zondag 26 februari 2006

Vragen 36

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.
Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).
Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!

192 opmerkingen:

  1. Wat zijn de functies van bijzinnen en hoe herken je deze?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Ezra: Poe, dat is best een hoop, hoor! Heel kort samengevat: Bijzinnen hebben altijd de functie van een zinsdeel. Bijna elk zinsdeel kun je in de vorm van een bijzin hebben, en bijzinnen heb je in principe in acht varianten:

    (1) de gewone bijzin (met persoonsvorm) met voegwoord 'dat' of 'of': 'dat het regent,' 'of het regent';
    (2) de gewone bijzin (met persoonsvorm) met ander voegwoord: 'terwijl het regent,' 'omdat het regent,' ...
    (3) de vragende bijzin (met persoonsvorm): 'waar het regent,' 'hoe vaak het regent,' 'wie jou dat vertelde';
    (4) de gewone bijzin (met persoonsvorm) die begint met betrekkelijk voornaamwoord 'wie/wat': 'wat jou verteld is,' 'wie het weet';
    (5) de bijvoeglijke bijzin (met persoonsvorm) die begint met betrekkelijk voornaamwoord 'die/dat': 'die jou dat vertelde,' 'dat ik jou gaf';
    (6) de beknopte bijzin (zonder persoonsvorm), met of zonder voegwoord 'om': '(om) jou dat te vertellen'
    (7) de beknopte bijzin (zonder persoonsvorm), met ander voegwoord: 'teneinde jou dat te vertellen,' 'na jou dat verteld te hebben';
    (8)de beknopte bijzin (zonder persoonsvorm), met vraagwoord: 'hoe jou dat te vertellen'

    Bijna al die bijzinnen kunnen dus als bijna alle zinsdelen gebruikt worden:

    (1) Als onderwerp: 'wie het weet mag het zeggen,' 'het is onverstandig om jou dat te vertellen';
    (2) Als naamwoordelijk gezegde (alleen de bijzinnen met betrekkelijk voornaamwoord 'wie/wat': 'Dat is wat ik wil weten.'
    (3) Als lijdend voorwerp: 'ik weet niet of het regent', 'ik zie dat het regent,' 'ik probeer (om) jou dat te vertellen';
    (4) Als meewerkend voorwerp (alleen de bijzinnen met betrekkelijk voornaamwoord 'wie/wat': 'Wie het eerst aanbelt moet je het geven'
    (5) Als voorzetselvoorwerp: 'ik reken erop dat het regent'
    (6) Als bijwoordelijke bepaling: 'ik zie je als het regent,' 'Bel me zodra het regent,' 'ik weet niet hoe jou dat te vertellen;'
    (7) Als bijvoeglijke bepaling: 'daar loopt een jongen die ik ken,' 'dit is een pen om te schrijven'

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hoe schrijf je tweede-golffeminisme? Is dat aan elkaar, van elkaar, waar moeten de liggende streepjes? Ik veronderstel dat hoofdletters niet moeten?

    Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Hallo,
    Mijn neef vindt dat hij 'bugs'in de Nederlandse taal heeft gevonden. Hij zegt: de woorden geld, tijd, goud, zilver en water zijn zelfstandige naamwoorden. Maar er is geen meervoud van deze woorden. Natuurlijk kan je wel zeggen dat het bv veel of weinig goud is. Maar dit geeft geen concrete hoeveelheid van deze zelfstandige naamwoorden. Hebben deze woorden ook nog een andere 'naam' dan zelfstandige naamwoorden?
    Ik hoop mijn neef een antwoord te kunnen geven.
    Bedankt.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @Petra: er zijn twee soorten zelfstandige naamwoorden: telbare en niet-telbare. De telbare kun je voorzien van een telwoord (een boek, twee pennen, een heleboel paperclips), en de niet-telbare kun je alleen voorzien van hoeveelheidsaanduidingen die geen aantallen uitdrukken (heel veel zand, een liter water, een kilo stroop).

    Soms kun je van een niet-telbaar woord een telbaar woord maken: dan krijg je een soort "soortbetekenis": twee waters, vijf stropen.

    Woorden in niet-telbare betekenis hebben alleen een enkelvoud. Toch heb je soms ook telbare woorden die alleen een meervoud hebben (bijvoorbeeld 'hersenen' of namen als 'de Verenigde Staten'), of juist woorden die telbaar zijn en toch alleen in het enkelvoud voorkomen (bijvoorbeeld 'snars').

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Margot: vraag mij niets over spelling! Daar weet ik niet meer van dan de gemiddelde taalgebruiker. Ik zou even kijken op de officixeble site, woordenlijst.org, en dan in de Leidraad bij het gebruik van het koppelteken.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Hoe gebruik je tijdsbepalingen na telwoorden? Kan bv. 5 week net zo goed als 5 weken?

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Toon Boekelman: Eigenlijk betreft het hier geen tijdsbepalingen na telwoorden. De woordgroep '5 weken' kan wel in zijn geheel als tijdsbepaling gebruikt worden ('het regende al vijf weken'), maar dat hoeft niet ('Ik geef je nog vijf weken').

    Waar je denk ik op doelt is het feit dat je net zo makkelijk '5 jaar' als '5 jaren' kunt zeggen. Dit is het verschijnsel dat sommige woorden in het meervoud geen zichtbare verandering (hoeven te) ondergaan. Dat geldt maar voor een klein aantal woorden in het standaardnederlands ('jaar,' 'uur), maar het komt regionaal bij meer woorden voor ('maand'), en dialectisch bij nog meer woorden ('dag,' maar ook in een heel ander betekenisveld als 'voet,' 'been,' 'arm'). Je ziet het in het standaardnederlands ook nog in uitdrukkingen als 'op de been.' Dat is in feite het meervoud 'been' omdat je anders het lidwoord 'het' zou verwachten.

    Of 'week' zo'n woord is weet ik niet. Ik zou zeggen: in ieder geval niet in het standaardnederlands. Ik ken het in elk geval dialectisch, maar of het ook regionaal in de standaardtaal voorkomt is mij niet bekend.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Beste Taalprof,

    Hoe zou je 'hij krijgt de hond in de pot' ontleden? Is het lijdend voorwerp alleen 'de hond' of 'de hond in de pot'?

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Gaia: Volgens mij is de vaste uitdrukking 'de hond in de pot vinden.' Daar zou je kunnen twijfelen over de benoeming "werkwoordelijke uitdrukking" voor het geheel 'de hond in de pot vinden.' Maar je zou ook kunnen aanvoeren dat er wel degelijk sprake is van 'iets vinden' (in de betekenis "iets aantreffen"). In dat geval zou je 'de hond in de pot' als uitdrukking kunnen benoemen die de situatie beschrijft die je aantreft. Ik zou dan 'de hond in de pot' als uitdrukking benoemen met de functie van een lijdend voorwerp. Dat wil zeggen, 'de hond in de pot' is dan lijdend voorwerp, en daarbinnen is verdere ontleding niet mogelijk, omdat er geen sprake is van een bijvoeglijke bepaling bij 'hond' (want er is geen sprake van een hond).

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Beste taalprof,

    een paar dagen terug hoorde ik Robben zeggen: 'Ik ben natuurlijk geen medici'. Dat heeft mij aan het denken gezet (en ik hoop dat dit een vraag naar grammatica is). Als onze koningin arts zou zijn, zou zij dan medici zijn? Oftewel hoever wordt koninklijk meervoud doorgevoerd? Geldt het alleen voor persoonlijke voornaamwoorden of voor alles?

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Lies: Ja dat heb ik ook gehoord. De koningin zou natuurlijk zelf geen medici kunnen zijn, maar wat je in feite vraagt is of zij zou kunnen zeggen: 'Wij zijn geen medici.' Dat is wel een interessante vraag.

    Een majesteitsmeervoud kan volgens mij in elk geval geen echt meervoud als naamwoordelijk deel hebben: 'Wij zijn met zijn vieren' kan de koningin natuurlijk niet zeggen, want dat klopt feitelijk niet. Ook 'Wij zijn het met elkaar oneens' zou een koningin moeilijk kunnen zeggen, zelfs niet als zij schizofreen zou zijn.

    Anderzijds kan zij wel zonder bezwaar het (eventueel lidwoordloze) enkelvoud als naamwoordelijk deel gebruiken. 'Wij zijn (uw) koningin' lijkt me prima, bij 'Wij zijn (uw) koninginnen' zouden haar onderdanen wel een paar wenkbrauwen fronsen, zou ik denken.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Geachte taalprof,
    Is het enkelvoud in de volgende zin correct:
    Dat die Afghanen een raar volkje is, hoef je mij niet vertellen.

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @Piet de Boer: De grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. Je kunt de grammatica alleen gebruiken om de taal te ontleden, en zo te zien hoe deze zin in elkaar zit.

    De eerste vraag zou moeten zijn of 'De Afghanen' dan wel 'een raar volkje' het onderwerp is van de zin. Ik denk dat je zou moeten stellen dat het eerste de beste ontleding is. Het gaat immers om de kwalificatie 'een raar volkje zijn' en niet over de identificatie 'de Afghanen zijn' ('die mensen daar zijn de Afghanen').

    Daarmee zou het meervoud het voor de hand liggende getal van de persoonsvorm zijn: 'De Afghanen zijn een raar volkje.' Niet 'De Afghanen is een raar volkje.'

    Maar wat nu als het andersom zou zijn? Dat is in de zin 'Een raar volkje is/zijn de Afghanen' weliswaar onmogelijk, maar in 'Dat groepje mensen daar is/zijn de Afghanen' zou die betekenis althans kunnen. Wat blijkt? Dan krijg je een soort conflict: 'Dat groepje mensen is de Afghanen' klinkt eigenlijk net zo vreemd als 'Dat groepje mensen zijn de Afghanen.' Dat komt omdat een meervoudig naamwoordelijk deel ook een meervoudige persoonsvorm wil hebben. Daarom heb je ook 'Dat groepje mensen daar, dat zijn de Afghanen' met weliswaar enkelvoudig onderwerp 'dat,' maar met meervoudig naamwoordelijk deel.

    Andersom is een meervoudige persoonsvorm met een enkelvoudig naamwoordelijk deel vaak wel mogelijk, bijvoorbeeld in 'Wij zijn allebei Afghaan' of 'Die twee jongens daar zijn allebei mijn neef.'

    Kortom: ik zou in jouw zin altijd het meervoud gebruiken.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Wat betekent 'scrambling' in de taalwetenschap?

    BeantwoordenVerwijderen
  16. "Welk boek word ik verondersteld te lezen?"

    Is deze constructie correct of is het een anglicisme?

    BeantwoordenVerwijderen
  17. @Merel: Heel algemeen wordt 'scrambling' in de taalwetenschap gebruikt voor het "door elkaar husselen" van woorden en zinsdelen, zonder dat er duidelijke verplaatsingsregels vanuit een basisvolgorde aan ten grondslag liggen. Een bekend voorbeeld vormen Australische talen met een vrije woordvolgorde.

    Voor het Nederlands wordt de term 'scrambling' vooral gebruikt voor de vrije plaatsing van bijwoorden in het middenstuk van de zin (die als het ware "tussen de andere zinsdelen gescrambled" kunnen worden, zoals in 'Ik heb (daar) (vaak) (toch) rondgelopen' in allerlei volgordes), en voor de verdeling van de zinsdelen bij het in elkaar verstrengelen van hoofdzin en beknopte bijzin (zoals in 'Ik heb jou geprobeerd dit uit te leggen').

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @Rita: De grammatica doet geen uitspraken over goed en fout. Jouw zin is een voorbeeld waarbij er uit een beknopte bijzin iets verplaatst wordt. Dat 'welk boek' is het lijdend voorwerp van 'te lezen,' en het hoort dus eigenlijk thuis in de bijzin: 'Ik word verondersteld dit boek te lezen.' Over het algemeen is deze verplaatsing vanuit een beknopte bijzin, zeker als het gaat om een beknopte lijdendvoorwerpszin zonder voegwoord, goed mogelijk.

    Het bijzondere aan deze constructie is wel dat het hier een lijdende vorm betreft met een onduidelijke oorsprong: de actieve variant 'Men veronderstelt mij een boek te lezen' is raar. Deze constructie komt overeen met die met het werkwoord 'achten': 'ik word geacht dat boek te lezen,' die afkomstig zou moeten zijn van een actieve variant 'Men acht mij een boek te lezen.' In het geval van 'achten' heb je in die actieve variant in elk geval de variant met bepaling van gesteldheid 'Men acht mij geschikt,' maar bij 'veronderstellen' is die op zijn best ongebruikelijk.

    Hoe dan ook: de beknopte bijzin 'een boek te lezen' bij 'veronderstellen/achten' komt dus alleen voor bij de lijdende vorm. Dat roept de vraag op naar de ontleding: wat is dit voor een bijzin? Een lijdend voorwerp lijkt het niet te zijn, want het gaat niet om 'iemand iets veronderstellen,' en ook niet om 'iets verondersteld worden.' Het lijkt eerder een geval van een "bepalingvangesteldheidszin." Die is in het Nederlands extreem zeldzaam, omdat vrijwel elke andere bepaling van gesteldheid die je in een bijzin omzet meteen bijwoordelijk wordt (met 'terwijl' of 'zodat'). Maar in deze gevallen, bij 'achten' en veronderstellen' in de lijdende vorm, heb je weinig andere mogelijkheden.

    Hier ligt waarschijnlijk de oorsprong van je aarzeling: verplaatsing vanuit beknopte voorwerpszinnen is meestal prima, vanuit bijwoordelijke bijzinnen is het meestal slecht, en hier hebben we een bijzin die iets ertussenin is. Verplaatsing vanuit zo'n zin heeft dus ook iets geks, alhoewel je ook wel weer het gevoel hebt dat het best kan.

    Vanwege de zeldzaamheid van deze constructie bestaan er volgens mij geen voorschriften uit de taaladviesliteratuur. De taalkundige zal hier pragmatisch mee omgaan en zeggen: kijk, verplaatsing vanuit die bepalingvangesteldheidszin komt genoeg voor om serieus genomen te worden. Dat kan dus best.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. piet van schuppen10 januari 2011 om 02:34

    Geachte taalprof,

    Vaak lees/hoor je dat de wooren idem en ditxf6 achter elkaar worden gebruikt.
    Mijn vraag is nu: "Is dit niet wat teveel van het goede want de woorden hebben allebei toch dezelfde betekenis?

    Alvast bedankt voor uw antwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. Beste taalprof,

    Ik ben nu al een aantal keer tegen hetzelfde probleem aangelopen. Ik hoop dat u mij hierbij kunt helpen!

    Wanneer schrijf je 'ervoor' en wanneer 'er voor'? De plaatsbepaling weet ik, dat is 'ervoor', maar in een zin als: Dit heeft ervoor/ er voor gezorgd dat ik radeloos ben.

    Kunt u mij uitleggen welke van de twee goed is en waarom? Bij voorbaat dank!

    BeantwoordenVerwijderen
  21. @piet van schuppen: Volgens het WNT staat 'idem dito' vanaf 1950 in Van Dale. Het is dan een versterking van 'idem,' net als het iets later voorkomende 'idem met een sterretje' (dat het niet gehaald lijkt te hebben). De betekenis is daar omschreven als 'precies hetzelfde.'

    In het huidige Nederlands is 'idem dito' echter een vaste combinatie met een ondoorzichtige betekenis. 'dito' komt volgens mij verder alleen bijvoeglijk voor, en heeft dan de betekenis "hetzelfde als net genoemd" ('een rode bloes en een dito broek'). Die betekenis sluit aan bij de oorspronkelijke betekenis van 'dito' ("gezegd" in het Italiaans), maar ook bij het versterkende 'idem dito.'

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @Martine: Als 'er' en 'voor' samen xe9xe9n woord vormen, schrijf je het altijd aan elkaar. Dat is in jouw voorbeeld het geval.

    Het kan echter ook voorkomen dat 'voor' een deel van een werkwoord is, dat los staat van dat werkwoord, bijvoorbeeld als iemand je vraagt of de oehoe in Nederland voorkomt, dan kun je antwoorden: 'Ja, die komt er voor.' Dan schrijf je 'er' en 'voor' niet aan elkaar, want dan vormen ze niet samen xe9xe9n woord.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Beste taalprof,
    Waarom moet je wel zeggen "de man die een baan vond" maar kun je niet zeggen "de man die het/een werk vond"?
    Is 'werk' in die zin dan wel een zelfstandig naamwoord? Gekke gedachte misschien maar ik dacht dat het in die zin iets weg had van een zelfstandig gebruikt voornaamwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  24. @Floris: 'werk' is in deze betekenis in elk geval een niet-telbaar zelfstandig naamwoord. Daar kun je dus geen telwoord bij zetten, en ook geen lidwoord 'een.' Het bepaald lidwoord 'het' kan er gewoonlijk wel bij, maar in de combinatie 'werk vinden' gaat het niet om een bepaald iets, maar over een onbepaald iets. Het is immers ook niet 'de man die de baan vond.' (en als je daar een betekenis voor kunt verzinnen, bijvoorbeeld de baan was kwijt, dan kun je diezelfde betekenis ook bij 'werk' toepassen en toch krijgen 'de man die het werk vond').

    BeantwoordenVerwijderen
  25. Hier in huis ontstaat nogal eens dicussie of op de vraag: "Is X er niet?" met ja of nee geantwoord moet worden als hij/zij er WEL is. Misschien is het geen kwestie van goed of niet goed maar dat we elkaar goed begrijpen en wij komen er niet uit... Taalprof, heeft u misschien een antwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  26. @Marianne: Bij vragen waarin een feit ontkend wordt heb je de keuze: ofwel je bevestigt die ontkenning ('Ja, X is er niet'), ofwel je ontkent het feit net als de vragensteller ('Nee, X is er niet'). Daar is niet zomaar een oplossing voor.

    De ontkenning in de vraag spreekt al bij voorbaat een twijfel uit aan de kant van de vragensteller. Ik denk dat de negatieve vraag een uitnodiging is om die twijfel te bevestigen. Dat zie je aan het feit dat je bij beide antwoorden 'inderdaad' kunt toevoegen: 'Inderdaad: ja, die is er niet' of 'Inderdaad: nee, die is er niet.'

    BeantwoordenVerwijderen
  27. Ik heb de Taalprof zelf bedankt voor zijn uitleg.

    In die zin is 'zelf' een aanwijzend voornaamwoord (ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat u daar een andere opvatting over heeft?).
    Maar wat voor zinsdeel is het dan?

