donderdag 23 februari 2006

Vragen 24

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.



Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).



Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!



63 opmerkingen:

  1. Hallo taalprof,
    in ons bestuur is er een discussie opgetreden over het gebruik van een d of t. We willen de navolgende zin gebruiken: maandag 12 december 2008 cursus Zomerzon, verzorgd door de winterschilder. Moet verzorgd hier met een d of t en waarom?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Mariët: de Taalprof is eigenlijk niet zo van de spelling, maar omdat hier een grammaticaal principe aan de spelling ten grondslag ligt, maakt hij graag een uitzondering.
    Het verschil tussen 'd' of 't' is hier terug te brengen tot de vraag: is 'verzorgd/t' hier een derde persoon enkelvoud van het werkwoord
    'verzorgen' (dan moet het met een 't' want een derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd is altijd met een 't' - behalve 'is' natuurlijk), of is het een voltooid deelwoord van hetzelfde werkwoord (dan is het in dit geval een 'd' want het voltooid deelwoord luidt bij verlenging 'verzorgde').
    Welnu, 'verzorgd/t' is hier een voltooid deelwoord. Dat kun je zien als je andere werkwoorden invult. Een van de aardigste manieren om je taalgevoel aan te spreken is net doen of je een smurf bent. Dan zou je hier zeggen: 'maandag 12 december 2008 cursus Zomerzon, gesmurft door de winterschilder'. 'Gesmurft,' dat is duidelijk een voltooid deelwoord van het werkwoord 'smurfen' (dat moet trouwens met een 't' want bij verlenging heb je het over een 'gesmurfte cursus').
    Het is dus het voltooid deelwoord van 'verzorgen' en dat is met een 'd'.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Taalprof,
    Kunt u mij deze zin helpen ontleden (uit een huurcontract die ik mogelijk ga tekenen)?
    'Eventuele door huurder aangebrachte verbouwing vervallen na het einde van deze overeenkomst om niet aan de verhuurder.'
    i)'eventuele'?
    ii)'verbouwing'/verbouwingen-'vervallen'/vervalt?
    iii) 'om niet aan de verhuurder.'
    Ik kom er niet wijs uit. Is dit goede Nederlandse en danwel wat wordt ermee bedoeld?
    Stuart S. Waller, Amsterdam.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Stuart S. Waller: Om met je punt (ii) te beginnen: het lijkt erop dat in deze zin inderdaad een grammaticale fout staat. 'Eventuele verbouwingen vervallen', of 'Een eventuele verbouwing vervalt'. Het is onduidelijk wat bedoeld is (ik denk het eerste), maar het komt natuurlijk op hetzelfde neer.
    Wat betreft punt (i): aangezien het woord 'verbouwing' een de-woord is, past er altijd een verbogen bijvoeglijk naamwoord bij. Het zou mijn voorkeur hebben om in het geval van een enkelvoud het lidwoord 'een' toe te voegen (of eventueel 'elke'), maar ook zonder zoiets kan het volgens mij nog net.
    En dan (iii): het gaat hier om een woordgroep 'om niet,' die betekent "gratis, zonder financiële vergoeding". 'Niet' is hier een vorm van het onbepaald voornaamwoord 'niets'.
    De zin betekent dus, dat de verhuurder na afloop van de huurperiode niets hoeft te betalen voor verbouwingen die jij als huurder aangebracht hebt. Als jij dus de badkamer verbouwt, kun je daarvoor achteraf geen geld vragen (bijvoorbeeld omdat je vindt dat de huurwoning hierdoor meer waard is geworden). De nieuwe badkamer is aan het einde van de huurperiode gratis voor de verhuurder.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Geachte Taalprof,
    'Ik heb het meeste moeite met ...' (schrijft u zelf).
    Is het dan 'het moeite' ?
    Nee, dus: 'Ik heb de meeste moeite met ...'. Van alle moeites die ik heb, heb ik de meeste moeite met ...
    Het best (!) lijkt me: 'Ik heb het meest moeite met ...'
    Wat is uw opvatting?
    Het beste!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @J.A. de Mooij: over deze formulering is al herhaaldelijk gediscussieerd op deze site. Het komt erop neer dat in 'het meeste moeite' de woordgroep 'het meeste' als een bijwoordelijke bepaling gebruikt is bij 'moeite hebben'. Het is dus geen bijvoeglijke bepaling, zoals jij veronderstelt.
    Je kunt het natuurlijk wel bijvoeglijk bedoelen, maar dan zou je inderdaad 'de meeste moeite' moeten schrijven.
    Zie:
    * http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_15.html#comment-21308152
    * http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen-4.html#comment-22545041
    * http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen-6.html#comment-23400924

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Beste Taalprof,
    Voor een stukje naar aanleiding van de 100ste editie van ons studieverenigingsblad was ik op zoek naar leuke weetjes over 100. Nu zag ik op de Engelse wikipedia dat 'hundred' vroeger niet altijd het getal 100 aanduidde, maar ook vaak 120. Ik vroeg mij af of dit verschijnsel ook in Nederland voor kwam.
    Groeten Bram

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Bram de Beer: het zou een beetje te kort door de bocht zijn om te beweren dat het Engelse 'hundred' vroeger 120 kon betekenen. Zowel het Nederlandse woord 'honderd' als het Engelse 'hundred' zijn afkomstig van een oude samenstelling met de betekenis "honderd-tal". Het eerste deel van die samenstelling moet in het protogermaans iets geweest zijn als 'hundra' met als betekenis waarschijnlijk iets als "een flink aantal". Afhankelijk van het gehanteerde rekensysteem kon dat 100 of 120 zijn, dat laatste (ook wel groothonderd genoemd) met name in het Oudnoords.
    Ik schrijf deze informatie over uit het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, dat op het internet te raadplegen is.
    In het Kunstwoordenboek van P. Weiland uit 1858 komt het woord 'groot-honderd' nog voor, met de omschrijving: "heette in het algemeene leven een getal van 120; zoo als groot-duizend, een getal van 1200 beteekende."

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ik heb een beetje een probleem met het naamwoordelijk en het werkwoordelijk gezegde.
    Kan er bij een naamwoordelijk gezegde een voltooid deelwoord staan?
    bijv. deze zin : Zij was vroeger een goede schaatster.
    kunt u die misschien ontleden. En een stappenplan erbij zetten, zodat ik ermee kan oefenen?
    Ik zou het fijn vinden als je er ook nog een paar extra zinnen bij zet, ontleed en al. Dat vind ik wat handiger om mee te oefenen!

