

"Ben je weer een beetje gekalmeerd na
die uitbarsting van gisteren?"
"Ja, ik ben het al weer bijna vergeten."
"Ik zal het nooit meer over spelling hebben."
"Fijn!"
"Maar jij was bezig met een log over bepaald en
onbepaald, zei je."
"Ja."
"Vertel eens, wat was dat?"
"Heb je even?"
"Ja nee, even dan. Maak het nou niet zo moeilijk. Dat is toch heel makkelijk,
bepaald en
onbepaald?"
"O ja?"
"Ja. Bepaald zijn
de en
het, en alleen
‘n is onbepaald."
"Jij hebt het alleen over
lidwoorden."
"Ja, hoezo?"
"Maar bepaald en onbepaald, dat komt op veel meer plaatsen terug."
"O?"
"Bijvoorbeeld bij
onbepaalde voornaamwoorden."
"Maar je hebt toch geen
bepaalde voornaamwoorden?"
"Kijk, zie je. Daarom moet ik het uitleggen."
"Jaja. Maar kun je niet gewoon zeggen: die onbepaalde voornaamwoorden, dat zijn net onbepaalde lidwoorden?"
"Ja, dat kan wel, maar dat is wel een heel kromme redenering. Dat snapt niemand."
"Hmm."
"En dan heb je ook nog het verschil met
specifiek en
nonspecifiek."
"Hehe, daar ga je weer! Ik zei toch: maak het niet zo moeilijk! Waarom kun je je niet gewoon beperken tot
bepaald en
onbepaald?"
"Ik denk dat je het pas echt snapt als je het verschil begrijpt."
"Waarom?"
"Nou, die lidwoorden, dat is misschien
te gemakkelijk."
"Hoe kan iets nou te gemakkelijk zijn? Je probeert het toch allemaal zo gemakkelijk mogelijk te maken?"
"Ja dat is wel zo, maar ik kan jou wel leren dat je twee woordjes
bepaald lidwoord moet noemen en één
onbepaald lidwoord, maar wat weet je dan?"
"Dat het zo
is!"
"Maar jij snapt niet
waarom het zo is."
"Nou goed dan. Kun je het in vijf minuten uitleggen?"
"Ik denk het wel."
"Wacht, dan druk ik nu mijn stopwatch in."
"Okee. Wat betekent volgens jou het woord
bepaald?"
"
Bepaald? Ehh, ja, ja,
bepaald, dat betekent gewoon dat het bepaald is. Dat is toch duidelijk?"
"Kun je er een ander woord voor bedenken?"
"Ehh, nee, niet zo een-twee-drie. Zeg maar, want dit gaat allemaal van je tijd af."
"Als je zegt:
wij hebben dit of dat bepaald, kun je dat anders zeggen?"
"Ehh, ja:
wij hebben dit of dat besloten, of
vastgesteld."
"Precies!
Bepalen betekent dat je hebt vastgesteld, alleen of met anderen, wat iets
is, of wat iets
wordt."
"Okee."
"Goed. Dat is eigenlijk ook wat die grammaticale term
bepaald betekent."
"Eh, leg eens uit."
"Gebruik je een woord als
de bij een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld
de tafel, dan geef je aan dat je veronderstelt dat jij en je gesprekspartner weten over welke tafel het gaat."
"Aha."
"Het kan over een exemplaar gaan, of over "de tafel" in het algemeen, maar jullie weten wat er bedoeld wordt."
"Goed."
"Gebruik je nu een onbepaald lidwoord,
een tafel, of geen lidwoord (
tafels of
twee tafels), dan geef je juist aan dat er nog niet vastgesteld is (nog niet
bepaald was) over welke tafel of tafels het gaat. Je introduceert als het ware een bepaalde tafel, of tafels, in het gesprek."
"Ja, ik snap het. Dat is toch wel interessant. Maar wat was dat dan met dat speci-dinges? Specifiek?"
"Kun je het verschil bedenken tussen de zinnen
Er zijn twee auto’s gestolen en
Twee auto’s zijn gestolen?"
"Eh, ja, in het tweede geval weet je om welke twee auto’s het gaat."
"Inderdaad! Het is allebei onbepaald, want er staat geen bepalend woord bij, maar het eerste is
nonspecifiek en het tweede is
specifiek."
"Maar wat is dan het verschil met bepaald en onbepaald?"
"Als je tegen iemand zegt
Twee auto’s zijn gestolen, dan geef je daarmee aan dat
jijzelf weet om welke twee auto’s het gaat, en als je zegt
De twee auto’s zijn gestolen, dan veronderstel je blijkbaar dat
jullie allebei weten welke twee auto’s gestolen zijn."
"Okee, dat snap ik!"
"
Specifiek en
nonspecifiek gaat dus alleen om wat je zelf weet, en
bepaald en
onbepaald gaat over wat jullie allebei weten. Beide termen zeggen iets over identificatie."
"Jaja. Hm. Toch wel ingewikkeld hoor, maar ik geloof dat ik het begrijp."
"Hoe lang was dat nou?"
"Ehh, vier minuut drieëntwintig."
"Kijk, nog een halve minuut over. Wat zal ik daar nog eens in uitleggen?"
"Nee, hou maar op. Dit is wel even genoeg."