donderdag 29 november 2007

Je ding doen



Ook weer zoiets waar veel mensen zich aan storen: je ding doen. Dat kun je in sommige kringen maar beter niet zeggen, want je wordt er onmiddellijk om uitgelachen. Je ding doen, dat is naast zoiets hebben van toch wel het meest verwerpelijke anglicisme dat er de afgelopen tien jaar ontstaan is. Wat? Nou ja, de afgelopen twintig jaar dan. Of vijftig, wat kan mij het schelen, het komt in ieder geval uit het Engels. Wat zeg je? Hûh?

maandag 19 november 2007

Erren



Vroeger (héél vroeger) hadden de hoogleraren niet altijd zoveel op met de studenten. Geen uitgekiende onderwijsmethoden, laat staan evaluatieformulieren of studentenenquêtes, ze konden doen wat ze wilden. Uit die tijd stamt ook de anekdote dat de ene hoogleraar aan de andere vertelde over een student die graag een scriptie wilde schrijven, en of de hoogleraar maar een onderwerp wilde aanreiken. "Ach," zei de collega "Laat hem maar een scriptie schrijven over er." Daar zou hij wel even mee zoet zijn.

woensdag 7 november 2007

Het is de schuld van het bijvoeglijk naamwoord



Aardige discussie gisteren, de vraag of je zaterdagavond een zelfstandig naamwoord of een bijwoord moet noemen in de zin Zaterdagavond kwam hij mij feliciteren! Niet alleen omdat er ineens 500 extra lezers een kijkje namen op mijn weblog, maar omdat het zo'n fundamentele kwestie is.

Als het loopt als een eend, kwaakt als een eend, en er ook nog uitziet als een eend, dan zal het ook wel een eend zijn. En zo is het ook met woorden: als het woord opgebouwd is als een zelfstandig naamwoord, de woordvormingsmogelijkheden heeft als van een zelfstandig naamwoord, en het wordt ook nog gebruikt als een zelfstandig naamwoord, ja, dan heb je te maken met een zelfstandig naamwoord.

dinsdag 6 november 2007

Zaterdagavond



Eindelijk weer eens een grammaticale kwestie op de mailinglist van de vakdocenten Nederlands! Wat is de woordsoort van zaterdagavond in de zin Zaterdagavond kwam hij mij feliciteren? Is dat een zelfstandig naamwoord, of is het een bijwoord, omdat zaterdagavond hier een bijwoordelijke bepaling is?

"Het lijkt mij heel duidelijk," zegt een van de docenten. Het woord vormt in zijn eentje een bijwoordelijke bepaling, en het is vervangbaar door vandaag, kortom: bijwoord is de enige juiste benoeming. "Pluis de bekende spraakkunsten er maar op na," voegt hij er nog aan toe. Nou, dat doen we dan.

Wat is de bekendste spraakkunst? De Algemene Nederlandse Spraakkunst, zou ik zeggen. Wat staat daarin? Ehh, dat is nog wel even zoeken. Een beetje googelen leert dat alle dagen van de week wel in de ANS voorkomen, behalve vrijdag. De ANS-redactie houdt blijkbaar niet van vrijdagen.

Maar even serieus: het woord vandaag staat inderdaad genoemd in paragraaf 8.3.2, bij de "bijwoorden van tijd". De dagen van de week staan daar niet bij. Elders in de ANS (20.10.3.2.1) komen wel voorbeeldzinnen voor als Ga woensdag maar!, maar de bijwoordelijke bepaling woensdag wordt hier omschreven als een "naamwoordelijke constituent met substantivische kern". En in 4.6.5.1 staat zelfs expliciet hoe de ANS erover denkt (cursivering van mij):
"In tijdsbepalingen waarin een tijdstip of periode wordt aangegeven die voor de hoorder identificeerbaar is, kunnen substantieven die een bepaalde tijdsruimte aanduiden, waaronder ook de namen van dagen, maanden en seizoenen [...] gebruikt worden"
Met andere woorden: de ANS vindt de namen van dagen "substantieven" (zelfstandige naamwoorden), ook als ze als tijdsbepaling worden gebruikt.
In een andere bekende spraakkunst, de Grammatica van het hedendaags Nederlands, van Wim Klooster, staat het dilemma precies verwoord, in paragraaf 4.1.7:
"Traditioneel wordt een woord dat als bijwoordelijke bepaling in een zin dienstdoet een bijwoord (adverbium, meervoud adverbia) genoemd. Een nadeel van deze zienswijze is dat er daardoor tussen verschillende woordsoorten een grote overlapping ontstaat. Snel heet dan ‘bijwoord’ in Hij rijdt snel, maar ‘bijvoeglijk naamwoord’ in een snel schip, en woensdag ‘bijwoord’ in Ik kom woensdag, maar ‘zelfstandig naamwoord (eigennaam)’ in Woensdag was een fijne dag. Op die manier wordt zonder klemmende reden de omschrijving van het begrip ‘bijwoord’ volledig afhankelijk gemaakt van de functie als bijwoordelijke bepaling."
Klooster beveelt aan om de term "bijwoord" te reserveren voor woorden die niet als zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord dienst kunnen doen.