    BeantwoordenVerwijderen
  10. De vorige reactie wil ik een beetje verbeteren. De zin waar ik moeite mee heb is : Zij is vroeger een uitstekende schaatster geweest, maar ook : Het spatbord was snel gerepareerd.
    Twee ongeveer dezelfde zinnen, alleen bevat de 1ste zin twee koppelwerkwoorden en de 2e zin 1 koppelwerkwoord en een voltooid deelwoord.
    Ik houd de site in de gaten!

    BeantwoordenVerwijderen
  11. @Lois: een naamwoordelijk gezegde kan net zo goed als een werkwoordelijk gezegde in alle tijden voorkomen. De zin 'zij is een goede schaatster' (naamwoordelijk gezegde, tegenwoordige tijd) kun je in de verleden tijd zetten ('zij was een goede schaatster'), in de voltooid tegenwoordige tijd ('zij is een goede schaatster geweest') én in de voltooid verleden tijd ('zij was een goede schaatster geweest').
    Eigenlijk kent het Nederlands maar één werkwoordstijd die in de persoonsvorm tot uitdrukking komt: de verleden tijd ('is' wordt 'was'). De voltooide tijd in het Nederlands maak je door een hulpwerkwoord van tijd erbij te zetten (bij een naamwoordelijk gezegde is dat altijd 'zijn', bij een werkwoordelijk gezegde meestal 'hebben') en het werkwoord zelf in de vorm van een voltooid deelwoord te zetten.
    Jouw zin 'Zij is vroeger een uitstekende schaatster geweest' zit dus zó in elkaar: je hebt de zin 'Zij is een uitstekende schaatster.' Dat is een naamwoordelijk gezegde, met 'is' als koppelwerkwoord. Als daar een bijwoordelijke bepaling 'vroeger' bij staat, moet daar ofwel een verleden tijd, ofwel een voltooide tijd van gemaakt worden. In jouw geval is er een voltooide tijd van gemaakt (geen verleden tijd), door een hulpwerkwoord van tijd 'is' toe te voegen, en het koppelwerkwoord in de vorm van een voltooid deelwoord te zetten ('is geweest'). 'Geweest' is dus het koppelwerkwoord, en 'is' is hulpwerkwoord van tijd.
    Bij jouw zin 2 ligt het minder gemakkelijk. Er zijn twee mogelijkheden: ofwel de zin is een verleden tijd van een naamwoordelijk gezegde ('was snel weer OK'), ofwel het is een voltooid verleden tijd van de lijdende vorm ('was snel weer gerepareerd geworden').
    Ik denk dat in dit geval de eerste lezing de beste is, maar dat is een pittige redenering. Hou je vast: de zin 'het spatbord was snel gerepareerd' is in ieder geval de verleden tijd van 'het spatbord is snel gerepareerd'. Dat betekent: beide zinnen moeten dezelfde ontleding hebben. Maar in de zin 'het spatbord is snel gerepareerd' is er een belangrijk verschil tussen de twee lezingen. In de naamwoordelijke lezing heb je een gewone tegenwoordige tijd ('gerepareerd' is dan gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord), en in de lijdendevormlezing is het een voltooide tijd.
    Die twee lezingen kun je uit elkaar houden met een tijdsbepaling als 'vrijdag'. Zeg je 'het spatbord is vrijdag snel gerepareerd', heb je het dan over iets wat aanstaande vrijdag staat te gebeuren, of over iets wat vóór aanstaande vrijdag gebeurd zal zijn, of over iets wat afgelopen vrijdag gebeurd is? Alleen de laatste twee betekenissen horen bij de voltooide tijd, en de eerste betekenis is die van de tegenwoordige tijd.
    Voor mijn taalgevoel is van deze drie mogelijkheden de eerste de meest waarschijnlijke. Vind jij dat ook? Dan is het dus een naamwoordelijk gezegde met 'is' als koppelwerkwoord en 'gerepareerd' als bijvoeglijk naamwoord. Maar als dat waar is, dan is 'Het spatbord was snel gerepareerd' de verleden tijd van een naamwoordelijk gezegde.
    Lees meer hierover in de logs over het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde (zie de FAQ) en over tijden en werkwoorden:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/03/tijden-en-werkw.html
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/03/begin--en-eindt.html

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @taalprof: in een recente uitzending van P&W zei een der deelnemers (Bolkesteijn): "…er zijn hen die het maken…". Dit doet mij vreemd aan, jou ook?

    BeantwoordenVerwijderen
  13. @Steven: ja dat klinkt heel vreemd. Ik denk dat het ligt aan het feit dat hij graag een existentiële constructie wil gebruiken ('er zijn...') en dan beseft dat 'er zijn zij...' niet kan, omdat het plaatsonderwerp 'er' alleen bij onbepaalde (niet-specifieke) onderwerpen kan. Daardoor switcht hij van 'zij' naar 'hen' waardoor het lijkt alsof 'hen' naamwoordelijk deel is en 'er' onderwerp. Dat is technisch mogelijk, maar in deze constructie niet goed. Het enige wat hier mogelijk is, is 'er zijn er die...' of 'je hebt hen die...'

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Beste taalprof
    Ik zit me al even suf te piekeren over het volgende zinnetje: De politie wachtte geduldig in een hinderlaag.
    Welk zinsdeel is 'in een hinderlaag' in dit geval? Het lijkt een beetje op een BWB van plaats, maar hij lijkt me niet letterlijk in een hinderlaag te liggen. En heeft 'in een hinderlaag' een andere functie in 'Hij liep in een hinderlaag'? Daar lijkt het weer op een voorzetselvoorwerp of een werkwoordelijke uitdrukking.
    Kan u me op weg helpen? Bedankt!
    Fijne groeten!
    Bart