    BeantwoordenVerwijderen
  28. En meteen nog een vraag (ik was hem daarnet even kwijt):
    Waarom is een loos onderwerp een onderwerp?
    Komt die redenering dan voort uit bijv. 'Het is een voornaamwoord, dus het moet wel voorwerp of onderwerp zijn', of heeft het ook directere argumenten?
    Alvast bedankt,
    Joris

    BeantwoordenVerwijderen
  29. @Joris: dan is het bepaling van gesteldheid

    BeantwoordenVerwijderen
  30. hallo mijn vraag is...

    ik zoek de juiste betekenis van,, zeer waarschijnlijk,,

    iemand heeft medisch een advies gegeven en gebruikt het woord ,,zeer waarschijnlijk,,als afsluiting in het advies.

    het advies word niet serieus genomen omdat het woord zeer waarschijnlijk gebruikt word.

    mijn mening betekend het woord zeer waarschijnlijk nog meer als het woord waarschaanlijk..omdat het woord zeer gebruikt word.

    waarschijnlijk betekend al vermoedelijk/aceptabel/aannemelijk/ geloofwaardig.

    dus het woord zeer voor het woord waarschijnlijk geeft toch aan dat alles zeer vermoedelijk/zeer acceptabel/zeer geloofwaardig/zeer aannemelijk is.

    klopt dat??

    of kunt u mij een andere definitie geven van zeer waarschijnlijk?

    hoop op u antwoord.
    ton

    BeantwoordenVerwijderen
  31. hallo

    in mijn vraag van 13 januari 2011 om 0:28 staat in de 5e kolom waarsaanlijk...dat moet zijn waarschijnlijk.

    mijn excuses

    ton

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @joris: De modernste redenering waarom een loos onderwerp een onderwerp is gaat uit van de persoonsvorm. Een persoonsvorm veronderstelt een onderwerp. Zonder persoonsvorm (in een bijzin) heb je geen onderwerp, met persoonsvorm (zeker in een derde persoon enkelvoud, dan kun je het goed zien vanwege de vervoeging) altijd.

    Welnu, 'regent' is duidelijk een persoonsvorm, het kan niet zonder 'het,' dus 'het' is dat noodzakelijke onderwerp.

    Ongetwijfeld is ook de analogie een belangrijke reden geweest om loze onderwerpen onderwerp te noemen. De overeenkomst tussen 'het is koud' (als het gaat over het weer) en 'het is koud' (bijvoorbeeld 'het ijsblokje') is te zeer voor de hand liggend. Als 'het' in de tweede betekenis een onderwerp is, waarom dan niet in de eerste? Een reden om het apart te benoemen is dan de betekenisloosheid en onvervangbaarheid van 'het' in het eerste geval.

    Ook zou je je af kunnen vragen: wat is het alternatief? Het moet toch xedets zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. @ton: Het is zeker dat 'zeer waarschijnlijk' een grotere mate van waarschijnlijkheid aanduidt. Als je van het ene zegt dat het waarschijnlijk is, en het ander is zeer waarschijnlijk, dan is dat laatste dus waarschijnlijker.

    Nu is jouw vraag volgens mij: als van twee dingen het ene waarschijnlijker is, is de kans dan groter of kleiner dat het gebeurt?

    Volgens mij is de gebruikelijke opvatting dat een waarschijnlijker iets een grotere kans heeft dan een minder waarschijnlijk iets. Waarschijnlijkheid is een glijdende schaal tussen onwaarschijnlijk en zeker. Onwaarschijnlijk is het minst waarschijnlijk, en zeker is het meest waarschijnlijk. Waarschijnlijk heeft dus een positieve richting.

    Er zijn ook soortgelijke woorden met een negatieve richting. Bijvoorbeeld het woord 'twijfelachtig.' Als het ene twijfelachtig is, en het andere is twijfelachtiger, dan heeft dat laatste een kleinere kans. Hoe twijfelachtiger, hoe minder waarschijnlijk. Precies omgekeerd. Ik denk dat daar jouw verwarring over het woordje 'waarschijnlijk' zit. Klopt dat?

    BeantwoordenVerwijderen
  34. @Taalprof, Joris: er is ook een historisch argument (jullie zullen nu wel denken: komt hij weer met zijn historische argumenten ;-). In vroeger tijden veronderstelde men dat de Germaanse goden verantwoordelijk waren voor het weer. Als het regende of onweerde, dan wilde men dus eigenlijk zeggen "Wodan regent" of "Donar bliksemt". Het was echter not done om de goden bij naam te noemen, want dan riep je wellicht hun toorn over je af (naammagie). Ter vervanging werd gekozen voor het onpersoonlijke 'het'. In het boek van o.a. Appel ('Taal en Taalwetenschap') wordt aangevoerd dat er ook werkwoorden zijn met nul plaatsen. Daarbij worden voorbeelden genoemd als "het regent"; men zegt daarbij dat 'het' een dummywoordje is. Dat is dus historisch gezien onjuist, want door de namen van de goden ervoor te plakken, worden werkwoorden als "regenen" wel degelijk eenplaatsig. Dit zie ik dus ook als een belangrijk argument om 'het' in dergelijke constructies als onderwerp te beschouwen. Daarbij vind ik wat Taalprof aanvoert ook erg sterk.

    BeantwoordenVerwijderen
  35. @Jimmy van Rijt: ik vind het een mooi verhaal, maar er is natuurlijk geen spoor van bewijs voor. Er is geen enkele aanwijzing dat in de oudgermaanse tijden ooit iemand zou hebben overwogen om 'Wodan regent' te zeggen. En als dat taboe op die naam hout zou snijden is het wonderbaarlijk dat wij nu weten dat hij Wodan genoemd werd. Wat erger is: je kunt gemakkelijk soortgelijke verklaringen verzinnen. In de jaren zeventig beweerde een zekere Erich von Dxe4niken in zijn boek 'Waren de goden kosmonauten?' dat het leven op aarde door ruimtewezens is gebracht. In die geest zou ik nu kunnen beweren dat die wezens destijds het weer reguleerden met enorme machines. Als zo'n apparaat aangezet werd 'regende het' (het apparaat regende). Daarom is het ook 'het' en niet 'Hij' (wat je bij een god zou verwachten).

    Maar alle gekheid op een stokje: als historische verklaring zie ik er niets in, maar het is een feit dat er vaak een betekenis van "hogere macht" in het loos onderwerp zit. Ik denk echter dat dit een specifieke interpretatie is van "onpersoonlijke oorzaak."

    BeantwoordenVerwijderen
  36. BESTE TAALPROF.

    bedankt voor u reactie.

    het punt wat ik bedoel met zeer waarschijnlijk is....

    de gene die de betekenis van het woord verwerpt met rede dat deze uitspraak(zeerwaarschijnlijk) niet de betekenis heeft zoals hij wenst.

    in het rapport of advies had de vermelding moeten staan ,,zeker,,of daadwerkelijk,,of het is zo.

    aan het woord zeer waarschijnlijk hecht deze geen betekenis aan,,hij zegt gewoon ik citeer: zeer waarschijnlijk is niet consequent.

    raar maar waar.

    grt ton

    BeantwoordenVerwijderen
  37. Is het woord 'geen' in bijv. 'Ik heb geen pen meegenomen.' een onbepaald hoofdtelwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  38. @Sander: Daar kun je over twisten. Ik heb hier al eens eerder een vraag over beantwoord (zie http://bit.ly/gOgnNl ). Als je het als telwoord benoemt, zou het een bepaald hoofdtelwoord moeten zijn (want het is vervangbaar door een in cijfers uit te drukken getal).

    BeantwoordenVerwijderen
  39. Ik citeer van den Toorn (en ik heb u er al eerder een vraag over gesteld):
    Bovendien kunnen ook de woorden zelf, beide, alle, samen, allemaal en alleen als Bep. v. gest. optreden:
    (42) Zelf was hij van mening dat dit niet kon.
    (43) Het zijn niet allen koks die lange messen dragen.
    (44) Alleen kon zij niet voor zeven kinderen zorgen.

    Ik voel, behalve bij zinnen met 'alleen', eigenlijk niet aan waarom deze woorden bepalingen van gesteldheid zijn! En u kunt mij vast helpen ;-)
    Mvg

    BeantwoordenVerwijderen
  40. @Joris: Je kunt op twee manieren redeneren: (1) Al deze woorden kunnen ook samen met hun antecedent xe9xe9n woordgroep vormen. Bijvoorbeeld 'Hij zelf was van mening dat dit niet kon,' 'niet allen die lange messen dragen zijn koks,' 'zij alleen kon niet voor kinderen zorgen.' In die gevallen zijn ze bijvoeglijk (want ze zijn dan een bepaling bij een zelfstandige woordgroep). Een bijvoeglijke bepaling onderhoudt een predikatief verband met zijn kern. Dus als die woorden los voorkomen, bestaat dat predikatieve verband ook. Dus zijn het bepalingen van gesteldheid. (2) Je kunt het predikatieve verband tussen bijvoorbeeld 'samen' en zijn antecedent ook aantonen door een parafrasen. Bijvoorbeeld, in 'Wij hebben dat samen gedaan' kun je parafraseren 'Wij waren samen terwijl wij dat deden.' Bij een aantal van die woorden is die parafrase alleen bij benadering te maken. Bij 'wij zijn alleen, samen' gaat het zonder problemen, bij 'beiden, allen' wordt het 'wij zijn met zijn beiden/allen,' bij 'zelf, allemaal' iets als 'wij zijn het zelf/allemaal.' Die laatste is wel heel twijfelachtig, maar dit is de redenering.

    Misschien ben je niet overtuigd door deze beide lijnen van redenering bij elkaar, maar bedenk dan dat er geen duidelijke alternatieven zijn. Je kunt natuurlijk zeggen "bijwoordelijke bepaling," maar daar heb je helemaal geen argumenten voor, alleen dat je alle andere benoemingen slecht vindt. Maar de bijwoordelijke bepaling hoort geen restcategorie te zijn. Ook een bijwoordelijke bepaling moet je beargumenteren.

    Dus misschien zit het zo: bepaling van gesteldheid is hier de beste van alle minder goede benoemingen.

    BeantwoordenVerwijderen
  41. Beste taalprof,

    Orixebnteren mensen zich "op" of "naar" iets?

    Groet

    BeantwoordenVerwijderen
  42. @Steffan: Volgens het woordenboek kun je je orixebnteren op of in iets. Ik associeer 'orixebnteren naar' meer met een letterlijke plaatsing ('dit gebouw is georixebnteerd naar het noorden').

    Aangezien echter 'zich orixebnteren' ook zonder voorzetselvoorwerp kan voorkomen ('ik heb me goed georixebnteerd') zou je theoretisch wel een bijwoordelijke bepaling daarbij kunnen zetten. Zoiets als 'Ik heb mij georixebnteerd, en wel in de richting van een baan in het onderwijs.' Misschien zou 'naar' daar ook nog wel mogelijk zijn.

    Dus een echt eenduidig antwoord is er niet te geven, al is de keuze voor 'op/in' het meest waarschijnlijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. Beste taalprof

    Ik zat net een tijdje te zoeken naar een antwoord op een netelige taalkwestie, toen ik op jouw weblog verzeild raakte.

    WAT een heerlijke webstek is me dat!

    Maar dat brengt me bij de volgende vraag:
    wat is WAT in de vorige zin?

    Heeft deze dezelfde functie als het woordje TOCH in de zin "Het is TOCH nog niet zo lang dat Belgixeb geen regering heeft?"?

    BeantwoordenVerwijderen
  44. Beste Taalprof,

    Ik zit te dubben over het zinsdeel 'wel degelijk' in een zin als 'Dat heb ik je wel degelijk verteld'. Is het misschien een bijwoordelijke bepaling (van hoedanigheid) bij 'heb verteld'? En hoe verhoudt zich 'wel' tot 'degelijk'?
    Alvast bedankt voor je uitleg!

    BeantwoordenVerwijderen
  45. @Pieter: 'wat' in deze zin is een "uitroepend" (exclamatief) voornaamwoord. De verwantschap die je signaleert zit een beetje in de modale betekenis: beide woorden maken duidelijk hoe de spreker over de rest van de mededeling denkt. Bij het uitroepend voornaamwoord ligt die mening ergens tussen ver- en bewondering, bij
    'toch' zit er ook iets van tegenstelling in (anders dan je zou verwachten, wat ook tegen verwondering aan zit)

    BeantwoordenVerwijderen
  46. @Guido: Je zou het in elk geval een "bijwoordelijke bepaling van bevestiging" moeten noemen. Dat is van de soorten die de Algemene Nederlandse Spraakkunst onderscheidt, in dit geval de beste keuze.

    Hoe die woordgroep in elkaar zit is een lastige vraag. Je zou zeggen dat 'degelijk' een versterkende bepaling is bij 'wel,' omdat de bepaling ook alleen uit het woordje 'wel' kan bestaan, maar van 'degelijk' als nabepaling bestaan geen andere voorbeelden. Het omgekeerde ('wel' als voorbepaling bij 'degelijk') is wel voorstelbaar (naar analogie van 'wel zeker'), maar dan is het weer gek dat 'degelijk' niet apart als bevestigende bepaling kan voorkomen. In elk geval is 'wel degelijk' een woordgroep, want hij kan niet gesplitst worden, en wel in zijn geheel van plaats veranderen.

    BeantwoordenVerwijderen
  47. Beste Taalprof

    Is 'toch' dan een zinsmodificeerder? Of hoe heet zo'n ding eigenlijk?

    BeantwoordenVerwijderen
  48. Taalprof: zou je "wel degelijk" niet liever als xe9xe9n woord ontleden? Dan ben je van de problemen af die jij hierboven noemt.

    BeantwoordenVerwijderen
  49. @Pieter: 'toch' zou ik een "modaalpartikel" noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  50. @Henk: Waarom zou je van problemen af willen? ;-) Het aardige is juist dat je hierover kunt nadenken. Een benoeming van 'wel degelijk' als xe9xe9n woord is natuurlijk wel mogelijk, maar dan verschuift de vraag naar: wat is in dit woord de kern? Is 'weldegelijk' dan een woord met als kern 'wel' of 'degelijk'? Op basis van de "normale" samenstellingen zou je dan de kern 'degelijk' verwachten, maar dan blijft het wel gek dat je het woord 'degelijk' niet los kunt gebruiken in deze zin.

    BeantwoordenVerwijderen
  51. Hahaha ... ja, maar dan kun je nog zeggen dat je met een ongeleed woord te maken hebt. ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  52. In een boekje kwam ik de voorbeeldzin 'De Ruyter is hier begraven' tegen. Hier staat bij: je denkt niet aan de begrafenis, maar aan zijn rustplaats --> nw gez.
    Maar ik denk daar toch anders over! 'De Ruyter is hier zaterdag begraven' lijkt me toch over afgelopen zaterdag te gaan. Ook vind ik de zin moeilijk te zien als invulling van 'Iemand is IETS' - dat is wat gek als je het mij vraagt.
    'Die deur is groen geverfd'
    Hier denk je ook weer aan de toestand, volgens het boekje.
    Als je het mij vraagt zitten hier zowel de activiteit als de toestand in door het ww gez en de bep. van ges. Hier geldt ook weer wat voor de eerste zin geldt.
    Hoe denkt u hierover?
    Mvg

    BeantwoordenVerwijderen
  53. @joris: Je hebt gelijk dat 'De Ruyter is hier zaterdag begraven' over afgelopen zaterdag zal gaan. Dat geeft je een argument om over een werkwoordelijk gezegde te spreken, en die lezing zit er zeker in.

    Ik denk dat er echter ook een lezing is met een soort plaatsbetekenis van 'is,' in de zin van 'De Ruyter ligt hier begraven.' Als je daar 'zaterdag' bij zet gaat de interpretatie meer naar aanstaande zaterdag toe, alhoewel die betekenis wat vreemd overkomt vanwege het feit dat je gewoonlijk niet voorspelt waar iemand volgende week begraven zal zijn.

    Je kunt hier volgens mij twee kanten op. In die 'ligt'-betekenis van 'is' zou je kunnen zeggen dat het gaat om het zelfstandige werkwoord 'zijn,' en dus zou 'begraven' dan bepaling van gesteldheid zijn, of je zegt dat 'ligt' in dit geval een vervangend koppelwerkwoord is. Ik neig tot het laatste, vanwege de mogelijkheid om andere koppelwerkwoorden in te zetten: 'De Ruyter blijkt/lijkt/schijnt uiteindelijk hier begraven.'

    BeantwoordenVerwijderen
  54. Annemieke van den Broek26 januari 2011 om 08:41

    De volgende vraag:Bepaal de structuur van de volgende zin:

    Eigenlijk vond iedereen Kirsten het beste, maar de prijs ging naar Anna.

    Antwoord: "maar" is een nevenschikkende voegwoord, dus twee hoofdzinnen. kenmerk van een hoofdzin is dat er tussen pv en ow geen ander zinsdeel kan staan. Toch is de volgende zin mogelijk:
    Eigenlijk vond niet iedereen Kisten het beste, maar de prijs ging naar Anna.
    Hoe leg ik dit uit.

    BeantwoordenVerwijderen
  55. @Annemieke van den Broek: Tja, dat kenmerk klopt ook niet. Dat kun je dus moeilijk uitleggen. Hier kun je je wellicht nog uit redden door te stellen dat 'niet iedereen' het onderwerp is (kan ook samen vxf3xf3r de persoonsvorm), maar in andere zinnen, zoals: 'Vandaag is in ons dorp de koningin op bezoek geweest' klopt er niets van.

    BeantwoordenVerwijderen
  56. @Annemieke van den Broek: Ikzelf leg het verschil tussen hoofdzin en bijzin altijd zxf3 uit: in een bijzin staan de werkwoorden op een kluitje bij elkaar, en in een hoofdzin staat de persoonsvorm los van de andere werkwoorden. Als er maar xe9xe9n werkwoord in de zin staat, moet je dan wel een hulpwerkwoordje toevoegen om te kunnen zien of de persoonsvorm los staat of niet.

    In jouw voorbeeld staat in de tweede zin alleen het werkwoord 'ging.' Daar kun je bijvoorbeeld het hulpwerkwoord 'zou' bij zetten (dat kan meestal), maar je kunt er ook 'is gegaan' van maken. Als je dat doet, zie je dat 'zou gaan' of 'is gegaan' gesplitst in de zin staat (of kan staan). Dus is het hoofdzinsvolgorde.

