tag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.comments2024-03-15T05:43:08.519-07:00Taalprof PleinTaalprofhttp://www.blogger.com/profile/12667945176269041458noreply@blogger.comBlogger9465125tag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-73406655096917948272024-03-15T05:43:08.519-07:002024-03-15T05:43:08.519-07:00Wat betreft “in hun eentje” heb ik niet volstaan m...Wat betreft “in hun eentje” heb ik niet volstaan met de constatering dat de constructie in de praktijk voorkomt, maar heb ik ook geprobeerd duidelijk te maken wat volgens mij de logica daarachter is. In “zij komen in hun eentje” leidt het meervoud van het onderwerp “zij” ertoe dat ook het bezittelijk voornaamwoord in het meervoud “hun” staat. Immers, “zij komen in zijn eentje” is volstrekt onlogisch. In “zij komen in hun eentje” is de gedachte dat ze allemaal in hun eentje komen: “iedereen komt in zijn eentje” is gelijk aan “zij komen allemaal in hun eentje”.<br /><br />De ANS geeft als voorbeeld 3: “Een van de studenten die goed met een pc kon omgaan, werd voor dit werk uitgekozen” en vindt dit acceptabel met als uitleg “‘van de studenten werd er een die goed met een pc kon omgaan, voor dit werk uitgekozen’ (niet zomaar willekeurig een)”. Persoonlijk zou ik deze constructie vermijden maar ik begrijp wat de ANS als argument aanvoert en ik vind het op het randje acceptabel, zij het onnatuurlijk. Cruciaal hierbij is echter dat het bij “de studenten” om een vast omschreven groep gaat. En dat is het essentiële verschil met uw voorbeeldzin “ik ben een van de weinige mensen die het snapt”: daarin is “de weinige mensen” geen vast omschreven groep, tenzij je aanneemt (zoals René in zijn post van 21/10/2022 naar mijn oordeel terecht doet) “dat er maar weinig mensen bestaan”. In een eerdere post noemde ik dit identificeerbaar (“de studenten”) resp. niet-identificeerbaar (“de weinige mensen”). <br /><br />En nu we het toch over de ANS hebben: als ik u goed begrijp betekenen de zinnen “ik ben een van de weinige mensen die het snappen” en “ik ben een van de weinige mensen die het snapt” volgens u hetzelfde, zij het met een subtiel nuanceverschil. Volgens voorbeeld 5 van de ANS is er significant betekenisverschil tussen zin 5a en 5b:<br />5a Hij is een van de taalkundigen die daar wel eens over geschreven hebben. (= ‘een uit de groep van taalkundigen’) <br />b Hij is een van de taalkundigen die daar wel eens over geschreven heeft. (= ‘een taalkundige die...’) <br />In 5a gaat het om een beperkte groep taalkundigen, namelijk de taalkundigen die wel eens over dat onderwerp geschreven hebben; in 5b om alle taalkundigen, van wie slechts een deel (in elk geval “hij”, en mogelijk maar niet noodzakelijk ook anderen) over dat onderwerp geschreven heeft.<br />Begrijp ik goed dat uw visie ook hier afwijkt van de ANS? Natuurlijk heeft de ANS niet per definitie het laatste woord en heeft iedereen het recht er een andere mening op na te houden, maar ik wel benieuwd naar uw argumenten om hier van de ANS af te wijken.<br /><br />Voorbeeld 4 in ANS luidt:<br />4a Een van hen die het kunnen weten, is Dick. (= 'een uit de groep van mensen') <br />4b Een van hen die het kan weten, is Dick. (= 'iemand die...') <br />Alweer zou ik de door ANS geaccepteerde constructie in 4b vermijden, maar ik kan me voorstellen dat men die acceptabel vindt, maar dan wel op voorwaarde dat “hen” naar een identificeerbare groep mensen verwijst. Het ligt echter anders wanneer we “hen” vervangen door “degenen”. Zoals in ANS paragraaf 5.6.5 wordt uitgelegd, wordt “degene” altijd gevolgd door een beperkende bijzin. Logisch: “degene” op zichzelf verwijst nergens naar. Zodoende is de zin “Een van degenen die het kan weten, is Dick” onmogelijk, en daarmee is de stelling dat in de constructie “een van ... die” enkelvoud en meervoud altijd beide mogelijk zijn weerlegd.<br /><br />Gerardnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-77281555570302847222024-03-12T03:32:33.065-07:002024-03-12T03:32:33.065-07:00hoi ik ben al 8jaar oud en ik heb mijn papas lepto...hoi ik ben al 8jaar oud en ik heb mijn papas leptop gepakdtAnonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-66713694444871253832024-02-24T03:24:01.574-08:002024-02-24T03:24:01.574-08:00Moeilijk te beoordelen, zo zonder context. Het zou...Moeilijk te beoordelen, zo zonder context. Het zou kunnen dat de spreker bedoelt om de hoop uit te spreken dat je een beslissing neemt waar je zelf ook achter staat (waar je zelf van overtuigd bent), en dat je die ook zelfverzekerd zult uitdragen. Het kan natuurlijk ook een vergissing zijn, omdat bedoeld is dat je geacht wordt een 'overtuigende beslissing' te nemen (een beslissing waar de spreker zelf - of iemand anders - door overtuigd wordt). Anonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-38741148720347801472024-02-24T03:20:49.354-08:002024-02-24T03:20:49.354-08:00In het Nederlands gaat het bij de voltooide tijd n...In het Nederlands gaat het bij de voltooide tijd niet om een bereikt resultaat, maar om voltooiing alleen. Daardoor kun je in de meeste gevallen kiezen. Als je zegt 'Ik had gisteren een feestje', dan leg je de nadruk op de gebeurtenis van gisteren waarbij je betrokken was. Zeg je 'Ik heb gisteren een feestje gehad' kijk je vanuit het perspectief terug op een voltooide gebeurtenis. Omdat 'een feestje hebben' iets is wat doorgaans geen dagen achter elkaar duurt, is in het eerste geval de voltooiing ook impliciet. <br /><br />Bij andere gezegdes is het verschil duidelijker. Als je zegt 'Het regende gisteren al', dan zeg je dat het gisteren regende, en laat je de mogelijkheid open dat die regen tot en met nu nog voortduurt. Maak je ervan 'Het heeft gisteren al geregend', dan zeg je erbij dat die regen ook opgehouden is (en misschien weer opnieuw begonnen, maar dat laat je in het midden).