zondag 26 februari 2006

Vragen 34

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.


Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).


Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!



183 opmerkingen:

  1. Taalprof,
    Ik heb een paar vragen over het pseudopassief, zoals:
    -kun je het altijd toepassen?
    -is het een betrouwbaar argument voor ontleding als meewerkend voorwerp? (Hangt wel een beetje samen met de eerste)
    Mvg

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik gooi er meteen nog een achteraan ;-)
    Op mijn computer zie ik altijd: 'Update was finished successfully'. Is hier sprake van een bepaling van gesteldheid? Het lijkt me niet dat de update rampzalig was, maar dat hij mooi is afgesloten. Of gebruik je ook dan in het Engels een bijwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @Joris: Ehh, ik denk het niet. Het gewone passief kan al niet altijd. 'Ik krijg gevraagd of het regent' is vreemd, terwijl 'Men vraagt mij of het regent' een klassiek voorbeeld van meewerkend voorwerp is. Dat is dan meteen een deel van het antwoord op de tweede vraag: iets kan meewerkend voorwerp zijn zonder dat het pseudopassief mogelijk is.
    Het tweede deel van de vraag is of het optreden van het pseudopassief ook betekent dat je zeker met een meewerkend voorwerp te maken hebt. Ik ben geneigd om daar 'ja' op te antwoorden, maar dat is misschien alleen omdat ik geen goed tegenvoorbeeld kan verzinnen. In elk geval bestaat er geen onpersoonlijke variant (iets als 'er krijgt deze maand vakantie'), dus een pseudopassief zonder onderwerp lijkt me onmogelijk. Maar dan heb je dus altijd een onderwerp dat niet lijdend voorwerp in de actieve variant is. Aangezien het onwaarschijnlijk is dat het voorzetselvoorwerp is, en ik geen voorbeeld van oorzakelijk voorwerp kan verzinnen ben ik geneigd te zeggen dat het onderwerp van het pseudopassief altijd meewerkend voorwerp in de actieve variant is.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @joris: In de Nederlandse tegenhanger 'Update succesvol afgesloten' zou ik 'succesvol' denk ik bijwoordelijk noemen omdat niet zozeer de update succesvol is als gevolg van het afsluiten, maar eerder de afsluiting met succes gepaard gaat. Ik vermoed dat in het Engels soortgelijke overwegingen spelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Hallo Taalprof,
    Wat is juist?
    "Ik wil een beroep doen op iedereen die dit leest"
    of
    "Ik wil een beroep doen op een ieder die dit leest"
    Ik heb het idee dat beide versies mogelijk zijn, maar dat het gebruik van "idereen" moderner is.
    Kunt u mij hier uitsluitsel over geven? Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. 'Vergeet niets mee te nemen.' Ik probeer te bedenken hoe die zin in elkaar zit, maar ik kom er niet uit. Is het 'vergeet niets'? Maar wat is 'mee te nemen' dan? Of is het 'vergeet niet' + 'iets mee te nemen'? Maar dan klopt 'iets' weer niet in deze zin, want het gaat om 'alles' ... Met de ANS (http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/29/04/03/body.html) kom ik er niet uit.
    Ik ben benieuwd; dank alvast!

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Ferdy: De grammatica kan je niet vertellen wat juist of onjuist is. De grammatica is er om erachter te komen hoe alles in elkaar zit. In dit geval gaat het om een verschil in woordgebruik: 'iedereen' of 'een()ieder' (volgens de woordenlijst kan dit aan elkaar, maar het komt vaker los voor).
    'Iedereen' is tegenwoordig zonder twijfel de neutrale vorm. Hij komt vaker voor dan de andere twee (los of aan elkaar) bij elkaar. 'Eenieder' klinkt een beetje ouderwets of stijfjes, denk ik.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Wouter: Heb je een context? Ik heb de neiging om te denken dat inderdaad 'niet iets' de bedoeling is. In dat geval zou de samensmelting van 'niet' en 'iets' over een zinsgrens heengaan, omdat de beknopte bijzin bij 'iets' begint: 'Vergeet niet (om) iets mee te nemen.' Dat is echter een vreemde samensmelting.
    Het kan ook zijn dat de bedoeling is 'Vergeet van niets om het mee te nemen' (dat zou de betekenis "alles" opleveren waar je het over hebt). Het vreemde daarvan zou zijn dat 'niets' blijkbaar als een soort accusativus cum infinitivo tegelijk als lijdend voorwerp in de hoofdzin en in de bijzin fungeert. Zoals in 'Ik hoor een lied zingen.' Maar 'vergeten' valt niet in de categorie 'horen, zingen,...' (waar voornamelijk waarnemingswerkwoorden in zitten).
    Dus graag meer context.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Taalprof: het gaat om een conducteur die aan het eind van een treinreis zegt: 'Vergeet niks mee te nemen.' Oftewel: alles wat je bij je hebt, moet je meenemen en dus niet vergeten.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Wouter: Aha, dan is het dus toch op de een of andere manier het tweede geval. Ik heb nog zitten denken aan de parafrase: "Zorg ervoor dat het niet het geval is dat je iets vergeet." Dat lijkt me de betekenis waar die vorm uit afgeleid is. Vanuit een zin als 'Zorg ervoor dat niet het geval is dat je je spullen vergeet' zou je gewoon moeten kunnen krijgen: 'Vergeet niet je spullen.' Ook als je in plaats van 'je spullen' 'iets' hebt, krijg je 'Vergeet niets!' Dit verschijnsel wordt in de semantiek ook wel "negative lowering" genoemd. Het bestaat hierin dat een ontkenning in een ingebedde zin terecht komt.
    Het probleem ontstaat dus blijkbaar inderdaad als dat 'iets' in een beknopte bijzin zit. Bij 'Vergeet niet je spullen mee te nemen' is er nog weinig aan de hand, Maar bij 'Vergeet niet iets mee te nemen' gaat het mis.
    Ik denk dat het hier ook gaat om de zogeheten "kwantificatie" die in 'iets' opgesloten zit. Die moet binnen het bereik van de ontkenning blijven, omdat de betekenis is: "je moet ervoor zorgen dat het niet het geval is dat het voor iets geldt dat je het vergeet." In een formule-achtige notatie: MOET(NIET(ER IS x(VERGEET(jij,x))))

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Hallo Taalprof.
    Schrijf je: Ik ben student. OF Ik ben een student.
    Volgens mij is de zin ,met het lidwoord "een" fout. klinkt niet goed.
    Heb ik het bij het juiste eind, of zijn beide zinnen mogelijk?
    Groetjes, Jan

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Jan: De grammatica kan je niet vertellen wat goed of fout is. De grammatica geeft je alleen een instrument om te zien hoe de taal in elkaar zit. In jouw voorbeelden gaat het om een naamwoordelijk gezegde met een naamwoordelijk deel bestaande uit een "kaal" zelfstandig naamwoord, of uit een woordgroep met onbepaald lidwoord. Beide vormen komen voor. De variant zonder lidwoord gaat meer de kant op van een bijvoeglijk naamwoord (wat je ook ziet aan het meervoud 'wij zijn student'), bij de andere kant gaat het meer om de gelijkstelling van het onderwerp met een nieuw geïntroduceerde student ("er is een student en dat ben ik"). In die tweede variant heb je ook verplichte congruentie: je kunt niet krijgen 'Wij zijn een student.'

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Hallo Taalprof,
    Bedankt voor uw prima uitleg.
    Groetjes, Jan

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Beste taalprof,
    Ik heb nog eens over uw antwoord nagedacht.
    Ik had mijn vraag gesteld naar aanleiding van een oefening op Livemocha.
    Volgens de site: http://www.dutchgrammar.com/en/?n=NounsAndArticles.07, gebruikt men geen lidwoord bij :
    No article in Dutch, (in)definite article in English
    • Professions
    Hij is tandarts. He is a dentist.
    Mijn oma is econoom.My grandmother is an economist.
    • Musical instruments
    Zij speelt piano. She plays the piano.
    Ik speel gitaar.I play the guitar.
    Maar als ik u uitleg goed begrepen heb, is dat in de praktijk niet waar, want je zou ook kunnen zeggen: Hij is een tandarts.
    Heb ik de uitleg van u goed begrepen?
    Groetjes, Jan

    BeantwoordenVerwijderen
  15. @Jan Schetters: Er is een betekenisverschil. Als het om beroepen gaat, is vaak de betekenis bedoeld dat het beroep een soort eigenschap van de persoon is. Dan gaat het niet zozeer om de introductie van een tandarts die met het onderwerp gelijkgesteld wordt. Die laatste betekenis kun je wel weer forceren door meer context toe te voegen: als je wilt zeggen dat iemand het beroep van tandarts uitoefent zul je inderdaad eerder zeggen 'Hij is tandarts,' maar als je bijvoorbeeld de vraag beantwoordt 'Wat is hij voor iemand?' dan is het antwoord 'Hij is een tandarts' beter. Ook als je een extra kwalificatie toevoegt vervalt de variant zonder lidwoord: het is niet 'Hij is goede tandarts' maar 'Hij is een goede tandarts.' Hetzelfde bij 'Hij is een tandarts die zijn patiënten nooit in de steek laat.'
    Zoals ik al zei: bij de variant zonder lidwoord lijkt het zelfstandig naamwoord 'tandarts' bijna een bijvoeglijk naamwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Dag Taalprof,
    Ik heb een vraagje over de zin 'Ik zou jou wel eens hebben willen zien durven blijven staan kijken!'. Deze zin heeft in mijn ogen iets weg van een aci (vanwege 'zien'), maar ik twijfel er wel aan. Hoe moet je die zin ontleden? "Zou hebben willen zien durven blijven staan kijken" als wwgez?

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Beste Taalprof,
    Een vraagje over werkwoordstijden. Volgens de traditionele grammatica staat de zin 'De secretaris zou tijdens de vergadering dronken zijn geweest' in de voltooid verleden toekomende tijd, maar ja, hij drukt natuurlijk geen toekomende tijd uit, maar iets modaals (een niet-werkelijkheid). Maar in elke tijd staat de zin dan? In de voltooid tegenwoordige tijd? Dat zou kunnen, vanwege dat 'zijn geweest', maar is raar vanwege 'zou', dat in de verleden tijd staat.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @Wim J: Dat is nog niet zo gemakkelijk. 'zou' is hulpwerkwoord van modaliteit, dat is zeker. Ook 'hebben' is niet problematisch: dat is hulpwerkwoord van tijd. 'willen' zou ik ook als hulpwerkwoord van modaliteit beschouwen, waarmee 'zien' het eerste zelfstandige werkwoord wordt, inderdaad met een aci-constructie. Vervolgens krijg je 'durven,' wat mijns inziens ook zelfstandig werkwoord is met een beknopte bijzin als lijdend voorwerp. Daarin is 'blijven' hulpwerkwoord van aspect, evenals 'staan.' Dat betekent dat 'kijken' het zelfstandige werkwoord van de beknopte bijzin is,

    BeantwoordenVerwijderen
  19. @Aleid: de gedachte achter die benoeming is dat 'zullen' hulpwerkwoord van de toekomende tijd is. Dat zou betekenen dat deze combinatie uitdrukt dat in het verleden de voltooiing van een toekomst voorspeld wordt. Hieruit zou dan afgeleid moeten worden dat die voorspelling niet uitgekomen is. De andere opvatting is dat 'zullen' hulpwerkwoord van modaliteit is. Maar dan is er inderdaad geen sprake meer van een toekomende tijd, en staat de zit volgens de traditionele terminologie in de voltooid verleden tijd. Maar dan bestaat de hele toekomende tijd niet meer, tenzij je het hulpwerkwoord 'gaan' als hulpwerkwoord van tijd zou beschouwen in plaats van als hulpwerkwoord van aspect.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. Hallo Taalprof,
    Een vraag over onzijdige, zelfstandige naamwoorden: het museum. Is het 'het museum sluit haar deuren'of 'het museum sluit zijn deuren'of mag het allebei?
    Alvast bedankt voor het antwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  21. @Mia van Iterson: De grammatica kan je niet vertellen wat goed of fout is, dat is een kwestie van taalnorm. Met de grammatica kun je beschrijven wat er in beide gevallen aan de hand is. Als je 'haar' gebruikt, dan kies je voor een verwijzing naar het abstracte begrip "museum," gebruik je 'zijn,' dan kies je voor een verwijzing naar het onzijdige woord 'museum.'
    Dit geval is een van de klassieke normkwesties, waarbij de meeste taaladvieswerken het laatste aanbevelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  22. Geachte heer of mevrouw Taalprof,
    ik vraag me het volgende af:
    In onze taal kennen we het woord diersoort (en niet dierensoort). Meerdere diersoorten bij elkaar vormen een groep. Een groep van diersoorten. Is dat dan een diersoortengroep? Of een diersoortgroep? Vaak korten we dit in onze taal weer af tot diergroep. Blijkbaar vinden we het met 'dier' gemakkelijk klinken. We maken er zelden 'dieren' van.
    Met planten ligt dat anders. Hier spreken we van 'plantensoort', volgens mij, en niet van plantsoort. Klopt dat? En waarom is dat? Als het om uitspraak gaat, waarom hebben we het dan niet over plantesoort? En als we meerdere plantensoorten in één groep willen beschrijven, moeten we dan zeggen soortgroep of soortengroep?
    Ik begin meer en meer te denken dat het woordje 'dier' hier de uitzondering op onze regels is, klopt dat?
    met vriendelijke groet,
    Jeroen Bevers

    BeantwoordenVerwijderen
  23. @Jeroen Bevers: Nee dat laatste klopt niet. Vergelijkbaar met 'diersoort' zijn samenstellingen als 'boekhandel' (niet 'boekenhandel') en 'schaapherder.'
    Voor de tussenklank in samenstellingen bestaan geen vaste regels. Het is onduidelijk (en waarschijnlijk voor een deel van het toeval afhankelijk) wanneer je wel of niet een tussenklank '-e(n)' of 's' plaatst. Zie bijvoorbeeld de samenstellingen 'schaapherder,' 'schaapskooi' en 'schapenvlees.'

    BeantwoordenVerwijderen
  24. Taalprof,
    Het wordt hier nu zo vaak genoemd: wat houdt de aci-constructie precies in?
    (En een vraag die ik bijna niet durf te stellen: waarom hebben mensen iets tegen 'als X zijnde' of 'als zijnde X'? Het zou dubbelop zijn, of onnodig. Maar waarom hebben die mensen dan niks tegen het voorzetsel in een vzv of het wederkerend vnw in een wederkerend ww?)

    BeantwoordenVerwijderen
  25. @joris: de aci-constructie (accusativus cum infinitivo) is de constructie met een beknopte bijzin die een onderwerp heeft dat tegelijkertijd als lijdend voorwerp bij een ander werkwoord fungeert. Voorbeeld: 'ik zie haar dansen.' Daarin is 'haar' onderwerp van de beknopte bijzin (zij danst), maar ook lijdend voorwerp van 'zien' (anders had het 'zij' moeten zijn).
    De woordgroepenstructuur van de aci-constructie is onduidelijk: in een parafrase zou je zeggen dat 'haar' bij de bijzin hoort ('ik zie dat zij danst'), maar 'haar dansen' kun je moeilijk vóór de persoonsvorm zetten ('haar dansen zie ik').
    In het Nederlands is de aci-constructie beperkt tot de werkwoorden van waarneming (zoals 'zien' en 'horen'), en enkele verdwaalde gevallen zoals 'achten.' In andere talen heb je meer mogelijkheden (in het Engels bijvoorbeeld 'I wanted her to dance').
    Een toegankelijk artikeltje over een mogelijk nieuwe aci-constructie vind je hier: http://bit.ly/dbFndc
    Over 'als zijnde' heeft op deze site een hele discussie gewoed. Zie http://bit.ly/dnltXr en daarna http://bit.ly/cAoLJA (in dit laatste stukje vat ik de discussie samen).
    In het licht van je vraag denk ik dat mensen niet alleen iets tegen hebben op die overbodigheid van 'zijnde,' (je hebt gelijk dat er zoveel dingen in de taal overbodig zijn) maar dat de kwestie zich heeft ontwikkeld tot een cliché: je hóórt hier iets op tegen te hebben, hoe onzinnig die kritiek ook is.