    BeantwoordenVerwijderen
  15. @Bart: ik zou in jouw eerste zin 'in een hinderlaag' zeker als een bijwoordelijke bepaling benoemen. Het betreft hier wel een figuurlijk gebruikte plaatsbepaling, maar dat doet niets af aan het bijwoordelijke karakter.
    Ik vind overigens 'wachten in een hinderlaag' een vreemde combinatie. Ik heb een voorkeur voor 'lag in een hinderlaag'.
    Je hebt wel gelijk dat die twee combinaties ('in een hinderlaag liggen' en 'in een hinderlaag lopen'), juist door het niet-letterlijke 'liggen' en 'lopen', én de niet-letterlijke plaats- of richtingsbepaling, het karakter van een uitdrukking krijgen, maar ik denk niet dat het een werkwoordelijke uitdrukking betreft.
    'In een hinderlaag liggen' komt overeen met 'in scheiding liggen', 'in een lastig parket zitten', 'in de puree zitten', waarbij een plaatsbepaling figuurlijk gebruikt wordt om een omstandigheid aan te duiden waarin je je bevindt. Meestal worden de werkwoorden van lichaamshouding hiervoor gebruikt ('liggen, zitten, staan, lopen).
    Je zou kunnen argumenteren dat in sommige van die gevallen al bijna sprake is van de aanduiding van een toestand. In dat geval zou je de plaatsbepaling als naamwoordelijk deel, en het werkwoord van lichaamshouding als vervangend koppelwerkwoord kunnen benoemen. Het werkwoord van lichaamshouding betekent hier niet veel meer of minder dan het koppelwerkwoord 'zijn'.
    Bij 'in een hinderlaag lopen' geldt hetzelfde, alleen komt 'lopen' dan overeen met het koppelwerkwoord 'raken'.
    Een argument voor de naamwoordelijke status van 'in een hinderlaag liggen' is het feit dat je naast 'ze hebben lang in een hinderlaag gelegen' niet kunt krijgen 'ze hebben lang gelegen in een hinderlaag' (en wel bijvoorbeeld 'ze hebben lang gelegen in een bed'). Dat zou erop kunnen wijzen dat 'in een hinderlaag' meer het karakter van een predicaat, en minder dat van een plaatsbepaling heeft gekregen.
    Zoals gezegd, het heeft in jouw eerste zin nog mijn voorkeur om van een werkwoordelijk gezegde met bijwoordelijke bepaling te spreken. Bij 'in een hinderlaag wachten' is de zin gewoon 'de politie wachtte, en deed dat in een hinderlaag'. Bij 'in een hinderlaag liggen/lopen' kan ik me de naamwoordelijke analyse goed voorstellen (al is de bijwoordelijke lezing moeilijk tegen te spreken).
    Vanwege het optreden van soortgelijke, andere figuurlijke plaatsbepalingen, en andere werkwoorden van lichaamshouding in deze constructie, zou ik zeker niet van een werkwoordelijke uitdrukking spreken. Die kenmerkt zich juist door het feit dat er vrijwel geen vervangingsmogelijkheden zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Wie kan mij zeggen hoe ik de volgende soort woorden moet noemen?
    Ik heb het woord 'cultuur' als uitgangspunt. Is er dan een naam te geven aan woorden als: cultuurvolk, cultuurvernieuwing, cultuurstop, cultuurbeleid etc. etc. Afgezien van het feit dat het op zichzelfstaande zelfstandige naamwoorden zijn; zijn deze woorden ook nog te benoemen of samen te vatten als .... van cultuur ?
    Ben benieuwd naar uw antwoord ?

    BeantwoordenVerwijderen
  17. @August: er zijn geen grammaticale verzamelnamen voor dit soort woordvormingen, behalve dat je kunt opmerken dat het samenstellingen zijn met 'cultuur' als eerste lid. Daarbij kun je betrekken dat in samenstellingen het eerste lid gewoonlijk de bepaling vormt bij het tweede lid. Dat tweede lid is de kern van het woord. Een cultuurvolk is een soort volk, een cultuurbeleid is een soort beleid.
    Het staat je natuurlijk vrij om een betekenisvolle omschrijving te verzinnen, die aansluit bij wat je wil met die verzameling. Zo is het mogelijk om je verzameling woorden te omschrijven met "cultuurgerelateerde begrippen", of iets dergelijks.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Beste Taalprof,
    Als je een zin hebt als: 'Appels kosten twee euro de kilo', wat voor zinsdeel is 'de kilo' dan?

    BeantwoordenVerwijderen
  19. @Aleid: 'de kilo' lijkt me hier in elk geval een bijvoeglijke bepaling bij 'twee euro,' want ik zou niet zo gauw kunnen zeggen 'de kilo kosten deze appels twee euro'. Maar los daarvan lijkt 'de' me hier een variant op het voorzetsel 'per', en ik zou het dan ook als voorzetsel benoemen. Nard Loonen doet dat ook in zijn proefschrift over voorzetsels.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. Ik kan me ook voorstellen dat we te maken hebben met een verzwegen voorzetsel. Dat maakt het makkelijker om te verklaren dat het lidwoord verandert als je "kilo" door een onzijdig woord vervangt: "Appels kosten twee euro het stuk."
    Ik heb trouwens geen enkele moeite met "De kilo/Het stuk kosten de appels twee euro." Wat vindt de taalprof van: "De man kostte de taxirit twee euro"? En van de ANS-zin: "We moesten de man een tientje betalen"?

    BeantwoordenVerwijderen
  21. @Henk: dat lijkt me inderdaad in de modernere taalkunde een voor de hand liggende verklaring. Echter, de traditionele ontleding staat anders tegenover weglatingen. Als er een essentieel woord is weggelaten (koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord), wordt een van de andere woorden geacht die functie "over te nemen," en als zodanig benoemd: zo is 'moet' zelfstandig werkwoord in 'ik moet naar mijn werk,' en 'blijkt' is koppelwerkwoord in 'hij bleek ongeschikt'. Ook de benoeming van 'blauwe' als zelfstandig naamwoord in 'doe mij die blauwe maar' past in dat patroon. In dit geval zou je binnen de traditionele zinsontleding dus kunnen verdedigen dat hier een voorzetsel is weggelaten, en dat 'de' die functie overneemt.
    Ik ben het wel met je eens dat die zinsdelen met voorzetsel 'de' ook bijwoordelijk kunnen voorkomen. Mijn opmerking gold alleen dit specifieke voorbeeld, en als je me nu het mes op de keel zet zou ik inderdaad het niet categorisch afkeuren. Maar zeker in de oorspronkelijke zin, als je ook nog het onbepaalde, generieke onderwerp intact laat ('de kilo kosten appels twee euro') gaat mijn voorkeur sterk naar de oorspronkelijke volgorde uit.
    En nog een stapje terug: zelfs als je zou erkennen dat er een bijwoordelijke lezing is, zou ik in de oorspronkelijke zin nog pleiten voor de bijvoeglijke lezing, omdat 'twee euro de kilo' mij in dit geval één woordgroep lijkt. Dat is de prijs van de appels, 'twee euro de kilo'. Dat vind ik een betere lezing dan iets als 'appels kosten twee euro, tenminste als je ze in een hoeveelheid van twee kilo moet kopen.'