<br /><br />Kort gezegd dus: in het Nederlands betekent de voltooide tijd alleen dat iets geëindigd is. Anonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-10357648036217176922024-02-24T03:12:53.419-08:002024-02-24T03:12:53.419-08:00De vraag was niet of 'in hun eentje' corre...De vraag was niet of 'in hun eentje' correct was (ik had al opgemerkt 'wat mij betreft wel'), maar hoe logisch u dat vond. Immers, u hecht nogal belang aan de logica die zou gebieden dat de bijzin alleen bij het meervoudige zelfstandig naamwoord zou kunnen horen. U leidt nu echter de correctheid af van het vele voorkomen van 'in hun eentje' met een enkelvoudig onderwerp. Zou u dat dan ook niet moeten doen met de gewraakte constructie? Het is toch onlogisch om dat hier wel te doen en daar niet?<br /><br />De ANS noemt sommige voorbeelden van enkelvoudige betrekkelijke bijzin bij 'een van de' + meervoudig zelfstandig naamwoord inderdaad 'twijfelachtig' (dus niet 'uitgesloten'), en voegt vóór deze voorbeelden toe: 'Toch komen ook in dat geval zinnen met een enkelvoudige persoonsvorm in de praktijk frequent voor.' Belangrijk in dit verband is dat de ANS enerzijds een beschrijvend werk is, dat het frequent voorkomende taalgebruik wil volgen, maar anderzijds de redenering niet helemaal goed krijgt. Bewezen wordt dat de bijzin best bij het enkelvoudige 'een' kan aansluiten (of bij de constructie als geheel, denk ik), en ook wordt in een Opmerking toegevoegd, dat je in het voorbeeld 'Dat was een van de eerste dingen die mij opviel.' niet kunt zeggen dat 'ding' is weggelaten ('Dit uitgangspunt is onjuist', zegt de ANS zelfs, in een vlaag van ongebruikelijke strengheid). Uw redenering over 'een van de eilanden die...' (waarin 'eiland' zou zijn weggelaten, waardoor 'dat' noodzakelijk zou worden) wordt dus door de ANS keihard veroordeeld. De ANS vlucht in het begrip 'twijfelachtig' omdat zij de enkelvoudige bijzin verbindt aan het uitbreidende karakter (de uitbreidende bijzin is in elk geval correct), maar signaleert dat het enkelvoud ook bij de niet-uitbreidende bijzin optreedt. Naar mijn idee moet de conclusie zijn dat die uitbreidendheid dus geen noodzakelijke voorwaarde is. De ANS trekt die conclusie een beetje halfslachtig door niet over 'uitgesloten' te spreken maar over 'twijfelachtig'. Dat staat voor 'we weten het eigenlijk niet'. <br /><br />Er zijn dus geen criteria voor het gebruik van de enkelvoudige of meervoudige betrekkelijke bijzin in de partitiefconstructie. Bij een uitbreidende bijzin is het enkelvoud de beste keuze (omdat dan hoe dan ook de partitiefconstructie in zijn geheel beschouwd wordt), maar in andere gevallen is er een vrije keuze, met een subtiel betekenisverschil. <br /><br />Zoals ik al zei heb ik dat allemaal uitvoerig geanalyseerd in mijn dissertatie in 1991. De auteurs van de tweede druk van de ANS hebben die analyse meegenomen, en geen weerlegging gevonden.<br /><br /><br /><br />Anonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-72658312636588923712024-02-07T12:21:41.456-08:002024-02-07T12:21:41.456-08:00Hallo Taalprof,
Ik kwam in een zin het woord '...Hallo Taalprof, <br />Ik kwam in een zin het woord 'overtuigde' als bijvoeglijk naamwoord tegen tegen in de zin: ik hoop dat je een overtuigde beslissing zult nemen. <br />Volgens mij klopt dit niet, maar is dat ook zo?<br />Alvast bedankt!<br />Anonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-76976792705972019782024-01-11T11:18:15.545-08:002024-01-11T11:18:15.545-08:00Hi Taalprof,
Ik ben niet in Nederland opgegroeid,...Hi Taalprof,<br /><br />Ik ben niet in Nederland opgegroeid, maar mijn Nederlands is inmiddels best oké (al zeg ik het zelf). Ik heb soms nog wat moeite met de onvoltooid verleden tijd en de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld: persoon 1 zegt: ‘Waarom zie je er vandaag zo moe uit?’ Persoon 2: ‘Ik heb gisteren een feestje gehad’/‘Ik had gisteren een feestje’ De v.t.t. gebruik je om een bepaald resultaat te benadrukken, hier de vermoeidheid, is dat dan de beste optie?Jaimynoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-6815123265862294332023-12-27T11:38:58.509-08:002023-12-27T11:38:58.509-08:00Een aardig probleem, dat “in hun eentje”. Google g...Een aardig probleem, dat “in hun eentje”. Google geeft 165.000 hits, dus het komt in de praktijk wel voor. Ik denk dat het daarmee net zo zit als met “hij eet zijn bord leeg” naast “zij eten hun bord leeg”: “hun bord” slaat hier op ieders eigen bord, niet op één bord waar iedereen van zit te eten (zoals de schaal aardappelen bij Van Gogh). “Hij komt in zijn eentje” wordt dan in het meervoud “zij komen in hun eentje”. Zodoende vind ik “Hij is een van de weinige mensen die dit in hun eentje voor elkaar krijgen” prima.<br /><br />Wanneer de X in “een van de X die” een onzijdig woord is, doet zich het volgende probleem voor met een enkelvoud in de bijzin. In de Volkskrant van 11 december 2023 staat op pagina 1 als bijschrift bij een foto “Kiribati is een van de eilanden die worden bedreigd door de stijging van de zeespiegel.” Maken we de persoonsvorm enkelvoud, dan krijgen we ofwel “Kiribati is een van de eilanden die wordt bedreigd” ofwel “Kiribati is een van de eilanden dat wordt bedreigd”. In het eerste geval spoort het mannelijke/vrouwelijke “die” niet met het onzijdige “eiland”; in het tweede geval klinkt “dat” in elk geval mij als ontoelaatbaar in de oren.