    BeantwoordenVerwijderen
  26. Beste Taalprof,
    Ik zit met een zinsdeel dat ik lastig vind om te benoemen. Het betreft de volgende zin:
    De jarige heeft van de man een boek gekregen. Hoe benoem je het zinsdeel 'van de man'?
    Graag uw antwoord. Alvast hartelijk dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  27. @Ciska: Ik snap je twijfel. Jij denkt: het is 'van iemand iets krijgen,' dus 'van iemand' moet een voorwerp zijn (in dat geval is het voorzetselvoorwerp want het begint met een voorzetsel). Aan de andere kant is 'van iemand' ook op te vatten als de oorsprong van het krijgen, dus zou het een bijwoordelijke bepaling moeten zijn.
    Ik kan me beide overwegingen goed voorstellen, en de overwegingen zijn belangrijker dan de uiteindelijke keuze die je maakt. Het zou me niets verbazen als voor beide opties ontleedmethodes zijn die daarvoor kiezen.
    Ik zou neigen tot de benoeming bijwoordelijke bepaling, en wel om de volgende redenen, naast wat ik boven al opmerkte:
    1. Het voorzetsel 'van' draagt hier de betekenis "oorsprong." Dat is een van de standaardbetekenissen van dit voorzetsel. Aangezien voorzetsels bij voorzetselvoorwerpen geen betekenis hebben, zou ik dit geen voorzetselvoorwerp noemen.
    2. Het geval is vergelijkbaar met de door-bepaling bij de lijdende vorm. In de zin 'De jarige heeft van de man een boek gekregen' heb je het idee dat er een "actieve" variant bestaat die luidt: 'De man heeft de jarige een boek gegeven.' 'De man' is in beide zinnen een handelende persoon. Die door-bepalingen worden gerekend onder de bijwoordelijke bepalingen (dat had ook wel anders gekund, maar voorzetselvoorwerpen zijn het zeker niet).
    3. Van de meeste voorzetselvoorwerpen bestaat ook een zinsvariant, zoals 'van iets schrikken,' daarvan kun je ook hebben 'ervan schrikken dat...' In deze constructie bestaat die variant niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  28. Beste Taalprof,
    waarom wringt de zin "is dat schroefje makkelijk bij te komen?" wél (een beetje), en de zin "is dat schroefje makkelijk te verdraaien?" niet?
    Jeroen.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. @Jeroen de Jong: Dat komt omdat 'bij' in deze zin niet een deel van het werkwoord is (het gaat niet om het werkwoord 'bijkomen'), maar van een voornaamwoordelijk bijwoord 'erbij.'
    Neem als twee voorbeelden: 'Dat schroefje is makkelijk bij te stellen' en 'Dat schroefje is makkelijk bij te komen.' In de eerste zin gaat het om het werkwoord 'bijstellen,' dat na toevoeging van 'te' gesplitst wordt tot 'bij te stellen.' In de tweede zin gaat het om een ingewikkelde omzetting van 'het is makkelijk bij dat schroefje te komen.'
    Er bestaan waarschijnlijk twee van deze constructies (maar er bestaan heftige taalkundige discussies over). Je hebt 'Deze cd is fijn om bij te stofzuigen,' met de globale betekenis "Het is fijn om bij deze cd te stofzuigen" en 'Deze cd is makkelijk te kopen,' ruwweg met de betekenis 'Het is makkelijk om deze cd te kopen.'
    Bij 'fijn' heb je verplicht 'om' (je kunt dat niet weglaten), en bij 'makkelijk' kun je in de eerste variant juist geen 'om' hebben ('deze cd is makkelijk om te kopen' klinkt slecht).
    Daarnaast heb je bij 'fijn' de betekenis "deze cd is fijn," terwijl 'deze cd is makkelijk te kopen' eigenlijk niet de betekenis "deze cd is makkelijk" heeft.
    Ten slotte kun je in de constructie met 'fijn' het voornaamwoordelijk bijwoord aanvullen: 'Deze cd is fijn om erbij te stofzuigen.' Dat is de constructie die bij 'makkelijk' dus niet kan: 'Deze cd is makkelijk erbij te stofzuigen,' dat kan niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  30. Hartelijk dank voor de snelle en heldere reactie!
    Jeroen.

    BeantwoordenVerwijderen
  31. Beste taalprof,
    Zijn de zinnen met "haren" ook mogelijk en correct Nederland?
    Volgens mij zijn de zinnen met "haren", correct Nederlands.
    Wat is uw mening?
    De oude vrouw heeft wit haar.
    De oude vrouw heeft witte haren
    De jongeman heeft kort bruin haar.
    De jongeman heeft korte bruine haren.
    Hij heeft geen lang haar.
    Hij heeft geen lange haren.
    Het meisje heeft lang rood haar.
    Het meisje heeft lange rode haren.
    Zij heeft geen kort haar.
    Zij heeft geen korte haren.
    De jongen heeft kort zwarte haar.
    De jongen heeft korte zwarte haren
    Ik heb geen haar.
    Ik heb geen haren.
    Groetjes, Jan

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @Jan: de grammatica is niet bedoeld om een onderscheid te maken tussen goed en fout. De grammatica is de manier om te beschrijven hoe de taal in elkaar zit. In jouw voorbeeld gaat het om het woord 'haar.' Dat bestaat in de Nederlandse taal in twee varianten: een niet-telbare variant (zoals ook 'zand, water, stro'), en een telbare variant. In de niet-telbare variant verwijst het woord naar een hoeveelheid van een bepaald soort materiaal, terwijl in de telbare variant wordt ingezoomd op de afzonderlijke haren.
    Wanneer je dus zegt: 'zijn haren wapperden in de wind,' dan heb je het over het collectief van de afzonderlijke haren die op zijn hoofd (of waar dan ook op zijn lichaam) groeien. Zeg je 'zijn haar wapperde in de wind,' dan gaat het om de hoeveelheid materiaal dat in de wind wappert. Het telbare woord kan enkelvoud of meervoud gemaakt worden, het niet-telbare woord geldt altijd als enkelvoud.
    Dat een niet-telbaar woord ook telbaar kan worden gebruikt is in het Nederlands heel gewoon. Denk aan woorden voor voedsel zoal 'prei, komkommer, brood, kip,' maar ook aan niet-telbare woorden die in een telbare soort-betekenis kunnen worden gebruikt ('limonade, water')

    BeantwoordenVerwijderen
  33. Hoi Taalprof,
    Weet jij of je in de volgende zin enkelvoud moet gebruiken of meervoud?
    Wat haar zo uniek maakt, is/zijn haar ogen, mond, haarkleur en lichaam.

    BeantwoordenVerwijderen
  34. Hallo Taalprof,
    Ik heb een vraag:
    Wat is correct?
    'Ik, die naast je sta, ga weg'
    of: 'Ik, die naast je staat, ga weg'? Wat is het onderwerp dat hoort bij de persoonsvorm staat? die of ik?
    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  35. @chris: De grammatica kan je niet vertellen wat je moet gebruiken. De grammatica kan je vertellen hoe elke keuze in elkaar zit.
    Ik denk dat de meeste mensen hier zullen kiezen voor het meervoud. Als je dat doet, beschouw je 'haar ogen, mond, haarkleur en lichaam' als het meervoudige onderwerp. Dat klopt met de ontleding, omdat de zin zegt dat haar ogen, mond, haarkleur en lichaam samen de eigenschappen vormen die haar uniek maken: die dingen samen zijn wat haar uniek maakt.
    Gebruik je het enkelvoud, dan kun je daar verschillende redenen voor hebben: je kunt denken dat de bijzin 'wat haar zo uniek maakt' het onderwerp is (dat is echter op grond van de betekenis onwaarschijnlijk), of je hebt een voorkeur voor een gelijk getal van onderwerp en naamwoordelijk deel (dan vind je een zin als 'die dingen zijn wat haar leuk maakt' ook al gek klinken). Of je probeert de nevenschikking 'haar ogen, mond, haarkleur en lichaam' met zogeheten "distributieve betekenis" te interpreteren. Met andere woorden: 'haar ogen zijn wat haar uniek maakt, haar mond is wat haar uniek maakt, haar haarkleur is wat haar uniek maakt, én haar lichaam is wat haar uniek maakt.' Als ik het zo uitschrijf zie je welk conflict je krijgt: in drie gevallen heb je enkelvoud, in één meervoud.
    Samenvattend: als je het enkelvoud gebruikt doe je dan vanwege een conflict tussen de ontleding en een bepaalde interpretatie of voorkeur die je hebt. Alleen het meervoud is puur vanuit de ontleding te verklaren.

    BeantwoordenVerwijderen
  36. @Susan: ik speel die vraag even terug. Wat vind jij zelf: 'Ik die zich nooit vergist' of 'Ik die mij nooit vergis'?
    Deze kwestie wordt ook hier besproken: http://bit.ly/aWQYuz (kies 'Lees meer' en lees de bespreking bij vraag 4)

    BeantwoordenVerwijderen
  37. Beste taalprof,
    Klopt het volgende:
    Het deksel,dat deksel,dit deksel.
    De deksels,die deksels,deze deksels.
    is dit correct Nederlands?
    Kun je ook zeggen "De deksel" en "die deksel" ??
    Klinkt zo fout in mijn oren.
    vr gr Den

    BeantwoordenVerwijderen
  38. @Dennis: de grammatica kan je niet vertellen of een woord een de-woord of een het-woord moet zijn. In principe is dat willekeurig, soms verklaarbaar en meestal afgesproken. In dit geval vinden de taaladviseurs allebei de vormen goed. Grammaticaal kun je beredeneren dat het woord oorspronkelijk een het-woord moet zijn geweest. Het is een afleiding op -sel van een werkwoord (vulsel, druksel, oliesel, baksel, kooksel) en die hebben 'het.' Aan de andere kant is een deksel een concreet ding, en het moderne Nederlands heeft voor concrete dingen weer liever 'de.' Zodra het woord niet meer wordt gevoeld als een afleiding valt het ten prooi aan die laatste neiging. Zou jij nog beseft hebben dat 'deksel' met 'dekken' te maken heeft?

    BeantwoordenVerwijderen
  39. ja dat wel omdat taal me interesseert, net als dat het woord deur staat voor door(heen).
    Zo kom je er op willekeurige momenten achter wat de betekenis van een woord is wat je nooit hebt geweten.
    Bedankt voor de info, nu ben ik weer gerust in mn taalgebruik.
    gr Den

    BeantwoordenVerwijderen
  40. Beste Prof,
    Hoe zit het met de plaats van het scheidbare deel (bv voorzetsel) van de scheidbare werkwoorden ? Hoe leg aan een anderstalige uitop welke plaats van de zin dat komt te staan ?

    BeantwoordenVerwijderen
  41. @levbont: eigenlijk zit het andersom: het is niet de plaats van het scheidbare deel die je zou moeten uitleggen, maar al het andere. Het Nederlands is een taal met een zinsvolgorde onderwerp - voorwerpen - werkwoorden. Van die volgorde, die je in de bijzin hebt, wordt op een paar plaatsen afgeweken. Zo kunnen zware zinsdelen of zinsachtige zinsdelen achter de werkwoorden worden geplaatst, vragende zinsdelen worden voor aan de zin gezet, en in de hoofdzin kun je een zinsdeel benadrukken door het vooraan te plaatsen.
    Maar de meest opvallende afwijking is dat in de hoofdzin de persoonsvorm, zonder zijn scheidbare deel, op de tweede zinsplaats komt te staan.
    Dat scheidbare deel staat dus niet op een afwijkende plaats: het staat waar in het Nederlands de werkwoorden thuishoren.

    BeantwoordenVerwijderen
  42. Prof, dank.
    Wat bedoelt u exact met zware zinsdelen en zinsachtige zinsdelen ?
    Het gaat me er ook om dat er nog weleens gevraagd wordt of er bepaalde zinsdelen na het scheidbare deel kunnen, zoals een woordgroep die met een voorzetsel begint : Ik eet mijn brood op in Amsterdam.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. @levbont: Met zware zinsdelen bedoel ik zinsdelen die, bijvoorbeeld door reeksvorming, te groot worden om vóór het werkwoord te zetten. Bijvoorbeeld, je hebt de zin 'Ik wil voor mijn verjaardag een nieuw computerspelletje hebben.' Als je dat lijdend voorwerp 'een nieuw computerspelletje' uitbreidt tot je hele verlanglijstje, dan zul je eerder zeggen: 'Ik wil voor mijn verjaardag hebben: een nieuw computerspelletje, een boek over olijfolie, een vulpotlood, een seizoenskaart voor ADO Den Haag, etc.'
    Iets soortgelijks geldt als je van een lijdend voorwerp iets zinsachtigs maakt: een bijzin, al dan niet beknopt, een bijvoeglijke bijzin met ingesloten antecedent, soms ook een zinsdeel waar een bijzin in zit.
    Bijvoorbeeld: je kunt nog zeggen 'Ik wil wat jij weet ook weten,' maar natuurlijker klinkt: 'Ik wil ook weten wat jij weet.' Het zinsdeel 'wat jij weet' is niet al te zwaar, maar het is wel zinsachtig (het is eigenlijk een zinsdeel waar een bijvoeglijke bijzin in zit, 'datgene wat jij weet,' maar dan het antecedent opgesloten in het betrekkelijk voornaamwoord).
    Je laatste punt: welke zinsdelen na het scheidbare deel kunnen zijn dezelfde zinsdelen die na het werkwoord kunnen in de bijzin, of bijvoorbeeld bij een voltooide tijd: 'Als ik mijn brood opeet in Amsterdam' en 'Ik heb mijn brood opgegeten in Amsterdam.'
    Zinsdelen die met een voorzetsel beginnen kunnen meestal op die plaats, alleen niet als het richtingsbepalingen of predicaten zijn, dat wil zeggen bepalingen van gesteldheid of naamwoordelijke delen. Dus wel 'Ik heb mijn brood opgegeten in Amsterdam' maar minder goed is 'Ik heb mijn brood gebracht naar Amsterdam' en zeker niet 'Ik heb iedereen gebracht in de war.'

    BeantwoordenVerwijderen
  44. Beste Prof, all clear, hartelijk dank voor je glasheldere uitleg, groet, Lev

    BeantwoordenVerwijderen
  45. Beste Prof,
    Het is 'het mooie jaar', maar niet het 'afgelopene jaar'.
    Hoe is dit te verklaren ?
    Dank, alvast.

    BeantwoordenVerwijderen
  46. @levbont: Sommige bijvoeglijke naamwoorden (en ook voltooide deelwoorden die als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden) krijgen geen verbuiging waar andere dat wel krijgen. Hoe dat precies zit is een lastig verhaal (de Algemene Nederlandse Spraakkunst heeft er een aantal pagina's voor nodig om de uitzonderingen op de hoofdregel op te sommen), maar bijvoeglijke naamwoorden op -en krijgen nooit verbuiging: 'houten,' 'zilveren,' maar ook 'verborgen,' 'gelezen,' 'afgelopen.'
    Het is niet alleen een fonologische regel, want bij zelfstandig gebruik krijg je bij die voltooide deelwoorden wel 'het verborgene,' 'het gelezene,' en misschien ook wel 'het afgelopene' (datgene wat afgelopen is).

    BeantwoordenVerwijderen
  47. Beste Prof,
    Hoe zit het met de volgende constructie : wat je ook zegt/wat er ook gebeurt, het feest gaat niet door. Waarom treedt er hier geen inversie op in de hoofdzin ?
    M.a.w., wat voor soort zin(sdeel) is ‘ wat je ook zegt/wat er ook gebeurt ?

    BeantwoordenVerwijderen
  48. @levbont: de Algmene Nederlandse Spraakkunst spreekt hier van de "aanloop" van de zin. De gedachte is dat zinnen een aanloop kunnen hebben (hier: 'wat je ook zegt'), die door een komma van de eigenlijke zin gescheiden is. De eigenlijke zin begint dus na de komma, en daar staat dan de "eerste zinsplaats."
    Inversie heeft alleen betrekking op het al dan niet invullen van het onderwerp op de eerste zinsplaats: die invulling is niet gevoelig voor wat er in de aanloop staat.
    Een speciale constructie met aanloop is de zogeheten "links-dislocatie": dan wordt er echt een zinsdeel in de aanloop gezet, en op de eerste zinsplaats is dan een steunwoordje nodig. Bijvoorbeeld, 'dat feest, dat gaat niet door.'
    Met jouw voorbeeld kun je zelfs een voorbeeld construeren met twee elementen in de aanloop: 'Wat er ook gebeurt, dat feest, dat gaat niet door.'

    BeantwoordenVerwijderen
  49. In een van uw logjes las ik dat er kritiek is/was op 'de snelste tijd ooit'. Nu snap ik het helemaal niet meer, wat is hier in godsnaam fout aan??

    BeantwoordenVerwijderen
  50. En ik vergat nog een vraag: waarom beveelt u aan om eerst het te bepalen of er een NG of WG is en dan pas het onderwerp te zoeken? Ik vind het makkelijker om het verschil tussen 'zijn' en 'doen' makkelijker te zien als je het onderwerp en het zelfstandig werkwoord naast elkaar zet. Zoals: hij lachen - doen.
    Of een 'diep geval': Dat huis van mij - zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  51. @joris: Mij hoor je het woord 'fout' niet in de mond nemen, want ik ben van mening dat de grammatica niet kan bepalen wat goed of fout is.
    Opmerkelijk is wel dat in deze constructie (zowel in het Engels als in het Nederlands) nauwelijks een ander bijwoord op die plaats ingevuld kan worden dan 'ooit.' Je kunt zeggen 'de snelste tijd sinds 1960' of 'de snelste tijd in dertig jaar,' maar iets als 'de snelste tijd toen' vind ik al gek.

