Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.
Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).
Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!
Rogier & Taalprof, nog even over het woord 'of'. Je kan mijn vraag en jullie antwoorden met één vraag: kan je "gaan we koffie drinken of eerst wanderen" met "ja" beantwoorden?
BeantwoordenVerwijderenVerder weer een nieuwe vraag. Welke vorm van 'hebben' moet ik in deze zin gebruiken, en waarom? "Zowel ik als mijn vrouw heb|hebben drie kinderen."
Doorgaans kom ik er op gevoel wel uit maar nu heb ik geen idee van wat juist is.
De inwoners zullen daar ongetwijfeld veel plezier aan beleven.
BeantwoordenVerwijderenWelke redekundige functie heeft daar.... aan?
In de zin : "Voor kleine kinderen moeten wel veiligheidsmaatregelen getroffen worden"
Is "voor kleine kinderen" dan het meewerkend voorwerp?
Dank voor de hulp!
@Jolanda: In 'de inwoners zullen daar ongetwijfeld veel plezier aan beleven' is 'daar...aan' voorzetselvoorwerp. 'Veel plezier' is natuurlijk oorspronkelijk lijdend voorwerp, maar het lijkt mij dat in deze zin '(veel) plezier beleven' een eenheid geworden is, die ik als "werkwoordelijke uitdrukking" zou benoemen.
BeantwoordenVerwijderenIn de zin 'voor kleine kinderen moeten wel veiligheidsmaatregelen getroffen worden' zou ik 'voor kleine kinderen' benoemen als bijwoordelijke bepaling. De betekenis van 'voor' ("ten behoeve van") komt wel enigszins overeen met de betekenis van een belanghebbend voorwerp, maar er is geen enkele woordvolgorde waarin je 'voor' kunt weglaten. Je kunt niet iets zeggen als 'We moeten kleine kinderen veiligheidsmaatregelen treffen'. Bij een meewerkend/belanghebbend voorwerp kun je altijd een woordvolgorde vinden waarin je het voorzetsel kunt weglaten.
@Vorkbaard: 'Gaan we koffie drinken of eerst wandelen?' De vraag is hier wat het "bereik" is van het voegwoord 'of'. Heeft het woord de hele vraag in zijn bereik, dan is er sprake van twee vragen. Kun je de zin interpreteren met een "klein bereik" van 'of' (zoals in: "gaan wij iets doen wat je met koffiedrinken of eerst wandelen kunt omschrijven?"), dan is het een enkelvoudige ja-neevraag. Ik persoonlijk kan mij die klein-bereikinterpretatie in deze zin niet goed voorstellen.
BeantwoordenVerwijderenWat betreft jouw nieuwe vraag: een nevengeschikt onderwerp en het getal van de persoonsvorm, wat doe je me aan? Dat is een van de onoplosbare kwesties in de taalkunde! En dan heb ik het nog niet eens over de persoon van zo'n nevenschikking ('Jij of ik ben/bent slim').
Misschien is de kwestie 'zowel ... als ...' nog wel het meest overzichtelijk. Voor zover ik zie kun je 'zowel ... als ...' alleen met groot bereik interpreteren. Je kunt wel zeggen: 'ik heb zowel Jan als Marie iemand zien kussen', maar niet 'ik heb zowel Jan als Marie elkaar zien kussen'. Met andere woorden: 'ik heb zowel Jan als Marie iemand zien kussen' betekent 'ik heb Jan iemand zien kussen en ik heb Marie iemand zien kussen. Of, nog anders gezegd: met 'zowel Jan als Marie' verwijs je niet naar een groepje van twee personen (anders had je daar weer met 'elkaar' naar moeten kunnen verwijzen).
Problematisch is het nu, als je 'Zowel Jan als Marie' als onderwerp inzet. Dan zou je op grond van bovenstaande redenering moeten besluiten dat zo'n zin altijd een samentrekking is van twee zinnen met een enkelvoudig onderwerp. 'Zowel Jan als Marie lacht' betekent dan 'Jan lacht, én Marie lacht'. Toch is het een feit dat de taalgebruiker geneigd is om 'Zowel Jan als Marie' als een meervoudig onderwerp op te vatten, en dus de persoonsvorm in het meervoud te zetten.
Dat mag zo zijn, volgens mij is er niemand die kan zeggen 'Zowel Jan als Marie trouwen met elkaar'. En dat is dan toch wel weer opmerkelijk.
Ik heb een vraag: wanneer gebruik je 'zijn' en wanneer 'haar'? Bij personen is het makkelijk, maar is het Amsterdam en zijn/haar grachten, Achmea en zijn/haar klanten, het kabinet en zijn/haar ministers? Zelf zou ik in alledrie de gevallen voor zijn kiezen, want het is het Amsterdam (van vandaag), het Achmea (van de toekomst en het kabinet. Heb ik gelijk? Waarom niet?
BeantwoordenVerwijderen@jos reinhoudt: de grammatica heeft geen oplossing voor de vraag wat goed of fout is. De kwestie van de grammaticale geslachten ligt een beetje open in het Nederlands. Van oudsher geldt dat zelfstandige naamwoorden onzijdig, mannelijk en vrouwelijk kunnen zijn, wat in veel regionale varianten van het Nederlands nog steeds heel duidelijk is. Maar het onderscheid mannelijk/vrouwelijk is zonder voornaamwoorden nergens meer aan te zien.