<br /><br />U had nog niet gereageerd op mijn vraag over “ik ben een van de mensen die het snapt”, “ik ben een van de weinigen die het snapt” en “ik ben een van degenen die het snapt”. Vindt u die ook acceptabel? <br /><br />Zo ja, dan denkt u er anders over dan de ANS, die paragraaf 20.2.3.1.ii.1.b aan ons probleem wijdt. De voorbeelden 7 t/m 10 worden door ANS als “twijfelachtig” betiteld. Ik neem aan dat dit predicaat wordt toegekend aan constructies die weliswaar in de praktijk voorkomen, maar op taalkundige bezwaren stuiten.<br /><br />Zo nee, dan is mijn vraag welk criterium u aanlegt voor de invulling van de constructie “een van de X die [enkelvoud/meervoud persoonsvorm]”. Moet de X daarbij aan bepaalde voorwaarden voldoen? Dan vervalt daarmee de algemene geldigheid van de door u verdedigde constructie.<br /><br />Overigens is mijn stellige indruk dat de opstellers van het artikel in de ANS de constituent “een van de X” opvatten als bestaande uit twee elementen, getuige de opmerking “In de bovenstaande (b) -voorbeelden is de betekenis van de naamwoordelijke constituent in kwestie immers niet ‘een degene’”. U stelt daarentegen dat “een van de X” één constituent is.<br />Gerardnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-62336363359733095422023-12-20T06:50:50.746-08:002023-12-20T06:50:50.746-08:00De restrictie die u aanvoert op het getal van het ...De restrictie die u aanvoert op het getal van het onderwerp van de gezegdes 'bijeenkomen', 'elkaar opzoeken' en 'onderling uitwisselen' lijkt mij onafhankelijk van de constructie. U stelt dat dit een argument is tegen 'onderlinge verwisselbaarheid van enkelvoud en meervoud', maar dat is helemaal het punt niet. De constructie zit zo in elkaar dat je een bijzin kunt aanhechten aan een enkelvoudig element én aan een meervoudig element. Dat het eerste alleen kan met een bijzin die een gezegde in het enkelvoud verdraagt lijkt me logisch. Dat bewijst niet dat het enkelvoud fout is. Op dezelfde manier zou je gezegdes kunnen verzinnen die alleen een enkelvoudig onderwerp hebben, bijvoorbeeld 'Hij is een van de weinige mensen die dit in zijn eentje voor elkaar krijgt'. Dan kan het meervoud niet ('in zijn eentje voor elkaar krijgen'). Je moet er dan op zijn minst 'hun eentje' van maken. <br /><br />Verder heb ik niet beweerd dat uw voorstellingsvermogen tekortschiet. U beweerde dit immers zelf ('Bovendien klinkt “ik ben een van degenen / een van de mensen die het snapt” zo vreemd dat ik me moeilijk kan voorstellen dat u het wel acceptabel vindt.'), maar die bewering zegt dus alleen iets over uw voorstellingsvermogen en niet over de grammaticaliteit van die zinnen.<br /><br />Ik ben het graag met u eens dat 'Hij is een van de vele mannen die hun baard laat staan' onmogelijk is. Maar 'Hij is een van de vele mannen die zijn baard laat staan' is prima. Ik vind van het letterlijke voorbeeld geen vindplaats, maar wel bijvoorbeeld van 'Hij is een van de weinige volhouders die zijn baard wel laat staan.' <br /><br />Mijn eerdere voorbeeld van 'in zijn eentje' is in dit verband ook wel illustratief. Om het meervoud mogelijk te maken zou je er 'in hun eentje' van moeten maken. Wat mij betreft is dat best mogelijk, maar hoe logisch vindt u 'in hun eentje'? Heeft dat niet iets tegenstrijdigs?<br /><br />Peter-Arno Coppennoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-50202358009795766812023-11-28T12:46:17.836-08:002023-11-28T12:46:17.836-08:00De brief van Erasmus luidt in het Latijn: Ad haec ...De brief van Erasmus luidt in het Latijn: Ad haec salutabis accuratissime Hieronimum Gebulerium, unum omnium quos adhuc viderim humanissimum, qui me suis laudibus, doctissimis quidem illis sed plane, ut Germanus Germane dicam, vanissimis, ad coelum usque vexit. De vertaler heeft de woorden “unum omnium quos adhuc viderim humanissimum” volkomen verkeerd vertaald, namelijk als “een van de velen die mij zo vriendelijk tegemoet trad”. De echte betekenis is “verreweg de vriendelijkste van allen die ik tot nu toe gezien heb”.<br /><br />Anders dan u in uw twee laatste regels suggereert, heb ik nooit beweerd dat de door u verdedigde constructie met het enkelvoud niet voorkomt. Maar dat een constructie veel gebruikt wordt, wil niet zeggen dat die daardoor correct is, zelfs als die gaandeweg ingeburgerd raakt. Zoiets geldt bijvoorbeeld voor een constructie als “hem kennende zal hij daar nooit mee instemmen”.<br /><br />Inhoudelijk is uw voorbeeld uit de vertaling van de brief van Erasmus niet relevant in verband met de door mij in de laatste alinea genoemde voorbeelden: “tegemoet treden” en “prijzen”, de werkwoorden die in de vertaling van Erasmus in het enkelvoud staan, kun je ook in je eentje doen; bij “elkaar opzoeken”, “onderling gegevens uitwisselen” en “bijeenkomen” is dat onmogelijk. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor “zich verzamelen”: je kunt je niet in je eentje verzamelen, dus “Hij is een de deelnemers die zich verzamelt” is onmogelijk.<br /><br />U stelt dat mijn voorstellingsvermogen in sommige gevallen tekortschiet; dat is goed mogelijk. Maar wat te denken van zinnen waarin de bijzin een bezittelijk voornaamwoord bevat? “Hij is een van de vele mannen die hun baard laten staan” is prima; “Hij is een van de vele mannen die hun baard laat staan” is evident onmogelijk; maar mijn voorstellingsvermogen schiet ook tekort bij een zin als “Hij is een van de vele mannen die zijn baard laat staan”.