    BeantwoordenVerwijderen
  22. Geachte taalprof,
    Ik zoek een woord, maar kan er niet opkomen: hoe noem je het als je iemand of iets als voorbeeld wilt stellen voor een algemeen geldende regel. Ik denk aan 'exemplarisch'. Is dat juist en is dat geen germanisme?

    BeantwoordenVerwijderen
  23. @wies kerbusch: 'exemplarisch' staat zonder commentaar in de hedendaagse woordenboeken. Van Dale vermeldt wel dat het uit het Duits is overgenomen, maar al in het Middelnederlands werd het woord 'exemplaar' in de betekenis "voorbeeld" gebruikt. En dat is natuurlijk uit het Latijn afgeleid.
    Je kunt natuurlijk ook denken aan het woord 'voorbeeldig,' maar dat heeft een bij uitstek positieve lading. Dan gaat het niet alleen maar om een representatief voorbeeld, maar eerder om een ideaalvoorbeeld.
    Andere mogelijkheden zijn volgens mij 'typisch,' 'prototypisch', 'karakteristiek,' 'representatief' of 'kenmerkend,' eventueel in combinatie met 'voorbeeld'.

    BeantwoordenVerwijderen
  24. Geachte taalprof,
    Ik kom in een tekst de volgende zin tegen :
    'Zijn leven, waarin vreugde en verdriet, blijdschap en plezier, hoop en verlangen een plek heeft... (etc.)'
    Volgens mij moet deze zin op 'hebben' eindigen, maar mijn collega heeft bij Latijn geleerd dat bij een opsomming van woorden enkelvoud wordt gebruikt. Weet u hoe het zit?

    BeantwoordenVerwijderen
  25. Vraag: Ik ben bezig met een onderzoek naar taal- en redekundig ontleden.Ik moet mijn onderzoek onderbouwen met recente literatuur.Ik heb veel literatuur gevonden tegen "traditionele" grammatica. Ik ben op zoek naar literatuur waarin actuele inzichten worden beschreven. Ik heb wel literatuur over inductieve lessen. Ik heb verschillende vernieuwende scholen en traditionele scholen bezocht, op bijna alle scholen geeft men traditioneel, deductief grammaticaonderwijs. Wie weet een onderzoek of artikel dat verwijst naar vernieuwende, andere inzichten?
    Help!!

    BeantwoordenVerwijderen
  26. @Manon: nevenschikkingen met enkelvoudige leden kunnen enkelvoudig of meervoudig zijn. Waar dat precies aan ligt, is onduidelijk. De Algemene Nederlandse Spraakkunst geeft slechts een paar vuistregels: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?24/04/02

    BeantwoordenVerwijderen
  27. Beste taalprof,
    Is de volgende zin correct: "Ik ben frans." Deze zin werd geschreven door een française. Zij wilde zeggen dat zij de Franse nationaliteit heeft.
    Hoogachtend, Jan

    BeantwoordenVerwijderen
  28. @Jan: de grammatica kan je niet vertellen welke vormen correct of incorrect zijn. De grammatica laat zien hoe de taal in elkaar zit. Als een vrouw schrijft 'Ik ben Frans,' dan noemt zij ofwel haar naam, ofwel een van haar eigenschappen (zij is "een Franse vrouw"). In dat laatste geval is 'Frans' een bijvoeglijk naamwoord. Haar vriendin kan dan bijvoorbeeld opmerken: 'Maar ik ben nog Franser.' Als vrouw kan zij echter ook zeggen 'Ik ben (een) Franse,' waarbij 'Franse' het zelfstandig naamwoord is waarmee zij aanduidt dat zij een vrouw met de Franse nationaliteit is. Ten slotte kan zij nog zeggen 'Ik ben (een) Française,' waarmee zij hetzelfde uitdrukt als met 'Ik ben (een) Franse'.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. Joyce Maneschijn2 december 2008 om 06:47

    Hoe moet je het zinsdeel "aan zijn lippen" benoemen in de zin: zij hingen aan zijn lippen.
    Vast bedankt voor het antwoord,
    Joyce

    BeantwoordenVerwijderen
  30. @Joyce: Ik zie twee mogelijkheden waar iets voor te zeggen valt. Je kunt 'aan zijn lippen' beschouwen als een bijwoordelijke bepaling. Het is natuurlijk allemaal wel figuurlijk bedoeld, maar je zou het nog best kunnen zien als een constructie bestaande uit een deel "geboeid zijn" ('hingen') en een deel "aan de oorsprong van zijn woorden" ('aan zijn lippen').
    Je kunt echter ook redeneren dat 'aan iemands lippen hangen' niet meer een instantie is van 'ergens aan hangen,' en dat je het geheel daarom zou moeten beschouwen als een werkwoordelijke uitdrukking.
    Tegen de analyse als bijwoordelijke bepaling spreekt de moeite waarmee je een parafrase kunt maken van die beide delen, én het feit dat je de bijwoordelijke bepaling niet zomaar weg kunt laten.
    Tegen de analyse als werkwoordelijke uitdrukking spreekt het feit dat 'zijn' binnen die uitdrukking wél door een willekeurige woordgroep kan worden vervangen ('aan de lippen hangen van de voorzitter van de bijeenkomst'). Je zou dat kunnen proberen te ondervangen door 'aan de lippen hangen' een werkwoordelijke uitdrukking te noemen en 'van iemand' als voorzetselvoorwerp, waarbij dat voorzetselvoorwerp eventueel als bezittelijk voornaamwoord kan versmelten met die uitdrukking, maar zo'n ingewikkelde analyse is in de traditionele zinsontleding ongebruikelijk.
    'Aan zijn lippen' is in ieder geval géén voorzetselvoorwerp, want daarvoor zou 'zijn lippen' op de een of andere manier een voorwerp moeten zijn bij dat 'hangen' en dat lijkt me niet mogelijk.
    Alles overdenkend geloof ik dat de ingewikkelde analyse mijn voorkeur heeft, eventueel vereenvoudigd tot de ontleding waarbij 'aan zijn lippen hangen' in zijn geheel werkwoordelijke uitdrukking is.

    BeantwoordenVerwijderen
  31. Hoe zou u ontleden:
    Ik heb het koud.

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @Truus: 'heb' is persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde, 'het' is loos lijdend voorwerp, 'koud' is bepaling van gesteldheid (werkwoordcomplement), en 'ik' is onderwerp.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. Hallo,
    Mijn vraag: Zij hebben blauwe ogen. Is dit een zin met nw. of ww. gezegde?