    BeantwoordenVerwijderen
  52. @joris: Ik zou in het algemeen aanraden om eerst het werkwoord met zijn hulpwerkwoorden en voorwerpen bij elkaar te zoeken, omdat die een betekeniseenheid vormen ('iemand iets aanbieden', 'iets zijn,' 'iets meemaken,' 'iets zus-of-zo vinden'). Dat geheel staat in een predicatieve relatie tot het onderwerp, niet alleen het werkwoord. Vaak zie je ook dat de betekenis van een werkwoord verandert onder invloed van zijn voorwerpen. Zie bijvoorbeeld 'een hand geven' tegenover 'een presentatie geven' of 'een kado geven.'

    BeantwoordenVerwijderen
  53. Geachte Taalprof, zou u in staat zijn in de huid van de ANS-auteurs te kruipen en te verklaren waarom zij stellen dat de stam van 'komen' 'kom' is en niet 'koom'. Dit werkwoord wordt door de ANS, nagevolgd door het Groene Boekje, expliciet als uitzondering op de hoofdregel opgevoerd. De vervolgvraag is: bent u het met die opvatting eens?

    BeantwoordenVerwijderen
  54. @Frans van Nes: Ik kan de argumentatie wel bedenken voor de uitspraak dat 'kom' de stamvorm van 'komen' is: in samenstellingen met een werkwoord wordt altijd de stam gebruikt. Welnu, in samenstellingen met het werkwoord 'komen' zie je nooit 'koom,' maar wel af en toe 'kom' ('terugkomdag,' 'komaf,' 'inkomgeld,' 'inkomhal,'). De meeste samenstellingen zijn weliswaar met een afleiding van die stam, 'kom+st,' en ook daar is het 'kom.' Ook een etymologische verklaring is wel te bedenken (het werkwoord luidde vroeger 'kommen'). Voorts is de stam van het werkwoord vrijwel altijd gelijk aan de ik-vorm (behoudens 'ben,' 'kan,' 'zal').
    Het argument om te zeggen dat 'koom' de stam is, komt eigenlijk alleen van de regel die zegt dat je de stam krijgt als je van het hele werkwoord '-en' af haalt. Maar misschien heb jij nog een ander argument?
    Hoe dan ook, ik zou de argumenten vóór 'kom' vooralsnog zwaarder wegen. Ik ben het dus wel met de ANS-auteurs eens.

    BeantwoordenVerwijderen
  55. Het tegenargument zouden afleidingen als onoverkomelijk en onontkoombaar kunnen zijn. Dat tegenargument heb ik niet zelf bedacht, maar momenteel is er in het Taalcafé van Wikipedia een discussie over dit onderwerp gaande, waarbij deze woorden als kroongetuige optreden.

    BeantwoordenVerwijderen
  56. @Frans van Nes: 'Onoverkomelijk' vind ik een minder goed voorbeeld, omdat het in feite hetzelfde is als 'komen' zelf: door het achtervoegsel '-en' wordt blijkbaar hetzelfde bereikt als '-elijk.'
    'Onontkoombaar' is een interessant geval. Ik merk wel op dat dit een afleiding betreft ('-baar' is een achtervoegsel) en geen samenstelling.
    Als ik in het WNT naar andere vormen met 'koom' kijk, dan zie ik er wel een paar, maar ze zijn allemaal van jonger datum. Het zou kunnen dat de stamvorm dus van oudsher 'kom-' is geweest, en later door sommige taalgebruikers vanuit het werkwoord 'komen' de stam 'koom' is afgeleid (in enkele gevallen dan).
    In elk geval is de etymologie van 'komen' een heel andere klinker dan die van 'bomen.' Bij 'komen' is het etymologisch eerder een 'oe,' terwijl 'bomen' een 'au' heeft. Ook andere vormen op 'oom' hebben etymologisch allemaal een 'au': boom, zoom, room, toom, stoom. 'Schroom' is een apart geval (jong, uitsluitend Nederlands), evenals 'loom' (etymologie onduidelijk). Als de stam van 'komen' 'koom' zou moeten zijn, zou daar een etymologie vanuit 'kaum' bijhoren.

    BeantwoordenVerwijderen
  57. Beste taalprof,
    In het zinnetje "Ik heb medelijden met jou" is "medelijden" toch een lijdend voorwerp en "met jou" een bijwoordelijke bepaling?
    De zin "Ik heb medelijden" kan toch niet? Transitieve werkwoorden?
    Ben benieuwd naar uw antwoorden.
    groetjes,
    Juul

    BeantwoordenVerwijderen
  58. Hallo Taalprof,
    Ik vermoed dat er in het Standaardnederlandse paradigma van "komen" vormen van twee dialectvarianten bijeen zijn gekomen: "komen" en "kommen". Zo vind je in oudere Nederlandse teksten geregeld vormen als "hij coemt" en "hij koomt" en is "kommen" in allerlei dialecten en in het Duits en Fries de gewone vorm.
    Beide dialectenvarianten zouden ook een aantal afleidingen aan de Standaardtaal hebben kunnen bijdragen. Dat zou "onontkoombaar" naast "komaf" verklaren.
    Ook als de tegenwoordige taalgebruiker "kom" als stam beschouwt, kan het best zijn dat woorden als "onontkoombaar" nog als lexicaal item aanwezig zijn.
    Het woord "onoverkombaar" komt op Internet ook veel voor en dat wijst erop dat sprekers op basis van "kom" een nieuwe afleiding kunnen maken. Als "koom" de stam zou zijn, zou je eigenlijk nieuwe afleidingen daarvan verwachten.

    BeantwoordenVerwijderen
  59. @Henk: Ja, dit is ongeveer wat Schönfeld beweert: "In 't ndl., althans in sommige ndl. ialecten, had ook vaak verkorting van de vocaal plaats vóór m, b.v. bloem (§ 68): blom (got. blōma), doemen: (ver)dommen (got. dōmjan), dommekracht (dom = doem = duim: §71), mnl. jâmer: jammer, immer (uit *ie-mer), kom(m)en." Daarmee suggereert hij wel dat de lange 'o' oorspronkelijk was, al spreekt Schönfeld nergens over stamvormen.
    Voorzover ik het zie beschouwt hij 'komen' als een werkwoord in ablautsklasse IV, teruggaand op 'u e' vóór liquida of nasaal. Dat komt overeen met de ablautsrij 'ee - a - aa - oo' ('nemen - nam - namen - genomen'), waarbij hij voor 'komen' ("waarschijnlijk") een nultrap ("Schwundstufe") aanneemt in het enkelvoud tegenwoordige tijd. Voor het gotisch zou dan de 'u' weggevallen zijn ('qiman') en voor het nederlands de 'i' ('kuman').
    Het EWN spreekt van een protogermaanse vorm *kweman (dat is dan denk ik ook 'u e'), en merkt op dat pgm *kwe- in afzonderlijke Germaanse dialecten regelmatig ko- oplevert.
    Ik denk echter ook dat de hedendaagse taalgebruiker 'kom' als de stam beschouwt (op grond van die intuïtie over nieuwe samenstellingen), maar ik ben onzeker over de betekenis van die gespelde vorm 'koom' in oudere bronnen. In veel bronnen zie ik ook 'ik/hij koom' met apostrof geschreven, of in een optatieve betekenis, zodat ik me afvraag of het daar niet de verkorte spelling is van 'ik/hij kome.'

    BeantwoordenVerwijderen
  60. @Juul: Het betreft hier een veel voorkomende constructie met een betekenisarm werkwoord (hier 'hebben') met een lijdend voorwerp voorzien van een bijvoeglijke bepaling ('medelijden met jou' is lijdend voorwerp). In deze gevallen kun je vaak twee kanten op. Je kunt het ontleden zoals ik het hier doe (lijdend voorwerp met bijvoeglijke bepaling inbegrepen), maar je kunt ook stellen dat 'medelijden hebben' als een complex werkwoord moet worden beschouwd. Dan zou je de bijvoeglijke bepaling moeten zien als een voorwerp (dat wordt dan een voorzetselvoorwerp).
    Jij veronderstelt nog een derde optie, waar ook iets voor te zeggen valt, namelijk om 'met jou' te beschouwen als bijwoordelijke bepaling. Dat kun je beargumenteren vanuit de observatie dat 'medelijden' eigenlijk van een werkwoord afkomstig is. In de combinatie 'ik lijd mee met jou' is 'met jou' een bijwoordelijke bepaling, dus kun je argumenteren dat dit nu ook nog het geval is. Toch is dit een beetje problematisch: door van het werkwoord 'medelijden' een zelfstandig naamwoord te maken, worden ook de bijwoordelijke bepalingen bij dat oorspronkelijke werkwoord tot bijvoeglijke bepalingen: in 'medelijden met jou' is 'met jou' bijvoeglijk. Als je vervolgens 'medelijden hebben' herinterpreteert als complex werkwoord, zou de bijvoeglijke bepaling een voorwerp moeten worden. Door dat weer terug te redeneren naar de oorspronkelijke bijwoordelijke bepaling doe je als het ware een stapje terug in de ontwikkeling. Dat is gek. Daarnaast is ook de betekenis wel anders: in 'ik lijd mee met jou' is er sprake van een soort

    BeantwoordenVerwijderen
  61. Taalprof, wil je iets drinken? Of wil je liever iets TE drinken?
    Met wat de ANS zegt over 'te' kom ik er niet uit, bv.: http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/18/05/04/01/02/body.html.
    Roos

    BeantwoordenVerwijderen
  62. Roos verwijst naar een stuk in de ANS dat gaat over 'te' bij hulpwerkwoorden, maar ik vraag me sterk af of 'willen' in haar tweede zin wel als hulpwerkwoord kan worden gelezen. 'Iets' lijkt me daar het lijdend voorwerp met daarbij 'te drinken' als bijvoeglijke bepaling.

    BeantwoordenVerwijderen
  63. @~: Dat lijkt mij ook. 'Wil jij iets te drinken' lijkt me niet een geval van werkwoordelijk gezegde 'wil te drinken' maar van een lijdend voorwerp 'iets (om) te drinken.'
    Kijk ook maar naar de gevallen met onovergankelijke werkwoorden: naast 'Wil jij slapen?' heb je niet 'Wil jij te slapen?' wat je wel zou verwachten als het een hulpwerkwoordconstructie was.

    BeantwoordenVerwijderen
  64. Beste Taalprof,
    misschien ben ik vooringenomen, maar die bekroonde zin laatst, van Tom Lanoye, vond ik maar niks. Stilistisch zwak, en grammaticaal krakkemikkig.
    Heb ik gelijk met wat ik schreef in mijn commentaar, of zoek ik spijkers op laag water? http://victacausa.blogspot.com/2010/09/de-mooiste-nederlandse-zin-van-het-jaar.html

    BeantwoordenVerwijderen
  65. @victacausa: Over smaak valt natuurlijk ook wel te twisten, maar ik neem aan dat je doelt op je grammaticale commentaar.
    Je voornaamste kritiek richt zich in dat verband op het gebruik van het woord 'sporadisch' in 'de sporadisch gekneusde knie.' Jij betwijfelt of je 'sporadisch' hier wel als bijwoord kunt gebruiken, en of het niet beter 'de sporadische gekneusde knie' zou kunnen zijn.
    Ik denk dat je hier enigszins ten onrechte ervan uitgaat dat 'gekneusde' een bijvoeglijk naamwoord is met weinig relatie meer met het werkwoord 'kneuzen.' Jij interpreteert 'gekneusd' dus in een betekenis als "kapot," en 'een sporadisch kapotte knie' schuurt een beetje qua betekenis, ik denk omdat die sporadische betekenis al een beetje in dat kapotte zit. Hoe dan ook, zeker in de werkwoordelijke betekenis van 'gekneusd' ("ik kneusde mijn knie") is het toevoegen van een bijwoord goed verdedigbaar: 'de af en toe gekneusde knie' lijkt mij prima, en 'af en toe' is ook bijwoordelijk.
    Verbuiging van 'sporadisch' lijkt me in elk geval niet mogelijk. Dan krijg je de betekenis 'een sporadische knie' en dat slaat nergens op.
    Verder heb je het over dat toegevoegde 'gebleven,' dat grammaticaal gezien weg had kunnen blijven. Inderdaad, maar er is een betekenisverschil. Van 'gebleven' gaat de suggestie uit dat deze situatie stabiel is gebleven in weerwil van veranderingsprocessen die zich in de afgelopen vijftien jaar voltrokken hebben. Aan de hoofdpersoon, denk ik dan.

    BeantwoordenVerwijderen
  66. Beste taalprof,
    Ik heb een vraag over het werkwoord wegen.
    We kunnen zeggen: dat weegt veel.
    Maar niet (volgens mij): dat weegt zwaar.
    Toch hebben we het spreekwoord: de laatste loodjes wegen het zwaarst. Hoe moet ik die zin nu ontleden? Voor mij is hij namelijk in feite ongrammaticaal.
    De loodjes zijn zwaar --> zwaar is naamwoordelijk deel. Maar kan ik dat ook zeggen bij: de loodjes wegen zwaar? (wegen is immers geen koppelwerkwoord)
    Nog een vraag: In de van Dale staat bij 'wegen' overgankelijk: hij weeg iets (het boek).
    En onovergankelijk in de betekenis van 'een gewicht hebben'. Hoe moet ik dan de zin: 'hij weegt twee kilo' ontleden, want onvergankelijke werkwoorden hebben toch per definitie geen l.v?
    Bedankt, Jorien
    P.S. Een argument kan wel zwaar wegen, trouwens (zonder a-grammaticaal te zijn)

    BeantwoordenVerwijderen
  67. @Jorien Koedam: In 'Dat argument weegt zwaar' is 'zwaar' een bijwoord, dat iets betekent als "in hoge mate, heel erg." De betekenis is dat het argument heel erg meetelt. Het gaat hier dus niet om het werkelijke gewicht. Hetzelfde geldt voor die laatste loodjes.
    Je kunt het denk ik ook een beetje horen. Vergelijk de uitspraak van 'Hij zegt dat die boeken drie kilo wegen' met 'Hij zegt dat die argumenten zwaar wegen.' In de tweede zin is het vrij natuurlijk om de klemtoon op beide woorden, 'zwaar' én 'wegen' te leggen. In de eerste zin is de natuurlijke uitspraak dat 'drie kilo wegen' één klemtoon heeft, en wel op 'kilo.'
    Het normale intonatiepatroon bij voorwerp (of resultaatbepaling) + werkwoord is één klemtoon, en wel op het voorwerp, bij bijwoordelijke bepaling + werkwoord zijn er twee klemtonen. Bij de argumenten die zwaar wegen is er dus sprake van een bijwoordelijke bepaling, bij de boeken die drie kilo wegen gaat het meer om een voorwerp (in sommige grammatica's wordt dit een "pseudo-voorwerp" genoemd) of resultaatbepaling.
    Je kunt dus wel zeggen 'dat weegt zwaar,' maar niet in de betekenis dat 'zwaar' het resultaat is van een weging. Wel in de betekenis dat het aangeeft welk belang je aan dat resultaat hecht.