<br />Gerardnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-64405167516697865252023-11-26T23:27:52.744-08:002023-11-26T23:27:52.744-08:00Het promotieonderzoek waar ik naar verwees gaat (i...Het promotieonderzoek waar ik naar verwees gaat (in het betreffende hoofdstuk) over de syntaxis van de voorbepaling in de zelfstandignaamwoordgroep. Ik heb daar meerdere argumenten gegeven voor de analyse die ik voorsta, en ook mogelijke tegenargumenten weerlegd. Uw stelling 'Een partitieve genitief heeft een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van een andere constituent' is onjuist. Er IS geen andere constituent in de partitiefconstructie, het is één constituent met 'mensen' als kern en 'een van de (weinige)' als voorbepaling. Uw semantische argumentatie is geheel gebaseerd op de aanname dat er twee constituenten zijn, en dat is alleen te verdedigen in de constructie met 'er', die - zoals gezegd - een heel andere opbouw heeft.<br /><br />U geeft voorbeelden waarvan u zich moeilijk voor kunt stellen dat ik die acceptabel vind, maar het is een feit dat heel veel taalgebruikers (en daar ben ik er een van) die zinnen acceptabel vinden. Dat argument zegt dus meer over uw voorstellingsvermogen dan over de feitelijke stand van zaken. U moet zich beroepen op de onbewezen stelling dat taalgebruikers niet weten wat ze zeggen.<br /><br />U geeft aan het eind een aantal voorbeelden van zinnen die geen enkelvoud zouden kennen. Het is vrij eenvoudig om daar tegenvoorbeelden bij te vinden. In een van de vertalingen van de brieven van Erasmus (deel 3, uit 2006) staat de zin: 'Breng ook heel nauwgezet mijn groeten over aan Hieronymus Gebwiler, een van de velen die mij zo vriendelijk tegemoet trad en met zijn weliswaar geleerde zeepbellenlof - als ik als Duitser het op zijn Duits mag zeggen - de hemel in prees.' U kunt natuurlijk stellen dat de vertaler (en de redacteur) het hier mis heeft, maar niet dat het enkelvoud niet voorkomt. Ook dit argument valt dus in het niet.Taalprofhttps://www.blogger.com/profile/12667945176269041458noreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-7764213505822522222023-11-23T01:33:39.378-08:002023-11-23T01:33:39.378-08:00Wat betreft het gebruik van “er” en alles wat daar...Wat betreft het gebruik van “er” en alles wat daarbij komt kijken: dat laat ik verder rusten.<br /><br />We zijn het eens over de status van “van de weinige mensen”: dat is een partitieve genitief. Een partitieve genitief heeft een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van een andere constituent. In de woordgroep “velen van de aanwezigen” hangt “van de aanwezigen” af van “velen”; in “de helft van de deelnemers” hangt “van de deelnemers” af van “de helft”. In onze zin hangt de partitieve genitief “van de weinige mensen” af van “een”. <br /><br />U stelt dat “mensen” de kern van de woordgroep “een van de weinige mensen” is. Dat is in semantisch opzicht zeker het geval, want zowel “een” als “de weinige” heeft betrekking op “mensen”. Maar het gaat mij om de syntaxis. De hele woordgroep bestaat uit twee delen: “een” en “van de weinige mensen”. Het feit dat er een syntactische afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen deze twee delen, zoals hierboven geïllustreerd, heeft tot gevolg dat een element uit het afhankelijke deel, “mensen”, niet als syntactische kern van de tweedelige woordgroep “een van de weinige mensen” beschouwd kan worden.<br /><br />Bovendien: indien, zoals u stelt, “mensen” de kern van de woordgroep is, is het interessant te zien wat er gebeurt als we “weinige” weglaten. Dan wordt het “ik ben een van de mensen die het snapt/snappen”. Met “snapt” is de inhoud van de zin dat de ik iets snapt en dat hij een mens is. Dat is een overbodige mededeling. Hierin is de rol van “de mensen” in de praktijk hetzelfde als van “degenen”, zoals in “ik ben een van degenen die het snapt/snappen”, waarbij “degenen” geen zelfstandige betekenis heeft maar dient als antecedent van de betrekkelijke bijzin. Bovendien klinkt “ik ben een van degenen / een van de mensen die het snapt” zo vreemd dat ik me moeilijk kan voorstellen dat u het wel acceptabel vindt. Hetzelfde geldt voor zinnen als “Ik ben een van de Amsterdammers die voor Feyenoord is” en “Ik ben een van de mannen die een baard laat staan”.<br /><br />Wat betreft de zin over de Amsterdamse scholen: zoals hierboven gezegd laat ik het wel of niet aanwezig zijn van “er” verder buiten beschouwing. U schrijft: “Ik kan me best een betekenis voorstellen waarin je zegt dat de school een school is die ergens mee geëxperimenteerd heeft, en in dat opzicht een van de zes is.” Zo’n zin kun je je inderdaad goed voorstellen, en die zou dan luiden: “De Louis Bouwmeesterschool in stadsdeel Nieuw-West is een van (de) zes basisscholen die het afgelopen jaar met de Dynamische Schooldag hebben geëxperimenteerd”, dus zonder “Amsterdamse” en met “de” er al dan niet bij. Wat ook kan, is: “De Louis Bouwmeesterschool in stadsdeel Nieuw-West is een van de Amsterdamse basisscholen die het afgelopen jaar met de Dynamische Schooldag hebben geëxperimenteerd”, dus met weglating van “zes”. Maar in de zin zoals die in de krant staat, staat “de zes Amsterdamse basisscholen”. Het gaat hier om de combinatie van bepaald lidwoord, telwoord zes, en Amsterdamse. De beperkende betrekkelijke bijzin maakt duidelijk dat het gaat om zes van de in totaal ruim 230 basisscholen in Amsterdam. Op de vraag