    BeantwoordenVerwijderen
  34. @katrien: blauwe ogen hebben, DOEN ze dat of ZIJN ze dat? Zie vervolgens:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/wat-is-een-naam.html

    BeantwoordenVerwijderen
  35. Taalprof, mijn vraag is deze: is het: sommige van hen [Personen], of sommigen van hen?
    Alvast bedankt
    Geertje L

    BeantwoordenVerwijderen
  36. @G.Lagas-Buijs: je vraag gaat over spelling, dus eigenlijk vraag je het de verkeerde persoon, want de taalprof is geen spellingdeskundige maar een grammaticadeskundige.
    Zie voor een spellingadvies: http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/746/

    BeantwoordenVerwijderen
  37. Men zegt dat er geen verschiil is tussen 'u heeft' en 'u hebt'en het dus altijd door elkaar gebruikt mag worden. Stel u bent vrouw en verkracht. de Politie arresteert een verdachte en zet hem tussen een aantal andere personen voor een zogenaamde osloconfrontatie. De vrouw zit met een politieman achter glas naar de personen te kijken en de politieman vraagt haar : 'Herkent u de man, die u heeft verkracht?' Dat heeft toch een heel andere betekenis dan 'Herkent u de man die u hebt verkracht?'

    BeantwoordenVerwijderen
  38. Kunt u mij de grammaticale quintessens uitleggen van de zin : 'U is een heer'?
    Ik geef toe dat het een beetje archaisch taalgebruik is maar voor mijn gevoel klinkt 'U is een heer' een stuk deftiger dan 'U bent een heer'.

    BeantwoordenVerwijderen
  39. @Hans Dubach: het persoonlijk voornaamwoord 'u' wordt gecombineerd met een persoonsvorm in de tweede óf de derde persoon. Die laatste combinatie wordt wel verklaard vanuit een geschiedenis die terug zou gaan op een beleefdheidsvorm (zoals 'Uwe edelheid').
    In overeenstemming daarmee wordt 'u' in de derde persoon meestal ervaren als formeler (of beleefder). In winkels en restaurants zul je eerder een vraag horen die begint met 'Heeft u...' dan met 'Hebt u...'
    Bij de meeste persoonsvormen kun je het verschil tussen tweede en derde persoon niet zien. Alleen bij 'hebben' en 'zijn', en bij sommige modale hulpwerkwoorden is er (nog) verschil (zoals 'kan' tegenover 'kunt'), vooral omdat je bij de tweede persoon 'u' geen wegvallen van de 't' in de persoonsvorm hebt. Het is 'heb je,' maar 'hebt u.'
    Toch kun je de persoon ook herkennen aan de wederkerende voornaamwoorden. En ook daar hetzelfde patroon: 'u vergist zich' bestaat naast 'u vergist u'. Bij botsende u's krijg je daar bij voorkeur 'zich': 'Nou vergist u zich toch' in plaats van 'Nou vergist u u toch.'
    Taaladviezen over het gebruik van u hebt/heeft:
    http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/820/
    http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/819/
    http://www.onzetaal.nl/advies/uhebt.php
    http://www.onzetaal.nl/advies/uu.php

    BeantwoordenVerwijderen
  40. @Hans Dubach: De dubbelzinnigheid die je signaleert, bestaat natuurlijk bij elke andere persoonsvorm dan die ik in mijn vorige antwoord noemde. Als je bijvoorbeeld in plaats van een voltooide tijd een gewone verleden tijd gebruikt, duikt hij weer op: 'Herkent u de man die u verkrachtte?'
    Deze dubbelzinnigheid is een samenspel tussen de dubbelzinnigheid van de persoonsvorm (die meestal in de tweede en derde persoon hetzelfde is), én die van het betrekkelijk voornaamwoord, dat geen verschillende vormen voor verschillende functies (onderwerp, lijdend voorwerp) heeft.
    Wat jij signaleert is dat een afwijkende tweedepersoonsvorm ('hebt') in die constructie disambiguerend kan werken. Daar heb je natuurlijk groot gelijk in.
    Overigens heeft 'Herkent u de man die u heeft verkracht' niet "een heel andere betekenis" dan 'Herkent u de man die u hebt verkracht.' Ze delen één betekenis, en in de tweede zin is de andere betekenis afwezig.

    BeantwoordenVerwijderen
  41. Sophie Delombaerde7 december 2008 om 13:37

    Kunt u mij zeggen hoe u volgende zin zou ontleden:
    Ik ben echt verlekkerd op spaghetti met bolognaisesaus.

    BeantwoordenVerwijderen
  42. @Sophie Delombaerde: Ik zou 'verlekkerd' naamwoordelijk deel (eventueel 'echt verlekkerd', maar het heeft mijn voorkeur om 'echt' als een losse bijwoordelijke bepaling te zien), en 'op spaghetti met bolognaisesaus' is voorzetselvoorwerp.
    Het woordenboek vermeldt nog het onovergankelijke werkwoord 'verlekkeren' ('ik verlekker op spaghetti met bolognaisesaus'), en de oorsprong van deze constructie zal ongetwijfeld de voltooide tijd hiervan zijn, maar volgens mij is deze constructie echt niet meer voltooid voor de hedendaagse taalgebruiker. Ik slaag er in ieder geval niet in om 'Ik ben zondag verlekkerd op spaghetti met bolognaisesaus' te interpreteren als een verwijzing naar afgelopen zondag. En als het voltooide tijd zou zijn, zou dat een voor de hand liggende interpretatie moeten zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. Beste taalprof,
    Tijdens de laatste aflevering van het tv-programma "Ik hou van Holland" werd de vraag gesteld hoeveel condooms er jaarlijks worden verkocht in Nederland. "Nou," zei iemand van ons, "dat kun je heel gemakkelijk berekenen als je weet hoe vaak er gemiddeld per week seks gehad wordt."
    Deze laatste zin "hoe vaak er seks gehad wordt" klinkt echter nogal vreemd.
    Hetzelfde heb je met een zin als "Hoeveel cadeautjes worden er gehad/gekregen".
    Zijn deze zinnen wel grammaticaal correct, en zo nee, wat is dan wel de correcte manier om hetzelfde uit te drukken?

    BeantwoordenVerwijderen
  44. Philippe De Poortere8 december 2008 om 13:23

    Zinsontleding:
    Wat is 'door je grote broer' in onderstaande zin?
    Laat je boekbespreking eerst eens door je grote broer nakijken.