    BeantwoordenVerwijderen
  68. Taalprof, bedankt voor je antwoord.
    Mag ik nog even nagaan of ik het goed begrepen heb:
    De laatste loodjes wegen het zwaarst.
    de laatste loodjes - o
    wegen - pv
    het zwaarst - bwb
    maar qua woordsoorten?
    het zwaarst - 'het' is normaal gesproken lidwoord. Hier ook?
    En wat is 'zwaarst' dan?
    Hij weegt drie kilo.
    drie kilo - voorwerp ??? / resultaatsbepaling.
    Ik had hier nog nooit van gehoord.
    Ik heb nog een probleem met ander onovergankelijk werkwoord: lopen.
    Hij loopt drie kilometer.
    of
    Hij loopt de marathon.
    Is 'drie kilometer/de marathon' dan ook een voorwerp? Of hier toch een l.v?
    Bedankt,
    Jorien

    BeantwoordenVerwijderen
  69. @Jorien Koedam: 'het' is inderdaad lidwoord, en 'zwaarst' is hier een bijvoeglijk naamwoord dat gebruikt is als bijwoord. Traditioneel wordt het dan als bijwoord benoemd.
    Die ontleding van 'hij weegt drie kilo' is niet onomstreden. De meeste methoden maken er een bijwoordelijke bepaling van maat van, maar bijvoorbeeld de grammatica van Klooster noemt het een pseudovoorwerp. Het punt is dat het zinsdeel vrijwel verplicht is bij het werkwoord. Het werkwoord 'wegen' heeft twee patronen: 'iemand weegt iets' en 'iets weegt iets.' In het eerste geval is er een handelende persoon en een voorwerp, maar blijft het resultaat van de weging onvermeld; in het tweede geval is het gewogen voorwerp onderwerp van de zin, en het resultaat lijkt een soort voorwerp. Echter, dat voorwerp kan alleen maar de aanduiding van een gewicht zijn ('een kilo' of een telwoord als 'veel'). Vandaar dat je de benoeming als resultaatbepaling zou kunnen bepleiten.
    In je voorbeeld 'hij loopt de marathon' is 'de marathon' inderdaad lijdend voorwerp. Immers, in de lijdende vorm zou je iets krijgen als 'Er worden vandaag in ons land twee marathons gelopen' en niet 'Er wordt vandaag in ons land twee marathons gelopen.' Aangezien 'twee marathons' dus in de lijdende vorm onderwerp is, moet het voorwerp zijn in de actieve zin.
    Aangezien 'lopen' eigenlijk onovergankelijk is, is duidelijk dat deze constructie afkomstig is van een andere. Dat is de constructie dat 'lopen' gecombineerd wordt met een tijdsbepaling ('hij loopt twee uur,' dat in de lijdende vorm gewoon kan blijven 'Er wordt twee uur gelopen,' en waarin 'twee uur' dus als bijwoordelijke bepaling van tijd kan worden benoemd). Vanuit die constructie krijg je in plaats van die tijd ook wel eens een afstand ('Er werd twee kilometer gelopen') of een traject ('Er werden twee mooie routes gelopen'), en je ziet dat je in dat laatste geval al kunt pleiten voor een voorwerp.
    Ik zou dus 'twee kilometer' nog een bepaling noemen, en 'twee routes,' en dus zeker 'de marathon' een lijdend voorwerp.
    Dit zou moeten kloppen met het klemtoonpatroon ('Hij heeft twéé kilometer gelópen' tegenover 'Hij heeft 'twee róútes gelopen'). In mijn taalgevoel doet het dat ook.

    BeantwoordenVerwijderen
  70. Beste Taalprof
    Een heel eenvoudig zinnetje:
    Ik kreeg bloemen van mijn moeder.
    Moet je 'van mijn moeder' als een bijwoordelijke bepaling beschouwen? Het geeft natuurlijk bijkomende informatie die niet echt nodig is om een verstaanbare zin te hebben. Maar als je van het werkwoord 'krijgen' hier vertrekt, hoort dat zinsdeel er toch sterk bij: je krijgt iets - en dat krijg je altijd van iemand. Mijn moeder gaf mij bloemen is duidelijk: de bepaling (?) wordt hier onderwerp - het o van de vorige zin wordt meewerkend voorwerp.
    Iets krijgen 'van iemand' duidt op een interactie, maar toch is het geen meewerkend voorwerp.
    Maar wat dan wel?
    Mai

    BeantwoordenVerwijderen
  71. @Mai van Loon: ik zou het toch een bijwoordelijke bepaling noemen, om de volgende redenen: de betekenis, dat de bloemen ergens vandaan komen, wordt niet verkregen door het werkwoord 'krijgen' maar door het voorzetsel 'van.' Het voorzetsel 'van' heeft dus zijn eigen betekenis, en daarom is het geen voorzetselvoorwerp.
    Ik snap trouwens je overwegingen heel goed. Echter, er zijn meer gevallen waarbij een bijwoordelijke bepaling een sterke band met het werkwoord heeft. Zo heb je bij het werkwoord 'wonen' heel vaak een plaatsbepaling, terwijl ook een werkwoord als 'zitten,' of 'staan', of 'liggen' bijna niet zonder plaatsbepaling voorkomt. Iets soortgelijks geldt voor een werkwoord als 'duren,' dat niet zonder tijdsbepaling kan. In sommige gevallen is zoiets aanleiding om toch een voorwerpachtige benoeming te bepleiten ( zoals de term 'pseudovoorwerp' die voor maat- of resultaatbepalingen bij werkwoorden als 'meten, wegen, tellen' is voorgesteld.
    Dat bijwoordelijke bepalingen een thematische rol bij het werkwoord kunnen vervullen zie je het duidelijkst bij de door-bepalingen, die bij een lijdende vorm de handelende persoon aangeven. Ook die blijven toch bijwoordelijke bepalingen (omdat de betekenis van 'door' komt).
    Ten slotte: als je in dit geval een voorwerpsbenoeming zou toepassen, dan is de volgende vraag: zou je dat dan ook willen bij 'ik hoor iets van mijn moeder'? Of bij 'van jou word ik ook niks wijzer'? Met andere woorden: je bevindt je dan op een hellend vlak.

    BeantwoordenVerwijderen
  72. Dag prof, wilt u het nog één keer uitleggen? Laadje of laatje? Of allebei, vanuit andere grondwoorden?

    BeantwoordenVerwijderen
  73. @Marco: Vraag mij niets over spelling, want daar weet ik heel weinig van. Ik kan me beide spellingen voorstellen, om de redenen die jij noemt, maar in spellingkwesties is er maar één strategie: zoek het op, op woordenlijst.org. Alleen 'laatje' staat in de woordenlijst. Vraag mij niet waarom.

    BeantwoordenVerwijderen
  74. @Marco: Ehh, laat me dat dan toch even nuanceren (ik heb het toch maar even opgezocht). Inderdaad staat 'laatje' in de woordenlijst (bij 'la') maar 'laadje' niet (bij 'lade'), maar op grond van regel 15D van de Leidraad (http://woordenlijst.org/leidraad/15/3/#r15d ) eindigt het verkleinwoord van woorden op -ade op -aadje ('karbonade - karbonaadje'). Je kunt dus op grond van de lijst en de regels twee vormen verdedigen.

    BeantwoordenVerwijderen
  75. Bedankt voor uw antwoord beste Taalprof. U hebt natuurlijk volkomen gelijk: grammaticaal kan het allemaal nog net, in die bekroonde zin van Lanoye. Ik wilde snel zijn, en liet me leiden door een gevoel van afkeer voor deze zin, die door niemand (behalve door de drie juryleden) zelfs maar acceptabel wordt geacht. Maar Holman in het Parool heeft dat enkel dagen later beter en gefundeerder verwoord allemaal.

    BeantwoordenVerwijderen
  76. @victacausa: ja, ik beperk me maar even tot de grammatica. Ik zou niet graag een -al is het dan sporadisch- ontspoord twistgesprek over smaak op mijn geweten hebben...

    BeantwoordenVerwijderen
  77. Mijn vroegste kinderjaren gevangen in een berooid gezin waar geen enkel kind gelukkig kon worden dan o dit wonder…, ik alleen.
    Ik las dit vandaag. Mijn vraag is kan deze zin:...gevangen in een berooid gezin...?
    Dank

    BeantwoordenVerwijderen
  78. Taalprof, nog even een vraagje over de complexe werkwoorden. Als je zegt 'Hij heeft grote maar onterechte kritiek op hem', wat is dan 'grote maar onterechte'? Zit dat in het complexe werkwoord? Zou je het als bijwoordelijke bepaling moeten zien, terwijl de woorden een verbuigings-e hebben?
    En nog een over 'gehoorzamen'. Met een meewerkend of lijdend voorwerp? Het wordt onderwerp in een lijdende zin, m.i. kun je het best nominaliseren tot 'het gehoorzamen van iemand' (al vind ik het moeilijk om de interpretatie 'iemands gehoorzamen' uit te schakelen).
    Kun je nog wel zeggen dat het een meewerkend voorwerp is? Ik vind 'gehoorzamen aan iemand' bijna een voorzetselvoorwerp - al is een bijzinsvariant wat moeilijk.
    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  79. @Joris: naarmate je meer bepalingen aan dat lijdend voorwerp toevoegt, geef je het weer meer het karakter van een apart lijdend voorwerp. Van een complex werkwoord lijkt me in ieder geval sprake in geval van het kale zelfstandig naamwoord, en ook nog wel als je daar hoeveelheidsaanduidigen bijzet ('grote/veel kritiek hebben op iemand'), al kun je ook daar al over twisten. Ik denk dus dat je het andersom moet zien: het is een lijdend voorwerp (dat was het altijd al), maar in sommige gevallen is er aanleiding om te zeggen dat de combinatie van licht werkwoord en lijdend voorwerp zich als een complex werkwoord gedraagt.
    Over 'gehoorzamen': je hebt gelijk als je opmerkt dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat taalgebruikers het als een lijdend voorwerp zijn gaan zien. Wat je in ieder geval kunt vaststellen is dat het een belangrijk kenmerk van het meewerkend voorwerp heeft (had).
    Het beschouwen van de variant met 'aan' als voorzetselvoorwerp vind ik minder voor de hand liggen. Ik zou eerder denken dat de variant met 'aan' zal verdwijnen als het voorwerp lijdend voorwerp wordt, en waar die nog voorkomt is het nog steeds meewerkend voorwerp. Ik zie eerlijk gezegd geen duidelijke argumenten om dat anders te zien.

    BeantwoordenVerwijderen
  80. @Robert Krudzlo: Of een zin kan of niet kan de grammatica je niet vertellen. De grammatica biedt je een instrument om te zien hoe zinnen in elkaar zitten. Jouw zin is elliptisch, omdat er geen persoonsvorm in voorkomt.
    Zo te zien is het de bedoeling dat 'gevangen in een berooid gezin' een elliptische bijvoeglijke bijzin is bij 'mijn vroegste kinderjaren,' iets als 'gedurende welke ik gevangen was in een berooid gezin.'
    Het kan echter ook zijn dat het geheel gelezen moet worden als een impressionistische aaneenschakeling van ellipsen: "mijn vroegste kinderjaren / gevangen in een berooid gezin waar geen enkel kind gelukkig kon worden / / dan / o dit wonder / ik alleen."

    BeantwoordenVerwijderen
  81. Dank voor uw antwoord.
    Eigenlijk weet je te weinig voor de meningen die je debiteert.
    Deze zin kwam ik tegen (Volkskrantblog)...
    Ik heb moeite met het tussen woordje 'voor'... had daar 'van' kunnen staan?
    Groet

    BeantwoordenVerwijderen
  82. @Robert Krudzlo: Ja dat kan wel, maar dan krijg je wel een andere betekenis. Bij 'je weet te weinig voor de meningen die je debiteert' gaat het erom dat je kennis ontoereikend is voor het debiteren van bepaalde meningen, en bij 'je weet te weinig van de meningen die je debiteert' is de betekenis meer dat je die meningen wel kunt debiteren, maar dat er meer over te weten valt.
    In grammaticale termen: met 'voor' heb je een bijwoordelijke bepaling met een doelbetekenis, en met 'van' heb je mogelijk een bijvoeglijke lezing ('te weinig van...') en anders een bijwoordelijke bepaling van beperking ('met betrekking tot')

    BeantwoordenVerwijderen
  83. Op Taaladvies.net staat een pagina met informatie over meewerkend voorwerpen gevoeld als lijdende voorwerpen(inclusief het onvermijdelijke 'de reizigers wordt verzocht').
    Daar staat, vergelijkend met de reizigers, de volgende zin:
    Dat sloeg onze hoopvolle verwachtingen meteen de bodem in.
    In die zin zou een meewerkend voorwerp zitten, zodat de lijdende vorm zou worden:
    Onze hoopvolle verwachtingen werd daardoor meteen de bodem ingeslagen.
    Is dit nou echt zo? Het toevoegen van een voorzetsel lijkt me onmogelijk, lijdende vorm lijkt me sluitend, nominalisatie... etc.

    BeantwoordenVerwijderen
  84. Taalprof,
    Hoe zou u "aan zijn vriendin" in "Hij zat aan zijn vriendin" ontleden? Mijn voorkeur gaat uit naar een voorzetselvoorwerp, omdat 'aan' hier iets anders betekent dan in bijvoorbeeld "Hij zat aan het strand", waarin sprake is van een bijwoordelijke bepaling van plaats. Echter, wat tegen het voorzetselvoorwerp pleit, is dat de beruchte "er+vz+ dat-zin-proef" niet opgaat, maar die gaat in behoorlijk veel gevallen niet op. Een ander argument voor het voorzetselvoorwerp is het feit dat 'zitten aan' vervangen kan worden door iets als 'betasten', waardoor er een direct object in de zin komt in plaats van een voorzetselvoorwerp. Maar er valt wel wat op aan te merken, al met al. Deelt u de mening dat hier sprake is van een voorzetselvoorwerp? Ik hoor het graag.
    Met vriendelijke groet, Jimmy van Rijt

    BeantwoordenVerwijderen
  85. @Jimmy van Rijt: Er is wel iets bijzonders met die contructie, dat ik voor het eerst beschreven heb gezien in dit artikeltje: http://www.neder-l.nl/bulletin/1999/04/990425.html
    Het is duidelijk dat de constructie verschilt van een contructie met bijwoordelijke bepaling. Kijk ook maar eens naar de uitspraak van 'het strand waar wij aan zitten' tegenover 'de vriendinnen waar wij aanzitten' (je ziet dat ik het aan elkaar schrijf, zie het artikeltje voor argumentatie.)
    In het artikeltje wordt ook een verschil opgemerkt met 'de vriendinnen waar wij aan denken,' wat zeker voorzetselvoorwerp is. De speculatieve analyse gaat uit van een voorzetselvoorwerp met een voorzetsel 'aan' dat tegelijkertijd werkwoordpartikel is (of eigenlijk twee keer 'aan' waarvan er steeds een wegblijft, behalve in de volgorde 'aan mijn vriendin moet je niet aanzitten'

    BeantwoordenVerwijderen
  86. @joris: Ik begrijp je overwegingen, maar de uitdrukking 'iets de bodem inslaan' is wel degelijk van oudsher een constructie met meewerkend voorwerp. Het heeft te maken met de bodem van een vat. Als je van een vat de bodem inslaat (= naar binnen slaat), dan demonteer je als het ware het vat. In het WNT staat het zo omschreven, met de toevoeging "thans alleen nog in overdrachtelijke zin." Dat 'thans' is dan in 1892, toen het lemma geschreven werd.
    Er zijn drie gevallen van meewerkend voorwerp: die met voorzetsel 'aan' (de klassieke gevallen, bijvoorbeeld '(aan) iemand iets geven'), die met voorzetsel 'voor' (ook wel belanghebbend voorwerp genoemd, bijvoorbeeld '(voor) iemand iets inschenken'), en de derde soort met voorzetsel 'bij' (of 'van,' vaak met onvervreemdbaar bezit, zoals '(bij) iemand de ogen openen').
    Bij de laatste soort gaat het meestal om lichaamsdelen ('iemand de schouders masseren,' 'iemand de nek breken'), omdat een meewerkend voorwerp meestal een mens is, en de onvervreemdbare bezittingen van mensen hun lichaamsdelen zijn, maar ik denk dat je 'iemand iets afnemen' ook in deze categorie zou moeten rekenen.
    Het is dus oorspronkelijk '(bij/van) iets de bodem inslaan.' In het woordenboek van Ter Laan staat als voorbeeld 'alle hoop werd de bodem ingeslagen' met als uitleg dat net als bij een vat waarvan de bodem wordt ingeslagen van de inhoud niets meer overblijft.
    Ik denk dat de hedendaagse taalgebruiker de neiging heeft om 'iets de bodem inslaan' op te vatten als iets wat de grond in geslagen wordt, zoals heipalen ('de heipaal werd de grond in geslagen'). Dat is inderdaad een constructie met lijdend voorwerp.
    Dat betekent dat de uitdrukking zich op een kantelpunt bevindt: houdt de oorspronkelijke constructie stand (of wordt haar nieuw leven ingeblazen, om het maar eens in een soortgelijke uitdrukking te formuleren), of neemt de standaardtaal de heranalyse van de nieuwe generaties over? Ik denk het laatste.
    Wat zou je nu in een hedendaagse ontleding moeten doen? Wel, waarom zou je een keuze moeten maken? De beste ontleding is die waarin je die twee mogelijkheden signaleert en verklaart. Op het moment dat je een keuze maakt hou je op met erover na te denken, en dat is natuurlijk het laatste wat je zou moeten doen.