    Deze uitleg gaat uit van de notie "werkwoordelijke groep," die in de meeste beschrijvingen (en in sommige taalkwesties) een belangrijke rol speelt. In Belgixeb heb je dan nog een klein uitlegprobleem, omdat de werkwoordelijke groep daar in beperkte mate doorbroken kan worden: 'omdat wij daar niet zullen kunnen op rekenen...' lijkt dan hoofdzinsvolgorde, maar het is toch bijzinsvolgorde, omdat de persoonsvorm niet helemaal los van de groep kan.

    BeantwoordenVerwijderen
  57. Maurice Vandebroek27 januari 2011 om 04:52

    Geen vraag, maar een interessante link (als de Taalprof die nog niet gespot heeft):

    http://www.rug.nl/let/nieuws/LetArchief/2011/20110124_AutomatischOntleedprog

    BeantwoordenVerwijderen
  58. @Maurice VandeBroek: Ja die link was al gespot. Sterker nog, de Taalprof is al enige jaren op de hoogte van de Alpino-parser en zijn ontwikkelgroep. Zonder daar iets op af te willen dingen wijs ik er wel nog even op dat het resultaat is behaald "op een standaardverzameling van 7100 testzinnen," xe9n dat dit niet zal betekenen dat Alpino bij een ontleedproefwerk een 9 zou halen.

    En ik zit ook nog even te denken wat de zinsnede betekent dat "taalkundigen deze taak volbrengen met een accuratesse van ongeveer 94 procent," als je beseft dat wat een goede ontleding is juist bepaald wordt door taalkundigen. Buiten de taalkunde om bestaat er geen goede ontleding. Dat vind ik dus nog wel een hersenbreker. Misschien is het een onhandige formulering van een journalist.

    BeantwoordenVerwijderen
  59. Taalprof,
    In groep 8 waar ik lesgeef komt een leerlinge met de volgende vraag: in deze zin moet van elk woord de woordsoort bepaald worden:

    Drie grote wereldgodsdiensten vereren ieder xe9xe9n god.

    Het woord ieder staat niet als woordsoort benoemd in het antwoordenboek. Collegaleerkrachten twijfelen en zeggen: het is een dubbelgebonden bepaling en die wordt niet behandeld op de basisschool.
    wat is de oplossing?
    met groet namens groep 8

    BeantwoordenVerwijderen
  60. @Meester Michiel: De term "dubbelverbonden bepaling" (of "bepaling van gesteldheid") heeft betrekking op de ontleding in zinsdelen. Als het gaat om de ontleding in woordsoorten, zou je 'ieder' als een onbepaald voornaamwoord moeten benoemen, net als 'iedereen' en 'alle(n),' en 'iemand' of 'niemand.'

    De gedachte achter het benoemen van woorden als 'alle' als onbepaald voornaamwoord is dat 'alle' ook een onbepaalde hoeveelheid is. In het verlengde daarvan duidt 'ieder' ook een onbepaalde hoeveelheid personen aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  61. Hallo Taalprof,
    Hoe leg ik het beste (betekenisvol) uit wat een voorzetsel is aan een havo/vwo-brugklas? Groetjes en bedankt, Robin

    BeantwoordenVerwijderen
  62. @Robin: Naar mijn idee zou je het voorzetsel het beste in combinatie met het onderschikkend voegwoord kunnen behandelen. Beide zijn namelijk in essentie een vorm van onderschikking. Net als je 'X in Y' hebt, heb je 'X terwijl Y.' Het verschil tussen het voegwoord en het voorzetsel is de vorm die Y aanneemt. Zo moet je natuurlijk niet beginnen met je uitleg, maar dat is wel de kern.

    Een eenvoudige werkvorm om de leerlingen een gevoel te geven van waar het om gaat is de volgende. Verdeel de klas in groepjes van drie leerlingen. Maak voor elk groepje kaartjes met de volgende teksten: de weg; het pad; de gang; af; op; het hek;
    het waait; naast; omdat; in; het regent; de berg; het strand; het huis; ik lach; het sneeuwt; de boom; want. Dus 18 kaartjes.

    Geef de groepjes de volgende opdracht: maak met deze 18 kaartjes 6 woordgroepen met een logische betekenis. Probeer steeds het kaartje met xe9xe9n woord in het midden te leggen (dat levert in xe9xe9n geval een probleem op).

    Als ze hier uit zijn kun je het klassikaal bespreken. Je kunt opmerken dat de kaartjes met xe9xe9n woord steeds een logische verbinding van de andere twee kaartjes vormen. Door te schuiven met kolommen kunnen we erachter komen dat er verschillende soorten verbindingswoordjes zijn. Bijvoorbeeld:

    - leg in alle woordgroepen het eerste kaartje achteraan, waardoor het verbindingswoordje vooraan komt te staan. Dat levert in sommige gevallen een goed resultaat op, in andere niet. Noteer dat.
    - herstel de oorspronkelijke volgorde en plaats nu het middelste kaartje achteraan. Ook dat gaat in sommige gevallen goed, in andere niet. Noteer dat ook.

    Je hebt nu vier soorten verbindingswoordjes: (a) kan alleen in het midden: dat zijn de voegwoorden; (b) kan vooraan of in het midden: dat zijn voorzetsels; (c) kan alleen achteraan: dat zijn achterzetsels; en (d) kan overal: dat zijn de voorzetsels die ook achterzetsel kunnen zijn (met richtingbetekenis).

    Daar kun je verschillende andere kenmerken ter ondersteuning bij halen (wat achter een voegwoord staat is altijd een zin), of je kunt ook nog het verschil tussen onderschikkend en nevenschikkend voegwoord benoemen. Het belangrijkste inzicht lijkt me echter dat het voorzetsel net als het voegwoord twee elementen verbindt.

    BeantwoordenVerwijderen
  63. Beste Taalprof,

    Mijn vraag gaat over het meervoud van twee, mijns inziens, dezelfde samenstellingen.

    De eerste is advocaat-generaal. Het meervoud hiervan is naar mijn weten: advocaten-generaal. Het meervoud van minister-president lijkt mij echter minister-presidenten te zijn. Is hiervoor een regel te vinden in de Nederlandse taal of is een van deze meervoudsvormen een uitzondering?

    Alvast bedankt, Ilios

    BeantwoordenVerwijderen
  64. @Ilios Willemars: 'Advocaten-generaal' is de uitzondering. Dat wil zeggen, 'generaal' is hier eigenlijk het bijvoeglijk naamwoord 'generaal' ("algemeen") en niet het zelfstandig naamwoord. Het bijzondere is dan dat 'advocaat' de kern van de samenstelling is.

    BeantwoordenVerwijderen
  65. Ik zeg iets tegen hem. Is 'tegen hem' een meewerkend voorwerp of een bijwoordelijke bepaling?

    BeantwoordenVerwijderen
  66. Beste Taalprof, in mijn Vlaamse omgeving hoor ik (en gebruik ik zelf ook wel eens) de uitdrukking 'een steek-waarop'. Mocht die uitdrukking u onbekend zijn, ze betekent het aanduiden van een oorzaak of een verantwoordelijkheid. 'Ik sliep vannacht nauwelijks, ik steek dat op die koffie van gisteravond', de koffie wordt in dit voorbeeld de 'steek-waarop'. Ik vind dit een curieus taalverschijnsel, heb er geen naam voor, weet evenmin of dergelijke constructie wel meer voor komt, maar ze is wxe8l duidelijk, kort en krachtig. Enig idee? Vriendelijke groeten.

    BeantwoordenVerwijderen
  67. @K. Limmen: Er is zeker iets voor te zeggen om dit zinsdeel een meewerkend voorwerp te noemen, maar het is niet gebruikelijk. Belangrijkste argument voor de benoeming meewerkend voorwerp in dit geval zijn: in de zin 'Ik zei hem iets' is 'hem' zeker meewerkend voorwerp. 'Tegen hem' is niets meer of minder dan dat zinsdeel, met toegevoegd voorzetsel. Tegen de benoeming spreekt het feit dat bij meewerkend voorwerp alleen 'aan,' 'voor,' of 'bij' als voorzetsels zouden optreden. Tegen die benoeming spreekt ook dat het voorzetsel 'tegen' hier zelf een betekenis toevoegt. 'Tegen' betekent hier iets als "gericht tot." De voorzetsels van voorwerpen voegen geen enkele betekenis toe. Als je het zinsdeel met 'tegen' meewerkend gaat noemen, is de volgende vraag of je dat dan ook moet doen met 'jegens hem' of 'naar hem toe.'

    Voor mij weegt het laatste argument wel zwaar. Ik zou het daarom een bijwoordelijke bepaling noemen. Maar iemand die het andere standpunt verdedigt heeft zeker een punt.

    BeantwoordenVerwijderen
  68. @willem suys: Het weglaten van het zinsdeel achter het voorzetsel doet mij denken aan constructies als 'de dochter van,' 'de weg naar,' of zelfs 'de reden waarom,' steeds met nadruk op dat laatste woord.

    De taalkundige Joop van der Horst heeft (ik meen in het tijdschrift 'Over taal') dat verschijnsel ooit de naam gegeven van 'prepositio peterburgensis,' omdat de taalkundige en taalpublicist Peter Burger het als eerste gesignaleerd zou hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  69. Bedankt taalprof, er zit dus inderdaad een verschijnsel achter. En toen ik op jouw antwoord (peterenzovoort) googelde, kwam ik op een vroegere tekst van jou terecht, eind 2009 op Irritaal. Alomtegenwoordig ben je. En je weet echt heel veel.

    BeantwoordenVerwijderen
  70. @willem suys: Dank voor het compliment, maar bedenk dat ik ook steeds hetzelfde zeg. En voor de goede orde: het verschijnsel is dus door twee anderen gesignaleerd. Ere wie ere toekomt.

    BeantwoordenVerwijderen
  71. Hallo Taalprof,
    Hoe zou ik 'plastic' moeten noemen in de zin: 'De emmer is van plastic.'
    Ik dacht eigenlijk dat het een BN was omdat je er 'de plastic emmer' van kunt maken, maar aangezien je stofadjectieven alleen attributief kunt gebruiken, zou dit uitgesloten zijn. Dan zou 'plastic' dus een ZN zijn, klopt dat? Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  72. @Robin: ja dat klopt. De zin komt overeen met 'deze emmer is van hout/zink/papier/roestvrij staal.' Allemaal zelfstandige naamwoorden.

    BeantwoordenVerwijderen
  73. taalprof, kunt U ook helpen met (in)formele taal? Links naar deskundigen op dit vakgebied?

    BeantwoordenVerwijderen
  74. @Suzanne: Ik weet niet precies wat je zoekt, maar er wordt wel onderzoek gedaan naar begrijpelijke taal, en taal in brieven en formulieren. Dan zit je in de hoek van de taalbeheersing of de communicatiewetenschap (onderzoekers als Renkema in Tilburg, Sanders in Utrecht, Hoeken en Jansen in Nijmegen, Spooren in Amsterdam, of dit NWO-project: http://bit.ly/emMf5e). Zie daarvoor ook een tijdschrift als Tekstblad. Maar let op: dan gaat het niet zozeer om een grammaticale analyse van wat formele en informele taal nu precies is.

    BeantwoordenVerwijderen
  75. Sophie Delombaerde12 februari 2011 om 12:52

    Hallo

    Ik heb een vraag over zinsontleding:

    Enkele ouders klaagden vorige week al over de erg hoge kostprijs van de schoolreis.

    vorige keer al = bwb
    of vorige keer = bwb en al als apart zinsdeel ook bwb?

    Indien xe9xe9n zinsdeel, hoe zit het met de onderbouw van dat zinsdeel?
    keer= kern
    vorige= bvb
    al=???

    Hartelijk dank
    Sophie

    BeantwoordenVerwijderen
  76. @Sophie Delombaerde: Voor beide ontledingen is wel iets te zeggen. Je kunt argumenteren dat 'vorige keer al' (of 'vorige week al') xe9xe9n zinsdeel is omdat je het in zijn geheel op de eerste zinsplaats kunt zetten: 'Vorige week al klaagden enkele ouders over de hoge kostprijs van de schoolreis.' Anderzijds kun je ook argumenteren dat 'al' een zelfstandige bepaling is die ook zonder 'vorige week' kan voorkomen: 'Enkele ouders klaagden al over de hoge kostprijs.'

    Ik denk dat het hier om twee verschillende lezingen gaat. In de tweede lezing (ze klaagden al) is 'al' een modale bepaling waarmee je je mening over de bewering van de zin aangeeft: het klagen is onverwacht vroeg en misschien een voorbode van erger.

    In de eerste lezing (vorige week al) komt daar nog iets bij: nu legt de bepaling de focus op 'vorige week.' 'al' is nu een focusbepaling. Sommige grammatici spreken hier van een "kop-staartbepaling" omdat focusbepalingen zich vaak zowel voor als achter een zinsdeel kunnen aanhechten: vorige week al, al vorige week, vorige week juist, net vorige week, uitgerekend vorige week, enzovoorts.

    In jouw voorbeeld neig ik naar de analyse als focusbepaling, dus als onderdeel (aangehechte bepaling) van 'vorige week al.' Maar iemand die de andere lezing verkiest zou ik niet kunnen overtuigen.

    BeantwoordenVerwijderen
  77. Beste collega's,

    Een slimme kaderleerling vroeg of 'driexebn' in met zijn driexebn ook een telwoord is. Ik dacht van niet, maar kon ook niet zeggen wat het dan wel voor woord was.
    Iemand?

    groeten van Alette

    Dit kwam langs via list Nederlands.

    Prof, graag Uw visie.

    BeantwoordenVerwijderen
  78. @Rozemarijn: Heb je de slimme leerling gevraagd of hij/zij zelf argumenten had voor de ene of de andere stelling? Dat lijkt me namelijk interessanter dan een oplossing.

    De Algemene Nederlandse Spraakkunst (http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?07/02/03 ) beschouwt dit als een bijzondere vorm van het telwoord. De ANS geeft daar geen argumentatie bij, maar ik denk dat de beperkte omgeving waarin het voorkomt weinig aanknopingspunten biedt voor een andere ontleding. Zo kan er niet echt een lidwoord voor staan en is vervanging door "gewone" zelfstandige naamwoorden onmogelijk. Daarom zal de ANS niet hebben besloten tot de ontleding "zelfstandig naamwoord" (dat zou een voorstelbaar alternatief zijn). Ook heb je de regionale varianten 'wij waren met twee' in plaats van 'met zijn tweexebn' of 'wij waren met ons tweexebn,' waar dan toch weer de gewone vorm van het telwoord verschijnt. In de constructie 'met zijn X-en' zijn behalve het voornaamwoord 'allen' ten slotte alleen maar woorden mogelijk waarvan de basis in elk geval een bepaald hoofdtelwoord is. Dat rechtvaardigt de benoeming als telwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  79. Dag Taalprof,

    Een veelgebruikte middelbare-school methode Nederlands meldt me dat een zinsdeel dat een "hoeveelheid" bevat nooit de functie van lijdend voorwerp kan hebben. Een voorbeeld: Gert legt elke dag 16 kilometer af. 16 kilometer mag je volgens de auteur dus geen lijdend voorwerp noemen. Nu heb ik ooit eens geleerd dat het lijdend voorwerp als eigenschap heeft dat het een onderwerp kan worden. Met enige fantasie kun je van bovenstaande zin maken: 16 kilometer worden elke dag door hem afgelegd. Wat zit er achter de regel dat een l.v. geen hoeveelheid mag / kan bevatten? Is deze regel alom erkend?

    BeantwoordenVerwijderen
  80. @John: Ik vind het maar een vreemde regel. Ik denk dat hij in de methode bedacht is voor gevallen als 'dit weegt 2 kilo,' 'dit meet een meter,' waarbij het werkwoord een soort meting inhoudt. Het bijbehorende zinsdeel heeft wel eigenschappen van een voorwerp, maar ook van een bepaling. In een recente spraakkunst (die van Klooster) worden deze zinsdelen "pseudo-voorwerpen" genoemd.

    Het verwarrende van de regel zoals hij geformuleerd is, zit hem in het feit dat "gewone" lijdende voorwerpen best van een hoeveelheidsaanduiding voorzien kunnen worden, zoals in 'Ik schil drie kilo aardappelen.' Laat je dan het kernwoord weg, dan hou je over 'Ik schil drie kilo,' en dat blijft natuurlijk een gewoon lijdend voorwerp.

    Dus ik denk dat het gaat om die werkwoorden die een zogeheten "maatconstituent" vragen. Dat zijn werkwoorden als 'wegen,' 'kosten,' 'duren,' en 'meten.' Het lijkt me overigens interessanter als je leerlingen het bijzondere van die voorwerpen herkennen in plaats van dat ze mechanisch zo'n ezelsbruggetje toepassen. Want of je die voorwerpen uiteindelijk nu lijdende voorwerpen, bepalingen of pseudovoorwerpen noemt doet er dan niet eens zoveel toe.

    BeantwoordenVerwijderen
  81. Beste taalprof,

    Via mijn site www.beterontleden.nl kwam de volgende vraag binnen:

    als souvenir gaf de boerin wilde paddenstoelen aan mevrouw Pieterse

    wat is "als souvenir"? bijwoordelijke bepaling?

    Ik weet redelijk wat van ontleden, maar aan deze zin zaten wel wat haken en ogen. Vandaar dat ik de zin ook hier neerleg.

    BeantwoordenVerwijderen
  82. @Margit: Ik zou 'als souvenir' benoemen als een bepaling van gesteldheid. Immers, de wilde paddenstoelen zijn uiteindelijk een souvenir doordat ze met die bedoeling geschonken worden. Het is zeker niet zo dat 'als' hier een vergelijking inhoudt ('alsof de paddenstoelen een souvenir waren').

    Het geven van de paddenstoelen houdt tevens in dat de paddestoelen een souvenir worden. Daarom zou ik, binnen de bepaling van gesteldheid, kiezen voor de resultatieve werkwoordbepaling.

    Ik weet niet precies wat je voor methode aanhangt, maar er zijn ook methoden waar de bepalingen van gesteldheid gemakshalve onder de bijwoordelijke bepalingen gerekend worden. Maar als je voor beter ontleden staat moet je denk ik het onderscheid wel maken.

    BeantwoordenVerwijderen
  83. Beste taalprof

    Hoe leg ik stapsgewijs aan mijn leerlingen uit wat er mis is in de volgende zin:
    - de politie wil concreet dat er een verandering komt in de roofovervallen, strengere en betere controle in Amsterdam Zuid-oost, waar vanuit de Bijlmer veel activiteiten worden ontplooid.