wat wordt bedoeld met “de zes Amsterdamse basisscholen” zijn twee antwoorden mogelijk: 1. de in totaal zes Amsterdamse basisscholen (wat dus niet strookt met de realiteit); 2. de zes Amsterdamse basisscholen die ... hebben geëxperimenteerd. <br /><br />Er is nog een argument tegen de onderlinge verwisselbaarheid van enkelvoud en meervoud in de betrekkelijke bijzin: het is niet universeel toepasbaar. Dit zien we in zinnen als: “Hij is een van de velen die vandaag bijeenkomen”, “Hij is een van tien studievrienden die elkaar jaarlijks opzoeken”, “Hij is een van vijf patiënten die onderling hun gezondheidsgegevens uitwisselen”. In deze zinnen zijn de enkelvoudsvormen “bijeenkomt”, “opzoekt” en “uitwisselt” onmogelijk. Je kunt immers niet in je eentje bijeenkomen, elkaar jaarlijks opzoeken en onderling je gegevens uitwisselen. Zo’n restrictie is er bij mijn weten niet voor het meervoud in de bijzin.<br /><br />Gerardnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-46778511467289869722023-11-20T05:46:17.864-08:002023-11-20T05:46:17.864-08:00In de zin 'Wie wordt er premier?' is '...In de zin 'Wie wordt er premier?' is 'premier' in elk geval niet zozeer het onbepaald enkelvoud van de zelfstandignaamwoordgroep, want dan had het 'een premier' moeten zijn. En 'Wie wordt er een premier?' zou net zo vreemd zijn als (of zelfs vreemder dan) 'Wie wordt er de premier?' Het gaat dan om het zogeheten 'predikaatsnomen', dat meer lijkt op een bijvoeglijk naamwoord. <br /><br />Met een ander predikaatsnomen is de overeenkomst met de Nachtwacht-zin duidelijker. Als je voor een groep vrouwen vraagt 'Wie wordt er binnenkort moeder?' dan is de mogelijkheid dat er niemand is wel duidelijk aanwezig. Bij 'Wie wordt binnenkort moeder?' lijkt eerder geïmpliceerd dat er wel iemand is maar je wilt alleen weten welke vrouw uit die groep binnenkort moeder wordt. <br /><br />Ik vermoed dat het om een soort onbepaaldheid van de verzameling gaat waar 'wie' uit kan kiezen. Met 'er' laat je alle mogelijkheden open. Zonder 'er' heb je meer een bepaalde verzameling. Als je 'wie' uitbreidt tot 'wie van de hier aanwezigen', dan wordt 'er' minder aantrekkelijk. Dan zeg je eerder 'Wie van de hier aanwezigen wordt (de) premier?'Peter-Arno Coppennoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-19204849191877486562023-11-20T04:52:53.085-08:002023-11-20T04:52:53.085-08:00Uw jij-bak komt niet helemaal uit de verf, want u ...Uw jij-bak komt niet helemaal uit de verf, want u leidt ten onrechte uit de grammaticaliteit van 'Ik ben een van de weinigen die het snapt' (die niet alleen door mij, maar door alle hedendaagse taaladviseurs correct wordt gevonden) af, dat 'Ik ben een die het snapt' even goed zou moeten zijn. Uw toevoeging 'waar je een van de weinigen ook plaatst' klopt niet, want tussen 'een' en 'van' levert die plaatsing een grammaticale zin op.<br /><br />Uw analyse van het woordje 'er' als "een soort smeermiddel" is onjuist. Er bestaat redelijk wat taalkundige literatuur die het woordje identificeert als een voornaamwoord, dat zijn oorsprong vindt in een plaats achter 'een'. Daarom is de constructie met 'er' een geheel andere dan die zonder 'er'. Daar bestaan talloze argumenten voor. <br /><br />Ik serveer uw redenering dus af op de onjuiste aanname dat de constructie met 'er' dezelfde is als die zonder 'er'.<br /><br />Uit mijn eigen promotieonderzoek blijkt dat 'een van de weinige mensen' een constructie is waarin 'mensen' de kern van de woordgroep is en 'een' een enkelvoudig telwoord dat mogelijk wordt gemaakt door het partitieve 'van'. Daarom heb je bij een bijvoeglijke bijzin de keuze uit een enkelvoud of een meervoud. <br /><br />Uw test (of omzetting) bewijst niets. In de constructie 'Ik behoor tot de weinigen die het snappen' is er geen enkelvoudig telwoord dat het enkelvoud van de bijzin zou kunnen legitimeren. Dat er een betekenisrelatie is tussen de zin 'ik ben een van de weinige mensen die dit snapt' en 'ik behoor tot de weinige mensen die dit snappen' bewijst niet dat de twee constructies ook verwant zijn.<br /><br />Over uw bespreking van de zin uit de Volkskrant: als je 'er' toevoegt heb je een andere constructie. Ik kan me best een betekenis voorstellen waarin je zegt dat de school een school is die ergens mee geëxperimenteerd heeft, en in dat opzicht een van de zes is. <br /><br /><br /><br /><br />Peter-Arno Coppennoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-80777031802894194082023-11-19T02:50:05.088-08:002023-11-19T02:50:05.088-08:00Hallo Taalprof,
Ik kwam in een publicatie de volg...Hallo Taalprof,<br /><br />Ik kwam in een publicatie de volgende zin tegen: ‘Wie wordt er premier?’ Nou vind ik hier op uw website het voorbeeld: ‘Wie heeft (er) de Nachtwacht geschilderd?’ waarbij u betoogt (en dat klinkt mij helemaal logisch in de oren) dat de zin met ‘er’ de mogelijkheid openhoudt dat niemand de Nachtwacht heeft geschilderd, wat in dezen gek is. Geldt dat echter ook niet voor ‘Wie wordt er premier?’? We hebben immers altijd een minister-president… Bij ‘Wie wordt er de premier?’ zegt mijn taalgevoel overigens wel dat ‘er’ gek is, net zoals bij het Nachtwacht-voorbeeld, maar bij de variant zonder ‘de’ klinkt ‘er’ wat mij betreft niet gek. Wat zou hier een reden kunnen zijn om ‘er’ toch te gebruiken?