    BeantwoordenVerwijderen
  87. Geachte,
    Bij deze zin: "Er kan geen metablog worden geschreven over iemand die geen blogger is en bovendien niet gewenst is op ons platform." ..., heb ik het gevoel dat er - geen metablog geschreven kan worden -iets niet klopt.
    Als je geen metablog kan schrijven waarom wordt het dan verboden?
    Groet

    BeantwoordenVerwijderen
  88. Beste Taalprof,
    Ik heb momenteel een discussie lopen over het volgende. We hebben allemaal geleerd dat het is: "Ik heb mijn boek niet bij ME. Nu is onze taal levendig en heb ik vlgs mij vernomen dat het tegenwoordig op de middelbare school niet meer verkeerd geteld zal worden wanneer je zegt "ik heb mijn boek niet bij".
    Ik ben benieuwd alvast bedankt.
    Mvg,
    Manfred

    BeantwoordenVerwijderen
  89. Roos Marijn van der Veen29 september 2010 om 22:48

    Beste Taalprof,
    mijn juf zegt dat "om een ijsje" in de zin "hij loopt te zeuren om een ijsje" lijdend voorwerp is. Mijn vader zegt dat het een voorzetselvoorwerp is. Wie heeft er gelijk?
    Groetjes, roos marijn (groep8)

    BeantwoordenVerwijderen
  90. @Roos Marijn van der Veer: Je vader heeft in dit geval meer gelijk dan je juf, want het is 'om iets zeuren' (of 'ergens om zeuren') en niet 'iets zeuren.' Het is dus zeker geen lijdend voorwerp, want het voorzetsel hoort erbij.
    Toch zou je hier twee ontledingen kunnen verdedigen: je kunt aanvoeren dat het inderdaad om een voorwerp gaat, omdat je er ook een bijzin van kunt maken ('hij loopt ero, te zeuren dat hij een ijsje wil'). Dan is het voorzetselvoorwerp. Of je zegt dat 'om een ijsje' voor hem de reden is dat hij zeurt ('hij loopt te zeuren omdat hij een ijsje wil'). In dat geval kun je aanvoeren dat het een bijwoordelijke bepaling is.
    De ontleding is dus niet zeker, maar het is in ieder geval geen lijdend voorwerp.

    BeantwoordenVerwijderen
  91. @Manfred: de grammatica kan je niet vertellen wat goed of fout is. De grammatica geeft je alleen de middelen om te beschrijven wat je leest of hoort. Het weglaten van het wederkerend voornaamwoord (volgens mij alleen nog in spreektaal) in 'iets bij me/je/zich hebben' sluit aan bij een grotere trend om het wederkerend voornaamwoord weg te laten (bijvoorbeeld '(zich) iets herinneren' of '(zich) uitbreiden'). Aan de andere kant zie je ook een trend om juist een wederkerend voornaamwoord toe te voegen (in 'zich beseffen' bijvoorbeeld).
    Grammaticaal gezien gaat het hier om constructies waarin de wederkerendheid zo vanzelfsprekend is dat het voornaamwoord niet echt informatie toevoegt.
    Het weglaten van een woord na een voorzetsel lijkt gek, maar hierdoor wordt het voorzetsel een beetje een deel van het werkwoord, als in 'iets mee hebben.'
    Ik geloof trouwens niet dat taaladviseurs dit weglaten van het wederkerend voornaamwoord bij 'bij' massaal omarmd hebben. Dat zal in nog mindere mate op de scholen het geval zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  92. @Rob Kruzdlo: het gaat hier om het hulpwerkwoord 'kunnen,' dat als hulpwerkwoord van modaliteit een betekenis kan hebben tussen 'mogelijk' en 'noodzakelijk,' en tussen 'toegestaan' en 'verplicht.'

    BeantwoordenVerwijderen
  93. Even terug naar een oud thema ...
    Vanmorgen hoor ik de volgende zin:
    "... of ze zal haar medaille worden afgenomen..." (vrt, sportverslaggever Michel Wuyts)
    Volgens u (zo leid ik af uit vroegere discussies) is 'ze' onderwerp. Toch is in de corresponderende actieve zin het overeenkomstige zinsdeel alleszins geen lijdend voorwerp:
    Men zal ze/haar haar medaille afnemen.
    Is dit dan maar weer een "twijfelachtig zinnetje", zodat de regel "(actief) lijdend voorwerp wordt (passief) onderwerp" overeind kan blijven, of is die regel zelf niet zo absoluut?

    BeantwoordenVerwijderen
  94. @Herman Callens: Wat vind je zelf? De term "twijfelachtig zinnetje" is niet echt een grammaticale term. Ik span mij in om te betogen dat de grammatica een beschrijvingsinstrument is. De taalnorm kan gebruik maken van dat instrument, maar heeft eigen overwegingen.
    Dus graag eerst even los van het oordeel over deze zin: als iemand dit zo zegt dat IS voor die persoon 'ze' toch het onderwerp? Of zou je die ontleding ter discussie willen stellen?
    Je kunt natuurlijk wel zeggen: die persoon maakt een taalfout, maar dat is een uitspraak vanuit de taalnorm. Die heeft geen betrekking op de ontleding.
    Je toevoeging "maar weer" suggereert een lichte irritatie dat taalfouten goedgepraat zouden worden door deze grammaticale analyse, maar dat zie ik helemaal niet in. Als een internist de clenbuterolsporen in het bloed van Contador verklaart vanuit de consumptie van besmet vlees, dan stelt hij daarmee zelf de dopingregels niet direct ter discussie (al kunnen zijn overwegingen natuurlijk wel aanleiding zijn om die discussie te openen). Zo kan een grammaticus jouw voorbeeldzin best van een ontleding voorzien, zonder dat daarmee iets over de taalnorm gezegd is. Ook ongrammaticale taaluitingen hebben een ontleding.
    Vanuit een meer persoonlijk perspectief: het zinnetje strookt niet met mijn taalgevoel. Zou ik een taaladviseur zijn, dan zou ik het afkeuren. Maar voor de goede orde: de taalprof is geen taaladviseur.

    BeantwoordenVerwijderen
  95. @ taalprof:
    Of de zin al dan niet kan, was eigenlijk niet het punt. Ik zou het zo niet zeggen (wel: "... haar medaille zal haar worden afgenomen ..."), maar ik zou 'm ook niet meteen afkeuren. De journalist in kwestie is trouwens geen stuntel, het feit dat zo'n zin voor zijn taalgevoel kennelijk prima kan, wil ik dan ook niet zomaar onder de mat schuiven.
    Kortom, mijn "irritatie" (dat valt trouwens wel mee) geldt niet zozeer een potentiële taalfout, als wel een potentiële ontleding. Nee, met de analyse 'ze' als onderwerp heb ik absoluut geen probleem, integendeel (cf. de meervoudsproef: "...de dames zullen hun medailles worden afgenomen..."). Waar het mij om gaat, is dat het onderwerp in de gegeven zin géén lijdend voorwerp is in de actieve tegenhanger: "(Iemand) zal ze/haar haar medaille afnemen." Daarin is 'haar medaille' lijdend voorwerp (cf. "Haar medaille zal haar worden afgenomen."). Ergo, de regel dat (alleen) het actieve lijdend voorwerp onderwerp wordt in de passieve zin, wordt hier niet gerespecteerd. Ik formuleer het zo, omdat u in het verleden toch telkens heel weigerachtig stond tegenover de mogelijkheid dat ook andere zinsdelen (dan het actieve lijdend voorwerp) passief onderwerp konden worden. Voorbeelden daarvan bleken namelijk telkens niet echt te stroken met uw taalgevoel, zodat u de ontleding dat een meewerkend voorwerp ook wel eens onde
    Ik heb en passant ook nog een (grammaticale) vraag voor u. Ik had het hierboven wel over meewerkend voorwerp, maar in de hierna herhaalde 'gewone' zinnen is er geen sprake van een meewerkend voorwerp:
    - Haar medaille zal HAAR worden afgenomen.
    - Men zal ZE/HAAR haar medaille afnemen."
    Hebben we hier (iets van iemand afnemen) te maken met een voorzetselvoorwerp of met een bepaling? Ik zou denken het eerste, maar helemaal zeker ben ik niet. Aansluitend: ik heb het altijd wat merkwaardig gevonden dat we bij 'geven aan' een meewerkend voorwerp postuleren (en geen voorzetselvoorwerp), terwijl we bij de logische tegenhanger 'krijgen van' geen overeenkomstig (apart) voorwerp hebben. Niet dat ik de redenen in twijfel trek, maar het blijft iets vreemds hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  96. @Herman: Je hebt gelijk als je zegt dat in die eerdere discussie ook mijn taalgevoel heeft meegespeeld. Ik heb inderdaad opgemerkt dat bij onbetwistbare meewerkende voorwerpen in de actieve zin (zoals hier) de lijdende vorm met dat meewerkend voorwerp als onderwerp nooit zo'n lekker resultaat oplevert. Zoals ook hier. Ik vind 'ze zal haar medailles worden afgenomen' een stuk slechter klinken dan 'ze zal gevraagd/verzocht worden haar medailles af te geven.' Dat is inderdaad mijn taalgevoel, maar ik kan me voorstellen dat daar ook getalsmatige argumenten voor te geven zijn (in onze eerdere discussie deden we daar hier en daar pogingen toe).
    Of de zin voor de journalist "prima" is, zou ik niet meteen durven afleiden uit het feit dat hij in druk verschijnt. Dat zou je hem (haar?) eigenlijk moeten vragen.
    Als grammaticus is mijn standpunt echter pragmatisch: lijdend voorwerp wordt onderwerp in de lijdende vorm is meestal prima (er zijn een paar gevallen waarbij het niet kan, zoals bij 'krijgen'), meewerkend voorwerp wordt onderwerp is afwijkend, maar komt sporadisch voor (en wordt ook wel geaccepteerd), en die gevallen waarbij het resultaat echt frequent en onbetwistbaar is zijn meestal bij nadere beschouwing in de actieve vorm toch lijdende voorwerpen.
    Hier vind ik het resultaat in de lijdende vorm afwijkend (maar, zeg ik daar haastig bij, dat onderbouw ik nu nog alleen met mijn taalgevoel), en dat komt overeen met de ontleding in de actieve vorm als meewerkend voorwerp.
    Overigens heb ik eerder al het voorbeeld van 'gehoorzamen' aangevoerd, waarbij een meewerkend voorwerp in de actieve vorm '(aan) iemand gehoorzamen' een prima resultaat in de lijdende vorm oplevert.
    Dan de grammaticale vraag. Toevallig heb ik van de week een vraag beantwoord (http://bit.ly/bJMuSM) waarbij ik inga op de derde soort meewerkend voorwerp (of indirect object): het geval waar je het voorzetsel 'bij' (of 'van') kunt toevoegen.
    In dat antwoord maak ik de speculatieve opmerking: 'ik denk dat je 'iemand iets afnemen' ook in deze categorie zou moeten rekenen.' Dat is speculatief, omdat je bij aanwezigheid van het voorzetsel 'van' zou kunnen argumenteren dat het zijn eigen betekenis 'oorsprong' heeft. Maar bij weggelaten 'van' zou je 'iemand' toch zeker een voorwerp moeten noemen.
    'iets van iemand krijgen' is trouwens wel een ander geval, want daarvan bestaat geen variant 'iemand iets krijgen.' Dat is dus syntactisch verschillend. Ik zou daar niet van een voorwerp spreken, maar liever van een bepaling. Andere overweging: in het geval van '(van) iemand iets afnemen' kun je ook het (bij het indirect object meer gebruikelijke) voorzetsel 'bij' gebruiken: 'bij iemand iets afnemen.' Dat gaat echt niet bij 'krijgen': 'bij iemand iets krijgen.' Dat laatste kan wel, maar het is geen variant van 'van iemand iets krijgen.'

    BeantwoordenVerwijderen
  97. Woordbenoemen:
    Als je bijvoorbeeld het werkwoord 'samenwonen' uit elkaar haalt in de zin: "Jan en Truus wonen vijf jaar samen." Hoe benoem je het woord 'samen' in deze nieuwe zin? Wordt dat dan een bijwoord, of blijft het toch een (onderdeel van een) werkwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  98. @Paul Gielen: De methodes verschillen een beetje. Het meest gebruikelijk is om die afgesplitste delen als bijwoord te benoemen. Niettemin lijkt het me bij het grammaticaonderwijs van belang dat leerlingen zien dat het althans oorspronkelijk om een deel van het werkwoord gaat.
    Overigens zit er nog iets aan vast: vóórdat 'samenwonen' een werkwoord was, was 'samen' een bepaling van gesteldheid ('Jan en Truus wonen terwijl ze samen zijn').

    BeantwoordenVerwijderen
  99. Hallo Taalprof,
    Dat "samen" in het werkwoordscluster kan blijven staan, wijst erop dat sprekers "samenwonen" nog steeds als één werkwoord zien: "Ze vertelden dat ze wilden gaan samenwonen."
    Wat zijn er voor argumenten om "samen" toch als bijwoord te bekijken? Of noem je werkwoordpartikels ook bijwoorden?

    BeantwoordenVerwijderen
  100. @Henk: Dat laatste is wel gebruikelijk in de traditionele taalkundige zinsontleding: gesplitste partikels van samengestelde werkwoorden, én van voornaamwoordelijke bijwoorden, worden benoemd als bijwoorden. Dat ze tot het werkwoordcluster behoren
    wordt verantwoord door ze tot het werkwoordelijk gezegde te rekenen.

    BeantwoordenVerwijderen
  101. Beste Taalprof,
    Mijn naam is Ben en ik ben eerstejaars student Nederlands van Fontys Lerarenopleiding Tilburg.
    Voor het vak 'formuleren' moet ik uitzoeken wat het verschil is tussen een fout met een vaste verbinding (onjuist combinatie van werkwoord en voorzetsel, zoals: afgaan op en verwijzen naar) en incorrecte voorzetselvoorwerpzinnen. In de mijn reader staat bij de incorrecte voorzetselvoorwerpzinnen het volgende voorbeeld: Wij herinneren u eraan dat u beloofd heeft te komen.
    Ik kan geen verschil ontdekken tussen beide taalfouten.
    Hopelijk kunt u mij uitleggen wat het precieze verschil is.

    BeantwoordenVerwijderen
  102. Beste taalprof,
    Wat is het verschil tussen "Dit programma werd door jongeren gemaakt" (imperfectum) en "Dit programma is door jongeren gemaakt" (plusquamperfectum). In beide gevallen zou de Nederlandse term VVT zijn, maar klopt dat wel?

    BeantwoordenVerwijderen
  103. @mario: Jouw eerste voorbeeld ('werd gemaakt') is een voorbeeld van de OVT, de onvoltooid verleden tijd. Er staat weliswaar een voltooid deelwoord in de zin, maar dit is het gevolg van het hulpwerkwoord van de lijdende vorm ('worden') en niet van een hulpwerkwoord van tijd. In je tweede zin is zo'n hulpwerkwoord van tijd er wel: dat is 'is,' en het staat in de tegenwoordige tijd. Daarom is die tweede zin VTT, voltooid tegenwoordige tijd. Het is dus geen plusquamperfectum (dat zou VVT zijn) maar gewoon perfectum.
    Het verschil in betekenis zie je als je er een tijdsbepaling als 'zaterdag' bij zet. In 'Dit programma werd zaterdag door jongeren gemaakt' is er maar één interpretatie mogelijk: afgelopen zaterdag maakten jongeren dit programma. Echter, in 'Dit programma is zaterdag door jongeren gemaakt' zijn er ineens twee betekenissen: de voltooiing van het maken van het programma (door jongeren) vond afgelopen zaterdag plaats, of zal aanstaande zaterdag een feit zijn. Die dubbele betekenis is het kenmerk van de voltooide tijd.

    BeantwoordenVerwijderen
  104. @Ben: Eerlijk gezegd kan ik om te beginnen al geen fout ontdekken in de voorbeelden die je noemt. 'Afgaan op' is een bekende combinatie, evenals 'verwijzen naar.' Je zou kunnen argumenteren dat daar sprake is van bijwoordelijke richtingsbepalingen (in ieder geval bij 'afgaan' in de betekenis "ergens naartoe gaan": 'zij gingen op de muziek af') Ook de zin 'Wij herinneren u eraan dat u beloofd heeft te komen' lijkt me niet verkeerd (ik kan me wel voorstellen dat iemand valt over dat 'heeft,' maar dat heeft in elk geval niets te maken met de benoeming als voorzetselvoorwerpszin). Alle voorbeelden staan in de opsomming van gezegdes met een voorzetselvoorwerp in de Algemene Nederlandse Spraakkunst.