De ANS en Klooster stellen zich dus min of meer op hetzelfde standpunt: je zou woensdag altijd een zelfstandig naamwoord moeten noemen, ook als het in zijn eentje een bijwoordelijke bepaling vormt.
Dat lijkt bij nadere beschouwing best een redelijk standpunt, in elk geval voor zo’n woord als zaterdagavond. Als je zaterdagavond een bijwoord zou moeten noemen in Zaterdagavond gaan we stappen, hoe zou je het dan moeten benoemen in Elke zaterdagavond gaan we stappen? Want in die zin is Elke zaterdagavond de bijwoordelijke bepaling, en dat lijkt toch een woordgroep met een zelfstandig naamwoord dat bepaald wordt door een onbepaald voornaamwoord. Hetzelfde geldt voor afgelopen zaterdagavond, of komende zaterdagavond.

Zit hier nou nog een nuttig inzicht in? Ik denk het wel. Van belang is dat je beseft dat er zelfstandige naamwoorden zijn (en woordgroepen met een zelfstandig naamwoord als kern) die je als bijwoordelijke bepaling kunt gebruiken. Of je zo’n zelfstandig naamwoord dan als bijwoord benoemt als dat het enige woord van de hele bepaling is, lijkt me van minder belang. Dat kun je doen of niet, maar het zou zonde zijn als deze benoeming het inzicht zou vertroebelen. Wat je moet zien is dat zaterdagavond een zelfstandig naamwoord is dat je kunt gebruiken als bijwoordelijke bepaling.

Update
Ook in de bekende spraakkunst van Paardekooper komt het probleem van de woordsoort van zaterdagavond aan de orde. Paardekooper zegt het volgende (paragraaf 3.5.19.5.1E):
"Ik wou nog een ogenblik terugkomen op het woordsoortprobleem dat ik heel in het begin onder punt 2 noemde in verband met vrijdagavond. Het unieke daarvan zit hem in het volgende. Tot dusver hebben we bij versmeltingen (‘zn’ en ‘vn’) altijd te maken gehad met aparte wóórden: vrijdagsavonds en dan bv. waren altijd resp. ‘zn’ en ‘vn’ omdat ze geen voorbep. konden krijgen enz. Maar vrijdagavond is als kern van een ond. meestal een gewoon zn. omdat het dan meestal wel alle voorbep. daarvan kan krijgen: (die twee laatste vrijdagavonden die zo gezellig waren)(vielen)(allebei)[in de zomer] Maar in een bw bep. als vrijdagavond laat zijn die voorbep. allemaal onmogelijk [...] zodat vrijdagavond daar duidelijk een ‘zn’ is."
Nou moet ik bij Paardekooper altijd twee keer lezen, en helemaal snap ik niet wat hij bedoelt. Hij lijkt eerst af te stevenen op een verschil tussen de bijwoordelijke bepaling vrijdagavond laat en vrijdagavond als onderwerp, maar toch spreekt hij in beide gevallen over zn. Gelukkig merkt hij zelf ook twee zinnen later op: "zonder een aanzienlijke verdere uitbreiding van onze feitenkennis hier, komen we niet veel verder." En ik signaleer ook maar even dat Paardekooper wél van vrijdagen houdt.