    BeantwoordenVerwijderen
  84. Beste Taalprof,
    Ik ben op zoek naar criteria aan de hand waarvan je kunt bepalen of er sprake is van een samentrekking of niet. Bijvoorbeeld: 'Een minderheid van de sprekers en een meerderheid van de bezoekers vond(en) de congreslocatie goed genoeg.'
    De volgende passage in de grammatica van Klooster (p. 217) snap ik niet, terwijl ik haar wel graag zou willen snappen: "Het onderscheid tussen gevallen van zinsdeelnevenschikking en samentrekking bestaat hierin, dat bij zinsdeelnevenschikking de (door een voegwoord of asyndetisch) met elkaar verbonden stukken zinsdelen zijn, terwijl bij samentrekking stukken met elkaar worden verbonden waarvan er een of meer geen zinsdeel of zin zijn."
    Kun jij hier chocola van maken?
    Alvast dank,
    Roos

    BeantwoordenVerwijderen
  85. @Roos: Ik denk dat ik wel begrijp wat Klooster bedoelt. Theoretisch kun je elke nevenschikking van zinsdelen als samentrekking beschouwen. Bijvoorbeeld, als je zegt 'ik lees een boek en een krant' dan kun je zeggen dat het een samentrekking is van 'ik lees een boek en ik lees een krant.' En nog extremer: als je zegt 'Ik heb bruine en zwarte sokken' dan kun je dat analyseren als 'Ik heb bruine sokken en ik heb zwarte sokken.' In die gevallen is het echter gebruikelijker (en eenvoudiger) om te stellen dat het nevenschikkingen betreft van 'een boek en een krant,' of 'zwarte en bruine.' Waarom? In dat geval zijn beide delen van de nevenschikking al zinsdelen.

    Heb je echter een geval als 'Ik heb bruine en jij hebt zwarte sokken,' dan is 'ik heb bruine' niet als xe9xe9n zinsdeel te analyseren, en dus moet je wel aannemen dat hier sprake is van samentrekking.

    Kort gezegd komt de passage bij Klooster dus hierop neer: je spreekt pas over samentrekking als er geen andere mogelijkheid is. Een nevenschikking zonder samentrekking verdient de voorkeur, maar dan moeten wel beide delen van de nevenschikking afzonderlijke zinsdelen zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  86. @Dina: je vertelt er niet bij wat voor leerlingen je hebt: zijn het bovenbouw- of onderbouwleerlingen? Welk schooltype?

    Ik zou in elk geval niet uitgaan van de stelling dat er iets mis is met die zin, maar de leerlingen laten uitvinden hoe de zin in elkaar zit. Dat kun je sturen door ze bijvoorbeeld te vragen om een puntsgewijze opsomming te maken van wat de politie wil. Bij elk punt mogen ze geen enkele keer het voegwoord 'en' gebruiken, want dan heb je twee dingen. Die moeten ze opsplitsen.

    Waarschijnlijk krijg je dan drie dingen: (1) verandering (dat er een verandering in de roofovervallen komt); (2) strengere controle in Amsterdam-Zuidoost; (3) meer controle in Amsterdam-Zuidoost.

    In de zin zijn die drie dingen op een rare manier verbonden (laat ze ook uitzoeken hoe): (1) heeft de vorm van een bijzin ('dat er betere controle komt'), (2) en (3) zijn samengenomen in een zinsdeel met nevenschikking ('strengere en betere'), en dat zinsdeel is er gewoon achteraangezet. Heel kort gezegd staat er dus: de politie wil dat er verandering komt in de roofovervallen, strengere en betere controle in A'dam-ZO.

    De vraag is of dit zo bedoeld is. Misschien is inderdaad de bedoeling: de politie wil dat er verandering in de roofovervallen komt, dat er strengere controle komt in A'dam-ZO, en dat er betere controle komt in A'dam-ZO. Het kan ook zijn dat er een woordje is weggevallen en dat er bedoeld is: 'De politie wil dat er verandering in de roofovervallen komt, door strengere en betere controle in Amsterdam-ZO.' Wat vinden je leerlingen waarschijnlijker?

    Overigens is het dan nog een beetje krakkemikkig geformuleerd. De politie wil natuurlijk niet dat er iets in de roofovervallen verandert, maar in het aantal roofovervallen (dat moet kleiner worden).

    Ten slotte het laatste deel van de zin, de bijvoeglijke bijzin 'waar vanuit de Bijlmer veel activiteiten ontplooid worden.' Die bijzin hoort bij A'dam-ZO, dus de informatie is hier dat er in A'dam-ZO veel activiteiten ontplooid worden die vanuit de Bijlmer zijn opgezet. De bedoeling is natuurlijk om te zeggen dat veel van die roofovervallen vanuit de Bijlmer gepleegd worden, maar dat is wel op een heel bedekte manier gezegd. Laat je leerlingen de zin eens herformuleren zodat die informatie duidelijker wordt.

    BeantwoordenVerwijderen
  87. Beste taalprof,
    Het gaat in deze om leerlingen uit de bovenbouw van het vwo.Bedankt voor de opheldering. Ik las in een van hun brieven het volgende:het spijt ons u te melden dat wij lange tijd last van het lawaai dat tijdens het optreden in Ahoi gehouden wordt te hebben.
    Hoe pak ik dit aan?

    BeantwoordenVerwijderen
  88. @Dina: Weten ze wat een bijvoeglijke bijzin is? Kunnen ze die in deze zin opsporen en hem eruit halen? Dan hou je over 'Het spijt ons u te melden dat wij lange tijd last van het lawaai te hebben.' Volgens mij zien ze dan vanzelf wat er mis is.

    Een goede vuistregel bij dit soort problemen is kijken of je mogelijkheden ziet om in te zoomen op het relevante gedeelte van de zin, bijvoorbeeld door hem te (laten) vereenvoudigen. Ballast eruit, en je ziet het raamwerk van de opbouw.

    Het gaat er volgens mij om dat je leerlingen, en zeker bovenbouw vwo, die basisstructuren herkennen, ook in ingewikkelde zinnen.

    BeantwoordenVerwijderen
  89. @Dina: Laat je leerlingen eerst de bijzin eruit halen, dan de zin herstellen, en dan de bijzin er weer terug in plaatsen. Stel dan de expliciete vraag op welke plaats dat het beste kan gebeuren (meteen achter 'lawaai' of achter 'hebben'). Laat ze zelf kiezen en beargumenteren. Stimuleer discussie, bijvoorbeeld door argumenten voor het andere standpunt op te werpen.

    BeantwoordenVerwijderen
  90. Beste Taalprof, kunt u ons arbitreren in deze kwestie?
    "Als u daar straks loopt, en uzelf afvraagt hoe het zo gekomen is..." is volgens mij correct. Mijn corrector beweert echter dat het moet zijn: "Als u daar straks loopt, en u zichzelf afvraagt hoe het zo gekomen is...."
    Wie heeft er gelijk?
    Bij voorbaat dank voor uw moeite op deze voor het achter-de-PC-zitten zo geschikte rustige zondagochtend.

    BeantwoordenVerwijderen
  91. @Herman: de grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden, maar om erachter te komen hoe de taal in elkaar zit.

    Als het persoonlijk voornaamwoord 'u' het onderwerp is van een wederkerend werkwoord ('zich afvragen') zie je twee vormen optreden van het wederkerend voornaamwoord: 'uzelf' en 'zichzelf.' De eerste vorm kun je beargumenteren vanuit de observatie dat het hier om een tweede persoon gaat. In een gebiedende wijs, waar het onderwerp ontbreekt, zou niemand op het idee komen om te zeggen: 'Vraag zichzelf dat eens af!' Daar is het ongetwijfeld 'Vraag uzelf dat eens af!'

    Toch is in gewone zinnen ook die tweede vorm verdedigbaar. Vanwege het op elkaar botsen van twee u-klanken ('Hebt u uzelf dat afgevraagd?') kiezen taalgebruikers vaak voor de vorm 'zichzelf,' die wel eens beargumenteerd wordt vanuit de oorsprong van 'u' die in een derde persoon gelegen zou hebben ('uwe edelheid'). Die oorsprong is weliswaar niet zeker, maar die vorm 'zichzelf' is in de hedendaagse taal wel een realiteit.

    In taaladviezen wordt meestal de vorm 'uzelf' aangeraden, maar de overwegingen om voor 'zichzelf' te kiezen worden geaccepteerd.

    In jouw voorbeeldzin is sprake van samentrekking, waardoor de botsing van 'u' en 'uzelf' vermeden wordt. Daardoor valt die overweging voor 'zichzelf' weg. Je corrector verwijdert de samentrekking (daar is geen duidelijke reden voor), waardoor die overweging er ineens wel is. Jullie verschil van inzicht gaat dus misschien eerst over de vraag waarom het onderwerp in die tweede zin moet worden herhaald.

    BeantwoordenVerwijderen
  92. Als ik corrector was, zou ik 'zelf' eruit gooien. 'Zichzelf' is, aldus Van Dale, een nadrukkelijke vorm van 'zich' (en 'uzelf' van 'u', maar die vind ik niet in mijn ouwe Van Dale). In de voorbeeldzin hoor ik niets nadrukkelijks. Dus: "Als u daar straks loopt, en u (of zich) afvraagt hoe het zo gekomen is..." is misschien niet beter, wel korter, en korter is altijd beter. Toch?

    BeantwoordenVerwijderen
  93. Zou het te maken hebben met toevallig dan wel noodzakelijk wederkerende werkwoorden?
    Elders op deze site zeg ik zelf: "Hij corrigeert zichzelf" (niet een ander). Maar bij 'afvragen' is er geen ander. Dan zou ik niet zeggen: "Hij vraagt zichzelf af..." En nu vraag ik mij zelf af: is het ook fout?

    BeantwoordenVerwijderen
  94. @Johan Schipper: Ik ben niet op de hoogte van de argumentatie achter de taalnorm. Ik denk wel dat er iets zit in de beschrijvende uitspraak dat de vorm zonder 'zelf' meestal de inherent wederkerende werkwoorden betreft, maar helemaal zal dat niet overeenkomen. Ik kan mij voorstellen dat je 'zich' gebruikt bij toevallig wederkerende werkwoorden ('hij heeft zich weer eens belachelijk gemaakt'), misschien om aan te geven dat het een vaste combinatie betreft waarbij dat wederkerende voorwerp niet echt meer als een voorwerp gevoeld wordt, en anderzijds denk ik dat je 'zelf' ook om ritmische redenen kunt toevoegen bij inherent wederkerende werkwoorden ('zou ik mezelf zxf3 kunnen vergissen?')

    Maar goed, zoals ik al zei: waar een eventuele taalnorm op gebaseerd is, ik heb geen idee.

    BeantwoordenVerwijderen
  95. Beste Taalprof,

    Voor mijn masterscriptie wil ik verder ingaan op de manier waarop Tweets het beste overkomen en geen schade toebrengen aan bijvoorbeeld een bedrijf. Welke informatie heeft u gebruikt voor de blog over tweets van 16 februari?

    BeantwoordenVerwijderen
  96. @Tim: De blog van 16 februari gebruikte een tweet van @MinOCW (het officixeble twitteraccount van het Ministerie van OCW) als aanleiding voor een grammaticale uitweiding. De blog zelf ging niet over tweets. De titel ('Minder tweets foutloos') was een grammaticaal grapje omdat hij de vorm had van de grammaticale constructie die ik besprak (een zinsdeel met een los predicaat), en tegelijkertijd verwees naar de spelfout die er in de betreffende tweet stond.

    De blog bevatte geen analyse van het aantal fouten in tweets in het algemeen.

    BeantwoordenVerwijderen
  97. Beste taalprof,
    Ik weet niet of mijn vraag binnen de bedoeling van deze site valt, maar ik zou graag willen weten van welke werkwoorden de voltooid deelwoorden 'geboren' en 'getogen' zijn afgeleid.
    Tineke

    BeantwoordenVerwijderen
  98. @Tineke: 'geboren' komt van een oud werkwoord 'beran' (dragen), dat vroeger sterk was. Net als bij 'nemen' het voltooid deelwoord 'genomen' hoort, zo hoort bij 'beran' 'geboren.' Dit werkwoord ligt ook ten grondslag aan 'baren,' dat later zwak werd.

    'Getogen' komt van het werkwoord 'tijgen' dat "voeren, trekken, beginnen" betekent. Ik denk dat die laatste betekenis oorspronkelijk in de uitdrukking bedoeld is.

    En ja, dit heeft weinig met de grammatica te maken, maar zo'n vraag zoek ik toch altijd even na.

    BeantwoordenVerwijderen
  99. Beste taalprof,

    Mijn collegaxb4s en ik hebben de afgelopen dagen over de volgende zin geredeneerd. De zin luidt: Of de dader, zoals steeds het vermoeden is, gezocht moet worden in het recherche team, zegt de minister: Absoluut niet.
    Ik vind datje eerst de bijzin eruit moet halen en dan de zin herstellen. De zin die begint met xb4zoalsxb4hoort volgens mij niet daar thuis. maar welke zinvolle argumenten kan ik aanhalen om de zin te herstellen?

    BeantwoordenVerwijderen
  100. @Dina: vereenvoudiging is altijd een goed idee om te zien hoe een zin in elkaar zit. Ik zou inderdaad die bijzin 'zoals steeds het vermoeden is' er even uithalen. Er is geen twijfel over mogelijk dat dit een bijwoordelijke bijzin is, en hij is netjes afgegrensd. Dan hou je over 'of de dader gezocht moet worden in het rechercheteam, zegt de minister: absoluut niet.' Dat is een bijzin die begint met 'of' en eindigt met 'rechercheteam,' en een hoofdzin met als werkwoord 'zegt.'

    Nu lijkt de functie van die of-zin een probleem. Immers, onderwerp van 'zegt' is 'de minister,' en het lijdend voorwerp is de directe rede 'absoluut niet.' Dus wat is die of-zin? Of-zinnen zijn altijd onderwerp, voorwerp of bijvoeglijk, maar dat is hier dus niet mogelijk.

    Als je de bijzin nog meer vereenvoudigt (door zinsdelen te vervangen door voornaamwoorden of verwijzende bijwoorden) zou je ook moeten horen dat hij niet goed klinkt: 'Of hij daar gezocht moet worden, zegt de minister dit.'

    De constructie lijkt op een andere constructie die in de bedoelde betekenis gebruikelijk is: 'Op de vraag of hij daar gezocht moet worden, zegt de minister dit.' Vermoedelijk heeft de auteur van de zin deze constructie in gedachten gehad. Dan is 'op de vraag...worden' een bijwoordelijke bepaling met de 'of-zin' als bijvoeglijke bijzin.

    BeantwoordenVerwijderen
  101. Beste taalprof,
    Hoe zou je 'even' en 'nagaan' redekundig en taalkundig ontleden in de zin 'Kun je even nagaan of dat bericht klopt?'?
    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  102. @Tom: 'nagaan' is in deze zin de werkwoordelijke rest van het werkwoordelijk gezegde 'kun nagaan.' Taalkundig is het een zelfstandig werkwoord.

    'Even' is een bijwoordelijke bepaling, die naar mijn smaak modaal is ("bijwoordelijke bepaling van modaliteit"), omdat hij de houding aangeeft die de spreker ten opzichte van het gevraagde inneemt. Je zou het ook als een bijwoordelijke bepaling van tijd kunnen zien, maar die benoeming zou ik reserveren voor de interpretatie dat 'even' inderdaad "gedurende een beperkte hoeveelheid tijd" betekent. In alle gevallen is 'even' een bijwoord. Het valt onder de modaalpartikels.

    BeantwoordenVerwijderen
  103. Ik heb een vraag over het gebruik van 'voorin' in een zin.
    Het gaan om de volgende zinsvolgorde: ze liggen voor in de kerk. Moet 'voor' en 'in' juist aan elkaar of los van elkaar????

    BeantwoordenVerwijderen
  104. @Gea: Hee, daar heb ik al eens iets over geschreven! Hier staat het: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2008/09/achterin-is-het.html

    De log bevat een makkelijk antwoord, en een problematiserende uitweiding.

    Bedenk ook dat dit een spellingkwestie is, en de taalprof is niet zo van de spelling.

    BeantwoordenVerwijderen
  105. gaat het hier ook over woorden? De laatste tijd hoor ik allerlei media de term "het matras" gebruiken, terwijl het volgens mij altijd "de matras" is geweest.

    Wat is eigenlijk het verschil tussen "de idee" en "het idee"?

    En wie heeft bepaald dat inname, toename afname deelname worden vervangen door inneming, toeneming, afneming en deelneming(!) ?

    BeantwoordenVerwijderen
  106. Hallo Taalprof,

    Hoe zou jij de volgende zinnen ontleden?

    (1) Dat kost je twintig euro.
    (2) Das kostet dich zwanzig euro.

    In het geval van (1) zou ik "je" als belanghebbend voorwerp benoemen en "twintig euro" als specificerend complement of eventueel complementerende bepaling. Bij (2) kom ik met die ontleding alleen in de knoop door de accusatiefvorm "dich", die me de kant op stuurt van een lijdend voorwerp.

    BeantwoordenVerwijderen
  107. @Henk: Jouw ontleding van (1) lijkt mij heel goed te verdedigen. In de grrammatica van Klooster worden die hoeveelheidsbepalingen "pseudovoorwerpen" genoemd, en ook daar is wel wat voor te zeggen. De benoeming "belanghebbend voorwerp" (of meer in het algemeen "indirect object") kan prima gemotiveerd worden vanuit de mogelijkheid om het voorzetsel 'voor' bij te plaatsen (al moet het voornaamwoord daar de volle vorm voor hebben), en vanuit de onmogelijkheid om een lijdende vorm te maken.

    Die vierde naamval in het Duits is natuurlijk wel eigenaardig, maar ook daar is "lijdend voorwerp" niet meteen voor de hand liggend. Immers, ook die hoeveelheidsbepaling staat in de vierde naamval, niet? Tenminste, het is toch zo dat je zou zeggen 'Das kostet dich nur einen euro,' nietwaar?

    Het gaat er natuurlijk om dat de criteria voor die benoeming niet helemaal sluitend zijn. In het Duits kom je er misschien nog mee weg om alleen de naamval bepalend te laten zijn (maar dan heb je hier dus twee lijdende voorwerpen), en in het Nederlands zou de bijplaatsing van het voorzetsel doorslaggevend kunnen zijn, maar het is een feit dat betekeniscriteria snel twijfel zaaien, omdat je het idee hebt dat zo'n benoeming niet louter syntactisch is maar ook semantisch (ten minste thematisch).