    BeantwoordenVerwijderen
  105. Patrick Förtsch5 oktober 2010 om 13:23

    Beste taalprof,
    Ik kwam laatst het zinnetje "Dat is ver te zoeken" tegen.
    Toen ik dat zinnetje ging ontleden, kwam ik bij een probleem: hoe benoem je 'ver' het beste?
    Groet,
    Patrick Förtsch

    BeantwoordenVerwijderen
  106. @Patrick Förtsch: als je al bent begonnen met ontleden neem ik aan dat je de zin al geïdentificeerd hebt als een naamwoordelijk gezegde met 'is' als koppelwerkwoord. Daarmee is 'ver te zoeken' het naamwoordelijk deel, want 'ver' is geen losse bepaling (je kunt er niet van maken 'het is te zoeken, en wel ver').
    Dit naamwoordelijk gezegde is van het type 'dit is te doen,' waarbij een soort passieve betekenis gekoppeld wordt aan een modale betekenis: dit kan/moet gedaan worden. Die betekenis zie je hier ook: dit moet (of kan alleen) op een verre plaats gezocht worden.
    Daarmee is ook de functie van 'ver' duidelijk: het vormt een bijwoordelijke bepaling bij het werkwoord 'zoeken,' dus binnen het naamwoordelijk deel. 'ver' is dus hier gebruikt als een bijwoord, en zou ook zo benoemd moeten worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  107. Dag Taalprof,
    Hoe zou u de zin "De Limburgers heten u welkom" analyseren? Mij lijkt 'welkom' een deel van het werkwoordelijk gezegde. U ook?
    Met groeten, Jimmy van Rijt

    BeantwoordenVerwijderen
  108. @Jimmy van Rijt: ik zou 'welkom' een bepaling van gesteldheid noemen. Immers, jij bent welkom als Limburgers jou welkom heten. Wat jij doet is aannemen dat deze combinatie van bepaling van gesteldheid en werkwoord zo vast is geworden dat er sprake is van een complex werkwoord (misschien zelfs een samengesteld werkwoord). Daar is ook wel iets voor te zeggen, omdat je weinig andere predicaten dan 'welkom' kunt invullen. Ik vind persoonlijk het predicatieve verband een zwaarder argument.

    BeantwoordenVerwijderen
  109. @ Taalprof: die optie heb ik wel in overweging genomen, maar de argumentatie kreeg ik niet helemaal sluitend. De ontleding waarbij 'welkom heten'als wwgez wordt beschouwd, is natuurlijk aantrekkelijk vanwege zijn relatieve eenvoudigheid. Ik zou 'welkom' dan indelen bij de bepaling van gesteldheid volgens de handeling, vergelijkbaar met "Paul vond die cd bijzonder mooi". Die zin is immers te parafraseren als: "Volgens Paul is die cd bijzonder mooi." In mijn zin kan dat wellicht ook: "Volgens de Limburgers bent u welkom." Die zinnen lijken qua grammaticale structuur natuurlijk erg op elkaar. Daarmee wordt ook het predicatieve verband waarover u sprak duidelijk(er). Een resultatieve werkwoordsbepaling sluit ik uit, en een vrije predicatieve toevoeging al helemaal.Is er iets op mijn argumentatie aan te merken, of denkt u dat dit zo wel kan?
    Met groeten, Jimmy

    BeantwoordenVerwijderen
  110. @ Taalprof: met Nard Loonen heb ik ook nog eens naar deze zin gekeken. Hij vindt wel dat hier sprake is van een wwgez en niet van een BvG, waar zeker ook wel iets voor te zeggen valt. Hij constateert dat "heten" hier niet de betekenis heeft van "noemen", waarachter wel een BvG optreedt als resultatieve werkwoordsbepaling: "zondanig noemen dat het welkom is". In plaats daarvan heeft 'heten' de betekenis 'toewensen', waarbij normaal gesproken een lijdend voorwerp op zou treden. Het lijkt er namelijk op dat "heten u welkom" niet passief te maken is, maar dat kan wel: "Wij werden bij binnenkomst door de ceremoniemeester welkom geheten." Het is dan wel zo dat "ons" als lijdend voorwerp van de passieve zin "wij" wordt. En aangezien je maar één lijdend voorwerp per werkwoord kunt hebben, blijft de facto alleen de optie van een werkwoordelijke uitdrukking over.Ik vind dat ook een sterke argumentatie.

    BeantwoordenVerwijderen
  111. @Jimmy van Rijt: Ik zou dezelfde redenering hanteren ten aanzien van de specifieke soort bepaling van gesteldheid als jij doet. Met nogmaals de aantekening dat voor de analyse als werkwoordelijk gezegde ook wel iets te zeggen is.
    Nard Loonens argument dat 'welkom heten' in de lijdende vorm te zetten is toont niet meteen aan dat het ook een complex werkwoord is. Immers, ook andere combinaties met bepaling van gesteldheid zijn gemakkelijk te passiviseren: 'Deze redenering wordt niet overtuigend gevonden,' bijvoorbeeld, of 'Hij werd capabel genoemd'). Het passief 'Hij werd welkom geheten' toont inderdaad aan dat sprake is dat in de actieve zin 'hij' (of 'hem' dan) lijdend voorwerp is. Van het complexe werkwoord 'welkom heten,' of van het werkwoord 'heten.' Niemand beweert dat 'welkom' lijdend voorwerp zou zijn, zodat nergens in de discussie de kwestie van twee lijdende voorwerpen speelt.
    Misschien denk je dat de interpretatie van 'heten' als "toewensen" die redenering oproept, maar ik zie dat niet. Zou dat betekenen dat in 'Iemand welkom heten' het woord 'iemand' meewerkend voorwerp is en 'welkom' lijdend voorwerp? Dat het 'een welkom' zou moeten zijn? Maar 'wij wensen u een hartelijk welkom toe' kan ik nog wel hebben, maar 'wij heten u een hartelijk welkom' lijkt me toch niet mogelijk.
    Als je al de argumentatie wilt hanteren dat 'welkom heten' een complex werkwoord is, zou je moeten aanvoeren dat het in zijn geheel de betekenis "begroeten" heeft.
    Overigens zoek ik dit soort dingen (meestal uiteindelijk) ook altijd op: in het WNT staat de vorm 'iets/iemand zus of zoo heten' vermeld met de betekenis "met nadruk verklaren dat iets/iemand zus of zoo is." De combinatie 'welkom heten' wordt daar al apart vermeld.

    BeantwoordenVerwijderen
  112. Jacques van den Oever8 oktober 2010 om 08:14

    Prof,
    Deze zin rolde uit mijn toetsenbord en ik heb er eigenlijk ook best lang over nagedacht, waarmee ik wil zeggen dat iets in mijn 'competence' er wel wat in zag:
    ...initiatieven waarvan hij zich moet schamen niet op de hoogte te zijn
    Wilt u, in geval van creatief schuiven met zinsdelen, de prolepsis intact laten?
    Hartelijk dank voor het meedenken!

    BeantwoordenVerwijderen
  113. @Jacques van den Oever: in jouw zin wordt een voorzetselvoorwerp geëxtraheerd uit een voorzetselvoorwerpszin bij het wederkerende werkwoord 'schamen': het is 'zich voor iets schamen,' en dat dan met een beknopte bijzin in plaats van 'iets' en het voorlopig voorzetselvoorwerp 'ervoor' weggelaten. Dat zijn allemaal factoren die de zin lastiger maken. Hoewel ik niet zou durven beweren dat hij helemaal niet kan (alle elementen zijn aanwezig, en theoretisch zou het allemaal net kunnen) , levert het geheel een stroeve zin op.
    Een voor de hand liggende manier om de constructie te verlichten is de extractie te vervangen door een voornaamwoordelijke relatie: 'initiatieven waarvoor geldt dat hij zich moet schamen er niet van op de hoogte te zijn. ' Nu staat het voorzetselvoorwerp bij 'op de hoogte zijn' als een voornaamwoordelijk bijwoord netjes in de bijzin, en de relatie is uitgedrukt door de tussenvoeging 'waarvoor geldt.'

    BeantwoordenVerwijderen
  114. Dag Taalprof,
    Volgens Klein en Van den Toorn heten alle combinaties van 'zijn + te + infinitief' naamwoordelijk gezegde. Voorbeeld: "Dat is te doen", waarbij 'te doen' te vervangen/vervangbaar is door een adjectief: "Dat is doenlijk."
    Er zijn echter ook taalkundigen die ervoor opteren deze constructies als werkwoordelijke gezegdes te beschouwen, omdat die vervangingsproef niet in alle gevallen opgaat. Wat zijn andere argumenten om te kiezen voor een werkwoordelijke ontleding? Ik begrijp die keuze namelijk niet zo goed. Immers, of het 'adjectieftrucje' opgaat of niet: er blijft sprake van een koppeling tussen onderwerp en naamwoordelijk deel van het gezegde, en niet het minst: er is sprake van een toestand, niet van een handeling. Wat zijn uw gedachten daarbij?

    BeantwoordenVerwijderen
  115. Van sommige 'voltooid deelwoorden' is niet direct duidelijk van welk werkwoord ze afstammen.
    Waar komt bijvoorbeeld 'overbemeten' vandaan? Het woord staat niet in het woordenboek, maar wordt vooral in de techniek wel gebruikt (zoek bijvoorbeeld op Google) voor iets met een hogere capaciteit dan nodig is. En dan ook nog eens in ontkennende zin: 'niet overbemeten'.
    Of is dit gewoon slecht Nederlands...?

    BeantwoordenVerwijderen
  116. @Jimmy van Rijt: je kunt je ook afvragen wat voor soort hulpwerkwoord 'zijn' zou moeten zijn als het een werkwoordelijk gezegde zou zijn. Het kan geen hulpwerkwoord van tijd zijn, want het is geen voltooide tijd. Je zou er een nieuw soort hulpwerkwoord voor moeten verzinnen.
    Een positiever argument is nog de vervanging door andere koppelwerkwoorden: 'dat blijft te doen,' 'dat lijkt te doen,' 'dat wordt steeds beter te doen.'
    Anderzijds is de mogelijke plaatsing van 'te doen' achter 'is' in de bijzinsvolgorde weer een argument voor de werkwoordelijke analyse: 'omdat het is te doen.' Maar dit geldt ook voor voltooiddeelwoordachtige naamwoordelijke delen.
    Daar staat weer tegenover dat je in de voltooide tijd krijgt 'dat is te doen geweest' en niet 'dat is wezen te doen.'

    BeantwoordenVerwijderen
  117. @Jos: ik denk dat het voorvoegsel 'over' in deze betekenis combineert met een bijvoeglijk naamwoord (zoals in 'overijverig'). Het voltooid deelwoord 'bemeten' moet dus eerst opgevat worden als een bijvoeglijk naamwoord om deze woordvorming mogelijk te maken. Maar daarna is het dus geen werkwoord meer.

    BeantwoordenVerwijderen
  118. @ Taalprof: hmmm. En het passivisatieargument? Je kunt "Dat is te doen" parafraseren als "Dat kan gedaan worden", waarbij je een werkwoordelijke analyse zou kiezen. Toch denk ik dat er dan wat aan de modale betekenis ingeboet wordt. Heel vaak betekent een zin als "Die steen is te tillen" niet sec dat de steen een object is dat opgetild kan worden, maar bijvoorbeeld ook 'dat het nog net te doen is om die steen op te tillen'. Dat modale aspect komt weliswaar alleen prosodisch goed naar voren (en dat aspect is contextafhankelijk), maar het is er in mijn ogen niettemin. Als je kiest voor de werkwoordelijke analyse, dan doe je naar mijn idee onvoldoende recht aan het modale karakter dat dergelijke constructies vaak hebben. Wat vindt u daarvan?

    BeantwoordenVerwijderen
  119. Taalprof,
    Ik vind het nog lastig om van een bedrijvende zin,een lijdende zin te maken. En andersom. Het gaat nog niet zo snel,zoals het eigenlijk zou moeten.

    BeantwoordenVerwijderen
  120. @Jimmy van Rijt: Ik zie wel dat er een soort van "passieve betekenis" (plus modaliteit) zit in de constructie 'dat is te doen,' maar dat is geen argument voor een werkwoordelijke ontleding. Dat zie je in het algemeen bij naamwoordelijke gezegdes waarvan het naamwoordelijk deel een werkwoord (meestal voltooid deelwoord) is. Ook daar is discussie mogelijk, maar beslist het tijdsargument.
    Ook modaliteit lijkt me niet voorbehouden aan een werkwoordelijk gezegde. In een zin als 'Die steen is nog net tilbaar' heb je precies dezelfde modaliteit als in 'Die steen is nog net te tillen' (of: 'Die steen kan nog net getild worden'). Volgens mij zit er in die modaliteit geen enkel aanknopingspunt voor een argumentatie rond naamwoordelijk of werkwoordelijk.
    Nee, het gaat ten eerste om de vraag: is het 'zijn' of 'doen'? En het is begrijpelijk dat je dan discussie kunt krijgen. Vervolgens is de vraag: is het tegenwoordige tijd? Daarmee toon je glashard aan dat 'is' dus geen hulpwerkwoord van tijd is (en dus ook geen hulpwerkwoord van lijdende vorm, want dat kan alleen bij 'is geworden'). Dan ben je zover dat je, wil je de werkwoordelijke analyse überhaupt vol kunnen houden, een apart hulpwerkwoord moet verzinnen om 'is' te benoemen (bijvoorbeeld een "hulpwerkwoord van de modale lijdende vorm"). En dan ontdek je dat zowat alle koppelwerkwoorden in die klasse vallen. Dan heb je technisch een manier om er werkwoordelijk gezegde van te maken, maar je betaalt een hoge prijs. Het is dan eenvoudiger om te zeggen: het is toch naamwoordelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  121. @sangavi: Waarom zou het snel moeten gaan? Het omzetten van de bedrijvende naar de lijdende vorm (of andersom) is een onnatuurlijke vaardigheid. Voor je taalbeheersing is het belangrijk dat je beide vormen kunt gebruiken, en voor je grammaticale inzicht is het belangrijk dat je ziet hoe ze in elkaar zitten. Dat je voor dat laatste wat tijd nodig hebt, is niet zo erg.

    BeantwoordenVerwijderen
  122. Beste Taalprof,
    De juf op de basisschool van mijn dochter schreef de volgende zin.
    ...Als ieder kind 3 euro mee neemt en dit aan mij overhandigd, dan vraag ik een ouder om cadeaubonnen te kopen.
    Volgens de juf is dit goed geschreven en is 'overhandigd' hier een voltooid deelwoord en daarom met een 'd'. Volgens mij is het gewoon tegenwoordige tijd en moet het 'overhandigt' zijn. Kunt u uitleggen hoe het moet en vooral waarom het zo moet?
    Vast heel hartelijk dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  123. @Marja: 'overhandigd' is hier inderdaad persoonsvorm en geen voltooid deelwoord, en dus zou het zoals jij zegt met een '-t' moeten worden gespeld.
    Je kunt dit op een aantal manieren beargumenteren:
    (1) Als je van het onderwerp 'ieder kind' maakt 'alle kinderen,' dan wordt de zin: 'Als alle kinderen 3 euro meenemen en dit aan mij overhandigen, dan vraag ik een ouder om cadeaubonnen te kopen.' Hier zie je dat 'overhandigt' verandert in 'overhandigen.' Als 'overhandigd' een voltooid deelwoord zou zijn geweest, had dat nooit kunnen gebeuren.
    (2) Als je de zin in de verleden tijd zet, wordt het: 'Als ieder kind (nou eens) 3 euro meenam en dit aan mij overhandigde, dan vroeg ik een ouder om cadeaubonnen te kopen.' De betekenis is dan geen echte verleden tijd, maar meer iets wat wenselijk is, maar alle persoonsvormen staan nu in de verleden tijd. Als 'overhandigd' een voltooid deelwoord zou zijn, had dit niet gekund.
    (3) Als je het werkwoord 'overhandigen' vervangt door het synoniem 'geven,' krijg je: 'Als ieder kind 3 euro meeneemt en dit aan mij geeft, dan vraag ik een ouder om cadeaubonnen te kopen.' Als 'overhandigd' een voltooid deelwoord was geweest, had de zin moeten worden: 'Als ieder kind 3 euro meeneemt en dit aan mij gegeven, dan vraag ik een ouder om cadeaubonnen te kopen.'
    Ieder argument op zichzelf is al doorslaggevend, maar samen laten ze zien dat alles klopt aan de bewering dat 'overhandigd' hier geen voltooid deelwoord is maar persoonsvorm.

    BeantwoordenVerwijderen
  124. melle van buuren18 oktober 2010 om 07:26

    beste taalprof
    wat zijn naamwoorden?
    wat zijn voegwoorden?
    wat zijn bijwoorden?
    groeten melle van buuren

    BeantwoordenVerwijderen
  125. Beste taalprof
    Zou u mij kunnen helpen met de ontleding van volgende zin?
    We gaan ons kindje Ymke noemen.
    - Hoe noemen we het zinsdeel 'Ymke'?
    - Hebben we hier te maken met een NWG of WWG?
    Alvast bedankt voor het antwoord!

    BeantwoordenVerwijderen
  126. @melle van buuren: klik eens in de linkerkolom in de woordenwolk op 'naamwoord,' 'bijwoord,' of 'voegwoord.' Daaronder staan verschillende logjes, in verschillende moeilijkheidsgraden, waar je vragen beantwoord worden. Mocht het niet duidelijk zijn, vraag het dan gerust nog eens, want ik heb meerdere manieren om dingen uit te leggen.