    BeantwoordenVerwijderen
  45. @Koko: de grammatica kan je niet vertellen welke zinnen correct zijn en welke niet. De grammatica levert je alleen de middelen om te beschrijven wat hier aan de hand is.
    In de bijzin 'hoe vaak er seks gehad wordt' is sprake van een zogeheten "pseudo-passief". Dat is een lijdende vorm met alleen plaatsonderwerp 'er,' zonder dat een lijdend voorwerp de functie van het onderwerp overneemt. Het pseudopassief zie je ook bij werkwoorden die helemaal geen lijdend voorwerp hebben. Daaronder vallen echte onovergankelijke werkwoorden zoals 'tennissen' ('er wordt getennist') of 'feesten' ('er wordt gefeest'). Vaak zijn dit werkwoorden waar als het ware een lijdend voorwerp "in opgesloten zit": 'tennissen' is 'tennis spelen' en 'feesten' is 'feest vieren'.
    Ook vaste combinaties van lijdend voorwerp en betekenisarm werkwoord gedragen zich in een aantal opzichten als één werkwoord. Bijvoorbeeld in het feit dat ze pseudopassief toelaten. Niet altijd van harte (oordelen verschillen nogal), maar toch. Je moet dan denken aan combinaties als 'bezwaar maken', 'antwoord geven,' maar ook combinaties met 'hebben' en 'krijgen': 'plezier hebben' ('er werd veel plezier gehad'), '(geen) gehoor krijgen' ('er werd geen gehoor gekregen').
    Ook werkwoordelijke uitdrukkingen kunnen pseudopassief krijgen: 'er werd spitsroeden gelopen,' 'er werd peentjes gezweet'.
    In jouw eerste geval 'seks hebben' lijkt me zeker sprake van een vaste combinatie die zich als één werkwoord gedraagt (daar zijn genoeg synoniemen voor). In je tweede voorbeeld 'cadeautjes krijgen' lijkt me dat veel minder het geval. Daarom klinkt dat pseudopassief een stuk gekker. Mee eens?

    BeantwoordenVerwijderen
  46. @Philippe De Poortere: in de meeste grammatica's wordt dit zinsdeel als "bijwoordelijke bepaling" benoemd. Van welke soort, dat ligt aan de methode. Het is een "handelende persoon", en in sommige methoden is dat een apart type bijwoordelijke bepaling. In andere benaderingen valt hij onder de oorzaakbepalingen (want een handelende persoon is, heel ruim gezien, ook een soort oorzaak). En er zijn ook grammatica's waarin een apart zinsdeel "handelend voorwerp" wordt onderscheiden (ook wel "door-bepaling" genoemd). De Algemene Nederlandse Spraakkunst doet dat: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?20/08

    BeantwoordenVerwijderen
  47. Is deze zin goed? Wij verzoeken u de bewijsstukken te overleggen.
    Moet dit niet zijn: Wij verzoeken u de bewijsstukken over te leggen.

    BeantwoordenVerwijderen
  48. @Henk: de grammatica kan je niet vertellen welk van beide zinnen goed is. Er is sprake van twee verschillende werkwoorden 'overleggen': eentje met klemtoon op 'over,' en eentje met klemtoon op 'leggen'. De laatste is niet-scheidbaar ('wij overleggen de stukken'), de eerste is scheidbaar ('wij leggen de stukken over').
    In het woordenboek staat het scheidbare werkwoord uitgelegd als (onder andere) "inleveren, laten zien," maar ook bij het niet-scheidbare werkwoord staat verwezen naar deze betekenis. Het woordenboek vindt dus allebei jouw voorbeelden goed.
    Het is in ieder geval zeker dat het scheidbare werkwoord vroeger ook niet-scheidbaar was (in plaats van 'hij legde zijn geloofsbrieven over' zie je dan zinnen als 'hy overleyde de brieven van credentie' (voorbeeld uit het WNT).

    BeantwoordenVerwijderen
  49. Beste Taalprof,
    Met mijn studenten stuitte ik vorige week op de volgende kwestie. We behandelden de Engelse zin: This question is difficult to answer. Als je dat vertaalt in het Nederlands krijg je: Deze vraag is moeilijk te beantwoorden. Nu is 'difficult' in het Engels een bijvoeglijk naamwoord, maar laten wij nou altijd gedacht hebben dat 'moeilijk' in de Nederlandse zin een bijwoord was! Wat is hier aan de hand?

    BeantwoordenVerwijderen
  50. @Fransien: in de modernere taalwetenschap (zo rond 1980) is er erg veel aandacht besteed aan deze constructie. In het Engels werd hij de "easy-to-please construction" genoemd, naar het eerste voorbeeld 'John is easy to please' (dat op een interessante manier verschilt van 'John is eager to please'). Zo kun je de eerste parafraseren met 'It is easy to please John', maar de tweede niet met '*It is eager to please John'. Dit kun je beschrijven door 'John' in 'John is easy to please' te verbinden met het lijdend voorwerp van 'please', en in 'John is eager to please' met het onderwerp van 'please' (ik zeg het nu sterk vereenvoudigd, want er zitten veel haken en ogen aan die analyse).
    In de traditionele grammatica zijn dergelijke diepere analyses niet mogelijk, maar je kunt er wel dit over zeggen.
    Neem het verschil tussen het Nederlandse 'Deze vraag is nauwelijks te beantwoorden' en 'Deze vraag is moeilijk te beantwoorden'. Hier speelt hetzelfde verschil in parafrasemogelijkheid: wel 'Het is moeilijk deze vraag te beantwoorden,' maar niet '*Het is nauwelijks deze vraag te beantwoorden'.
    Ervan uitgaande dat 'te beantwoorden' het naamwoordelijk deel van het gezegde is, met als betekenis "beantwoordbaar," kun je zowel 'nauwelijks' als 'moeilijk' opvatten als een bepaling bij 'beantwoordbaar:' 'nauwelijks beantwoordbaar' en 'moeilijk beantwoordbaar'.
    Volgens de traditionele zinsontleding moet je een bepaling bij een bijvoeglijk naamwoord een (interne) bijwoordelijke bepaling noemen.
    Nu bestaat er een (meestal onuitgesproken) vuistregel dat in bijwoordelijke bepalingen die uit één woord bestaan, dat woord ook altijd een bijwoord moet zijn. Deze vuistregel heb ik al eens ter discussie gesteld in een meningsverschil over de benoeming van het woord 'zaterdagavond' in 'Zaterdagavond kwam hij mij feliciteren'. Zie de volgende bijdragen:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2007/11/zaterdagavond.html
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2007/11/het_is_de_schul.html
    Volgens mij is het cruciale verschil tussen de zin 'Deze vraag is nauwelijks te beantwoorden' en 'Deze vraag is moeilijk te beantwoorden', dat het woord 'moeilijk' hier "predicatief" is, en 'nauwelijks' niet. In de zin met 'moeilijk' "is er iets moeilijk" en in de zin met 'nauwelijks' is het niet zo dat "er iets nauwelijks is". Ik denk dat dat de reden is dat in het Engels de uitgang '-ly' in deze gevallen achterwege blijft.
    Hoe zou je dit in een Nederlandse zinsontleding moeten benoemen? Zoals je in de verwijzingen naar die zaterdagavond-discussie kunt lezen, pleit ik hier voor de benoeming: 'moeilijk' is hier een bijvoeglijk naamwoord gebruikt als bijwoordelijke bepaling, en 'nauwelijks' is van zichzelf een bijwoord.
    Het inzicht dat 'moeilijk' hier predicatief is, en van zichzelf (morfologisch) tot de bijvoeglijke naamwoorden behoort, overstijgt de grammatica's van de afzonderlijke talen: dit is namelijk zowel in het Engels als in het Nederlands zo.