    Maar stel dat je zuiver syntactisch te werk zou willen gaan en op grond daarvan er in het Nederlands een indirect en in het Duits een direct object van maakt, is dat erg? Of iets specifieker: in hoeverre is dat erg?

    BeantwoordenVerwijderen
  108. Ik snap niet waarom je dan in het Duits twee lijdende voorwerpen zou moeten hebben. Als je "dich" als lijdend voorwerp benoemt, kan "zwanzig euro" net als in het Nederlandse geval een specificerend complement/complementerende bepaling/pseudovoorwerp worden, lijkt me. Of beschouw jij die als een soort lijdende voorwerpen? Of sta je ze niet toe in zinnen met een lijdend voorwerp?

    Het onbevredigende van een verschillende ontleding van (1) en (2) is dat de argumenten die je gebruikt om "je" in (1) als indirect object te benoemen ook kunnen worden toegepast op "dich" in (2). Als ik "dich" dan toch als lijdend voorwerp benoem, dan vraag ik me af of ik met welk argument ik diezelfde benoeming van "je" nog kan verwerpen. Afijn, je begrijpt het dilemma.

    Het mooiste zou zijn als bleek dat (1) en (2) alleen oppervlakkig gelijk zijn, maar het Nederlandse en Duitse "kosten" in werkelijkheid verschillende thematische rollen verdelen. Ik zie dat verschil echter nog niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  109. @Henk: Ik snap dat onbevredigende wel, maar in het Duits heb je dat naamvalsargument, dat je in het Nederlands niet hebt. Daarmee kun je in het Duits argumenteren dat 'dich' geen indirect object is, maar ik zie niet goed hoe je dat argument voor het Nederlands geldig kunt krijgen. Ik dacht dat er wel meer indirecte objecten in het Nederlands waren die in het Duits toch vierde naamval kregen.

    Ik heb ook wel eens betoogd dat je 'kosten' hier als een koppelwerkwoord kunt zien (je hebt ook varianten als 'Die tafel is twintig euro'). Ook dat zou een argument tegen een lijdend voorwerp kunnen zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  110. Taalprof,
    Ik heb een vraag over uitroepende voornaamwoorden.
    'Wat ben jij toch gemeen!'
    Wat is de redekundige ontleding van het zinsdeel 'wat'?
    Alvast bedankt

    BeantwoordenVerwijderen
  111. Hallo Taalprof,
    Ik heb de zin: Mijn stem is rauw van het schreeuwen.
    mijn stem - o
    is - koppelww
    rauw - naamwoordelijk deel van het gezegde.
    maar daarna loop ik vast...
    Kun je me op het juiste spoor zetten voor 'van het schreeuwen'.
    Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  112. @Joris: Ik zou zeggen dat in jouw zin het uitroepend voornaamwoord aansluit op het bijvoeglijk naamwoord 'gemeen.' Het is de uitroepende tegenhanger van 'Jij bent toch zxf3 gemeen.' Daarmee is het een soort graadbepaling, en dus valt het onder de bijwoordelijke bepalingen.

    BeantwoordenVerwijderen
  113. @Jorien: Ik zou 'van het schreeuwen' benoemen als een bijwoordelijke bepaling, en wel omdat het de oorzaak van het rauw zijn van je keel aangeeft. Meer specifiek is het dus een bijwoordelijke bepaling van oorzaak.

    BeantwoordenVerwijderen
  114. Hilde Keteleer8 maart 2011 om 03:41

    Congruentie van de werkwoorden altijd of niet absoluut nodig in geval het een algemeen feit betreft? VB 'Men zei me dat een melanoom goedaardiger is/was dan ik dacht.'

    BeantwoordenVerwijderen
  115. Taalprof, bedankt voor uw antwoord. Ik heb nu een ander vraagje, over de voorwerpsvormen van persoonlijke voornaamwoorden. In de ANS staan de volgende voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden als naamwoordelijk deel.
    (6) (Bij het bekijken van een foto: ) Dat is Kristel, dat is Theo, en dat ben JIJ.
    (7) A: Ben IK dat? Dat kan niet! B: Heus waar, dat bxe9n JE.
    (8) Die flinke jongens, waarover jullie net hoorden spreken, dat zijn WIJ.
    (9) Er is er xe9xe9n jarig, hoera, hoera - dat kun je wel zien, dat is ZIJ.

    Zeker in zin 9 lijkt me al helemaal duidelijk dat 'dat' naamwoordelijk deel is: Zij is jarig - zij is dat. Maar ook in de andere zinnen lijken me de persoonlijke voornaamwoorden het onderwerp. Je ziet vaak 'ben' en 'bent' (wat m.i. wijst op ik/jij als onderwerp), en in een bijzin is de volgorde voegwoord-onderwerp-naamwdeel-werkwoorden. Dit levert in alle zinnen 'dat' als naamwoordelijk deel op.
    De voorbeelden van niet-onderwerpsvormen als naamwoordelijk deel vind ik overtuigender.
    (16a) Als ik Jxd3U was...
    (18) Hij/zij is 'M.
    (19) Is dat de bakker? Ja, het is 'M.
    Wanneer is iets nou onderwerp? En zijn de persoonlijke voornaamwoorden in de onderwerpsvorm nou dus wel echt naamwoordelijk deel? Ik denk dus dat ze alleen in de zinnen vanaf 16 naamwoordelijk deel zijn. Maar dan rijst bij mij de vraag: waarom staan deze naamwoordelijke delen niet in de onderwerpsvorm?

    BeantwoordenVerwijderen
  116. @Hilde Keteleer: Volgens mij voel je het zelf al. Het zou toch tegenintuxeftief zijn als iemand zou beweren dat die congruentie van werkwoordstijden verplicht is? Het is net wat je zegt: door de tegenwoordige tijd in deze bijzin benadruk je dat het om een nu nog geldig feit gaat.

    Maar zoals gebruikelijk voeg ik toe: de grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. de grammatica levert je alleen de middelen om te zien hoe je taal in elkaar zit.

    BeantwoordenVerwijderen
  117. @Joris: Noem het maar een vraagje! Je vraagt hier naar een van de grote puzzels uit de Nederlandse grammatica. Er is geen taalkundige (althans geen serieuze) die hier het antwoord op weet.

    De kwestie is in een paar woorden uiteengezet, maar de analyse is uiterst onzeker. Neem de twee gevallen 'Die man daar, dat ben ik' (zinsklemtoon op 'ik') en 'Hartstikke boos, dat ben ik' (klemtoon op 'dat,' hele zin is min of meer een uitroep). Zou je die laatste drie woorden in die twee gevallen anders ontleden? In het eerste geval verwijst 'dat' naar 'die man,' in het tweede naar 'hartstikke boos.' In het laatste geval is 'dat' zeker naamwoordelijk deel, niet? En in het tweede?

    Soortgelijk geval: 'dat is taal.' Dubbelzinnig, nietwaar? Hier heb je een extra argument voor twee ontledingen: de plaatsing van het woordje 'ook': 'dat is ook taal' en 'dat is taal ook' zijn beide niet meer dubbelzinnig. Dat lijkt er op te wijzen dat 'taal' in het tweede geval onderwerp is (want naast de persoonsvorm) en in het eerste niet.

    Nog eentje dan: 'omdat jij het bent.' Weer die gekke dubbelzinnigheid, maar nu in een bijzinsvolgorde, waar eigenlijk het onderwerp voorop zou moeten staan.

    Het lijkt erop dat er in het Nederlandse taalsysteem een conflict is ontstaan tussen die naamvalsvormen, de naamwoordelijke delen en de congruentie met de persoonsvorm. Maar hoe het precies in elkaar zit, daar zijn de geleerden het niet over eens.

    Overigens ben ik het met je eens dat je in 'er is er een jarig, dat kun je wel zien dat is zij' kunt volhouden dat 'dat' naamwoordelijk deel is (onder de argumentatie dat het verwijst naar 'jarig'). Dat lijkt me zelfs de meest waarschijnlijke analyse.

    BeantwoordenVerwijderen
  118. Mijn stem is rauw van het schreeuwen.

    Wat is 'van het schreeuwen' hier voor zinsdeel?

    Of moet ik 'rauw van het schreeuwen' als een geheel nemen en naamwoordelijk deel van het gezegde noemen.

    Bedankt, Jorien
    (P.S ik had deze vraag gisteren ook gepost, maar ik zie hem nu niet meer staan hier..)

    BeantwoordenVerwijderen
  119. Sorry, ik had niet gezien dat er een tweede bladzij was..
    Gevonden dus, en bedankt!
    Jorien

    BeantwoordenVerwijderen
  120. Beste taalprof,

    Kunt u mij helpen met deze zin? xb4Historisch werd er een overzicht gegeven, die lang geleden begonnen werd met de drooglegging van de poldersxb4.
    Ik vraag me af of er wel op historische wijze een overzicht kan worden gegeven? En als het gaat om het overzicht, dan moet er verwezen worden met xb4datxb4. Ik denk dat de bijzin de zaak gecompliceerd maakt.

    BeantwoordenVerwijderen
  121. @Dina: Ik vind het een beetje een vreemde formulering, 'historisch werd er een overzicht gegeven.' Ik zou eerder iets verwacht hebben als 'Er werd een historisch overzicht gegeven.' Jouw zin lijkt alleen te passen in een context waarin er ook in andere opzichten overzichten worden gegeven (bijvoorbeeld architectonisch, sociologisch of cultureel). In dat geval is 'historisch' een bijwoordelijke bepaling van beperking ("met betrekking tot de historische kant van de zaak").

    Inderdaad zou het betrekkelijk voornaamwoord bij 'overzicht' 'dat' moeten zijn. Misschien dat de auteur het woord 'geschiedenis' op het oog heeft gehad en dat vervangen heeft vanwege de gelijkenis met 'historisch.'

    BeantwoordenVerwijderen
  122. Gexeberde taalprof,

    Waarom staat op de makelaarsborden in Nederland "te koop", terwijl er op de Duitse borden "zu kaufen" staat?

    Het lijkt mij logischer dat er na "te" een infinitief komt, zoals dat ook gebeurt in het Duitse voorbeeld. De Van Dale geeft bij "te" ook als mogelijkheid: "met het doel van" (wel in combinatie met "aanbieden": "te koop aanbieden"). Maar waarom wordt er dan bij "te koop" de nominalisatie van "kopen" gebruikt, terwijl bij afbeeldingen doorgaans niet staat "te bekijk", maar "te bekijken"?

    BeantwoordenVerwijderen
  123. @Louis: ik vraag me af of het hier wel om de nominalisatie van het werkwoord gaat, want je hebt ook varianten als 'te geef' (en ik vind ook voorkomens van 'te neem' opgetekend in oudere naslagwerken, en 'te krijg' in recentere bronnen), en dat is zeker geen nominalisatie, want dan zou je 'te gift' of 'te gave' verwachten.

    Aan de andere kant is het geen productieve constructie, dus het is lastig argumenteren. Maar in die gevallen geldt wat ik in mijn laatste logje zeg: als het woord morfologisch een werkwoord is en je hebt geen goede argumenten om het in het voorkomende geval anders te doen, dan is het een werkwoord.

    Ik zou zeggen dat de productieve constructie in het hedendaagse Nederlands die met het hele werkwoord is (net als in het Duits) en dat er een paar versteende gevallen bestaan met alleen de stam van het werkwoord (of de imperatief, dat is niet goed te zeggen).

    BeantwoordenVerwijderen
  124. @Taalprof: Met dat antwoord kan ik goed leven. Ik stoorde me er altijd een beetje aan, en nu er steeds meer huizen te koop komen te staan, ben ik blij dat het toegelicht is!

    BeantwoordenVerwijderen
  125. Is de zin: 'het lijkt erop dat het speelveld en de doelen zijn vastgeleged, maar de spelregels door de individuele spelers zelf moeten worden bepaald' een analogie indien dit ter illustratie gebruikt wordt in een verhaal waarbij iets soortgelijks geldt (dus in mijn geval worden de kaders door de wet bepaald en moeten de bedrijven zelf het kader, naar eigen inzicht, invullen).
    Of is hier een ander/ beter woord voor dan analogie?

    BeantwoordenVerwijderen
  126. @Tam: Ik zou dit een metafoor noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  127. een vriend van mij begint altijd zinnen met ja zeker wel bijv: jazekerwel de wiskundeleraar is aardig. is dat gramaticaal goed?

    BeantwoordenVerwijderen
  128. @Kim: grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. Met de grammatica kun je alleen maar beschrijven hoe je taal in elkaar zit. Het lijkt erop dat je vriend 'jazeker wel' gebruikt als een zogeheten "tussenwerpsel," een zinsdeel dat de woordvolgorde van de zin niet bexefnvloedt. Immers, de persoonsvorm in je zin is 'is,' daarvoor staat het onderwerp 'de wiskundeleraar,' en ik denk dat 'jazeker wel de wiskundeleraar' niet xe9xe9n zinsdeel is (ook niet in de bedoeling van je vriend).

    Ik zou verwachten dat deze zin wordt uitgesproken met een (lichte) komma-intonatie na 'jazeker wel.' Kleine tussenwerpsels zoals 'ja' of 'nou' kunnen vrijwel zonder intonatiebreuk aan de zin vastplakken, maar hoe langer zo'n tussenwerpsel wordt, hoe opvallender die komma. Vergelijk 'ja de wiskundeleraar is aardig,' 'jawel de wiskundeleraar is aardig,' 'jazeker wel de wiskundeleraar is aardig,' en 'ja inderdaad de wiskundeleraar is aardig.'

    Je schrijft 'jazekerwel' aan elkaar. Ik vermoed dat je dat in de uitspraak niet echt kunt horen.

    BeantwoordenVerwijderen
  129. Ik beschouw hem als mijn biologische vader.
    voorzetzelvoorwerp, bijwoordelijke bep.?????

    BeantwoordenVerwijderen
  130. @Jan van Gorkum: In 'iemand als iets beschouwen' is 'iemand' lijdend voorwerp. Die analyse wordt ondersteund door de lijdende vorm 'iemand wordt als iets beschouwd.'

    Het zinsdeel 'als iets' is een van de klassieke verschijningsvormen van de bepaling van gesteldheid. Immers, als je iemand als biologische vader beschouwt, dan is hij in jouw opvatting je biologische vader. Er bestaat dus met andere woorden, een naamwoordelijk verband (een "zijn-predikatie") tussen die iemand en 'mijn biologische vader.' Het voegwoord 'als' is hier zonder betekenis toegevoegd.

    Je kunt in deze constructie het predikaat 'mijn biologische vader' zelfs vervangen door een bijvoeglijk naamwoord: 'ik beschouw hem als zeer geschikt voor deze functie,'

    BeantwoordenVerwijderen
  131. in een gedachtenisprentje kan gezegd worden "Zij was een zelfbewust en zelfstandig mens" maar het kan ook zijn "een zelfbewuste en zelfstandige mens". Ga je uit van het mens of de mens?
    Beide zal kunnen maar wanneer zeg je wat?

    BeantwoordenVerwijderen
  132. Beste Taalprof,

    ik kwam op de website beterspellen.nl de volgende zin tegen: "Je schrijft: "hij tuimelt ervanaf" (zonder spatie), maar "het hangt ervan af" (met een spatie).".

    Nu vraag ik mij af waarom we 'ervanaf' aan elkaar schrijven, terwijl we 'er', in mijn ogen beter los kunnen schrijven. Dus "hij tuimelt er vanaf" en "het hangt er van af".

    Kan je me duidelijk maken waarom het beter is om dit aan elkaar te schrijven?

    BeantwoordenVerwijderen
  133. @Willem Zwart: Om de een of andere reden klinkt 'Zij was een zelfbewust en zelfstandig mens' mij natuurlijker in de oren, ondanks het feit dat 'het mens' een negatieve klank heeft (die dus ontbreekt in jouw voorbeeld).

    Ik denk dat het komt omdat de betekenis van 'mens' hier meer in de richting gaat van "individu" of "persoon." Wat je in feite wilt zeggen is 'Zij was zelfbewust en zelfstandig,' en het woord 'mens' is toegevoegd omdat je die twee eigenschappen als onderdeel van xe9xe9n persoonlijkheid wilt benadrukken.

    BeantwoordenVerwijderen
  134. @Thijs: Jij vraagt je af waarom we 'ervanaf' schrijven, omdat je vindt dat we 'er' beter los kunnen schrijven. Maar waarom vind je dat?

    Hoewel de taalprof niet zo van de spellingkwesties is, gaat het hier om de vraag wanneer iets een woord is. Want je zou twee elementen aan elkaar moeten schrijven als ze samen xe9xe9n woord vormen, en los als ze twee woorden zijn. Nou zijn er veel gevallen waarin die grens niet duidelijk te trekken is. Is 'aanbellen' xe9xe9n woord of twee (je kunt het splitsen, dus het zouden best twee woorden kunnen zijn)? Is 'te bellen' xe9xe9n woord of twee (je kunt het niet splitsen, dus je zou het best xe9xe9n woord kunnen vinden)?

    In dit geval gaat het om de spelling van het voornaamwoordelijk bijwoord 'ervanaf.' Daarvan wordt in de spellingregels gezegd: dat spellen we indien mogelijk aan elkaar. Er zijn twee omstandigheden waarin dat onmogelijk is: (1) Als er een ander woord tussenin staan (beetje flauw misschien), en (2) Als een deel niet bij het voornaamwoordelijk bijwoord hoort, maar bij een ander woord (bijvoorbeeld het werkwoord).

    In jouw tweede voorbeeld gaat het om 'ervan afhangen,' en 'af' hoort dus bij 'hangen.' In het eerste voorbeeld is het niet 'ervan aftuimelen' (het werkwoord 'aftuimelen' bestaat niet), dus 'af' hoort hier bij 'ervan.'

    BeantwoordenVerwijderen
  135. Roosje wil van de Taalprof weten wat het historisch presens is, waar en hoe het gebruikt wordt. Alvast bedankt voor de reactie.

    BeantwoordenVerwijderen
  136. @Roosje: Als je een tegenwoordige tijd gebruikt om een gebeurtenis in het verleden te beschrijven, dan noem je dat met een Latijnse naam "presens historicum," de tegenwoordige tijd over het verleden.

    Je ziet het vaak in een levendig verhaal: 'Gisteren stap ik op mijn fiets en zie ik ineens een konijntje de weg oversteken.' In plaats van 'stapte' en 'zag' krijg je 'stap' en 'zie.'

    Het effect is dat de luisteraar, of de lezer, meer bij het verhaal betrokken wordt. Het is net of je erbij bent.