BeantwoordenVerwijderenOok die voornaamwoordelijke verwijzing is niet zo duidelijk meer. Naar onzijdige woorden zou je met het bezittelijk voornaamwoord 'zijn' moeten verwijzen, maar er lijkt zich een nieuwe trend af te tekenen dat je naar abstracte woorden (zoals 'regering', maar ook 'kabinet') met 'haar' verwijst, en naar concrete woorden met 'zijn'.
Wend je tot de gevestigde taaladviseurs als je precies wilt weten hoe op dit moment de normen liggen. Mijn advies zou zijn om altijd op je gevoel af te gaan, maar dat vind je misschien niet zo praktisch.
Jos, wat de taalprof zegt. Maar hoed je voor de hypercorrecten, die alles vrouwelijk proberen te maken: HET kabinet past HAAR standpunt aan; HET CDA geeft HAAR mening. HET bedrijf zet HAAR eigen koers uit.
BeantwoordenVerwijderenDe vrouwelijke variant wordt vaak ten onrechte ingezet.
Volgens het Genootschap Onze Taal heb je gelijk en moet je het over 'zijn' hebben als het om een het-woord gaat (inderdaad: "het Nederland van de toekomst").
Bij afkortingen is er soms ruimte voor twijfel, aangezien afko's onzijdig zijn maar het afgekorte niet altijd.
Maar let ervoor op dat je niet gaat haren uit mode!
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenmijn vraag is eigenlijk meer een spellings- dan een grammaticakwestie, vrees ik, maar ik stel hem toch:
hoe zit het met het aaneenschrijven cq. spatiegebruik in voorzetsel-werkwoordcombinaties zoals "ik ga ervan uit dat/ ik ga er vanuit dat"?
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenMijn vraag handelt over zinsleer. Meer bepaald over de volgende zin:
Ik /heb/ dat verhaal/ ook aan je vader/ verteld. Ik heb problemen met het zinsdeel "ook aan je vader" is dat één zinsdeel of is /ook/ een apart zinsdeel?
Dank u wel
@Miekske: er zijn twee spellingregels van belang: een voornaamwoordelijk bijwoord ('ervan', 'daarvan') schrijf je aan elkaar, en een samengesteld werkwoord ('uitgaan', 'opbellen') ook. Maar soms kan dat niet, omdat beide woordsoorten ook in twee aparte woordjes in de zin staan: 'ik hou er niet van' of 'ik zou uit willen gaan van dit'. In die zinnen kun je 'er ... van' en 'uit ... gaan' niet aan elkaar schrijven omdat er een ander woordje tussen staat.
BeantwoordenVerwijderenIn jouw voorbeeld is het makkelijk: het gaat om 'uitgaan' (het samengestelde werkwoord) en 'ervan' (het voornaamwoordelijk bijwoord). Dus moet het zijn: 'ervan uitgaan'.
@lieven: je kunt het wel verdedigen 'ook aan je vader' bij elkaar te nemen. Als je de zin omvormt tot 'Ook aan je vader heb ik dat verhaal verteld', dan staat de woordgroep 'ook aan je vader' vóór de persoonsvorm, en daar kan maar één woordgroep staan.
BeantwoordenVerwijderenMaar je kunt ook zeggen dat het twee aparte zinsdelen zijn: 'Aan je vader heb ik dat verhaal ook verteld', 'ook heb ik dat verhaal aan je vader verteld', 'ik heb dat verhaal ook verteld aan je vader'.
In het neutrale geval zou mijn voorkeur uitgaan naar een benoeming in twee aparte zinsdelen. Waarom? Al die omzettingen kun je doen zonder merkbaar betekenisverschil. Behalve die eerste omzetting, 'Ook aan je vader heb ik het verhaal verteld'. Dan moet je een speciale nadruk op 'vader' leggen. ("niet alleen aan je moeder, maar ook aan je váder"). Als dat in jouw zin bedoeld is, moet je het als één zinsdeel benoemen. Anders als twee.
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenBen nog iets vergeten. "Ik/ heb/ dat verhaaltje/ ook /aan je vader /verteld." Dit was jouw oplossing. Maar kun je ook het zinsdeel /ook/ ook benoemen in deze zin?
Het is waarschijnlijk een bijwoordelijke bepaling? Maar welkeen is het dan?
Groetjes,
Lieven
@lieven: als je 'ook' apart benoemt is het een bijwoordelijke bepaling van modaliteit. Het woordje wordt ook wel 'modaalpartikel' genoemd. Het valt in een grote klasse van kleine woordjes die op een heel subtiele manier aangeven hoe jij over de wereld denkt. Ze staan vaak in reeksen bij elkaar, zoals in: 'Ik heb dat verhaaltje (ook) (nog) (wel) (eens) aan je vader verteld.'
BeantwoordenVerwijderenZe heten "modaal" omdat je ze "buiten haakjes kunt halen": 'het is ook zo, dat ik dat verhaaltje aan je vader heb verteld'.
Als je 'ook' benoemt binnen de woordgroep 'ook aan je vader' (met die speciale klemtoon), dan is 'ook' eveneens een bijwoordelijke bepaling, maar niet meer van modaliteit. Dan is 'ook' een zogeheten "focuspartikel", een woordje dat de focus (zeg maar: de klemtoon) naar het woordje 'vader' dwingt.
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenIk vraag mij af wat de correcte spelling is:
Het WK Afstanden of De WK Afstanden
Het wereldkampioenschap Afstanden of De wereldkamioenschap Afstanden.
En wat is de regel die hiervoor geldt?
Alvast bedankt !
groetjes, Wieneke
@Wieneke: eigenlijk bestaan daar geen "regels" voor. Je zou moeten afgaan op je taalgevoel. De grammatica kan wel verklaren wat er aan de hand is als je het een of het ander goed of slecht vindt.
BeantwoordenVerwijderenNou vind ik zelf 'de wereldkampioenschap afstanden' niet klinken, jij wel? De andere drie vind ik wel kunnen. Ik denk dat er het volgende aan de hand is.
Bij 'het wereldkampioenschap afstanden' gaat het om 'het wereldkampioenschap', met als bijvoeglijke bepaling 'afstanden'. Het woord 'afstanden' geeft een bepaald type wereldkampioenschap aan, het vormt een nadere precizering van het woord 'wereldkampioenschap'.
Omdat 'wereldkampioenschap' een het-woord is, zet je er het lidwoord 'het' bij.
'WK afstanden' kun je zien als een afkorting van 'wereldkampioenschap afstanden'. In dat geval hoort er ook een lidwoord 'het' bij. Maar waarom klinkt 'de WK afstanden' dan niet zo slecht?
Volgens mij ligt dat aan het feit dat je WK ook kunt opvatten als een meervoud 'wereldkampioenschappen'. Kijk maar: 'de WK afstanden zijn deze week in Salt Lake City'. Maar bij een meervoud hoort altijd het lidwoord 'de'.
Ik vind het zelf dan ook slecht klinken als je zegt 'het WK afstanden zijn deze week in Salt Lake City', en ook 'de WK afstanden is deze week in Salt Lake City' klinkt voor mij niet goed. Zou jij dat ook zeggen? Dan is met deze analyse jouw vraag beantwoord!
Een vraag n.a.v. de spelling in 'Het bureau' (maar het gaat over grammatica). Voskuil schrijft voorzetsel plus werkwoord aaneen zodra ze elkaar ontmoeten. Heel vaak maakt hij er een tegenwoordig deelwoord van: "de trap oplopend", "zijn bordje inschuivend". Juist deze twee voorbeelden gaven aanleiding tot discussie met een van mijn collega's. Ik ben geneigd te zeggen dat in het eerste geval 'op' en 'lopend' uit elkaar moeten. 'De trap op' is dan een bijwoordelijke bepaling (van richting, heet het nog zo?), te vergelijken met 'de boom in' in "Hij klom de boom in." In het tweede voorbeeld spelt Voskuil m.i. correct: 'zijn bordje' is lijdend voorwerp bij het werkwoord 'inschuiven'. Vergis ik mij of heeft mijn collega gelijk als hij vindt dat Voskuil goed spelt (en hij - mijn collega, meen ik - de zin dus anders ontleedt)?
BeantwoordenVerwijderen@Johan Schipper: ik zeg daar iets over in dit antwoord, dat je misschien al gelezen hebt: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/10/voornaamwoordel.html#comment-16710275
BeantwoordenVerwijderenIk heb het daar over de onbedwingbare neiging van taalgebruikers om het achterzetsel van een richtingsbepaling in het werkwoord op te nemen. Mijn voorbeeld was 'de trap af lopen', maar dat is natuurlijk vrijwel hetzelfde als 'de trap op lopend'.
De vraag is of je vindt dat het moet zijn 'de trap die ik opliep' of 'de trap waar ik op liep' (zonder klemtoon op 'liep' anders krijg je de gewone bijwoordelijke van plaats). Zeg je het eerste, dan beschouw je blijkbaar 'die' als lijdend voorwerp, en is de spelling 'opliep' gerechtvaardigd. Vind je dat slecht, en prefereer je 'de trap waar ik op liep', dan ben je blijkbaar van mening dat 'waar ... op' de richtingsbepaling is. In dat geval zou je 'op' niet aan het werkwoord vast mogen spellen.
Het voorbeeld 'zijn bordje inschuivend' lijkt mij van een andere orde. Voor zover ik zie, is hier niet bedoeld '(iets) zijn bordje in schuivend', of wel? Het gaat hier om het schuiven van het bordje in een bepaalde richting. Het wordt dan ook 'het bordje dat hij inschoof' en niet 'het bordje waar hij in schoof' (of mis ik een deel van de context?)
Hoe kun je weten wanneer het werkwoordstijd ovt,ott,vtt of vvt is? En hoe kun je het onthouden?
BeantwoordenVerwijderenGroetjes Issa
@Issa: je hoeft maar twee dingen te bekijken: is het een voltooide tijd of niet, en is het een verleden tijd of niet? Daarvoor moet je alleen naar de werkwoorden kijken en niet naar de andere zinsdelen (zoals tijdsbepalingen).
BeantwoordenVerwijderenEen voltooide tijd wil zeggen dat er een hulpwerkwoord 'hebben' of 'zijn' bij staat, en de betekenis is dan dat iets afgelopen, of klaar is. Zoals in 'ik heb een boek gelezen'. Dan heb je het lezen van het boek al afgerond, "voltooid". Maar ook in 'ik zal dat boek morgen gelezen hebben' zeg je iets over het afgelopen zijn van het lezen (namelijk dat dat morgen zal zijn). Dat is dus ook een voltooide tijd. Zo kun je een onderscheid maken tussen voltooide en onvoltooide tijd (de 'v' en de 'o').
Voor de verleden tijd kijk je alleen naar de persoonsvorm. Staat die in de verledentijdvorm (bijvoorbeeld 'werkte' of 'sliep')? Dan is het verleden tijd. Anders is het tegenwoordige tijd. Daarmee bepaal je de tweede letter, 'v' of 't'. De laatste letter, van 'tijd', is natuurlijk altijd 't'.
Zo is 'ik heb een boek gelezen' vtt, want het is voltooid (er staat 'hebben' bij en de betekenis "afgelopen, klaar" zit erin), en de persoonsvorm ('heb') staat in de tegenwoordige tijd: voltooid tegenwoordige tijd, vtt.
Is het nu 'ik had een boek gelezen', dan is het vvt, want het blijft voltooid, maar nu staat de persoonsvorm in de verleden tijd.
Dank voor uw antwoord. Wat de context van het tweede voorbeeld ("zijn bordje inschuivend") betreft, een kleine aanvulling. Maarten Koning begint iedere werkdag op Het Bureau met het inschuiven van zijn naambordje. Zo kan iedereen zien dat hij aanwezig is. Inderdaad: 'het bordje dat hij inschuift'. Of er in dat bureau ook wel iets in bordjes geschoven wordt?Figuurlijk misschien, nl. in adermans bordje.
BeantwoordenVerwijderenIk bedoelde natuurlijk: andermans bordje. Dat krijg je als je niet eerst even een voorbeeld bekijkt.
BeantwoordenVerwijderenBeste Taalprof (en meelezers),
BeantwoordenVerwijderenHet gaat om de volgende zin:
-Me dunkt dat je er wat aan hebt!
We hebben het over het naamwoordelijk gezegde (NG). We kennen dunken als koppelwerkwoord, in de zin van 'lijken zo te zijn'. Het ww is nagenoeg uit de spreektaal van vandaag verdwenen, maar komt nog wel eens voor in de uitdrukking "Me dunkt..." Vandaar ook bovenstaande zin.
Hoe gaat de ontleding? Zelf doe ik dat als volgt:
dunkt = PV/NG
dat je er wat aan hebt = O
me = MV
Los van het ontleden van de onderwerpszin, zijn nu alle zinsdelen ontleed, ware het niet dat er een naamwoordelijk deel ontbreekt. Omschrijven van de zin levert:
Dat je er wat aan hebt dunkt me [... ]
Tja, en dan heb ik dus een incompleet NG! Je zou kunnen invullen "...dunkt me duidelijk", of "...dunkt me vanzelfsprekend", maar het klinkt gekunsteld en daarbij: zo wordt het niet gesproken en geschreven!
Klopt het dat deze zin dan grammaticaal onvolledig is? Zitten we hier met een gehandicapped NG? Of heb ik iets over het hoofd gezien?
Rogier
Als we "Me dunkt dat je er wat aan hebt" zien als een verkorting van "Het dunkt me dat je er wat aan hebt", is 'het' het onderwerp en is het niet het naamwoordelijk deel dat ontbreekt, maar het onderwerp. De zin heeft dan dezelfde opbouw als "Het dunkt me duidelijk". Vergelijk: "Het komt me voor dat je er wat aan hebt". Kan die zin zonder 'het'? "?Me komt voor dat je er wat aan hebt?". Of is 'het' voorlopig onderwerp? In dat geval zijn we terug bij de gehandicapte NG. Taalprof, ik ben benieuwd.
BeantwoordenVerwijderen@Rogier: de meeste koppelwerkwoorden komen ook zelfstandig voor, soms met meewerkend voorwerp: 'iets blijkt, lijkt, schijnt (mij, jou, hem, haar)' Zo heb je ook 'iets dunkt mij' en 'iets komt mij voor'. In deze gevallen is 'iets' onderwerp, en het gezegde is werkwoordelijk.
BeantwoordenVerwijderenIn 'mij dunkt dat je er wat aan hebt' is de bijzin onderwerp. Je kunt er ook 'het' bij zetten, en dat is dan voorlopig onderwerp.
@Johan Schipper: 'me komt voor dat je er wat aan hebt' is slecht vanwege dat 'me' op de eerste zinsplaats. Met 'mij' is die zin OK. Dat 'me dunkt' wel goed klinkt, is de uitzondering
BeantwoordenVerwijderenBeste,
BeantwoordenVerwijderenIk heb de opdracht gekregen om 'toetsen en examens' van Nederlands te bespreken. Nu ben ik op zoek naar informatie over dit onderwerp. Ik heb er al achter gezocht, maar vind niet meteen iets.
Weet iemand misschien waar ik hierover meer concrete informatie vind? Ik ben vooral op zoek naar de evolutie in het afnemen van examens. Bijvoorbeeld: Hoe zit het met de toetsing van vaardigheden? Kan je examens afleggen met de pc? ...
U mag me altijd mailen!
Alvast bedankt
Evelien Van Gelder
@Evelien Van Gelder: ik heb je zojuist een e-mail gestuurd met wat pointers.
BeantwoordenVerwijderenBeste,
BeantwoordenVerwijderenVoor een taak heb ik de opdracth gekregen om het onderdeel creatief schrijven te onderzoeken. Kan iemand me helpen met informatie over dit onderwerp? Welke aanpak werkt het best? Zijn er verschillende methodes voor ASO, TSO en BSO?
Alle tips en hulp zijn welkom! U kan me steeds bereiken via mail. Bedankt op voorhand!
Mvg,
Britt Denis
@Britt Denis: Oei, de taalprof weet alleen maar iets van de grammatica, hoor! Ik zou jou echt aanraden (net als je klasgenote Evelien) om je te wenden tot organisaties van leraren, of een lerarenforum zoals www.lerarenforum.be of een van de fora op www.kennisnet.nl. Ik heb zelfs nog moeten opzoeken waar de afkortingen ASO, TSO en BSO voor staan. Kun je nagaan!
BeantwoordenVerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenWellicht heb ik je deze vraag al gesteld maar ik vind nergens jouw antwoord terug op jouw site.
Daarom nog eens mijn vraag:
Wat is het verschil tussen een onbepaald voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord?
Wie heeft het je verteld?
Iemand heeft het mij gezegd.
Het gaat hier concreet over 'het' is dit een onbepaald voornaamwoord of een persoonlijk voornaamwoord?
Dank u duizend maal
Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenHoe vervoeg je een wederkerend voornaamwoord in al zijn vormen?
Ik was me/mij
Jij wast je/zich
Hij wast zich
Wij wassen ons
Jullie wassen je/zich
Zij wassen zich
En: u wast u of zich?
Is het mogelijk om eens alle vormen te geven van de wederkerende voornaamwoorden.
Groetjes,
Syl
Beste,
BeantwoordenVerwijderenIk heb nog een vraagje:
Kan je ook hem/haar gebruiken bij een wederkerend voornaamwoord
Hij wast haar
Hij wast hem
Of is dat dan net een wederkerig voornaamwoord?
Graag duidelijkheid
Dank u
Sylvia
@Syl: ik kan die vraag ook niet meer vinden. Maar ik neem aan dat je de FAQ hebt bekeken, en de stukjes over het persoonlijk en het onbepaald voornaamwoord, en het verschil daartussen?
BeantwoordenVerwijderenhttp://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/07/mysterieuze_per.html
http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/onbepaald_maakt.html
Lees anders ook:
http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/bepaald_en_onbe.html
Dan weet je ook waarom een onbepaald voornaamwoord een onbepaald voornaamwoord heet.
Over 'het' stelde Lieven al eerder een vraag, die ik als volgt beantwoordde:
http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/reageren_1.html#comment-18432546
@Syl: ik vergis 'me', jij 'je', hij 'zich', zij 'zich', wij 'ons', jullie 'je' en zij 'zich'. En het wijst 'zich' vanzelf uit. Dat zijn de onbeklemtoonde vormen. Voor de beklemtoonde vormen kun je er '-zelf' aan vast plakken, en in plaats van 'me' en 'je' krijg je dan 'mij' en 'jou' ('jullie' in het meervoud').
BeantwoordenVerwijderenHet wederkerend voornaamwoord bij 'u' kan 'u' of 'zich' zijn. De voorkeur wisselt. Twee keer 'u' achter elkaar vinden we minder prettig, dan is het 'zich'. Dus liever 'vergist u zich niet?' dan 'vergist u u niet?' Zie ook: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_5.html#comment-17347585
en http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/05/kennen_dolfijne.html
@Syl: in het Nederlands van een paar honderd jaar geleden kon je de voornaamwoorden 'hem' en 'haar' inderdaad ook wederkerend gebruiken. 'Hij wast hem' betekende toen mogelijk 'Hij wast zich'. Tegenwoordig is dat in het Standaardnederlands niet meer het geval. Het komt wel nog regionaal, en in dialecten voor.
BeantwoordenVerwijderenHet woord 'hem' als wederkerig voornaamwoord ken ik niet. Wel komt in het Limburgs 'zich' als wederkerig (in plaats van wederkerend) voornaamwoord voor: 'Zij kennen zich' betekent dan "Zij kennen elkaar".
Hallo allemaal
BeantwoordenVerwijderenWeet iemand of er ook zinnen bestaan waar wel een meew.vw in staat maar geen lijd.vw?
groetjes
Sonja
@sonja: je zou denken dat dat niet zo goed kan, omdat het meewerkend voorwerp vaak wordt omschreven als het "tweede voorwerp" (na het lijdend of voorzetselvoorwerp). Maar toch zijn er wel een paar gevallen waarin je een meewerkend voorwerp kunt hebben en geen lijdend voorwerp.
BeantwoordenVerwijderenAllereerst bij naamwoordelijke gezegdes. In 'ik ben (aan) jou iets schuldig' is '(aan) jou' meewerkend voorwerp. Zo zijn er meer voorbeelden te bedenken.
Ten tweede heb je werkwoorden waar als het ware het lijdend voorwerp zit opgesloten, zoals '(aan) iemand schrijven', '(aan) iemand faxen', enzovoorts. Je zou kunnen zeggen dat die werkwoorden hier iets betekenen als 'een fax sturen aan iemand' of 'een geschrift sturen aan iemand'. '(aan) iemand' is hier meewerkend voorwerp.
Ten derde het unieke werkwoord 'gehoorzamen'. Het is '(aan) iemand gehoorzamen', dus '(aan) iemand' zou meewerkend voorwerp zijn.
En dan heb je nog de zogeheten 'ethische datief', die ook wel onder de meewerkende voorwerpen gerekend wordt: 'hij lachte me toch hard!'. Hierin is 'me' dan meewerkend voorwerp.
Beste,
BeantwoordenVerwijderenIk heb een vraag i.v.m. spelling, meer bepaald over de tussenletter -s.
Als theorie over tussenletter -s staat dat als je het rechterdeel van je samenstelling vervangt door een ander woord dat niet met /s/-klank begint, je dan weet of er een tussen -s erbij komt of niet. (naar analogie dus van andere woorden)
Sommige woorden zouden blijkbaar ook twee spellingen hebben? Er is er maar één aangeduid in het groene boekje. De andere moet je maar 'zomaar' weten?
Dit wordt gokken, zeg!
Kun je me helpen bij de verklaring waarom er een tussen -s bij het ene woord moet en bij het andere niet? Waar kan ik terugvinden bij welke woorden er twee spellingen passen? Waar is er maar een spelling van toepassing?
Ik heb ergens enkele oplossingen gekregen bij de volgende woorden:
-kapitaal+uitgave =kapitaalSuitgave
-kapitaal+verzekering= kapitaalverzekering
Waarom is het ene woord met een 's en het andere niet?
-korting+regeling =kortingSregeling? Kan kortingregeling ook?
-tijd+winst=tijdwinst? Kan tijdSwinst ook?
-verkoopactiviteit? Kan verkoopSactiviteit ook?
Dank u wel
Syl
@Syl
BeantwoordenVerwijderenOp bladzijde 125 van het Groene Boekje staat: "In de woordenlijst zijn echter alleen samenstellingen opgenomen die daadwerkelijk in de verschillende bronnen met enige regelmaat werden aangetroffen. Het kan dan ook voorkomen dat bepaalde samenstellingen wel een equivalent hebben met of zonder een tussenletter, terwijl andere dat niet hebben. Vergelijk bijvoorbeeld 'druggebruik, drugsgebruik' en 'drugkoerier, drugskoerier' met drugcontrole, drugsdode, drugslijn." Het is ook mij niet helemaal duidelijk of bijvoorbeeld 'drugdode' echt niet zou mogen volgens het Groene Boekje. Via www.taaladvies.net kun je het de Nederlandse Taalunie vragen.
@Syl: als ik het goed begrijp (maar ik zeg nog maar eens: van spelling weet ik echt niet veel meer dan de gemiddelde Nederlander), als ik het goed begrijp dus, gaat het Groene Boekje (en ook het Witte) over de spelling, niet over de uitspraak. Of jij een 's' uitspreekt tussen 'korting' en 'regeling' is niet afhankelijk van de spelling, het is juist andersom!
BeantwoordenVerwijderenJouw vraag gaat dus eerder over de vraag of je daar een 's' moet (of kunt) uitspreken. Daarvoor bestaat geen wettelijke regeling, maar alleen de norm die in de woordenboeken is vastgelegd. Het Groene Boekje is in dat verband maar een uittreksel uit het woordenboek, en het woordenboek is de registratie van wat de Nederlanders meestal doen.
Als jij je aan de norm wilt aanpassen zul je dus een gangbaar woordenboek moeten raadplegen. Staat het woord daar niet in, dan zul je erachter moeten komen wat de Nederlandse taalgebruiker ervan vindt. Ben jij zelf een moedertaalspreker van het Nederlands, dan heb je daarvoor je eigen taalgevoel ter beschikking. Anders richt je je op de meerderheid, of op een culturele elite van jouw keuze.
Hallo taalprof,
BeantwoordenVerwijderenKun je misschien een voorbeeld geven van een zin waarin een naamwoordelijk gezegde en een voorzetselvoorwerp bij elkaar staan?
Ik ben bezig met het vzv en heb de algemene regels aan de leerlingen doorgegeven. Helaas blijkt toch dat ze het nog erg abstract vinden. Uit jouw stukjes blijkt ook dat de grootste taalkundigen nog discussiëren over het vzv - dat geeft niet veel moed. Heb je misschien nog een tip zodat de leerlingen het mogelijk beter zullen begrijpen?
Alvast dank, groet,
Marit
Hallo taalprof,
BeantwoordenVerwijderenbij het maken van grammaticatoetsen stuitten we op een probleem bij het woordbenoemen van zinnen met namen. In de zin: 'Karel gaat slapen' is 'Karel' een znw. Maar wat in de zin: 'Karel de Grote gaat slapen.'Zijn zowel 'Karel' als 'de' als 'grote' znw-en omdat dit 1 naam is? Of zijn dit repectievelijk een znw, lw en bvnw?
groet,
Astrid
@Astrid: het is niet gebruikelijk om namen verder te ontleden, maar het kan wel. Bedenk dat een eigennaam een speciaal soort zelfstandig naamwoord is. Je woordbenoeming znw lw en bvnw is dus goed te verdedigen, al zou je ook kunnen zeggen dat 'Grote' hier gebruikt is als zelfstandig naamwoord omdat niet duidelijk (meer) is wat voor zelfstandig naamwoord erachter is weggelaten.
BeantwoordenVerwijderenMaar het is dus ook mogelijk om te stellen dat 'Karel de Grote' zich in zijn geheel als één woord gedraagt, en dus ook als één woord benoemd zou mogen worden. In dat geval vormen die drie woorden samen dus één woordsoort: een eigennaam.
Wat in ieder geval niet kan is zeggen dat het drie aparte eigennamen zijn.
@Marit: de ANS geeft tientallen voorbeelden, zie
BeantwoordenVerwijderenhttp://oase.uci.kun.nl/~ans/e-ans/20/06/02/body.html
Er zijn twee grote groepen:
(1) naamwoordelijke gezegdes die ontstaan zijn uit een lijdende vorm (bijvoorbeeld 'verdiept zijn in iets');
(2) naamwoordelijke gezegdes waaruit een voorzetselvoorwerp is "losgeweekt". Bijvoorbeeld, in 'trots op iets zijn' is 'op iets' een bepaling bij 'trots', maar die bepaling is zo langzamerhand losgeweekt van dat woordje 'trots', zodat je ook kunt zeggen 'op iets trots zijn'
De overeenkomst tussen al deze gevallen is het ontbreken van enige betekenis in het voorzetsel. Bij 'trots zijn op iets' betekent 'op' niet "(boven) op", en bij 'verdiept zijn in iets' betekent 'in' niet "(binnen) in". De betekenis van dat 'iets', de rol die het speelt in de zin, is niet afhankelijk van de betekenis van het voorzetsel, maar van het naamwoordelijk gezegde 'trots zijn' of 'verdiept zijn'. Als je trots bent op je werk, dan is je werk het 'voorwerp' van je trots, als je verdiept bent in een boek is het boek het 'voorwerp' van je verdiept-zijn.
Helpt dit?
Overigens: het feit dat geleerden hierover discussiëren hoeft geen probleem te zijn. Als je nagaat dat de twee grote groepen die ik noem allebei voorbeelden zijn van een taalontwikkeling ("ontstaan uit lijdende vorm", "losgeweekt"), dan zul je begrijpen dat zo'n ontwikkeling niet van de ene op de andere dag plaats vindt. Dat betekent dat er tientallen gevallen zullen zijn die je (nog) op twee manieren kunt opvatten. Je zult redenen moeten bedenken om voor de ene of de andere manier te kiezen. De vuistregels daarvoor zijn:
(1) Is er echt sprake van een naamwoordelijk gezegde (of van een lijdende vorm)?
(2) Is het zinsdeel met voorzetsel een los zinsdeel of vormt het één woordgroep met het naamwoordelijk deel?
(3) Heeft het voorzetsel een duidelijke betekenis of niet?
Kun je op een van die vragen geen duidelijk antwoord geven, dan is de ontleding dus onzeker. Is dat erg? Ik dacht het niet.
Hallo Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenDank voor je uitgebreide reactie. Eén puntje: de link doet het bij mij niet!
Groet en succes met alles,
Marit
@Marit: Oeps, foutje! Nu werkt het wel.
BeantwoordenVerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenErgens zegt u: "Ook bij een naamwoordelijk gezegde heb je soms voorwerpen, maar dat zijn dan altijd meewerkende voorwerpen of voorzetselvoorwerpen: dat is (voor) mij te moeilijk, of ik ben trots op iets". Hierboven noemt u de zin "Ik ben hem iets schuldig", waarin "hem" meewerkend voorwerp is. Mijn vraag: wat is dat "iets" voor zinsdeel als het geen lijdend voorwerp is?
Hey taalprof,
BeantwoordenVerwijderenNog even een vraagje voor je, hoop dat je me kunt helpen. Ik ving laatst iets op over een " betekkelijke bijzin". Kan dat kloppen?
Dank! Groet, Marit
@Johan Schipper: Dat 'iets' in 'iemand iets schuldig zijn' wordt een 'oorzakelijk voorwerp' genoemd. Niet zozeer omdat het iets met een oorzaak te maken zou hebben, maar omdat voorwerpen zonder voorzetsels bij naamwoordelijke gezegdes zo genoemd worden.
BeantwoordenVerwijderenOok hier lijkt trouwens sprake van een "losgeweekt" voorwerp uit het naamwoordelijk deel.
@Marit: een 'betrekkelijke bijzin' is hetzelfde als een 'bijvoeglijke bijzin'. Net als bij een 'betrekkelijk voornaamwoord' is 'betrekkelijk' de letterlijke vertaling van 'relatief' ('relativum'). Vandaar dat die bijzinnen ook wel 'relatieve bijzinnen' worden genoemd (een term die herkenbaar is in de meeste Europese talen, b.v. 'relative clauses')
BeantwoordenVerwijderenohhhhh, maar een bijvoeglijke bijzin is niet moeilijk! Dank :)
BeantwoordenVerwijderenSorry voor het stalken, maar heb nog een taaldiscussie voor je:
Met mijn collega ben ik het niet eens over de volgende zin:
"De riolering was verstopt geraakt, door dat zijn zusje een pannetje met vet in de gootsteen had geleegd."
Zij zegt dat WAS hier het koppelwerkwoord is en dat we dus te maken hebben met een nwg. Volgens mij is RAKEN het koppelwerkwoord omdat WAS hier de functie heeft van een hulpwerkwoord. Kun jij het verlossende antwoord geven? Zitten we er allebei naast?
Groet,
Marit
@Marit: Jij hebt gelijk: 'raken' is hier het koppelwerkwoord, en 'was' is het hulpwerkwoord van tijd. Jullie hebben allebei gelijk dat het een naamwoordelijk gezegde is. Dat komt met name door dat 'raken'. Had er gestaan 'was verstopt' (zonder 'geraakt') dan had je nog aan een lijdende vorm kunnen denken ("iets had de riolering verstopt"), maar 'de riolering raakte verstopt' is zeker naamwoordelijk.
BeantwoordenVerwijderenDank!!
BeantwoordenVerwijderenKlopt dit? of zitter er allemaal kww in?
BeantwoordenVerwijderen2. Hij is gisteren naar school gegaan
Is: hww
Gegaan: zww
3. Hij is op zijn 15e schilder geworden
Is: hww
Geworden: zww
4. Wij zijn vrolijk
zijn: kww
Alvast bedankt!
Groetjes,
Suzanne
@suzanne: 'geworden' in zin 3 is een koppelwerkwoord. In die zin is 'is' hulpwerkwoord van tijd.
BeantwoordenVerwijderenDe zin: 'het is [alsof ik hem allang ken]'.
BeantwoordenVerwijderenDe vraag: functioneert het omhaakte gedeelte als naamw. deel van het gezegde (cf. 'het LIJKT alsof ...') óf als bijwoordelijke bepaling (want: 'HOE is het? --> Het is alsof ..' en niet: 'WAT is het? --> Het is alsof ..)?
@Arie Molendijk: Moeilijke vraag! Waarom? Omdat er heel weinig variatie in zit. Je kunt bijna geen andere werkwoorden invullen, en ook de invulling van de andere zinsdelen (behalve de inhoud van de bijzin) ligt bijna vast. Je moet dus wel de hele constructie bekijken om iets over de onderdelen te zeggen.
BeantwoordenVerwijderenAllereerst dat onderwerp 'het': daarbij kun je aan drie dingen denken. Ten eerste zou het een 'voorlopig onderwerp' kunnen zijn. Dan zou het vooruitwijzen naar de bijzin 'alsof ik hem allang ken'. Dat is echter niet zo'n goede analyse, want dan zou je het woordje 'het' ook moeten kunnen vervangen door de bijzin: 'Alsof ik hem allang ken, is', of 'Alsof ik hem allang ken, lijkt'. Beide zinnen lijken mij slecht.
Ten tweede zou 'het' een "gewoon" onderwerp kunnen zijn. Maar in dat geval zou 'het' vervangbaar moeten zijn door 'iets', of 'dit': 'iets is alsof ik hem allang ken', of 'dit lijkt alsof ik hem allang ken'. Ook die twee zinnen klinken mij slecht in de oren.
Als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, moet de laatste oplossing, hoe onwaarschijnlijk ook op het eerste gezicht, het geval zijn: 'het' is hier 'loos onderwerp', vergelijkbaar met 'het sneeuwt', 'het spookt' of 'het is mistig'. Dat is misschien bij nader inzien niet zo gek, want in de voorbeeldzin kun je de betekenis van 'het' nauwelijks omschrijven met iets als "de toestand" of "mijn gevoel". Dat komt overeen met de andere voorbeelden van het loos onderwerp.
Dan het gezegde: jij lijkt te suggereren dat je 'is' kunt vervangen door andere koppelwerkworden, maar in feite is 'lijkt' het enige voorbeeld waarbij dat een acceptabele zin oplevert: 'het blijkt alsof ik hem allang ken', 'het raakt/wordt alsof ik hem allang ken', zelfs 'het schijnt alsof ik hem allang ken', ik vind het allemaal ongeveer even slecht klinken. En zelfs die vervanging door 'lijkt', daarvan is het nog maar de vraag of het hier het koppelwerkwoord 'lijkt' is, want dat zou je weer moeten kunnen aanvullen met 'te zijn': 'het lijkt te zijn alsof ik hem allang ken'. Nu stort je taalgevoel vrij snel in bij het nadenken over foute zinnen, maar deze zin blijf ik toch erg slecht vinden. Mijn idee is dus dat het hier geen koppelwerkwoorden betreft, maar de zelfstandige werkwoorden 'is' en 'lijkt' (als in 'iets lijkt').
Dat laatste klopt ook wel, denk ik, want 'is' is hier best te verdedigen als het zogeheten 'existentiële zijn', het 'zijn' dat je kunt omschrijven met 'bestaan' of 'het geval zijn'. In de moderne taalkunde zou je kunnen proberen toch een relatie te leggen met de constructie 'het geval zijn', waarin 'zijn' wél koppelwerkwoord is, maar dan zit je wel met het probleem dat die aanvulling hier niet mogelijk is: 'het is het geval alsof ik hem allang ken'. Fout, zou ik zeggen.
Als 'het' loos onderwerp is, en 'is' is zelfstandig werkwoord, dan kan de bijzin geen voorwerp zijn. Dan moet het een bijwoordelijke bijzin zijn. Van vergelijking, zou je zeggen.
Ik besef dat deze ontleding niet helemaal zonder problemen is, en misschien ligt het ook wel een beetje aan het traditionele kader, waarbij je moet benoemen wat er staat en geen diepere analyse kunt aannemen, maar dit lijkt me vooralsnog het beste wat je binnen dat benoemingssysteem kunt doen. Met de aantekening dat het hier een unieke constructie betreft, die misschien wel versteend is in zijn mogelijkheden.
Hallo! De zin: 'Hij raakte de kluts kwijt'. Wat is in deze zin de persoonsvorm? 'raakte', 'raakte kwijt' of 'raakte de kluts kwijt' *(alsook het hele gezegde)
BeantwoordenVerwijderenBen benieuwd, kan het bergens vinden!
@Olivier Zeestraten: 'raakte' is de persoonsvorm. Dat is het woord waarop het getal en de tijd van de zin is uitgedrukt (enkelvoud, tegenwoordige tijd).
BeantwoordenVerwijderenVerder is hier sprake van een naamwoordelijk gezegde 'kwijt raken', met een zogeheten "oorzakelijk voorwerp" 'de kluts'.
Deze constructie (naamwoordelijk gezegde met oorzakelijk voorwerp) is wel bijzonder, dit komt niet zo vaak voor. Vandaar dat de neiging bestaat om 'kwijt raken' als één werkwoord op te vatten (dan zou je het aan elkaar moeten schrijven, dus 'ik ben de kluts kwijtgeraakt' in plaats van 'ik ben de kluts kwijt geraakt'. Als je 'kwijtraken' als één werkwoord beschouwt, dan wordt de ontleding anders. Dan is 'de kluts' een lijdend voorwerp.
Ten slotte zijn er ook mensen die zeggen dat 'de kluts kwijt(-)raken' in zijn geheel een werkwoordelijke uitdrukking is. Daar ben ik het niet mee eens, omdat 'de kluts kwijt raken' wel nog heel duidelijk een invulling is van 'iets kwijt raken'. De woordgroep 'de kluts' is weliswaar "idiomatisch" (het heeft geen "normale" betekenis), maar de rest van het gezegde is normaal te analyseren.