    BeantwoordenVerwijderen
  51. Beste Taalprof,
    Ik ben een grammaticaal vraagstuk tegen het lijf gelopen waar ik maar niet uitkom, namelijk over het woordje 'liefste'. Dit woord kan een gesubstantiveerd zelfstandig naamwoord zijn: de liefste, of het liefste. Bijvoorbeeld 'Van alle kittens werd de liefste uitgekozen' of 'Dat is het liefste wat ik ooit heb gezien'. Dit klopt ook precies met de/het-regel die ik mijn bijlesleerlingen laat toepassen: kun je voor een woord 'de', 'het' of 'een' zetten, dan is het een zelfstandig naamwoord. Toch zegt mijn gevoel dat 'liefste' in de zin 'Het liefste eet ik macaroni' geen zelfstandig naamwoord is, terwijl er in deze zin het woordje 'het' zelfs voor staat! Ik kom niet verder dan dat 'het liefste' een soort bijwoordelijke bepaling bij 'eet' moet zijn, maar welke woordsoort is het dan?

    BeantwoordenVerwijderen
  52. @Wessel Stoop: de ANS lijkt deze gevallen te beschouwen als een superlatief van een bijvoeglijk naamwoord, voorafgegaan door het lidwoord 'het'. Dat maak ik op uit het feit dat de ANS deze gevallen onderscheidt van het "zelfstandig gebruik" van de superlatieven, als in 'Hij is de eerste.'
    Zie: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?06/03/02/02
    Als ik het probleem een beetje breder mag trekken: het gaat hier om woorden die van zichzelf (morfologisch) een bepaalde woordsoort hebben, maar die op een zodanige manier gebruikt kunnen worden dat je redenen zou kunnen verzinnen om ze anders te benoemen. Ik ga daar uitgebreid op in in dit stukje:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2007/11/het_is_de_schul.html
    In dit geval is duidelijk dat 'liefste' qua vorm een bijvoeglijk naamwoord is, maar het lidwoord is een typische eigenschap van het zelfstandig naamwoord, en het gebruik als bijwoordelijke bepaling is nou juist typisch voor bijwoorden.
    Om iets een zelfstandig naamwoord te noemen zou je een aantal criteria kunnen gebruiken: een lidwoord ervoor kunnen zetten is er daar een van, maar een mogelijk meervoud of verkleinwoord is een ander criterium.

    BeantwoordenVerwijderen
  53. Beste Taalprof,
    In verband met een studieopdracht ben ik op zoek naar artikelen over onderwijs in redekundig ontleden op de basisschool. De leerlingen in mijn stageklas (groep 7) hebben problemen met redekundig ontleden (persoonsvorm, gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp). Om dit probleem aan te pakken moet ik enkele lessen ontwerpen op basis van een literatuurstudie van artikelen die informatie geven over het genoemde probleem. Ik kan wel artikelen vinden over hoe je bijvoorbeeld het lijdend voorwerp in een zin kunt vinden, maar dat zoek ik juist niet. De artikelen moeten mij verder helpen om nieuw lesaanbod te ontwikkelen. Dat hoeft niet direct een nieuwe lesmethode te zijn, maar mag ook 'iets kleins' zijn waardoor je het probleem bijvoorbeeld op een andere manier benadert of aanpakt.
    Ik heb al urenlang gezocht in archieven van verschillende vakbladen op internet en ook middels google heb ik gezocht op artikelen, maar ik kom weinig bruikbaars tegen. Inmiddels weet ik niet meer waar ik nog moet zoeken of welke trefwoorden ik moet gebruiken. Heeft u wellicht tips voor mij? Alvast hartelijk bedankt voor uw reactie!
    Met vriendelijke groet,
    Karin

    BeantwoordenVerwijderen
  54. @Karin: in jaargang 1996 van het tijdschrift Onze Taal staan drie artikelen van Jannemieke van de Gein over grammaticaonderwijs op de basisschool. Zij heeft ook een proefschrift daarover geschreven. Zij schrijft onder andere over een grammaticamethode die door haar en (onder andere) Marjolein van Dort-Slijper is ontwikkeld. Ook de laatste schreef een proefschrift over grammatica in het basisonderwijs.
    Ik zou het wel interessant vinden als je eens zou kijken naar het "stappenplan" dat ik op deze site al vaker heb aanbevolen: begin met groepjes werkwoorden, bepaal daarvan steeds het belangrijkste werkwoord, en bepaal of dat eigenlijk "doen" of "zijn" is. Bedenk bij een doen-werkwoord welk "sjabloon" daarbij hoort. Bij 'lezen' hoort 'iets lezen,' bij 'genieten' hoort 'van iets (of iemand) genieten'. Van daaruit zou je eerst de voorwerpen bij het werkwoord kunnen identificeren. Dat levert je een flinke vereenvoudiging van de zin op, waardoor de detectie van het onderwerp en de getalscongruentie makkelijker zou moeten zijn.
    Ik begrijp wel dat er voor het herkennen van passieven nog wat meer nodig is, maar dat zou ik een een latere fase van het onderwijs behandelen. Omdat deze methode begint met het groepje werkwoorden en de detectie van het mogelijke passief in eerste instantie beperkt kan blijven tot de vorm van dat groepje, zou het makkelijk moeten zijn om dat mee te nemen in de eerste analyse van het werkwoordgroepje.
    Zie bijvoorbeeld dit stukje: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/03/stappenplan.html
    of mijn recente antwoord aan Kristaa: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/03/stappenplan.html#comment-23734292
    Ik heb geen idee of dat antwoord in de smaak viel, want Kristaa heeft niets meer van zich laten horen, maar ik zou wel eens willen weten of deze methode kan werken.