    BeantwoordenVerwijderen
  127. @Eleni: In de constructie 'iemand zus-of-zo noemen' is 'iemand' lijdend voorwerp en 'zus-of-zo' is bepaling van gesteldheid. Waarom? Omdat die iemand zus-of-zo is (of heet) als gevolg van het noemen.
    In jouw zin is 'gaan noemen' werkwoordelijk gezegde. 'gaan' is een hulpwerkwoord van aspect.

    BeantwoordenVerwijderen
  128. @ Taalprof
    Bedankt voor de opheldering!
    Vriendelijke groeten
    Eleni

    BeantwoordenVerwijderen
  129. Wie kan mij vertellen hoe je Cro-Magnon uitspreekt in het Nederlands. Je hoort het op zijn Frans en op zijn Nederlands, maar wat is nu juist.

    BeantwoordenVerwijderen
  130. @Henk Bakker: Hmm, uitspraak, daar krijg ik niet vaak een vraag over. Ik zeg het zelf altijd in de Franse uitspraak, maar bij een vraag zou ik het opzoeken in de Van Dale. Helaas heb ik die voorlopig even niet bij de hand. Eind van de week kom ik erop terug.

    BeantwoordenVerwijderen
  131. @Taaldokter: Vanuit de zinsontleding is hier weinig over te zeggen (of het moet zijn dat 'die' in de zin 'die er het zijne van denkt' een betrekkelijk voornaamwoord is en 'die' in 'Jan die denkt er het zijne van' een aanwijzend voornaamwoord). Ik heb je vraag daarom voorgelegd aan een taalkundige die ook wel eens om een onderwerpje verlegen zit. Die heeft er dit stukje over geschreven: http://bit.ly/ao0Cww

    BeantwoordenVerwijderen
  132. Ach goede Taalprof, wat een haarscherpe analyse van je collega. Dank hem hartelijk!
    Overigens heb ik het idee dat er nog wel meer valt te zeggen over dit verschijnsel. Al was het maar in een leuk corpusonderzoek naar welke constructie ouder en frequenter is - voor wie tijd en zin heeft!

    BeantwoordenVerwijderen
  133. @Taaldokter: Hij zegt: graag gedaan. Ja, een corpusonderzoek lijkt me een goed idee, maar jouw en zijn inventarisatie vormen samen ook al een corpus, dat al best een uitspraak over frequentie kan rechtvaardigen. Over ouderdom natuurlijk niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  134. @Henk Bakker: Ik had beloofd nog terug te komen op de uitspraakkwestie van 'Cro-Magnonmens.' Tot mijn verbazing blijkt het echter niet in Van Dales Groot Woordenboek te staan. Er lijkt dus niet meteen een taalnorm voor te zijn.
    De Franse uitspraak is natuurlijk gemotiveerd vanuit het ontstaan van het woord: '(Abri de) Cro Magnon' is een plaats waar skeletten gevonden zijn.
    De Engelse uitspraak is overigens 'Kromegnun' (met de 'g' van 'goal' en de klemtoon op 'meg'), misschien dat er onder invloed daarvan variatie ontstaat in het Nederlands.

    BeantwoordenVerwijderen
  135. Bedankt taalprof.
    Ik had Van Dale ook al tevergeefs geraadpleegd.

    BeantwoordenVerwijderen
  136. Beste Taalprof,
    In het het Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, deel 4, van G.P.M. Knuvelder, las ik de volgende zin:
    'Deze God van Vermeylen waaraan hij ‘gelooft’, is een andere dan die de christen bedoelt als hij over God spreekt; Vermeylen bedoelt, dat hij gelooft aan de ‘Harmonie zelf der dingen’.'
    Mijn vraag aan u betreft de zinsnede 'is een andere dan die de christen bedoelt'. Men zou denken dat er moet staan 'is een andere dan die welke de christen bedoelt', of: ' een andere dan die, die de christen bedoelt'. Is de weglating van 'welke' of van 'die' toegestaan, en zo ja, wat zijn de taalkundige argumenten daarvoor?

    BeantwoordenVerwijderen
  137. @Rene: Blijkbaar fungeert 'die' hier als het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent. Jij formuleert het als 'die welke' en in die splitsing is 'die' aanwijzend en 'welke' betrekkelijk.
    Het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent is bij personen meestal 'wie,' maar Van den Toorn geeft in zijn Nederlandse Grammatica al een voorbeeld van 'die': 'Die ik aanwijs, moet hier komen.' Dat kan dus wel. Klinkt misschien een beetje archaïsch, maar dat past wel bij de context van je citaat.

    BeantwoordenVerwijderen
  138. Heb je hier niet eerder met een samentrekking te maken waarin "die" een gewoon betrekkelijk voornaamwoord is? Het "die" in de voorbeeldzin komt op mij namelijk veel gewoner over dan het wat archaïsche "die" met ingesloten antecedent dat Van den Toorn noemt. De zin zou dan gelezen kunnen worden als:
    Deze god is een andere [god] dan [de god] die de christen bedoelt.

    BeantwoordenVerwijderen
  139. @Henk: De zin na 'dan' kun je al beschouwen als een samengetrokken zin, omdat er geen persoonsvorm in staat: 'Deze god is een andere god dan X is,' waarbij X gelijk is aan 'degene die de christen bedoelt.'
    Hoe je het ook wendt of keert, dat zinsdeel X is het onderwerp van de samengetrokken bijzin. En dat onderwerp bestaat uit een zogeheten "vrije relatiefzin," een bijvoeglijke bijzin zonder zichtbaar antecedent. Traditioneel wordt zo'n bijzin gezien als een bijzin "met ingesloten antecedent." Dat kun je als een apart soort samentrekking beschouwen, maar dan zou je dat met alle vrije relatiefzinnen moeten doen. Anders zie ik de winst niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  140. @ Taalprof
    Bedankt voor de uitleg!
    Met hartelijke groet,
    Rene

    BeantwoordenVerwijderen
  141. Hoe zou je eigenlijk het stuk "dan X is" benoemen? Als bijw. bepaling bij "anders"?
    Ik wil niet steggelen over definities, maar ben je niet met me eens dat er dan twee soorten "betrekkelijke voornaamwoorden met ingesloten antecedent" zijn - een met een antecedent dat elders in de zin te vinden is, en een met een niet-uitgedrukt, generiek antecedent? In mijn systeem maakt het uit of je in zin (1) "die" of "wie" gebruikt:
    (1) Jan is een betere timmerman dan die / wie mijn schutting heeft gerepareerd.
    Met "die" is de schutting van de ik-persoon gerepareerd door een timmerman. Met "wie" kan de schutting door elke mens op aarde gerepareerd zijn en is "timmerman" geen beroepsaanduiding meer maar een aanduiding van een vaardigheid. Zin (2) is daarom met "die" bij mij uitgesloten in een neutraal stijlregister:
    (2a) Jan kan beter timmeren dan wie / *die mijn schutting heeft gerepareerd.

    BeantwoordenVerwijderen
  142. @taalprof
    Om verder op de kwestie in te gaan - wat nu als in een soortgelijke voorbeeldzin 'Deze God' wordt vervangen door 'Dit boek', of door 'Deze hypothese', hoe zou de bijvoeglijke bijzin (X) zonder zichtbaar antecedent dan moeten luiden?

    BeantwoordenVerwijderen
  143. @Henk: Ik wil graag met je meegaan in de gedachte dat 'wie/die' hier een betekenisverschil kan inhouden (al heb ik daar niet heel erg duidelijke intuïties over), maar het ontleedonderscheid dat jij maakt zie ik niet.
    Even zien of ik je goed begrijp: jij zegt dus dat je in geval van 'wie' het ingesloten antecedent 'degene' hebt, dat zelf, indien aanwezig, geen antecedent elders in de zin heeft. En 'die' zou bijvoorbeeld kunnen zijn 'die welke' (of 'die die'), waarbij dat eerste 'die' (het antecedent van de bijvoeglijke bijzin) zelf ook weer een antecedent in de zin heeft (in de voorbeeldzin 'een andere' - of 'deze god').
    Ik zie wel dat je in geval van 'wie' ook de interpretatie 'iemand die' hebt, maar die heb je bij het uitgeschreven 'degene die' ook al. Dus wellicht zit het betekenisverschil eerder in de mogelijkheden van dat 'degene.'
    @Rene H.: In geval van een antecedent 'dit boek' zou ik denken dat het wordt: 'Dit boek van Vermeylen waaraan hij ‘gelooft’, is een ander dan dat de christen bedoelt als hij over God spreekt;' Ik zou hier 'dat' als betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent ook mogelijk achten. Maar 'wat' lijkt me hedendaagser. En nog beter is natuurlijk het uitschrijven als 'datgene dat.' En bij 'deze hypothese' lijkt me hetzelfde als bij 'deze god.'

    BeantwoordenVerwijderen
  144. Ja, "degene" is een ambigu woord. Volgens mij kun je (3) op twee manieren lezen:
    (3) Die Roemenen timmeren beter dan degenen die mijn schutting hebben gerepareerd.
    Volgens mij kan "degenen" terugslaan op "die Roemenen" en dus ook betrekking hebben op Roemenen, maar je kunt het ook lezen op een manier die eigenlijk al niet meer voornaamwoordelijk is. "Degenen" betekent dan zoiets als "de mensen". De schutting van de ik-persoon kan dan ook door Belgen of Russen gerepareerd zijn.
    In het enkelvoud is die ambiguïteit er ook, dan is het niet-pronominale "degene" zoiets als "de persoon".
    In zin (1) in mijn vorige reactie kun je "die" vervangen door het eerstgenoemde "degene die" (=de timmerman die), terwijl je "wie" kunt vervangen door het tweede "degene die", waarbij "degene die" betekent "de persoon die".
    Is dat ook wat jij wilde zeggen? Dan zijn we het volgens mij uiteindelijk toch weer eens. :)

    BeantwoordenVerwijderen
  145. @Henk: Ja ik geloof het warempel :-)
    Maar ik zit nog even te denken over de implicaties. In die zin 'een betere timmerman dan die (=de timmerman die) mijn schutting heeft gerepareerd,' zou jij daar dan zeggen dat het ingesloten antecedent het attributieve aanwijzende voornaamwoord is in plaats van het zelfstandige?
    Ik moet eerlijk zeggen dat ik ook in het enkelvoud 'Die Roemenen timmeren beter dan degene die mijn schutting hebben gerepareerd' wel kan krijgen in de lezing 'die Roemeen.' Jij niet?
    Anders gezegd: bij 'dan die mijn schutting heeft/hebben gerepareerd' heb ik (zij het met enige moeite) ook de 'iemand'-lezing, en bij 'dan wie mijn schutting gerepareerd hebben' in ieder geval niet de 'die Roemeen/Roemenen'-lezing.

    BeantwoordenVerwijderen
  146. >Maar ik zit nog even te denken
    >over
    >de implicaties. In die zin 'een
    >betere timmerman dan die (=de
    >timmerman die) mijn schutting
    >heeft
    >gerepareerd,' zou jij daar dan
    >zeggen dat het ingesloten
    >antecedent
    >het attributieve aanwijzende
    >voornaamwoord is in plaats van
    >het zelfstandige?
    Je bedoelt van de twee soorten "degene"? Ja, dat is wat ik bedoel.
    >Ik moet eerlijk zeggen dat ik ook
    >in het enkelvoud 'Die Roemenen
    >timmeren beter dan degene die
    >mijn schutting hebben
    >gerepareerd' wel kan krijgen in
    >de lezing 'die Roemeen.' Jij
    >niet?
    Hier begrijp ik je niet helemaal. Of is dit een tikfoutje? Als je bedoelt "Die Roemenen timmeren beter dan degene die mijn schutting HEEFT gerepareerd", dan ben ik het met je eens.
    >Anders gezegd: bij 'dan die mijn
    >schutting heeft/hebben
    >gerepareerd' heb ik (zij het met
    >enige moeite) ook de 'iemand'-
    >lezing, en bij 'dan wie mijn
    >schutting gerepareerd hebben' in >ieder geval niet de 'die >
    >Roemeen/Roemenen'-lezing.
    Mee eens, daarom zei ik hierboven ergens "in een neutraal stijlregister". Van den Toorns gebruik van "die" zit wel ergens in m'n systeem, maar het is nogal archaïsch.

    BeantwoordenVerwijderen
  147. Beste Taalprof,
    Kunt u mij uitleggen waarom in de zin "Hij was bang dat zij hem met allerlei vervelende verhalen aan boord zou komen" "dat...komen" een voorzetselvoorwerpzin is?

    BeantwoordenVerwijderen
  148. Ik geloof dat ik het al begin te snappen. "dat... komen" is te vervangen door "Daar voor" ("daarvoor"? Ik geloof van niet). Wat aantoont dat het een voorzetselvoorwerp is.

    BeantwoordenVerwijderen
  149. @Floris: Inderdaad, maar ook om dichter bij je voorbeeld te blijven: je hebt ook de variant 'hij was er bang voor dat ... komen.' Dan heb je klaarblijkelijk een voorlopig voorzetselvoorwerp 'ervoor.'
    En heel abstract: 'bang zijn' heeft hier de betekenis 'vrezen.' Daar hoort een voorwerp bij. In deze zin
    Is de bijzin het voorwerp. Hij is voorzetselvoorwerp omdat het voorzetsel zichtbaar wordt bij vervanging van de bijzin door een woordgroep met (voor)naamwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  150. Beste Taalprof,
    Kunt U Uw licht eens laten schijnen over zinnen als de volgende:
    - Dat was lachen!
    - (Ajax- en Feyenoordsupporters in één café,) dat wordt geheid knokken!
    - (Samen met mijn broers naar Maastricht,) dat zal wel weer zuipen worden
    - (Ach ja, buurvrouw,) het blijft tobben
    Vragen die hier bij me opkomen zijn:
    a)is dit een koppelwerkwoordsconstructie? Je zou het vanwege de gebruikte werkwoorden - zijn, worden. blijven - wel zeggen, maar is de infinitief in het gezegde dan een zelfstandig naamwoord?
    b) en als dat zo is, waar verwijst het onderwerp (het/dat) dan naar? Ik heb altijd geleerd dat 'het/dat' een 'voorlopig plaatsonderwerp'(of zoiets) is, maar dat kan hier toch niet? (Trouwens, dat geldt ook voor zinnen als "Het sneeuwt" of "Het wordt zomer/oorlog", of "Het is altijd wel ergens hongersnood in Afrika").
    Kortom, ik verkeer in verwarring. Hoe kijkt U hier tegen aan?

    BeantwoordenVerwijderen
  151. Kun je zowel 'in de aandacht' als 'onder de aandacht' zeggen? Wat is juist of het meest gangbaar?

    BeantwoordenVerwijderen
  152. Beste taalprof,
    Misschien was het niet allemaal rozengeur en maneschijn, /maar de herfstvakantie is nu wel verdiend.
    We hebben een meningsverschil over deze zin. Is het fout om niet "welverdiend" te schrijven? Zijn de argumenten, dat 'wel' hier een bijwoord is met als betekenis "in elk geval"o.i.d. of dat 'wel' ,losgeschreven, de tegensteling aanscherpt,ook niet mogelijk?
    Graag uw (wel)licht over dit probleem ...
    Groet!
    Rob Hendriks

    BeantwoordenVerwijderen
  153. @Rob Hendriks: In mijn beleving heeft jouw zin twee mogelijke lezingen, die in de spelling uitgedrukt kunnen zijn: 'de vakantie is wélverdiend' (met klemtoon op 'wel' en zonder klemtoon op 'diend,' en met de betekenis "in hoge mate verdiend"), en 'de vakantie is wel verdiend' (met eventueel klemtoon op 'wel' en wel klemtoon op 'diend', en een betekenis "wel degelijk, inderdaad verdiend"). Zonder klemtoon op 'wel' kan die tweede betekenis afgezwakt worden tot een modale betekenis die een heel beperkte mate van toestemming/wenselijkheid uitdrukt. Maar dit valt allemaal nog onder de losse schrijfwijze.

    BeantwoordenVerwijderen
  154. Misschien heb je m'n vraag hierboven over het hoofd gezien. :) Hoe zou je in de volgende zin het stuk "dan X is" benoemen? Als bijw.bepaling bij "anders"?
    "Deze god is een andere god dan X is."

    BeantwoordenVerwijderen
  155. @Henk; O ja, inderdaad! Eh, ik zou het inderdaad bijwoordelijk noemen. Sluit aan bij 'andere.' Zou jij iets anders denken?