<br /><br />Dankuwel.Treesnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-40277242436865678072023-11-14T08:51:08.172-08:002023-11-14T08:51:08.172-08:00Om te beginnen een jij-bak: de zinnen 1b en 2b zij...Om te beginnen een jij-bak: de zinnen 1b en 2b zijn zonder "er" niet meer ongrammaticaal dan de door u mogelijk (en dus ook grammaticaal) geachte zin 2a. "Ik ben een die het snapt" is geen grammaticaal ("normaal") Nederlands, waar je "van de weinigen" ook plaatst. Normaal is "ik ben iemand die het snapt". Het onbepaald lidwoord "een" (zonder accent) kan niet dienen als antecedent van een relatieve bijzin, tenzij je "er" invoegt: "ik ben er een die het snapt". Wat weer wel kan, maar dan hebben we een heel ander type zin, is bijvoorbeeld "als er één is die het snapt, dan is zij het"; hier hoeven de accenten op "één" niet per se geschreven te worden, maar bij (al dan niet hardop) lezen geeft de lezer een accent aan "een/één".<br /><br />Ik weet dat "er" een bijzonder lastig woordje is, maar in zinnen van het type waar we het over hebben is het eerder een soort syntactisch smeermiddel dan een woord dat de semantiek raakt. <br /><br />U serveert mijn argument af op grond van ongrammaticaliteit, naar ik aanneem op syntactisch gebied. U gaat echter niet in op de semantiek van de zin, die te maken heeft met een ander syntactisch aspect. Ik ga ervan uit dat “van de weinige mensen” een partitieve genitief is. Een partitieve genitief duidt het geheel aan waar een deel van genoemd wordt. Dat houdt in dat de partitieve genitief identificeerbaar moet zijn. Bijvoorbeeld “Hij is een van mijn beide broers die in Zeist woont.” Omdat de lezer kan weten dat ik twee broers heb, weet hij dat degene die in Zeist woont een van mijn twee broers is; hier is de partitieve genitief dus identificeerbaar. Maar in de zin “Ik ben een van de weinige mensen die het snapt” kan de lezer niet weten wie er bedoeld worden met “de weinige mensen”, tenzij je deze woordgroep opvat zoals René dat doet, namelijk als aanwijzing dat er maar weinig mensen op aarde zijn. Als we deze interpretatie afwijzen op grond van het gegeven dat er zo’n 8 miljard mensen op aarde zijn, zijn “de weinige mensen” in deze zin niet identificeerbaar als groep waartoe “een die het snapt” behoort. De groep van “de weinige mensen” wordt pas identificeerbaar door de toevoeging van de beperkende bijvoeglijke bijzin “die het snappen”.<br /><br />De woordvolgorde van de zin “Hij is een van mijn beide broers die in Zeist woont”, met “een” als antecedent en “die in Zeist woont” als betrekkelijke bijzin, is onnatuurlijk en wat mij betreft ongrammaticaal; ik heb deze zin toch als voorbeeld genoemd omdat hij op dezelfde manier is geconstrueerd als de zin waar we het steeds over hebben. Hetzelfde geldt voor “Ik ben een van de weinige mensen die het snapt”: het is onnatuurlijk dat antecedent en betrekkelijke bijzin door de constituent “van de weinige mensen” gescheiden worden..<br /><br />Als u het niet met me eens bent dat “van de weinige mensen” een partitieve genitief is, dan ben ik benieuwd welke syntactische functie u dan wel aan deze constituent toekent.<br /><br />Hier is nog een test, zo u wilt omzetting, om duidelijk te maken wat ik bedoel. Je kunt “Ik ben een van...” vervangen door “Ik behoor tot ...”. Bijvoorbeeld: “Hij is een van de beste dirigenten ter wereld” betekent hetzelfde als “Hij behoort tot de beste dirigenten ter wereld”. De zin “Ik behoor tot de weinigen die het snappen” betekent hetzelfde als “Ik ben een van de weinigen die het snappen”. Een vergelijkbare omzetting valt niet te maken voor “Ik ben een van de weinigen die het snapt”.<br /><br />U gaat niet in op de door mij besproken zin uit de Volkskrant. Ik neem aan dat u ook daar bezwaar zult hebben tegen de invoeging van "er" in zinnen 3b en 4b, maar zoals in de eerste alinea over die zin betoogd wordt, is ook zonder omzetting duidelijk dat er in totaal maar zes Amsterdamse basisscholen zijn wanneer de betrekkelijke bijzin "een" als antecedent heeft. De partitieve genitief “van de zes Amsterdamse scholen” is dan identificeerbaar, maar betekent dat er in totaal slechts zes Amsterdamse basisscholen zijn, wat in strijd is met de realiteit, namelijk dat er zo’n 230 Amsterdamse basisscholen zijn. En op grond daarvan moet deze mogelijkheid verworpen worden.<br />Gerardnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-60656602249081893872023-11-12T03:12:33.290-08:002023-11-12T03:12:33.290-08:00Uw zinnen 1b en 2b zijn ongrammaticaal zonder '...Uw zinnen 1b en 2b zijn ongrammaticaal zonder 'er'. Er zijn meerdere sterke argumenten dat de constructie met 'er' een andere constructie is dan die zonder 'er'. Je kunt dus geen argumenten ontlenen aan de constructie met 'er'. Door 'er' tussen haakjes te zetten doet u het ten onrechte voorkomen alsof de eigenschappen van de constructie met 'er' ook van toepassing zijn op die zonder 'er'. Uw redenering is dus ongeldig. <br />Peter-Arno Coppennoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-65566034103875337992023-11-11T03:51:43.299-08:002023-11-11T03:51:43.299-08:00Kan ik in plaats van eerder vroeger zeggen? Is dat...Kan ik in plaats van eerder vroeger zeggen? Is dat normaal nederlands. Bijvoorbeeld: Henk kwam 1 uur vroeger op de afgesproken plek, of in Moskou staat de klok 1 uur vroeger dan in Nederland Anonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-57162198018508570692023-11-10T07:45:57.621-08:002023-11-10T07:45:57.621-08:00Ik geef René gelijk. Als test voor de (on)juisthei...Ik geef René gelijk. Als test voor de (on)juistheid van de constructies met enkelvoud en meervoud is het verhelderend de volgorde van elementen van de zin te veranderen en te kijken wat er dan gebeurt.<br /><br />1a. Ik ben een van de weinige mensen die het snappen.<br />1b. Van de weinige mensen die het snappen ben ik (er) een.<br /><br />2a. Ik ben een van de weinige mensen die het snapt.<br />2b. †Van de weinige mensen ben ik (er) een die het snapt.†<br /><br />Zin 1b is prima. Zin 2b levert geen goede betekenis op: de vraag om welke “weinige mensen” het gaat, blijft immers onbeantwoord. De woordgroep “de weinige mensen” heeft een beperkende bijvoeglijke bijzin nodig, waardoor “de weinigen” geïdentificeerd kunnen worden, maar die bijzin is door het enkelvoud “snapt” al gekoppeld aan het antecedent “een”. Als “van de weinige mensen” geen nadere toelichting krijgt, zoals in zin 2a en 2b het geval is, geldt wat René zegt: er zijn maar weinig mensen. Conclusie: de persoonsvorm in de bijzin kan alleen maar in het meervoud staan.<br /><br />De mededeling van 1a en 1b laat zich parafraseren als “Als een van de weinigen snap ik het”, zoals Peter-Arno terecht stelt. En je zou, een stuk omslachtiger, ook kunnen zeggen “Als een van de weinigen ben ik (er) een die het snapt.” Maar door de toevoeging van “als” wordt de constructie van de zin compleet anders. In de oorspronkelijke zin is “van de weinigen” een partitieve genitivus; in de zin met “als” is “als een van de weinigen” een predicatieve bepaling bij het onderwerp, “ik”.<br /><br />Maar ook als het element “van (de) X” wel identificeerbaar is zonder beperkende betrekkelijke bijzin en er een grammaticaal correcte zin te maken valt met een enkelvoud persoonsvorm en “een” als antecedent, kan de kennis van de wereld die interpretatie onmogelijk maken. Een voorbeeld. In de Volkskrant van 5/10/23 staat op pagina 3 de volgende zin: “De Louis Bouwmeesterschool in stadsdeel Nieuw-West is een van de zes Amsterdamse basisscholen die het afgelopen jaar met de Dynamische Schooldag hebben geëxperimenteerd.” Zoals de zin in de Volkskrant staat, betekent dit dat er in Amsterdam zes basisscholen zijn die het afgelopen jaar met Dynamische Schooldag hebben geëxperimenteerd, en dat de Louis Bouwmeesterschool tot die zes scholen behoort. Als je “hebben” verandert in “heeft”, en de bijzin verbindt met “een” als antecedent, dan betekent dat dat de Louis Bouwmeesterschool van de zes Amsterdamse basisscholen er een is die met de DS heeft geëxperimenteerd. En dat betekent dat er in Amsterdam zes basisscholen zijn; het bepaald lidwoord “de” geeft dit aan. Bij “zes Amsterdamse basisscholen” is het mogelijk dat er nog meer basisscholen in Amsterdam zijn; bij “de zes Amsterdamse basisscholen” is dat niet het geval. Hier helpt de omzettingstest alweer.<br /><br />3a. De Louis Bouwmeesterschool in stadsdeel Nieuw-West is een van de zes Amsterdamse basisscholen die het afgelopen jaar met de Dynamische Schooldag hebben geëxperimenteerd.<br />3b. Van de zes Amsterdamse basisscholen die het afgelopen jaar met de Dynamische Schooldag hebben geëxperimenteerd is de Louis Bouwmeesterschool in stadsdeel Nieuw-West (er) een.<br /><br />4a. De Louis Bouwmeesterschool in stadsdeel Nieuw-West is een van de zes Amsterdamse basisscholen die het afgelopen jaar met de Dynamische Schooldag heeft geëxperimenteerd.<br />4b. Van de zes Amsterdamse basisscholen is de Louis Bouwmeesterschool in stadsdeel Nieuw-West (er) een die het afgelopen jaar met de Dynamische Schooldag heeft geëxperimenteerd.<br /><br />Zin 4b is grammaticaal mogelijk. Maar wat in strijd is met de werkelijkheid is het element “Van de zes Amsterdamse basisscholen”. In werkelijkheid telt Amsterdam niet zes, maar zo’n 230 basisscholen. En dat bewijst dat de persoonsvorm in de bijzin “hebben” moet zijn, en dat “de zes Amsterdamse basisscholen” het antecedent zijn van de betrekkelijke bijzin.<br />Gerardnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-33661926636691994452023-10-21T03:49:53.769-07:002023-10-21T03:49:53.769-07:00In de zin 'Water wordt ijs' staat maar één...In de zin 'Water wordt ijs' staat maar één werkwoord, en het is ook niet te beredeneren dat er een werkwoord is weggelaten. 'Worden' kan dus hier geen hulpwerkwoord zijn, want dan zou er een voltooid deelwoord bij moeten staan. <br /><br />De basisvraag die je zou moeten stellen is of er in deze zin sprake is van een doen-betekenis of van een zijn-betekenis. Is 'worden' een soort van 'doen' (het water doet iets) of van 'zijn' (het water is iets, of zal iets zijn). In dit geval is er voor beide betekenissen iets te zeggen. 'IJs worden' is hetzelfde als 'bevriezen', en dat is een doen-betekenis. Anderzijds is het resultaat van 'ijs worden' dat water na verloop van tijd 'ijs is'. <br /><br />Bij de doen-betekenis van 'ijs worden' kun je nog wel de kanttekening maken dat die alleen geldt bij de specifieke combinatie 'ijs worden'. Als je andere dingen of eigenschappen noemt, verdwijnt die doen-betekenis wat meer naar de achtergrond. Water kan bijvoorbeeld troebel worden, of hard, of modder, en in al die gevallen ligt een zijn-betekenis meer voor de hand.<br /><br />Een ander argument voor de zijn-betekenis is dat je gemakkelijk een nevenschikking kunt maken met een ander koppelwerkwoord. Je kunt bijvoorbeeld zeggen 'Het water wordt en blijft ijs'. De zin 'Water blijft ijs' is zeker een zijn-betekenis ('blijven' is hier een koppelwerkwoord dat een aanhoudend zijn betekent). 'Wordt ijs' lijkt door de nevenschikking van dezelfde orde als 'blijft ijs'. Een nevenschikking met een ondubbelzinnig zelfstandig werkwoord is lastiger. Een zin als 'Het water wordt en bevat ijs' is gek. Dat kun je alleen verklaren als je aanneemt dat 'worden' hier een andere woordsoort is dan 'bevatten'. 