    BeantwoordenVerwijderen
  55. Beste Taalprof,
    Hartelijk bedankt voor uw snelle reactie en het goede advies!
    Wat betreft het ontleedschema: dat komt mij bekend voor. Ik heb vorige week aan de klas een dergelijk schema voorgelegd. Dit was wel in de - volgens u niet al te beste - volgorde persoonsvorm, gezegde (werkwoordelijk), onderwerp en lijdend voorwerp. Deze volgorde had ik gekozen aangezien je op deze manier steeds een stukje van de zin benoemt dat je voor het volgende zinsdeel weer nodig hebt. De persoonsvorm is (onderdeel van) het gezegde en het gezegde heb je weer nodig om de persoonsvorm te vinden et cetera. De overige zinsdelen (zoals meewerkend voorwerp) hoeven de leerlingen op dit moment nog niet te kunnen benoemen. De leerlingen gaven aan dat zij het prettig vonden om met het schema te werken. Ik vroeg mij inderdaad wel af of ze ook daadwerkelijk begrijpen wat een persoonsvorm precies is. Ik ben het met u eens dat dit wel belangrijk is. Een volgende keer wil ik daar nog meer bij stilstaan. Uw uitleg in het artikel 'Stappenplan' en de daarbij behorende reacties en de uitleg in uw antwoord hierboven komen
    Overigens heb ik op internet een kwartetspel gevonden waarbij de leerlingen een kwartet moeten maken van het onderwerp, de persoonsvorm, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp uit een zin. Hierbij mogen ze niet vragen "Mag ik van jou de persoonsvorm uit zin X?" maar moeten ze bij het stellen van deze vraag ook benoemen wat de persoonsvorm in die zin is. Aangezien ik niet weet of ik de link er naar toe mag plaatsen, doe ik dat maar niet. Het kwartetspel is te vinden via google door te zoeken op de woorden: kwartetspel redekundig ontleden. Ik heb het spel al kort gespeeld met de leerlingen. Het stappenplan had ik op het bord geschreven zodat de leerlingen konden kijken hoe je een bepaald zinsdeel ook al weer kunt vinden. De leerlingen waren er erg enthousiast over en vroegen of we het vaker konden spelen. Mijn idee is dat zij hierdoor op een speelse manier bezig zijn met redekundig ontleden en zij op deze manier kunnen leren hoe je de zinsdelen kunt vinden in een zin. Nogmaals, ik ben van mening dat he
    Ik ben benieuwd wat uw mening is over een dergelijk kwartetspel. Kunt u achter het gebruik ervan in groep 7 van de basisschool staan of vindt u het onzin?
    Met vriendelijke groet,
    Karin

    BeantwoordenVerwijderen
  56. Beste Prof,
    waar komt de uitdrukking 'Linke soep' vandaan?
    Dank voor uw reactie,
    Luk

    BeantwoordenVerwijderen
  57. @Luk: De taalprof is gespecialiseerd in de grammatica, niet in de etymologie van spreekwoorden en uitdrukkingen. Het is ongetwijfeld Bargoens.

    BeantwoordenVerwijderen
  58. is het in onderstaande zin:
    -bepaald
    of
    -bepaalt
    en waarom?
    "Deze beeldvorming wordt in hoge mate bepaalt door ..."

    BeantwoordenVerwijderen
  59. @Anniek: in jouw zin 'Deze beeldvorming wordt in hoge mate bepaalt door...' staan twee werkwoorden die bij elkaar horen: 'wordt bepaalt'. De twee werkwoorden vormen samen één groepje. In zo'n groepje werkwoorden staat altijd maar één persoonsvorm. De rest van de werkwoorden zijn hele werkwoorden of voltooide deelwoorden.
    In dit geval is 'wordt' duidelijk een persoonsvorm (het is het enkelvoud van 'worden', en een enkelvoud is altijd een persoonsvorm).
    Jouw woord 'bepaalt' moet dus een heel werkwoord of een voltooid deelwoord zijn. Het is duidelijk dat het niet een heel werkwoord is (dan zou het 'bepalen' moeten zijn), dus is het een voltooid deelwoord.
    Voltooide deelwoorden moet je spellen met de klank die je hoort als je ze verlengt. 'Gemaakt' schrijf je met een 't' omdat het ook 'gemaakte fouten' is. En 'gebrand' schrijf je met een 'd' omdat het ook 'gebrande suiker' is. Het moet dus zijn 'wordt bepaald,' want het is ook 'bepaalde voorbeelden'.
    Je kunt nog controleren of 'bepaald' inderdaad voltooid deelwoord is door er een ander werkwoord voor in de plaats te zetten. In jouw zin kun je bijvoorbeeld ook zeggen 'Deze beeldvorming wordt in hoge mate opgeroepen door...' Het werkwoord 'opgeroepen' is duidelijk voltooid deelwoord.
    Als je smurfentaal spreekt, kun je de zin ook daarin omzetten. Dan krijg je 'Deze smurfvorming (of beeldsmurfing) wordt in hoge mate gesmurft door...' Ook daar zie je dat 'gesmurft' duidelijk voltooid deelwoord is. En 'gesmurft' schrijf je met een 't' omdat het ook 'goed gesmurfte voorbeelden' is.

    BeantwoordenVerwijderen
  60. Hallo,
    Gisteren hadden wij met de familie een discussie of je nu moet zeggen:
    die flat of dat flat.
    Volgens mij is het die flat, want dat flat klinkt in mijn ogen net als iemand die het nederlands niet goed beheerst.
    Heeft u voor ons het goede antwoord?
    B.v.d.
    Anja

    BeantwoordenVerwijderen
  61. Beste taalprof,
    Het schijnt dat het voegwoord 'en' in bepaalde gevallen wel voorafgegaan wordt door een komma en in bepaalde gevallen niet. Zelf schrijf ik nooit een komma voor 'en', maar hoe zit dat eigenlijk precies?
    Veel dank,
    Steven

    BeantwoordenVerwijderen
  62. @Anja: Van Dale zegt 'de flat,' maar voegt daaraan toe dat het "in spreektaal" ook 'het flat' kan zijn. Daar schiet je dus niet zo heel veel mee op. De officiële woordenlijst geeft alleen 'de flat'.

    BeantwoordenVerwijderen
  63. @Steven van der Steen: de taalprof is alleen deskundig op het gebied van de grammatica. Over spelling weet hij niet veel meer dan de gemiddelde Nederlandstalige, en over interpunctie weet hij al helemaal niets. Komma's zet hij op gevoel.

    BeantwoordenVerwijderen