    BeantwoordenVerwijderen
  156. Christine Gijbels27 oktober 2010 om 11:39

    Dag Taalprof
    Op school is een discussie gaande onder germanisten of het meervoud van een grondwoord een afleiding is van dat grondwoord of tot een aparte klasse behoort.
    Zou u ons uit de nood kunnen helpen?
    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  157. @Christine Gijbels: het is een afleiding, want het meervoudsmorfeem is een zogeheten gebonden morfeem (het komt niet zelfstandig voor), maar verbuigingen en vervoegingen worden wel als een apart soort afleiding beschouwd omdat ze niet zozeer een ander woord opleveren, maar alleen een variant van hetzelfde woord voor een andere syntactische context. Het meervoud van 'boek' blijft een vorm van het woord 'boek,' terwijl 'boekachtig' echt een ander woord is, en zelfs 'boekje' niet allleen een extra betekenis maar ook een geslachtsverandering ondergaat.

    BeantwoordenVerwijderen
  158. Als het een discussie onder germanisten is, kan ik me voorstellen dat de twijfel ontstaan is doordat er in het Duits vaak klinkerwisseling optreedt in het meervoud. De vraag is dan of je bijvoorbeeld "Städte" en "Männer" afleiding mag noemen van "Stadt" en "Mann".

    BeantwoordenVerwijderen
  159. @Henk: Dat zou kunnen, ik ging er eigenlijk van uit dat het een sectie aan een Belgische school betrof, waar neerlandici ook germanisten zijn. Maar inderdaad, het Duitse meervoud heeft die eigenschap van de klankverandering. Ik zou die systematische klankverandering (umlaut) trouwens als een "invoegsel" beschouwen ("infix").
    In het Nederlands heb je een paar van die gevallen ('schip - schepen' bijvoorbeeld) waarbij je een verwant probleem hebt. Daar moet je aannemen dat het woord 'schip' twee klankvarianten van één stamvorm heeft: 'schip' en 'scheep.' Beide kunnen ook in samenstellingen optreden ('schipbreuk' en 'scheepsbeschuit').

    BeantwoordenVerwijderen
  160. Beste taalprof,
    Ik twijfel met een collega of "technisch hoogstaand werk" of "hoogstaand technisch werk" beter is. In de betekenis van werk wat technisch op een figuurlijk hoog niveau is.
    Klopt het dat we grammaticaal gezien twijfelen of "hoogstaand" een bepaling is bij "technisch" of bij "technisch werk"?
    We voelen wel duidelijk het betekenisverschil tussen "technisch interessant werk" (werk wat qua techniek interessant is, maar op andere punten saai kan zijn) en "interessant technisch werk" (technisch werk dat in z'n geheel interessant is), maar geldt hiervoor dezelfde analyse?

    BeantwoordenVerwijderen
  161. @Pieter: vind je jouw bedoeling goed uitgedrukt in de parafrase 'op technisch gebied hoogstaand werk' of 'in technisch opzicht hoogstaand werk'? In dat geval is 'technisch' inderdaad een bijwoordelijke bepaling, en wel bij 'hoogstaand.'

    BeantwoordenVerwijderen
  162. Hee taalprof!
    Ik snap het omzetten van lijdende en bedrijvende zinnen niet echt...
    bijv. de zin:
    de man koopt een computer ( bedrijvende zin).
    Als je daar dan lijdend van maakt zou ik zeggen: Door de man is een computer gekocht.
    Maar dat is niet goed...
    Kunt u mij dit uitleggen, we hebben morgen namelijk een toets!

    BeantwoordenVerwijderen
  163. @Myron: Als je 'de man koopt een computer' verandert in 'door de man is een computer gekocht,' dan doe je eigenlijk twee dingen: je maakt er een lijdende vorm van (dat is goed), maar je maakt er ook een voltooide tijd van. Kijk maar: als je zegt 'de man koopt zaterdag een computer' dan gaat het over aanstaande zaterdag, en als je zegt 'door de man is zaterdag een computer gekocht' dan is het afgelopen zaterdag. De tegenwoordige tijd ('koopt') is nu veranderd in een voltooide tijd ('is gekocht').
    Als je de zin alleen maar lijdend wilt maken moet je hier het hulpwerkwoord 'worden' gebruiken: 'Door de man wordt zaterdag een computer gekocht,' dan blijft het gewoon aanstaande zaterdag. Met 'wordt gekocht' blijft het tegenwoordige tijd.
    Je doet het dus eigenlijk al goed, maar je doet iets te veel.

    BeantwoordenVerwijderen
  164. Taalprof, als ik zo vrij mag zijn,
    Kunt u niet eens een algemeen logje schrijven over de beknopte bijzin? Het is namelijk nog een van de dingen waar ik niet zo veel vat op kan krijgen.

    BeantwoordenVerwijderen
  165. En dan nog iets (sorry dat ik dit niet meteen bedacht):
    hoe zou u precies het werkwoordcomplement definiëren? En waar zit eigenlijk precies het verschil tussen werkwoordcomplement en resultatieve werkwoordsbepaling?

    BeantwoordenVerwijderen
  166. @joris: Zie de log van vandaag over de beknopte bijzin.
    Je tweede vraag is eigenlijk lastiger. Om te beginnen is de overeenkomst belangrijk: zowel werkwoordcomplement als resultatieve werkwoordbepaling zijn bepalingen van gesteldheid, predicaties over andere zinsdelen.
    Ik zou zeggend dat er twee lijnen van redenering zijn om een onderscheid te maken: ten eerste, in hoeverre geeft de predicatie een resultaat aan? Dan lijkt hij meer op de resultatieve werkwoordbepaling. En de tweede lijn: in hoeverre is hij meer onlosmakelijk verbonden met (opgeroepen door) het werkwoord? In dat geval is het meer werkwoordcomplement.
    Maar misschien dat je een paar voorbeelden kunt noemen, want je vraag verraadt dat je twijfelgevallen bent tegengekomen.

    BeantwoordenVerwijderen
  167. In ieder geval bedankt voor de log over de beknopte bijzin! Verdere vragen daarover stel ik bij die log.
    Om een voorbeeld te noemen: 'Ik vind jou leuk' is een werkwoordscomplement. Maar in 'ik maak jou blij' zit toch weer meer resultaat, denk ik. Maar het heeft wel dat verplichte, net zoals je niet kunt zeggen 'ik vind jou' heeft 'ik maak jou' precies hetzelfde.

    BeantwoordenVerwijderen
  168. Beste Taalprof,
    Wat is de juiste uitspraak en spelling: Hoppakee, hoppatee, huppakee, huppekee, huppetee of hoppetee?

    BeantwoordenVerwijderen
  169. @Aalpoepert: Vraag de taalprof niets over spelling, daar heeft hij net zoveel verstand van als andere Nederlanders (misschien zelfs minder).
    Ik zou trouwens zeggen: als je 'hoppetee' uitspreekt, moet je ook 'hoppetee' spellen. In eerste instantie volgt de spelling de uitspraak. Vervolgens kan de spelling stabiel blijven terwijl de uitspraak gaat afwijken, maar op den duur zal dat dan weer tot een andere spelling leiden.
    In de officiële woordenlijst staat geen van deze tussenwerpsels, in Van Dale (13e druk) staat 'huppetee,' 'hupsakee' en 'hoppa.' Maar veel andere tussenwerpsels staan ook niet in de woordenboeken. Toch moet je ze kunnen schrijven als je spreektaal wilt weergeven. In dat geval spel je zoals je het uitspreekt (of hoort).

    BeantwoordenVerwijderen
  170. Geachte Prof,
    Ik heb een bijzondere vraag: In dit gedicht zitten paradox, tautologie,pleoasme en contradictie.
    Ik zie het niet duidelijk. Kunt u mij helpen?
    Het gedicht:
    hij onbloot wat naakt is
    de onontwarbare massa
    van zijn hersens opnieuw
    leesbaar bloggen wat
    zwijgt dat onzegbaar blijft
    dan wat sigarettenrook
    hij gaat door met
    ermee op te houden
    de pen die niet bevrijdt
    van zijn noden een
    monoloog die bij
    de eerste woorden sterven
    Einde gedicht.
    Groet Robert kruzdlo

    BeantwoordenVerwijderen
  171. @Robert kruzdlo: Ik denk dat je met deze vraag beter een literatuurprof dan een taalprof kunt raadplegen. Of beter nog: vraag aan degene die beweert dat die drie stijlfiguren erin zitten, om dit nader toe te lichten. Misschien dat iemand 'leesbaar bloggen' al een contradictie vindt. Of een pleonasme.

    BeantwoordenVerwijderen
  172. Beste Taalprof,
    een korte vraag:
    is het
    videogallerij of videogalerij?
    zelfde geldt voor
    fotogallerij/ fotogalerij
    op internet vind ik beide opties
    alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  173. @willy: vraag de taalprof niets over spelling, want daar weet hij niets meer van dan andere Nederlanders. Kijk voor de officiële spelling altijd eerst op woordenlijst.org, of in een woordenboek. Daar vind je voor 'galerij' alleen de spelling met één 'l' (naast 'galerie').
    Op het internet vind je beide spellingen (je moet trouwens wel je zoekopdracht met dubbele aanhalingstekens doen, dus "videogalerij," anders krijg je ook 'gallery,' wat de Engelse spelling is). Echter, de correcte spelling 'galerij' komt veel vaker voor dan 'gallerij'.
    Kijk trouwens ook even naar de betekenis (in een woordenboek). Het gebruik van 'galerij' in de betekenis 'galerie' is volgens Van Dale Belgisch Nederlands, en niet algemeen. Ik denk dat je 'galerie' bedoelt.

    BeantwoordenVerwijderen
  174. Hallo taalprof, je kunt binnentekstelijk en buitentekstelijk verwijzen, maar is het altijd goed om binnentekstelijk te verwijzen? Als je het bijvoorbeeld over het bedrijf Microsoft hebt zou je kunnen zeggen: "Het wil me geen nieuw contract geven." Maar: "Ze willen me geen nieuw contract geven" voelt een stuk natuurlijker aan. Robin van Persie zou volgens mij eerder zeggen: "Fenerbahçe is niet tevreden over mij, ze wil me geen nieuw contract geven", waar de zaakwaarnemer van Robin van Persie eerder zou kunnen spreken van 'het', wat mij betreft. Wat is het verschil? Is het allemaal goed?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. "Goed" is een term die je allereerst met een taalnorm verbindt. In dat opzicht is het 'goed,' omdat er geen duidelijke normatieve regel is die dit verbiedt. Je kunt "goed" echter ook verbinden aan de taalwerkelijkheid. Die is waarschijnlijk zoals jij die beschrijft (al vind ik het moeilijk om in de huid van die zaakwaarnemer te kruipen). Blijft over de derde mogelijkheid: "goed" in relatie tot iemands taalgevoel. In dat opzicht beschrijf jij je eigen taalgevoel, en daar kan ik alleen het mijne naast zetten. Naar mijn gevoel is 'het' in al die gevallen tamelijk onnatuurlijk, zeker in het voorbeeld van de voetbalclub. Dan zou ik nog liever iets als 'de club' of 'het bedrijf' zeggen.

      Het is zeker niet zo dat binnentekstelijk altijd beter is. Dat hangt geheel van de context af. Misschien dat in een geschreven tekst de binnentekstelijke verwijzing gebruikelijker is (omdat de fysieke context ontbreekt), maar er zijn mij geen regels bekend die dat vastleggen.

      Verwijderen
  175. Meneer de taalprofessor, stel ik ben bij een congres van een... taalprofessor en ik ben het niet eens met zijn boodschap, dan kan ik tegen degene naast me zeggen: "Iemand moet zeggen dat hij ongelijk heeft!" Voor mijn taalgevoel is: "Er moet iemand zeggen dat hij ongelijk heeft" echter ook nog zo verkeerd nog niet, maar als ik google op zo'n constructie kom ik dus amper iets tegen. Ligt dat aan mijn google-skills of is er iets aan de hand met die zin?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Je probeert denk ik te googlen op een spreektaalzin, en dat is altijd hachelijk. Het betekenisverschil lijkt me heel subtiel, en moet gelegen zijn in het feit dat je bij 'er moet iemand' de mogelijkheid openhoudt dat zo iemand niet aanwezig is, terwijl je bij 'iemand moet' verwijst naar een van de aanwezigen in de zaal. Dat laatste is natuurlijk waarschijnlijker.

      Verwijderen
  176. Waarde Taalprof,

    - Een rode jas, blond haar; dat klinkt als haar/zij.
    - Ik heb hier een vacature, ze zoeken iemand met een grote taalvaardigheid, dat klinkt als jou/jij.
    - Je begint meer en meer te klinken als mij/ik.

    Ik heb altijd geleerd dat je de zin in zulke gevallen moet verlengen en je dus al snel bij ik terechtkomt, maar in de bovenstaande zinnen biedt dat onvoldoende uitkomst, behalve als je het misschien hebt over iemands stem. Kan mij, jou, ons et cetera ook volgen op als? Is dit verengelst? "Sounds like her!"

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik denk dat hier twee dingen meespelen, nog afgezien van het feit dat je gelijk hebt dat de oorsprong van deze constructie in een samentrekking ligt, en dat van daaruit de onderwerpsvorm beargumenteerd kan worden (en ook nog steeds de huidige taalnorm is!), is het ten eerste bekend dat die samentrekking zo vaak gebruikt wordt dat door veel mensen het woordje 'als' niet meer als voegwoord gevoeld wordt maar als voorzetsel. En voorzetsels hebben de objectvorm.

      Een tweede punt is deze specifieke constructie met 'klinken.' Het zou kunnen dat de bijna verplichte toevoeging bij 'klinken' door veel mensen ook als een soort voorwerp ervaren wordt. Dit bevordert dan het gevoel dat er een voorwerpsvorm vereist is.

      Overigens: je citeert het gebruik van 'like' in het Engels. Het interessante is dat daar ook discussie bestaat over het gebruik van 'like' of 'as' als voegwoorden (oorspronkelijk is 'like' een bijvoeglijk naamwoord).

      Verwijderen
  177. Beste Taalprof,
    In een poging de aci-constructie te doorgronden, liep ik vast in de ontleding van de volgende zin: 'Ik laat hem mijn huiswerk nakijken.'
    Ik begon met: onderwerp = ik; gezegde = laat nakijken; lijdend voorwerp = mijn huiswerk. Maar vroeg me toen af welk zinsdeel dat 'hem' is.
    Weet u het?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. In de traditionele zinsontleding heb je weinig andere mogelijkheden dan het benoemen van twee lijdende voorwerpen. 'mijn huiswerk' kun je verdedigen als lijdend voorwerp van 'nakijken' ('iets nakijken'), en 'hem' is natuurlijk qua betekenis het onderwerp van 'nakijken' maar qua vorm is het een voorwerp (anders had het 'hij' moeten zijn), dat mogelijk wordt gemaakt door het hulpwerkwoord 'laten.'

      Verwijderen
  178. Oké, bedankt voor uw antwoord. Zou het dan eigenlijk niet een goed idee zijn de traditionele zinsontleding te 'verrijken' met de term 'handelend voorwerp' voor specifiek die accusatiefobjecten in aci-constructies? (Ik weet dat de term 'handelend voorwerp' reeds bestaat, maar dan in een ietwat andere gebruiksmodus, zie hieronder.)
    Ik dacht hierbij aan volgende argumenten:
    1) Je geeft ermee aan dat 'hem' in zinnen als 'Ik laat hem mijn huiswerk nakijken' een voorwerp is, hetgeen verklaart waarom het de accusatiefvorm van een (lijdend) voorwerp heeft.
    2) Je vermijdt er echter mee te stellen dat 'hem' in zinnen als 'Ik laat hem mijn huiswerk nakijken' een lijdend voorwerp is, hetgeen
    a) je volgens mij alleen doet om de vorm van 'hem' (vorm van het lijdend voorwerp) tegenover 'hij' (vorm van het onderwerp) te verklaren
    b) vreemd is, omdat je in zinnen als 'Ik laat hem mijn huiswerk nakijken' dan moet aannemen dat er twee lijdende voorwerpen zijn, iets wat intuïtief niet goed aanvoelt.
    3) De term 'handelend voorwerp' wordt nu ook wel eens gebruikt voor de door-bepaling of bijwoordelijke bepaling van de handelende persoon. In een zin als 'Ik laat door hem mijn huiswerk nakijken' is 'door hem' dan de door-bepaling of bijwoordelijke bepaling van de handelende persoon. Als dat 'door' verdwijnt, verandert 'hem' in de traditionele zinsontleding opeens van een handelende persoon (het was immers een bijwoordelijke bepaling van de handelende persoon) in een lijdend voorwerp, een voorwerp met een passief karakter. Door de term 'handelend voorwerp' te gebruiken, blijft 'hem' ook zonder 'door' een handelende, actieve entiteit en blijft de relatie tussen 'Ik laat door hem mijn huiswerk nakijken' en 'Ik laat hem mijn huiswerk nakijken' overduidelijk gewaarborgd.
    Wat vindt u van het idee om de term 'handelend voorwerp' als afzonderlijk zinsdeel in te voeren voor accusatiefobjecten in aci-constructies? Zie ik in bovenstaande volgens u iets over het hoofd?

    BeantwoordenVerwijderen