke bepaling? Je kunt de zin 'Ik heb met moeder over het rapport gesproken' vervangen door 'Ik heb met moeder het rapport besproken'. Dan ben ik nog meer geneigd 'over het rapport' als voorzetselvoorwerp op te vatten. Of vergis ik mij deerlijk?

    BeantwoordenVerwijderen
  77. @Renxe9 van de Kraats: Ja dat zijn allemaal legitieme overwegingen, het is ook niet voor niets dat daar enige jaren geleden zo'n discussie over ontstond, ook in de taalkundige tijdschriften. Dat waren precies gevallen zoals deze.

    Jij geeft als voorbeeld 'Ik heb met moeder over het rapport gesproken,' en je vraagt je af of er wel sprake kan zijn van twee voorzetselvoorwerpen. Mag ik dat voorbeeld dat eerst even compliceren door hier 'met' weg te laten? Dan krijg je 'Ik heb moeder over het rapport gesproken.' Nu is 'moeder' in elk geval voorwerp, nietwaar?

    Ik ben geneigd, om de redenen die ik eerder uiteen zette, om 'met moeder' als voorwerp te beschouwen. Daarbij teken ik aan dat ik ook wel te porren zou zijn voor een compleet andere benoeming van die met-zinsdelen (omdat ze ook een soort halve nevenschikking met het onderwerp zijn, want als je met iemand spreekt dan spreken jullie ook samen), maar daarmee zou ik buiten de normale zinsontleding terecht komen.

    Voor de benoeming van 'over het rapport' kun je ook verschillende overwegingen hebben. Je kunt aanvoeren dat 'over' wel degelijk een betekenis heeft (iets als 'omtrent'), wat het bijwoordelijk zou maken, maar je kunt ook opmerken dat je een bijzinsvariant hebt als 'ik heb moeder erover gesproken dat ik een slecht rapport heb.' Dat 'erover' zou dan voorlopig voorzetselvoorwerp moeten zijn, en de bijzin voorzetselvoorwerpszin.

    Misschien dat in beide gevallen sprake is van een bijwoordelijke oorsprong van de zinsdelen, die zich geleidelijk aan het ontwikkelen is tot een voorwerp. Als dat zo is, dan is het bepalen van de grens een hachelijke, zoniet onmogelijke taak.

    BeantwoordenVerwijderen
  78. In een verslag in het kader van een 'Proeve van bekwaamheid' die ik moet afleggen om docent Nederlands te worden heb ik de volgende zin geschreven:
    "Dit is van belang, want zo voorkom je dat leerlingen gaan meeliften op de werkzaamheden van anderen en zelf niks leren."
    Mijn docente heeft de opmerking erbij gemaakt: 'Verbeter deze zin even, 'anderen' moet 'andere' zijn.'
    Ik ben er echter nog niet van overtuigd of haar bewering klopt.

    Naar haar idee is andere hier bijvoeglijk gebruikt. Je kunt inderdaad achter het woord 'andere(n)' het zelfstandig naamwoord 'leerlingen' toevoegen. Dat wijst er (meestal?) op dat er geen sprake is van zelfstandig gebruik. "Sommige leerlingen kijken af, andere leveren eigen werk in." In dit geval is het duidelijk. Toch ben ik er niet helemaal van overtuigd dat 'andere' in bovenstaande zin ook beter is.

    In de zin: "Meeliften op het werk van anderen moet verboden worden!" is 'anderen' correct. (Zeker als het in het algemeen gesteld wordt.) Verandert de functie van dat woord 'andere' zoveel als ik ervan maak: 'Ik wil voorkomen dat leerlingen meeliften op het werk van anderen'?

    Of moet ik tot de conclusie komen dat er een betekenisverschil is? "Zo voorkom je dat leerlingen gaan meeliften op de werkzaamheden van anderen" betekent dat leerlingen meeliften op werkzaamheden van andere personen, van welk kaliber dan ook en "zo voorkom je dat leerlingen gaan meeliften op de werkzaamheden van andere" betekent dat leerlingen meeliften op het werk van andere leerlingen?

    Ik kom er niet helemaal uit. Wilt u er uw licht eens over laten schijnen, taalprof?

    BeantwoordenVerwijderen
  79. Maandag kocht ik een fiets.
    Dinsdag kocht ik een emmer.
    Woensdag kocht ik een hamer.
    Vandaag is de zevende dag sinds ik die dingen kocht.

    Naar welke dag verwijst sinds?

    Welke dag is 'vandaag'? --> Is de zevende dag eigenlijk zes dagen later omdat de zevende dag nog niet ten einde is?

    BeantwoordenVerwijderen
  80. @Tony: Dit is naar mijn idee geen grammaticale kwestie, maar een betekeniskwestie, die ook nog eens van de context afhankelijk is. Voor zover het de talige semantiek betreft kun je opmerken dat je een aantal dingen gekocht hebt gedurende een periode die drie dagen beslaat: vanaf een tijdstip op maandag tot een tijdstip op woensdag. Het woord 'sinds' heeft betrekking op die periode. Dat is een beetje vreemd omdat 'sinds' eigenlijk een tijdstip als beginpunt vraagt, en hier gecombineerd wordt met een periode. Dan is het einde van de periode het meest waarschijnlijke tijdstip dat je kunt nemen. Dat is in elk geval een strikte opvatting. Het is natuurlijk ook mogelijk dat je met 'sinds' een ander tijdstip binnen de periode op het oog hebt: het begin van de periode, het midden. Maar zeg je dat er 'sindsdien een dag verstreken is waarop je niks gekocht hebt,' dan heb je het ongetwijfeld over de donderdag.

    Onder de strikte opvatting is de eerste dag sinds die periode dus donderdag, de tweede vrijdag, de derde zaterdag, de vierde zondag, de vijfde maandag, de zesde dinsdag en de zevende ten slotte woensdag. De semantiek van 'zes dagen later' kent dezelfde mogelijke variatie, maar nu niet alleen aan het begin, maar ook aan het eind.

    BeantwoordenVerwijderen
  81. Ik ben op zoek naar welke ontwikkeling het woord 'incluis' heeft ondergaan in de loop der eeuwen.
    Kan het zijn dat het eerst heeft gefungeerd als bijwoord en dan een bijvoegelijk naamwoord is geworden omstreeks 1500? Hoe zou zo'n verandering te verklaren zijn?

    Kan u mij helpen?

    BeantwoordenVerwijderen
  82. Volgens etymologiebank.nl (zie daar voor details) komt het uit het Frans, dat het weer van het Latijn heeft, maar ook een Duitse invloed wordt waarschijnlijk geacht.

    De etymologen gaan uit van een bijwoord bij het voltooid deelwoord inclusus, dat later ook als voorzetsel gebruikt wordt. Dat laatste is natuurlijk een gewone ontwikkeling. Denk ook aan een woord als 'inbegrepen.' Als je zegt 'die stukken inbegrepen,' dan heb je redenen om 'inbegrepen' te zien als een zogeheten "achterzetzel."

    Ik ken geen goede voorbeelden waar je 'incluis' als een bijvoeglijk naamwoord hebt.

    BeantwoordenVerwijderen
  83. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  84. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen