vrijdag 2 januari 2015

De taalprof is ook geen selfie

Het is misschien wel de meest geciteerde zin uit de koninklijke kersttoespraak van 2014: "Nederland is meer dan 17 miljoen selfies." Veel lof was er voor het gebruik van het moderne woord selfie in zo'n taditioneel en eerbiedwaardig genre. Men zag er een teken in van informalisering en modernisering. Ik heb echter niemand gehoord over de betekenis. Want wat bedoelde de koning eigenlijk?

 

Ik dacht dat een selfie een foto was van jezelf (in allerlei contexten), vaak geplaatst op sociale media. Maar was dat wat er in de toespraak bedoeld werd? "Nederland is meer dan 17 miljoen foto's van jezelf"?

 

Het kan natuurlijk zijn dat hier sprake is van een bewuste stijlfiguur: het fotografische zelfportret wordt hier gebruikt als een metonymie: de foto staat eigenlijk voor de persoon. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de vorst het woord in een andere betekenis gebruikte: een selfie is volgens hem blijkbaar een individu, dat in geen enkele relatie tot andere individuen (of tot de samenleving) staat. Misschien als een anglicistische afkorting van zelfingenomen of in zichzelf gekeerd.

 

Het wachten is nu op een gebruikswijze als Ik ben een echte selfie, of Hij gedroeg zich nog te veel als een selfie, waarmee de betekenisverschuiving een feit is geworden. Kan het vernieuwde woord nog een keer woord van het jaar worden.