'Bevatten' is een zelfstandig werkwoord, dus 'worden' lijkt hier meer een koppelwerkwoord.<br /><br />Er zijn nog wel wat zwakkere argumenten tegen de stelling dat 'worden' een zelfstandig werkwoord is. Zo kunnen de meeste werkwoorden met lijdend voorwerp een lijdende vorm krijgen. Maar 'worden' kan dat niet. Dit is geen doorslaggevend argument, omdat er ook andere zelfstandige werkwoorden zijn (zoals 'bevatten') die geen lijdende vorm hebben.<br /><br />Alles overwegende denk ik dat er meer argumenten zijn voor de stelling dat 'Water wordt ijs' een voorbeeld is van een naamwoordelijk gezegde, met 'worden' als koppelwerkwoord.Taalprofhttps://www.blogger.com/profile/12667945176269041458noreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-2516308099079729062023-10-20T09:23:03.513-07:002023-10-20T09:23:03.513-07:00Beste taalprof, in de les hadden we het over volge...Beste taalprof, in de les hadden we het over volgende zin : water wordt ijs (bij vrieskou). Is worden hier een zelfstandig of een koppelwerkwoord ? Worden kan ook hulpww zijn, maar het onderscheid tussen zelfstandig of koppelwerkwoord blijkt soms lastig.. Kan U soelaas bieden?Anonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-83802787214037285092023-10-02T01:49:25.797-07:002023-10-02T01:49:25.797-07:00In 'iemand iets schuldig zijn' heb je in i...In 'iemand iets schuldig zijn' heb je in ieder geval een naamwoordelijk gezegde 'schuldig zijn' met twee voorwerpen. Ik zou 'iets' inderdaad ook oorzakelijk voorwerp noemen (ook een beetje bij gebrek aan beter), en 'iemand' is sowieso een indirect object. Het onderscheid tussen meewerkend en belanghebbend voorwerp heeft een betekenisaspect (belanghebbend is ook echt belang hebben), maar ook wel een vormaspect in de keuze tussen een voorzetsel 'aan' of 'voor'. Wat dat laatste betreft: het is 'aan iemand iets schuldig zijn', dus vanuit die redenering zou ik het een meewerkend voorwerp noemen. De betekenis dat 'iemand' dan ook een belanghebber is, lijkt me iets minder dwingend als argumentatie: bij meewerkende voorwerpen (denk aan 'iemand iets geven') kun je ook vaak zeggen dat ze een belanghebber zijn. Taalprofhttps://www.blogger.com/profile/12667945176269041458noreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-27562077855776928782023-09-29T05:00:45.395-07:002023-09-29T05:00:45.395-07:00Beste Taalprof,
Zou je me kunnen helpen met de z...Beste Taalprof,<br /> <br />Zou je me kunnen helpen met de zin:<br />Ik ben jou 1000$ schuldig.<br /> <br />De ben-schuldig constructie behoeft drie argumenten:<br />[iemand] is altijd [iets] schuldig dat van [iemand] is geweest.<br /> <br />De eerste iemand lijkt me een onderwerp, het iets (1000$) lijkt me een oorzakelijk voorwerp. Wat is dan [jou]? Een meewerkend voorwerp? Dat gaat toch normaliter over iets geven (in de breedste zin van het woord; lenen, schenken, etc.)? Is schuldig zijn dan een vorm van 'verplicht teruggeven'? Een belanghebbend voorwerp lijkt mijzelf passender. Hoe kijk jij daarnaar?<br /> <br />Alvast dank!<br /> <br />Groet,<br />DouweAnonymousnoreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-41000872592825428712023-08-30T00:33:06.419-07:002023-08-30T00:33:06.419-07:00Alle zinnen lijken me mogelijk. Er is inderdaad ee...Alle zinnen lijken me mogelijk. Er is inderdaad een betekenisverschil. De verschillen liggen op het gebied van de modaliteit. Ik denk dat in alle gevallen 'denken' de meest neutrale optie is. Bij 'hopen' zit er een sterk aspect 'wenselijkheid' bij (je wil graag dat je het proefwerk goed maakt, of dat Ajax goed zal zijn) en bij 'verwachten' gaat het vooral om een inschatting op basis van kennis of expertise (je hebt een bepaalde kennis of redenering op basis waarvan je de waarschijnlijkheid van die gebeurtenissen in de toekomst hoog acht). <br /><br />Afhankelijk van de context van de zin zal de bedoeling misschien duidelijk zijn, waardoor een van de opties wat vreemd zal klinken. Als wenselijkheid de bedoeling is, zal 'verwachten' een beetje vreemd klinken.Peter-Arno Coppenhttps://www.blogger.com/profile/08349973850965523242noreply@blogger.comtag:blogger.com,1999:blog-5485559302837797803.post-38848398726694208572023-08-25T01:20:31.988-07:002023-08-25T01:20:31.988-07:00Hoi Taalprof,
Ik heb een vraag over 'denken&#...Hoi Taalprof,<br /><br />Ik heb een vraag over 'denken'. Neem deze zinnen:<br /><br />a) (En... wat denk je ervan morgen?) Ik verwacht dat ik het proefwerk goed maak.<br />b) (En... wat denk je ervan morgen?) Ik hoop dat ik het proefwerk goed maak.<br />c) (En... wat denk je ervan morgen?) Ik denk dat ik het proefwerk goed maak.<br /><br />d) (Ajax speelt morgen tegen Real Madrid.) Ik verwacht dat ze goed zijn.<br />e) (Ajax speelt morgen tegen Real Madrid.) Ik hoop dat ze goed zijn.<br />f) (Ajax speelt morgen tegen Real Madrid.) Ik denk dat ze goed zijn.<br /><br />Taalkundig gezien zouden de zinnen c en f oké moeten zijn, toch...? Immers: 'Ik denk dat ze winnen' (bij f) is ook gewoon goed. En als je zin c langer maakt ('Ik denk dat ik dit proefwerk beter maak dan het vorige') voelt hij ook al beter aan. 'Denken' plaatst zo'n zin natuurlijk wat minder in de toekomst dan 'verwachten' en 'hopen', is dat waarom je eerder geneigd bent om 'Ik denk dat ik het proefwerk goed ga maken' en 'Ik denk dat ze goed zullen zijn' te gebruiken? Is het de 'onzekerheid' van 'denken' versus 'hopen' en 'verwachten'? Een combinatie? Wat is uw verdict?<br /><br />Dank uJimnoreply@blogger.com