    BeantwoordenVerwijderen
  137. Hoe ontleed je de zin 'Waar een wil is, is een weg'?
    De pv is duidelijk: de tweede 'is'. Als je daarop de getalsproef toepast, zou 'een weg' het onderwerp zijn. Maar is dat wel zo? Normaalgezien kan je in een hoofdzin de volgorde O-pv of pv-O niet doorbreken. Hier kan dat echter wel: 'Waar een wil is, is ook een weg.' Daaruit zou je dan kunnen concluderen dat 'een weg' niet het onderwerp is, maar 'Waar een wil is'. 'Een weg' zou dan NWD zijn. Of BWB? Want is 'is' een koppelwerkwoord of zelfstandig ww? Het kan volgens mij alletwee, want zijn kan hier ook in de betekenis 'zich bevinden' gebruikt worden.
    Kan u mij over deze twee vragen iets meer uitleg (of uitsluitsel) geven?

    BeantwoordenVerwijderen
  138. @Ann De Boeck: Dat je in een hoofdzin het onderwerp niet van de persoonsvorm zou kunnen scheiden, is een betreurenswaardig vuistregeltje, dat vrijwel niets te betekenen heeft.

    Met name wanneer het onderwerp onbepaald is, kan het verderop in de zin staan, waarbij naast de persoonsvorm al dan niet een plaatsonderwerp 'er' staat (in jouw voorbeeldzin zou je 'er' kunnen toevoegen: 'Waar een wil is, is er ook een weg.')

    Echter, ook bepaalde onderwerpen kunnen van de persoonsvorm gescheiden worden. Een voorbeeld is: 'In onze stad komt volgende week de koningin op bezoek.' Een doodnormale zin, waarin er geen twijfel mogelijk is dat 'de koningin' het onderwerp is en 'komt' de persoonsvorm. En toch staat er een bijwoordelijke bepaling van tijd tussen.

    In jouw zin is 'een weg' dus gewoon het onderwerp. 'Is' is naar mijn mening hier een zelfstandig werkwoord, vanuit de argumentatie dat het hier de betekenis "bestaan" heeft. De bijzin 'waar een wil is' (waarin 'is' ook zelfstandig is), is een bijwoordelijke bijzin van plaats (eventueel voorwaarde, maar eenvoudigheidshalve zou ik van plaats uitgaan).

    BeantwoordenVerwijderen
  139. Hannah de Vreugd26 maart 2011 om 05:36

    Beste Allemaal,

    Ik had een vraagje over de constructie een luxueus ingerichte camping. Is luxueus hier een bijvoegelijke bepaling of een bijwoordelijke bepaling?

    Dan had ik nog een vraag over de zinsconstructie op de tafel in de huiskamer lagen tijdschriften. Is in de huiskamer hier een bijvoegelijke bepaling?

    Ik hoop wat te horen,

    Groetjes Hannah

    BeantwoordenVerwijderen
  140. @Hannah de Vreugd: Het is hier niet de camping zelf die luxueus genoemd wordt (dan zou het de 'luxueuze ingerichte camping') hebben moeten zijn, het is de inrichting die luxueus is. 'Luxueus' is dus een predicatie bij 'ingericht.' 'Ingericht' is een als bijvoeglijk naamwoord genoemd voltooid deelwoord, dus geen zelfstandig naamwoord.

    Een predicatie bij een zelfstandig naamwoord (of voornaamwoord) is bijvoeglijk, alle andere predicaties zijn bijwoordelijk. Deze is dus bijwoordelijk.

    In jouw tweede zin zijn er twee manieren om de 'op de tafel in de huiskamer' op te vatten: als een nevenschikking van twee plaatsbepalingen ('Op de tafel, (en) in de kamer') of als een plaatsbepaling waarbij de plaats van de tafel nader bepaald wordt.

    In het eerste geval is 'in de huiskamer' bijwoordelijk, in het tweede is het bijvoeglijk (want het hoort bij het zelfstandig naamwoord).

    BeantwoordenVerwijderen
  141. Geachte Taalprof,

    In de NRC van vandaag kwam ik de volgende zin tegen.

    Er is altijd veel discussie geweest in hoeverre Israxebl een nieuwe factor was in het land.

    Hoe zou u deze zin redekundig ontleden en dan met name de woorden na geweest?

    Met vriendelijke groet,
    Nynke

    BeantwoordenVerwijderen
  142. @Nynke: Ik zou 'in hoeverre Israxebl een nieuwe factor was in het land' een bijzin noemen. Die bijzin begint met een vragende bijwoordelijke woordgroep 'in hoeverre' (net zoals bijvoorbeeld 'Ik weet niet op welke plaats die pen ligt').

    De bijzin zelf heeft mijns inziens de functie van een bijvoeglijke bepaling bij 'discussie.'

    'Er' is plaatsonderwerp, 'veel discussie' is onderwerp, en 'is geweest' is hier werkwoordelijk gezegde, omdat de betekenis "bestaan" is.

    De bijzin voelt wel aan als een voorzetselvoorwerpachtig zinsdeel(omdat je zou kunnen argumenteren dat je een voornaamwoordelijk bijwoord 'erover' kunt toevoegen), maar dat zinsdeel past niet bij het gezegde 'is geweest.' Je moet de bijzin wel als bijvoeglijk begrijpen bij het woord 'discussie.'

    BeantwoordenVerwijderen
  143. Hoe benoem je het woord 'gek' in de zin 'Ik ben gek op haar.'
    Is dit een adpv (niet werkwoordelijk deel van een werkwoordelijke uitdrukking) of is het eerder een ndgez bij het koppelwerkwoord 'zijn'?

    BeantwoordenVerwijderen
  144. @Elke: Ik zou zeggen: dat laatste. Immers, voor een werkwoordelijke uitdrukking zou het werkwoord een onlosmakelijk deel van de uitdrukking moeten zijn. En het werkwoord 'zijn' is inwisselbaar voor 'worden, blijven, lijken, blijken, schijnen...' met andere woorden: het werkwoord is een gewoon koppelwerkwoord. Dus is het ook een gewoon naamwoordelijk gezegde.

    Ik snap de verwarring wel. Als je zegt dat je 'gek op haar' bent, dan ben je natuurlijk niet echt gek. Het woord 'gek' is hier in een afgeleide betekenis gebruikt. Maar gek of niet gek, het blijft in dit geval toch iets wat je bent.

    Een ander punt is 'op haar.' Je zou 'gek op haar' als xe9xe9n zinsdeel kunnen zien (maar dat doe jij blijkbaar niet), of je ziet 'op haar' als een apart zinsdeel. Dan is het in elk geval een voorwerp bij het naamwoordelijk gezegde. Je zou het voorzetselvoorwerp of desnoods oorzakelijk voorwerp kunnen noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  145. Beste taalprof

    U krijgt van mij de toelating om nog decennia door te gaan met uw fantastische site.

    Maar nu we toch bezig zijn, welk zinsdeel is "van mij" in de vorige zin?

    zonnige groet uit Belgixeb

    BeantwoordenVerwijderen
  146. @Pieter: 'van mij' in 'iets van mij krijgen' zou ik benoemen als een bijwoordelijke bepaling. Hij valt in een brede betekenisklasse van bijwoordelijke bepalingen die oorzaak of oorsprong aanduiden. Dat onderscheid is vaak niet goed te maken. Bij het werkwoord 'krijgen' heb je redelijk wat variatie in betekenis. In 'de griep van iemand krijgen' gaat het om een pure oorzaak, en bij 'een kado van iemand krijgen' is meer een handelende persoon bedoeld.

    In dit opzicht lijkt de bepaling met 'van' wel een beetje op de bepalingen met 'door.' Daar zit ook zo'n variatie in van oorzaak naar handelende persoon.

    Misschien heb je de neiging om te denken dat 'van' een vast voorzetsel is bij het werkwoord, of denk je aan de overeenkomst tussen 'krijgen' en 'geven' en het feit dat degene van wie je iets krijgt dezelfde is als degene die je iets geeft (het onderwerp). Daardoor zou je kunnen denken aan een voorwerp. Bedenk dan dat je ook die door-bepalingen dan voorwerp zou moeten noemen (of een aparte zinsdeelnaam ervoor verzinnen). Een van de problemen daarbij is de gesignaleerde betekenisvariatie, die duidelijk de kant van de bijwoordelijke bepaling op gaat.

    Tegen de benoeming 'voorzetselvoorwerp' pleit het feit dat er een betekenis in het voorzetsel zit. Dat is bij voorzetselvoorwerpen niet het geval.

    BeantwoordenVerwijderen
  147. Beste taalprof,

    Kunt u mij het verschil uitleggen tussen het hulpwerkwoord van tijd en het hulpwerkwoord van de lijdende vorm?

    BeantwoordenVerwijderen
  148. @Rebecca: In dit logje zet ik alle hulpwerkwoorden op een rij, dus ook de twee waar je naar vraagt: http://bit.ly/eG9hDr

    Het verschil tussen het hulpwerkwoord van tijd en dat van de lijdende vorm komt hierop neer: het hulpwerkwoord van tijd geeft de voltooide tijd aan, en het hulpwerkwoord van de lijdende vorm is nodig voor een omzetting van de zin waardoor het voorwerp het onderwerp wordt.

    Het hulpwerkwoord van tijd is 'hebben' of 'zijn.' De keuze is afhankelijk van het werkwoord waar je het bij zet. Bij 'werken' krijg je 'hebben' ('hebben gewerkt'), en bij 'afvallen' krijg je 'zijn' ('zijn afgevallen'). In beide gevallen heb je voltooide tijd, die je kunt herkennen doordat je een woord als 'zaterdag' erbij in het verleden, maar ook in de toekomst kunt gebruiken: 'ik heb zaterdag gewerkt' kan een beschrijving zijn van afgelopen zaterdag, maar ook een voorspelling dat je vxf3xf3r aanstaande zaterdag gewerkt zult hebben. Hetzelfde bij 'ik ben zaterdag 10 kilo afgevallen.'

    Het hulpwerkwoord van de lijdende vorm is altijd 'worden' of 'zijn.' Bij 'worden' zie je duidelijk de omzetting van de zin: 'De kroket wordt gegeten' is een omzetting van 'iemand eet de kroket.'

    De twee kunnen ook samenvallen, namelijk als het hulpwerkwoord van de lijdende vorm 'zijn' is. Dan is het eigenlijk xf3xf3k hulpwerkwoord van tijd. Dan is het namelijk ook voltooide tijd. Kijk maar naar het verschil tussen 'de kroket wordt zaterdag gegeten' (altijd een voorspelling), en 'de kroket is zaterdag gegeten' (dubbelzinning, dus voltooide tijd).

    De afspraak is dat je bij samenvallen van die twee functies (hulpwerkwoord van tijd xe9n lijdende vorm) het hulpwerkwoord benoemt als hulpwerkwoord van de lijdende vorm. Waarom? Omdat dat de belangrijkste functie is, met de grootste gevolgen voor de rest van de zin (die hele omzetting).

    BeantwoordenVerwijderen
  149. Wauw, hartstikke bedankt! Ik snap het nu!

    BeantwoordenVerwijderen
  150. Judith de Pree5 april 2011 om 03:20

    Hallo Taalprof,
    ik heb een vraag over zinsontleding. In de zin: "Hij heeft die vergunningen nodig", hoe benoem ik dan "nodig"? Gr,

    BeantwoordenVerwijderen
  151. @Judith de Pree: Er zijn twee mogelijkheden. Je zou eenvoudigheidshalve kunnen zeggen dat hier sprake is van een complex werkwoord 'nodig hebben' (dat je dan toevallig niet aan elkaar schrijft), maar de eigenlijke ontleding is dat 'nodig' een bepaling van gesteldheid is.

    In deze zin onderhoudt het woord 'nodig' een zijn-betekenis met het lijdend voorwerp 'vergunningen.' Die vergunningen zijn voor jou nodig. Dat is het klassieke beeld van de derde soort bepaling van gesteldheid: het werkwoordcomplement (vandaar de andere analyse als complex werkwoord).

    'Nodig hebben' komt hierin overeen met bijvoorbeeld 'leuk vinden' of 'kapot maken.' In al die gevallen heb je een heel sterke relatie tussen bepaling van gesteldheid en werkwoord, zodat je de indruk hebt dat ze samen een geheel vormen. In het geval van 'kapot maken' zie je zelfs dat het al aan elkaar geschreven wordt: 'kapotmaken.'

    Het hangt er dus een beetje van af: als je een schoolmethode volgt waar de bepaling van gesteldheid geen plaats heeft, moet je er wel voor kiezen om 'nodig hebben' als een werkwoord te benoemen. Anders is bepaling van gesteldheid de beste keuze.

    BeantwoordenVerwijderen
  152. Hoi Taalprof,

    Hoe zou u 'lang geleden' taalkundig benoemen in een zin als: 'Lang geleden is gebleken dat...'

    Bij voorbaat dank,

    Groetjes,

    Robin

    BeantwoordenVerwijderen
  153. @Robin: In jouw voorbeeldzin is 'lang geleden' zonder twijfel een bijwoordelijke bepaling van tijd. Je kunt hem hier probleemloos vervangen door andere, zekere bijwoordelijke bepalingen van tijd, zoals 'ooit.'

    Ik denk dat ik wel begrijp waar je vraag vandaan komt: het werkwoord van de zin is 'blijken,' en dat is een van de mogelijke koppelwerkwoorden. Misschien denk jij wel: je kunt toch zeggen, 'iets is lang geleden,' dat zou toch een naamwoordelijk gezegde kunnen zijn? Dat is een logische gedachte, maar ik denk dat hij in jouw zin niet opgaat.

    Er bestaat een eigenaardige dubbelzinnigheid in de zin 'iets blijkt lang geleden.' Je kunt heb lezen in de betekenis dat iets 'al oud' is, en dan heb je zeker een argument om het naamwoordelijk te noemen. Maar er bestaat ook een andere lezing, namelijk dat het lang geleden het geval is dat iets blijkt. Die tweede lezing dringt zich meer op de voorgrond in een verleden tijd, en met wat omzetting: 'Lang geleden bleek dit al.' In dat geval heb je het zelfstandige werkwoord 'blijken' ("ontdekt worden").

    In jouw zin is er geen twijfel mogelijk dat die tweede lezing bedoeld wordt: 'lang geleden ontdekte men dat...' In die lezing is 'is gebleken' dus het werkwoordelijk gezegde en 'gebleken' is zelfstandig werkwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  154. Ik vroeg me af wat voor woordsoort 'meer', 'minder' en 'even groot als' zijn. Zijn dit bijwoorden?

    PS. Kan er een zoekfunctie toegevoegd worden op deze nuttige website? (of heb ik deze over het hoofd gezien)

    BeantwoordenVerwijderen
  155. @Lisa: De woorden 'meer' en 'minder' zijn in elk geval de vergrotende trappen van de woorden 'veel' en 'weinig.' Dat zijn eigenlijk onbepaalde hoofdtelwoorden, maar ze kunnen zeker bijwoordelijk gebruikt worden, als in 'dat heb ik meer gezien,' of 'een minder goed antwoord.' In dat geval worden ze als bijwoord benoemd. En als ik nou een computer was zou ik opmerken dat 'meer' ook een zelfstandig naamwoord ('meertje') en een werkwoord is ('ik meer in Vlissingen aan').

    'Even groot als' kun je niet als xe9xe9n woord benoemen. Je schrijft het al niet aan elkaar, maar je kunt het ook splitsen ('dit kan best even groot zijn als dat'), en je kunt 'even' vervangen door 'net zo,' en 'groot' door elk ander bijvoeglijk naamwoord.

    Misschien denk je dat je 'even groot als,' net zoals voorzetseluitdrukkingen als 'met uitzondering van' bij elkaar kunt nemen, maar voorzetsels verbinden twee woordgroepen tot xe9xe9n, en dat doet 'even groot als niet.' Het is dus zeker geen voorzetsel.

    Het woord 'als' is een onderschikkend voegwoord, en 'groot' is een bijvoeglijk naamwoord (dat weer heel goed bijwoordelijk gebruikt kan zijn, zoals in 'een even groot als stevig gebouwd huis'). 'Even,' ten slofte, is een (graadaanduidend) bijwoord, net als 'zo' of 'te.'

    BeantwoordenVerwijderen
  156. Ik las gisteren twee zinnen waarvan ik het gevoel heb dat er een fout in zit, maar ik kan de vinger niet meteen op de zere plek leggen.
    1. haar vader was xe9xe9n van de weinige mannen die een goed gesprek met haar kon voeren
    2. pas nadat ze de hoek om ging, had ze door wat haar te wachten stond

    Bij 1: gevoel zegt me dat het konden moet zijn in plaats van kon. Of is er iets anders mis?
    Bij 2: bij nadat verwacht ik een voltooid verleden tijd. Of moet "nadat" vervangen worden?

    BeantwoordenVerwijderen
  157. @Rien: In je eerste zin heb je een "eeuwige kwestie" te pakken: zie http://bit.ly/gSloWT

    In je tweede zin zou ik geloof ik ook voor de voltooid verleden tijd kiezen, omdat 'nadat' suggereert dat het proces van het de hoek om gaan voltooid is. Je kunt ook het voegwoord 'toen' gebruiken, maar dan zeg je dat ze het doorhad op het moment dat ze de hoek om ging.

    BeantwoordenVerwijderen
  158. Els Vonk-Albers13 april 2011 om 04:10

    Redekundig ontleden:

    Na afloop van de toetsweek trakteerde mijn moeder ons op pannenkoeken.

    Vraag: Hoe noem je het zinsdeel ons?

    BeantwoordenVerwijderen
  159. @Els Vonk-Albers: Ik denk dat je twijfelt tussen meewerkend of lijdend voorwerp, klopt dat? Waarschijnlijk was je eerste gedachte meewerkend voorwerp, omdat wij de ontvangers zijn van de pannenkoeken, en meewerkende voorwerpen zijn vaak ontvangers. In een zin als 'mijn moeder gaf ons pannenkoeken' is 'ons' zeker meewerkend voorwerp. Deze zin betekent ongeveer hetzelfde, dus is het een logische gedachte dat 'ons' meewerkend voorwerp is.

    Maar de zinsdeelbenoeming is niet zo strak gekoppeld aan betekenissen. Want in 'Wij krijgen pannenkoeken van mijn moeder' zijn wij ook de ontvangers, en toch is 'wij' daar zeker geen meewerkend voorwerp. Betekenis, met andere woorden, is een verraderlijke raadgever.

    Waar het om gaat is hoe de voorwerpen rond het werkwoord 'trakteren' georganiseerd zijn. Dat zie je in het sjabloon 'iemand op iets trakteren.' Daarin zie je twee voorwerpen, die overigens allebei kunnen wegblijven. Van die voorwerpen is 'of iets' zeker voorzetselvoorwerp, en als je de eigenschappen van 'iets' bekijkt, dan wijst, behalve die vage betekenis, alles op een lijdend voorwerp: bij de lijdende vorm wordt het onderwerp ('wij worden getrakteerd'), bij nominalisatie krijgt het 'van' ('het trakteren van de kinderen op pannenkoeken'), en er kan geen voorzetsel 'aan,' 'voor' of 'bij' bij.

    Ik zou het dus een lijdend voorwerp noemen. Net als bij vergelijkbare gevallen als 'iemand van iets voorzien,' 'iemand met iets verrassen,' 'iemand op iets vergasten,' 'iemand op iets wijzen,' 'iemand aan iets herinneren.'

    BeantwoordenVerwijderen
  160. Michiel Vanschoonbeek14 april 2011 om 10:11

    Beste taalprof,

    Ik heb een vraag omtrent de zin x91Word(t) met jou ik bedoeld?x92. De zin is gebruikt in de context van een langer gesprek, waarin xe9xe9n van de gesprekspartners vraagt of voorgaande zinnen op hem slaan.

    De spelling van het hulpwerkwoord x91wordenx92 is twijfelachtig omwille van het onderwerp. Sommigen zeggen dat x91ikx92 (1ste persoon) het onderwerp is en het hulpwerkwoord dus met uitgang x91dx92 geschreven wordt. Anderen zeggen dat een verzwegen x91erx92 het onderwerp is en het werkwoord met uitgang x91dtx92 geschreven dient te worden. Nog anderen beweren dan weer dat wel x91ikx92 het onderwerp is, maar niet in de eerste persoon maar in de derde persoon. Niet de persoon ik, maar het woord x91ikx92. In dit geval zou het werkwoord dus ook met x91dtx92 geschreven moeten worden. Welke bewerking is juist?

    Bedankt

    BeantwoordenVerwijderen
  161. @Michiel Vanschoonbeek: Wat zegt je taalgevoel als je er een meervoud van maakt? 'Wordt met jou wij bedoeld?' of 'Worden met jou wij bedoeld?'

    Ik denk dat je het eerste zult zeggen. Dan is de stelling dat 'ik' het onderwerp in de eerste persoon is, daarmee weerlegd. Want anders zou het bij vervanging door 'wij' ook meervoud moeten worden. Dus is de spelling 'word' hoe dan ook niet meer te verdedigen.

    Nu is de vraag of 'ik' het onderwerp in zelfnoemfunctie is ('het woord "ik"'), of dat er alleen een verzwegen plaatsonderwerp 'er' zou zijn. Nou hoeven die twee mogelijkheden elkaar niet uit te sluiten. In een zin als 'Er staat hier toch duidelijk "ik"' zou je denk ik niet aarzelen om 'er' plaatsonderwerp te noemen en "ik" het getalsonderwerp (ook in derde persoon trouwens).

    In jouw voorbeeldzin zou je nog kunnen twijfelen of "ik" niet het lijdend voorwerp van 'bedoelen' is, en misschien kun je dat punt nog wel maken ook, maar het betreft hier wel een lijdende vorm. Daarbij komt: in een variant als 'Er kunnen hier met jou maar twee woorden bedoeld worden: ik of wij' is 'twee woorden: ik of wij' duidelijk onderwerp.

    Dus zou ik hier kiezen voor de ontleding dat er inderdaad een plaatsonderwerp 'er' bij kan, maar dat 'ik' het getalsonderwerp is in zelfnoemfunctie.

    BeantwoordenVerwijderen
  162. Beste Taalprof,

    'Werken in Duitsland lijkt mij leuk.' De vraag is wat 'werken' nu is: een werkwoord of een zelfstandig naamwoord? Mij lijkt het een gesubstantiveerde infinitief (http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/12/03/01/02/02/02/body.html) en daarmee in feite een zelfstandig naamwoord. Verandert het feit dat er een bepaling bij staat daar niets aan?
    (De vraag komt eigenlijk van iemand die deze zin in het Duits moest vertalen en zich afvroeg of de infinitief dan een hoofdletter moest krijgen omdat het een zelfstandig naamwoord werd.)

    BeantwoordenVerwijderen
  163. @Wouter: Lees hierover hier: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2010/11/alles-over-de-beknopte-bijzin.html

    In 'Werken in Duitsland' kun je argumenteren dat het om een zelfstandig naamwoord gaat, bij 'Gewerkt hebben in Duitsland lijkt mij leuk' zou dan 'hebben' ook een zelfstandig naamwoord zijn, en dat is dan weer gek (want waar komt dan het voltooid deelwoord 'gewerkt' vandaan?)

    Overigens zou ik bij vertaling naar het Duits altijd kiezen voor een variant met voorlopig onderwerp 'Es' en een achteropstaande bijzin met 'zu arbeiten.' En daarin zou ik 'arbeiten' nog wel als werkwoord beschouwen.

    BeantwoordenVerwijderen
  164. Hallo Taalprof,
    Ik heb weer een vraag over zinsontleding. Ik wil de volgende zin ontleden:
    Klinkers zijn geworden tot tweeklanken.
    Om het overzichtelijk te houden heb ik alle bijzinnen die er ook nog instonden maar even achterwege gelaten. Hoe zou je de zin zoals die nu is ontleden? Is 'geworden' hier het voltooid deelwoord van worden of het zelfstandig werkwoord geworden? Ik kom er niet goed uit?
    Gr, Judith

    BeantwoordenVerwijderen
  165. Taalprof,

    Ik ben bezig aan een visiestuk over grammaticadidactiek. Welke naslagwerken zou u mij aanraden?

    mvg,
    Paulien

    BeantwoordenVerwijderen
  166. @Judith: Ik geloof toch dat ik het zie als een naamwoordelijk gezegde. Je zou inderdaad kunnen denken aan een zelfstandig werkwoord 'worden' (voor 'geworden' lijkt me geen reden) met een voorzetselvoorwerp 'tot iets' ('tot iets worden'), maar het probleem met die analyse is dat dat 'iets' toch altijd iets is wat je bent. Met andere woorden, het is een zijn-predicatie. Als je 'worden' toch zou willen blijven zien als een zelfstandig werkwoord, ben je gedwongen om 'tot iets' als een bepaling van gesteldheid te zien. Ook de variant met 'als' krijgt dan dezelfde analyse: 'hij wordt als zijn vader.' Maar ja, dan zouden ook andere bepalingen van gesteldheid moeten kunnen, zoals 'vrolijk' ('hij kwam vrolijk binnen'). Maar nu is 'hij wordt vrolijk' ineens dubbelzinnig, want het zou een naamwoordelijk gezegde kunnen zijn, maar ook een constructie met zelfstandig werkwoord en bepaling van gesteldheid. Tot overmaat van ramp kunnen ook de tegenwoordig deelwoorden, die wel als bepaling van gesteldheid kunnen optreden ('zij kwam zingend binnen') niet bij 'worden' (*'zij werd zingend').

    Om deze redenen lijkt mij de benoeming als naamwoordelijk gezegde eenvoudiger. In het geval van predikaten met voegwoord 'als' komen ze ook met andere koppelwerkwoorden voor ('zij was als haar moeder'). Alleen die met 'tot' is beperkt tot 'worden' (misschien om redenen van de betekenis). Dat laatste is een minpuntje, evenals de positie van 'tot tweeklanken' in jouw zin: naamwoordelijke delen staan meestal niet achter de werkwoordelijke eindgroep, al komt dat wel voor ('wij zouden willen zijn als onze ouders').

    Nog even over dat 'geworden': het is natuurlijk zeker dat 'geworden' hier een voltooid deelwoord is, want het is hier voltooide tijd. De tegenwoordige tijd zou zijn: 'klinkers worden tot tweeklanken' en niet 'klinkers geworden tot tweeklanken.' Wel doet deze zin denken aan het werkwoord 'verworden.' Hoewel ik daar ook zou twijfelen, neig ik daar meer tot de analyse als zelfstandig werkwoord: 'verworden' kan echt alleen met 'tot,' en de betekenis is daar minder predicatief, maar meer iets in de richting van het werkwoord 'veranderen.' Bovendien komt 'verworden' in dezelfde betekenis ook voor zonder 'tot iets': 'klinkers verworden nou eenmaal op den duur.'

    BeantwoordenVerwijderen
  167. @Paulien: Dat ligt er een beetje aan hoe ver je terug wilt, en hoe diep en breed je wilt gaan. Als je het wilt beperken tot de grammaticadidactiek in het moedertaalonderwijs in Nederland en Belgixeb, dan begint die discussie pas goed rond het tijdschrift Taal en Letteren aan het einde van de 19e eeuw. Over die eerste periode, tot ongeveer 1935, gaat een omvangrijk werk van Hendrik de Vos, Moedertaalonderwijs in de Nederlanden. Een samenvatting van de periode daarna tot de zestiger jaren staat in de Didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal van Leendert Dis.

    Daarna begint wereldwijd de Grote Grammaticadiscussie (the Great Grammar Debate), die zich ook uitstrekt over het vreemdetalenonderwijs. In Nederland heb je dan veel discussie in tijdschriften zoals Moer, Levende Talen, en in mindere mate De Nieuwe Taalgids. Er verschijnen didactische naslagwerken als Zeggenschap van Griffioen en Moedertaalonderwijs van de Leidse Werkgroep Moedertaalonderwijs.

    Van die laatste periode bestaat volgens mij nog niet echt een goed overzicht. Ik denk dat je het beste wat tijdschriften zou kunnen doorbladeren (Moer bijvoorbeeld staat helemaal online).

    Het afgelopen jaar verscheen van Levende Talen Magazine een speciale bijlage over Taalkunde in hxe8 voortgezet onderwijs. Dat betreft natuurlijk niet alleen grammatica, maar het komt wel aan de orde. Ook de opeenvolgende bundels van de conferentie Het Schoolvak Nederlands (te vinden op de website van de Taalunie) geven een beeld van de discussie.

    Trouwens: let op, het gaat hier heel veel over de discussie of grammatica xfcberhaupt wel zin heeft. Aan de didactiek zelf komt nauwelijks iemand toe. Een uitzondering is misschien Jan T'Sas die op de website neejandertaal een didactische visie heeft gepubliceerd.

    BeantwoordenVerwijderen
  168. Hallo,
    Ik doe een klein onderzoek voor school. Het gaat over de Nederlandse taal. Dat wordt beinvloed door andere talen. Bijvoorbeeld touchscreen, dat is een Engels woord, maar wij gebruiken het ook. Wat vind u van dat invloed en waarom?

    BeantwoordenVerwijderen
  169. @Nadia: Elke taal wordt bexefnvloed door andere talen. Ook het Engels. Daar zitten heel veel Franse woorden in, en de laatste tijd ook Spaanse. Als je alle Europese talen bekijkt, dan is het Engels de taal met de meeste "leenwoorden" (woorden die uit een andere taal overgenomen zijn). Het opnemen van woorden uit een andere taal kun je zien als een teken van vitaliteit: levende talen doen dat, en dode talen (zoals het Latijn) krijgen er juist geen nieuwe woorden bij.

    Hoewel 'touchscreen' natuurlijk overduidelijk nog een Engels woord is, kun je wel al zien dat het in het Nederlandse taalsysteem is opgenomen. Bijvoorbeeld, stel dat je een heel klein touchscreen zou hebben, zou je dat niet een 'touchscreentje' noemen? Maar 'touchscreentje' is geen Engels woord meer, want het Engels kent geen verkleinwoorden op '-tje.' En wat vind je van 'touchscreentelefoon'? Is dat een Engels woord of een Nederlands woord?

    Het is dus niet alleen zo dat wij Engelse woorden gebruiken, wij hebben die Engelse woorden opgenomen en aangepast in onze taal. Dat hoor je alleen al aan de uitspraak. Ik denk dat niemand het woord 'touchscreen' in het Nederlands uitspreekt zoals het in het Engels klinkt. In het Engels zou je om te beginnen een soort 'h' achter die 't' moeten krijgen, en die 'ou' is bijna een 'a' of 'aa' (iets als 't-haahtsj'), en ik denk dat de 'r' en 'ee' ook meestal vernederlandst worden.

    Kortom: het zou niet goed zijn als het Nederlands geen woorden uit andere talen zou overnemen. Over individuele gevallen kunnen smaken verschillen, of je kunt in meer of minder gevallen vinden dat er te veel leenwoorden bij elkaar staan, maar het verschijnsel op zichzelf is heel gewoon.

    Sommige mensen zien in de overname van Engelse woorden een bedreiging voor het Nederlands, maar diezelfde bedreiging zagen mensen rond 1930 in de overname van woorden uit het Duits, en in de 19e eeuw in de overname van woorden uit het Frans.

    Als je alle leenwoorden in het Nederlands gaat bekijken, dan komen nog steeds de meeste uit het Frans en het Latijn. Maar dat zie je nauwelijks meer, omdat die woorden sterk zijn aangepast aan het Nederlands. Een woord als 'paard' komt uit het Latijn, en 'rapport' uit het Frans. Dat zou je toch niet zeggen, denk ik. Blader maar eens in een etymologisch woordenboek en zoek eens een paar willekeurige woorden op, dan zie je waar onze woorden zoal vandaan komen. Dan krijg je vanzelf een idee van de invloed van andere talen op onze taal.

    Wil je hier meer over lezen: in bijgaande link staat een stukje uit het Chronologisch Woordenboek van Nicoline van der Sijs. Daar gaat het om de vraag hoeveel leenwoorden het Nederlands kent, en uit welke talen: http://bit.ly/e4tWLR

    BeantwoordenVerwijderen
  170. In het maandblad Onze Taal nr. 6 2011 rond het thema: taal tussen de regels x96 Over non-verbale communicatie lees ik op blz. 148 de aanhef van een artikel van Paulien Cornelisse.
    De titel van haar bijdrage is x93Toontjes, blikken, zuchten x96 x91Special effectsx92 in de spreektaal.x94
    Welk effect beoogt de dame met het gebruik in de titel van x91special effectsx92 waar het evengoed x91bijzondere effectenx92 zou kunnen zijn?

    Daarover wil ik het feitelijk niet hebben. Wxe9l over een hoogst opvallend zinnetje in de aanhef van haar artikel. Ik wil het zinnetje wel echt voorstellen binnen zijn context om de reflectie erover wat meer ruimte te geven. Daarom ben ik zo vrij de aanhef te citeren zonder de niet-relevante slotzin.

    x93Woordjes als mja, hm of o krijgen in een gesprek pas echt betekenis door de manier waarop ze worden uitgesproken. En dat luistert nauw. Ogen open of dicht, toon omhoog of toon omlaag: het is een wereld van verschil.x94

    Beste taalprof, intussen is u ook zeker het zinnetje x93En dat luistert nauw.x94 opgevallen. Alles in dat zinnetje is merkwaardig:
    - x91Enx92 na een punt
    - x91dat luistertx92 met een bijna onpersoonlijk gebruik van het vervoegde werkwoord x91luisterenx92 en x91datx92 als aanwijzend voornaamwoord x96 verwijswoord/terugwijswoord met als benaderende betekenis x91dat klinktx85x92
    - x91nauwx92 als bijwoord met welke zinsfunctie? Bijwoordelijke bepaling? Een bepaalde soort van bepaling van gesteldheid? Een resultatieve werkwoordsbepaling? Om uitsluitsel te krijgen moet je ook hier de semantiek erbij halen. En de relatie leggen met onderwerp en vervoegd werkwoord! Welke betekenis heeft x91nauwx92 in deze zinscontext? In de context tegenover het voorgaande en tegenover het volgende over de zinsgrens heen? Welke betekenisconnotaties zitten nog in x91nauwx92 buiten de hoofdbetekenis van het niet getransgresseerde bijvoeglijk naamwoord met in Van Dale zes betekenissen waarvan 1 en 2 met x91niet wijd, met weinig tussenruimte, zonder veel tussenruimtex92 ( p. 2266 1ste kolom). Het is een hele kluif. Ik geraak er niet goed uit. Wat denkt u?

    Ghislain Duchxe2teau

    14 juli 2011

    BeantwoordenVerwijderen
  171. @Ghislain Duchxe2teau: De uitdrukking 'dat luistert nauw' is al vrij oud. Hij wordt in het WNT al vermeld, ook met 'nauwkeurig' of 'scherp' als varianten van 'nauw' en 'steekt' als variant van 'luistert.' Het voorbeeld bij Vondel is: 'De louterheit des godtsdiensts luistert noch scherper dan de fixte tong Van Themis weegschael' (1657).

    Uit een van de voorbeelden die het WNT geeft van een gebruik "op dezelfde wijze in andere verbindingen" zou je kunnen opmaken dat 'nauw' hier bijwoordelijk is. Bij Wolff en Deken komt de zin voor: 'Het komt bij haar zo nauwtjes aan.' Hier is 'nauwtjes' zeker bijwoordelijk: de verkleinwoorduitgang maakt het bijvoeglijk naamwoord bijwoordelijk.

    Ontleding van dit soort uitdrukkingen is altijd onzeker. Ik zou er in elk geval voor kiezen om 'dat' als een normaal onderwerp te ontleden: het is vervangbaar door grotere zinsdelen: 'Die communicatie luistert nogal nauw' bijvoorbeeld. Voor 'nauw luisteren' zou je kunnen overwegen om het als werkwoordelijke uitdrukking te beschouwen, precies vanwege de semantische problematiek die jij schetst: er is geen duidelijke semantische verbinding (meer) tussen werkwoord en bepaling, en de verbinding is ook lexicaal idiomatisch: je kunt noch 'luisteren' noch 'nauw' vervangen door synoniemen. Daardoor gedraagt 'nauw luisteren' zich als een niet-transparante semantische eenheid, een soort complex werkwoord.

    Wat de oorsprong is van deze verbinding is lastig te zeggen. Ik zou denken dat het een geval is van een constructie als 'Die pen schrijft lekker,' waarbij de onderwerpsfunctie door een ander zinsdeel is overgenomen. In dat geval zou 'die communicatie luistert nauw' afkomstig zijn van 'je moet nauw naar die communicatie luisteren,' in een lezing die aansluit bij een van de betekenissen van 'luisteren,' te weten: 'aandacht schenken aan.'

    BeantwoordenVerwijderen
  172. @Ghislain Duchxe2teau: En het beginnen van een zin met het voegwoord 'en' is misschien aan de informele kant, maar verder lijkt me daar weinig mis meer.

    BeantwoordenVerwijderen
  173. Beste Taalprof,

    Een collega en ik hebben een verschil van mening over de volgende zin:

    "Sommigen van jullie schrijven dat ze de wekelijkse vergaderingen missen."

    Ik denk dat deze zin correct is.

    Mijn collega denkt dat de zin veranderd moet worden in:

    "Sommigen van jullie schrijven dat jullie de wekelijkse vergaderingen missen."

    Kun jij hier je (professionele) licht over laten schijnen?

    Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  174. @Pauline: De grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. In dit geval ligt het er maar aan wat je bedoelt, want de twee versies hebben een verschillende betekenis. Als jullie allemaal de vergadering missen, en sommigen van jullie schrijven dat, dan moet je ook in de bijzin 'jullie' gebruiken. Maar als sommigen van jullie schrijven dat alleen zij zelf (en dus niet de rest van jullie die niets schrijven) de vergaderingen missen, dan is 'ze' de goede keuze.

    BeantwoordenVerwijderen
  175. Hannes Minkema20 juli 2011 om 07:54

    Waar komt de uitdrukking 'Dat is het hem nu net' vandaan? Waarnaar verwijzen 'Dat', 'het' en 'hem'? En zijn 'nu' en 'net' tautologisch?

    BeantwoordenVerwijderen
  176. @Hannes Minkema: Over de ontleding van deze zin gaat het volgende artikeltje: http://www.neder-l.nl/bulletin/1997/06/970617.html

    De auteur analyseert "'m" als een "loos meewerkend voorwerp" (en 'het' misschien wel als een "loos naamwoordelijk deel").

    Tautologisch lijkt het me allemaal niet. Ik denk eerder betekenisarm, al hebben die woorden wel allemaal wel een modale lading: met dat 'nu' druk je net iets meer van je gevoel uit (verbazing, verrassing, interessantheid).

    BeantwoordenVerwijderen
  177. Beste Taalprof,

    Het is me niet helemaal duidelijk of er nu nog vragen kunnen worden gesteld, maar ik probeer het gewoon.

    In verschillende grammatica's staat dat het woordje 'om' in zinnen met 'te' + infinitief verplicht is als het om een doel gaat. Ook na 'te' + adjectief moet het worden gebruikt. In andere gevallen kan het worden weggelaten. Dat snap ik. In de zin 'dit is een moeilijk woord om uit te spreken' is er echter noch sprake van een doel noch staat er 'te' voor het adjectief. Toch denk ik dat 'om' hier niet kan worden weggelaten. Dan zou er volgens mij de zin moeten worden veranderd: 'dit is een moeilijk uit te spreken woord' of 'dit woord is moeilijk (om???) uit te spreken'.

    Kan men dus stellen dat 'om' ook verplicht is na een adjectief + zelfstandig naamwoord?
    Dus: dit is een leuk lied om te zingen, dit is een mooi huis om in te wonen enz?

    En hoe zit het met: dit lied is leuk om te zingen? Deze zin klinkt zonder 'om' heel ongewoon. Bij het voorbeeld 'dit woord is moeilijk uit te spreken' zou ik echter liever geen 'om' gebruiken, hoewel het toch eigenlijk om hetzelfde type zin gaat.

    Kun jij me alsjeblieft helpen? Want hoe langer ik erover nadenk, hoe onduidelijker het allemaal wordt.

    BeantwoordenVerwijderen
  178. Beste taalprof,

    Bent u er nog?

    Hoe dan ook. Ik heb een vraag over een zin die afgelopen week tijdens het college redekundig ontleden aan de orde kwam en die mijn sindsdien niet meer los heeft gelaten.

    Het gaat om de volgende (lange) zin: "Wat hem indertijd als zanger van Roxy Music interessant maakte, was dat achter die beschaafde facade een andere persoonlijkheid schuilging van ternauwernood bedwongen neuroses en een spannende decadentie."

    Volgens mij is 'was' in bovenstaande samengestelde zin een koppelwerkwoord, maar ik kan maar niet goed beredeneren wat nu de onderwerpszin is en wat de gezegdezin. Klopt mijn idee dat het eerste deel (Wat...maakte) de gezegdezin is, omdat hier een eigenschap wordt benoemd (interessant). En is "dat...decadentie" dan de onderwerpszin? Of is het andersom?

    BeantwoordenVerwijderen
  179. Misschien is de volgende methode nog een manier om beide interpretaties uit elkaar te houden: in de bijzin staat de volgorde van onderwerp en naamwoordelijk gezegde vast. Het is 'als dat kooplieden zijn...' dan wel 'als kooplieden dat zijn...' met het klassieke betekenisverschil. In jouw zinnen is sprake van twee bijzinnen, waarvan de dat-zin altijd achter het werkwoord in de bijzin komt te staan, dus in die vorm is deze methode onbruikbaar. Echter, als je de bijzinnen vervangt door zinsdelen die geen bijzin zijn wordt het anders. Je zou 'wat hem indertijd als zanger van Roxy Music interessant maakte' kunnen vervangen door 'het interessante aan hem' (of zoiets) en 'dat achter ... decadentie' door 'zijn verborgen persoonlijkheid.' Dan kun je twee bijzinnen construeren: 'als het interessante aan hem zijn verborgen persoonlijkheid was...' en 'als zijn verborgen persoonlijkheid het interessante aan hem was...' Zoals ik al zei, nauwelijks betekenisverschil, maar ga voor de volgorde die je het meest aanspreekt.

    BeantwoordenVerwijderen
  180. @Jelle: ik zie dat mijn eerste antwoord op miraculeuze wijze verdwenen is. Dat is me ook al eens overkomen met een logje dat ik na 1 september plaatste (Taalprof machteloos). Het weblog-systeem is tijdens de migratie blijkbaar instabiel.

    Ik ben er dus nog wel, maar ik kan hier nauwelijks mee werken.

    Het eerste deel van het antwoord bevestigde de problematiek die je schetst. Het betreft ofwel de identificatie van de wat-zin als het onderwerp, ofwel de nadere specificatie van de dat-zin als het onderwerp. In essentie is het een van de klassieke discussies in de zinsontleding, die bekend staat onder de naam die afgeleid is van de bekendste voorbeeld in: 'Dat zijn kooplieden.'

    BeantwoordenVerwijderen
  181. Beste Taalprof,

    Wat moet je zeggen?

    De meeste Egyptenaren zijn moslim.
    De meeste Egyptenaren zijn moslims.

    Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  182. In de volgende zin staat het woord 'volgende'.
    'Ik verheug me op de volgende vakantie.'
    Veel van mijn leerlingen benoemden dit woord als onbepaald rangtelwoord. Daar valt iets voor te zeggen, al geeft het geen duidelijke plaats aan in een rangorde (de 'volgende' plaats). Hebben ze gelijk, of gaat het hier om een gewoon bijvoeglijk naamwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  183. @Sander: Ik weet niet zeker of er een "gelijk" in deze kwestie bestaat. Je zegt het goed: er is iets voor te zeggen om 'volgende' als onbepaald rangtelwoord te benoemen. De interessante vraag is echter: wxc3xa1t is er voor te zeggen? En is er ook iets voor te zeggen om het niet te doen?

    In elk geval kun je zien dat 'volgende' oorspronkelijk het tegenwoordig deelwoord van het werkwoord 'volgen' is. Van daaruit zou je het (nog steeds) letterlijk kunnen opvatten als 'iets wat volgt.' Dat zou een argument zijn om het als bijvoeglijk naamwoord te benoemen. Anderzijds heb je een vergelijkbaar geval bij 'verschillende,' dat ook van een werkwoord is gevormd en dat je letterlijk kunt opvatten als 'van elkaar verschillende,' maar bij 'verschillende' heb je redenen om het als een onbepaald hoofdtelwoord te benoemen. Wat zijn die redenen? Nou, dat het de onbepaalde variant van een getal is.

    Bepaalde hoofdtelwoorden kun je met een getal uitdrukken (dat je in cijfers kunt schrijven), en onbepaalde hoofdtelwoorden kun je niet in cijfers schrijven, maar die hebben een betekenis als "een x-aantal." Een woordgroep als 'verschillende mensen' heeft meestal de betekenis 'een x-aantal mensen.'

    Zo zit het bij de rangtelwoorden ook: de bepaalde rangtelwoorden kun je ook schrijven als een getal in cijfers gevolgd door de letter 'e': '1e, 2e, 134e.' Onbepaalde rangtelwoorden zouden dus een betekenis moeten hebben als 'in een bepaalde ranglijst op positie x.'' Zo is 'de laatste kandidaat' de kandidaat op positie x, waarbij x het aantal kandidaten op de totale ranglijst is. Die afhankelijkheid van een ranglijst kun je zichtbaar maken door hem te benoemen: bij rangtelwoorden kun je altijd iets zeggen als 'op elke ranglijst op de eerste, tiende, middelste, zoveelste of laatste plaats.'

    In dit opzicht gedraagt 'volgende' zich wel een beetje anders: 'op elke ranglijst de volgende plaats' is een rare omschrijving. Dat komt omdat 'volgende' niet zomaar een absolute plaats in een ranglijst benoemt, maar een plaats die afhankelijk is van een andere plaats. Ik denk dat dit de reden is dat de naslagwerken 'volgende' niet noemen als een rangtelwoord.

    Trouwens: het laatste wat ik als leraar zou doen is dit antwoord van je leerlingen fout rekenen. Blijkbaar ben je de discussie daarover aangegaan, dat lijkt me al winst. Ik zal je eerlijk bekennen dat ik hierover ook stevig heb moeten nadenken, en zelfs dan nog maar met een voorzichtige conclusie kom. Als ik het een beetje tolerant formuleer dan zou je kunnen zeggen dat 'volgende/vorige' wel een plaats in een rangorde aanduiden en op grond daarvan rangtelwoord genoemd mogen worden, maar het zou dan wel een afwijkend rangtelwoord moeten zijn omdat alle andere rangtelwoorden een absolute (zij het mogelijk onbepaalde) positie aangeven.

    BeantwoordenVerwijderen
  184. @Jelle Peeters: De grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. Het gaat in deze zinnen om twee lezingen, die ik het beste kan uitleggen vanuit een ander voorbeeld. Neem de zin 'Deze honderd Egyptenaren zijn moslim.' Als je dat zegt, dan doe je een uitspraak over honderd individuele Egyptenaren, en je zegt: ieder van die honderd is moslim. Je kunt ook zeggen: 'Deze honderd Egyptenaren zijn moslims.' Nu beschouw je alleen de groepslezing: je zegt dat de hele groep uit moslims bestaat. Officieel heten deze twee lezingen de 'distributieve lezing' en de 'collectieve lezing.'

    Je kunt de collectieve lezing naar voren halen in de formulering 'Deze honderd Egyptenaren, dat zijn moslims.' Nu is alleen 'moslims' mogelijk, en heb je dus altijd de collectieve lezing.

    De vraag is nu of je beide lezingen ook kunt hebben bij 'De meeste Egyptenaren.' In elk geval is bij 'de meeste' altijd de distributieve lezing mogelijk. Ik denk dat de collectieve lezing minder aannemelijk is. Dan zou je moeten kunnen krijgen 'De meeste Egyptenaren, dat zijn moslims.' Vind je dat een goede zin, dan heb je de collectieve lezing.

    BeantwoordenVerwijderen
  185. Beste Taalprof,
    Om lijdend voorwerp en onderwerp weer eens te belichten schreef ik de volgende zin op het bord:
    Deze hond heeft mijn vader gisteren gekocht.
    Twee van mijn collega's vonden dit een heel slechte zin. Mij leek het juist een voorbeeld om eens te laten zien dat het lijdend voorwerp ook vooraan de zin kan staan.
    Wilt u de genoemde zin eens van commentaar voorzien? Bij voorbaat hartelijk dank voor uw reactie.

    BeantwoordenVerwijderen
  186. @Theo: Tja, voor welke leerlingen heb je dit gedaan? Ging het om leerlingen die niet goed wisten wat onderwerp en lijdend voorwerp was? Of was dat onderscheid ze helemaal duidelijk, en ging het je erom, duidelijk te maken dat je die variatie in woordvolgorde hebt? Je collega's (en misschien ook je leerlingen) zijn klaarblijkelijk op het verkeerde been gezet doordat je zin op twee manieren afwijkt van het normale patroon: in de meeste zinnen gaat het onderwerp vooraf aan het lijdend voorwerp, en ook staan zinsdelen die mensen aanduiden vaak vxc3xb3xc3xb3r zinsdelen die dieren of dingen betekenen (ook al doordat mensen vaker onderwerp zijn). Als je die principes toepast krijg je in eerste instantie een opmerkelijke betekenis (alsof de hond naar de mensenwinkel is gegaan om je vader te kopen). Als je op het verkeerde been staat is je eerste reactie: er klopt iets niet.

    Je zou je voorbeeld kunnen versterken door ook met het grammaticale getal te spelen: leg je leerlingen (en je collega's) de volgende zinnen voor: 'Deze honden heeft/hebben mijn vader gisteren gekocht,' 'Deze hond heeft/hebben mijn ouders gisteren gekocht.' Bespreek de congruentie tussen persoonsvorm en onderwerp. Laat ze daarna je oorspronkelijke zin nog eens evalueren.

    BeantwoordenVerwijderen
  187. Dank voor uw snelle reactie.
    De leerlingen kennen de begrippen. Ik wilde testen of ze ook in een wat afwijkende zin het lijdend voorwerp en het onderwerp zouden herkennen. Zie deze zin bijvoorbeeld als antwoord op de vraag: Hoe kom je aan die hond? Maar de allerbelangrijkste vraag was: is dit een correcte zin, ondanks het feit dat hij afwijkt van de gangbare constructie?

    BeantwoordenVerwijderen
  188. In het Nederlands kan een zin als "De man wil sterven in Parijs." verschillende betekenissen hebben:

    (o.a.)
    (1) De man wil in Parijs zijn wanneer hij sterft. ('sterven' is een conditie voor 'in Parijs')
    (2) De man wil sterven wanneer hij in Parijs is. ('in Parijs' is een conditie voor 'sterven')
    (3) De man wil sterven en hij wil dat doen in Parijs. (geen conditie?)

    Misschien is het woord 'conditie' niet op z'n plaats. Heeft deze betekenisalternatie een naam in de Nederlandse/Engelse grammatica en wat is er dan precies aan de hand?

    BeantwoordenVerwijderen
  189. @Koert: Ik heb gisteren jouw vraag beantwoord, maar ik zie dat antwoord nergens meer terug. Blijkbaar is er weer iets misgegaan, ik word er zo langzamerhand erg moedeloos van.

    Hoe dan ook, mijn antwoord (dat redelijk uitgebreid was) verwees naar de mogelijkheden binnen de traditionele grammatica (bijwoordelijke bepaling van plaats of voorwaarde, eventueel hoedanigheid), en naar de opvattingen binnen de moderne taalkunde: daar kun je de bepaling 'in Parijs' binnen de woordgroep 'in Parijs werken' analyseren, dan wel binnen 'in Parijs iets willen,' en ten slotte 'er gebeurt iets in Parijs (namelijk dat de man iets wil). In alledrie de analyses heb je de normale plaatsbetekenis, dan wel de voorwaardelijke betekenis, uitgedrukt in de parafrase 'eenmaal in Parijs zijnde':

    (1a) Het gebeurt in Parijs dat de man wil sterven
    (1b) Eenmaal in Parijs zijnde (= als we eenmaal in Parijs zijn) gebeurt het dat de man wil sterven
    (2a) In Parijs wil de man iets, namelijk sterven
    (2b) Eenmaal in Parijs zijnde wil de man iets, namelijk sterven
    (3a) De man wil iets, namelijk in Parijs sterven
    (3b) De man wil iets, namelijk eenmaal in Parijs zijnde, sterven

    Het is allemaal erg subtiel, en die betekenisonderscheidingen zullen zelden een belangrijke rol spelen in het gebruik van deze zin, maar je kunt ze door kleine ingrepen in de formulering (extra woordjes, kleine verschuivingen) naar voren halen.

    BeantwoordenVerwijderen
  190. Bedankt voor uw reactie. Ik zie trouwens pas sinds vandaag mijn vraag van 28 november, dus er is/was inderdaad iets mis met de site.
    Is het niet zo dat in uw analyses (1a) en (1b) de bepaling 'in Parijs' iets zegt over 'wil' en in (2a) en (2b) iets over 'de man wil'? In mijn analyses ging het er niet om waar de man iets wxedl, maar om waar het stxe9rven plaatsvindt.
    Misschien is deze zin beter:

    'Jan zwemt in Londen.'

    1. Jan zwemt en hij doet dat in Londen.
    2. Wanneer Jan zwemt, doet hij dat in Londen.
    3. Wanneer Jan in Londen is, zwemt hij.

    1. zwemt( Jan, in_Londen )
    2. in_Londen[zwemt] ( zwemt( Jan ) )
    3. zwemt( in_Londen[zwemt]( Jan ) )

    m.a.w.:

    1. Het is zwxe9mmen dat Jan doet (en dat gebeurt in Londen).
    2. Het is in Lxf3nden dat het zwemmen is dat Jan doet.
    3. Het is zwxe9mmen dat het in Londen is wat Jan doet.

    De notaties met de haakjes zijn misschien niet echt juist, maar hopelijk is het te begrijpen.
    Zijn deze verschillen nu syntactisch te verklaren? Is het mogelijk om elk van de 3 interpretaties met een aparte boomstructuur te beschrijven?
    Of is het puur semantisch/pragmatisch?

    BeantwoordenVerwijderen
  191. @Koert: ik zie dat wxe9xe9r een uitgebreid antwoord van mij in rook is opgegaan. Of heb je het als mail ontvangen?

    BeantwoordenVerwijderen
  192. Oei, ik heb niets ontvangen. Misschien is het beter om een back-up te bewaren van de reactie, totdat het echt op deze pagina staat. Dat was bij mijn eerste reactie ook nodig, want dikwijls krijg je de foutmelding "The site you have requested is not installed properly. Please contact the system administrator." te zien nadat je je bericht verzonden hebt.
    Berichten verschijnen ook nooit meteen op de pagina.

    Trouwens, elke keer wanneer ik in het reactieveld klik met de cursor, wordt alle tekst die ik daar getypt heb plots gewist. Dit is erg frustrerend wanneer je een lang antwoord typt en dan iets in de eerste zin wilt veranderen.

    BeantwoordenVerwijderen