maandag 20 februari 2006

Vragen 21

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.



Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).



Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!



81 opmerkingen:

  1. In het middelbaar onderwijs wordt zinsontleding uitgevoerd op het eerste, tweede, derde ........tot vijfde of zesde (?) vlak. Zou u mij kunnen zeggen wat verdere vlakken dan precies inhouden?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hallo taalprof. Ik heb het volgende. Wanneer er in een zin een vraag wordt gesteld. Welke interpunctie moet er dan worden gebruikt?
    Voorbeeld:
    Vragen als “Voldoe ik wel aan de wettelijke kwaliteitseisen?” en “Hoe staat het met de naleving van de werkprotocollen afdelingen?” heersen ongetwijfeld ook binnen uw organisatie.
    Moet ik hierbij ook dubbele punten gebruiken en enkele aanhalingstekens ipv dubbele?
    Ik hoor het graag

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @ann coeman: dit gebruik van de term "vlak" is mij onbekend. Zo te zien is het een niveau-aanduiding voor de diepte van de ontleding, of de mate van detail, maar ik weet niet hoe die niveau's in elkaar zitten.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Harro Schoon: de taalprof weet van spelling niet veel meer dan de meeste andere mensen, en van interpunctie al helemaal niet. Bij mijn weten is de interpunctie niet geregeld in de officiële spelling, dus we moeten het doen met de adviezen uit de taaladviesliteratuur. Bijvoorbeeld in de Schrijfwijzer van Jan Renkema, op taaladvies.net, of op www.onzetaal.nl/advies .

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Hé taalprof! Ik heb een hele tijd lopen zoeken, maar ik kan het lidwoord nergens op uw site vinden. Het lidwoord lijkt dan misschien een simpel woord, maar zo eenvoudig is het niet. Want hoe zit het bijvoorbeeld met het woord 'geen', is dat een bijwoord of een lidwoord?
    Je zou er best voor kunnen pleiten dat het een lidwoord is, want in een woordgroep met een zelfst. naamwoord wil het perse vooraan staan, net als het lw 'een' en 'de'. Vb. Ik heb geen mooie boom gezien.
    Hier neemt het de plaats in van het lidwoord.
    Wat denkt u hiervan?

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Berber Meindertsma: het lidwoord staat onder andere behandeld in deze log: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/bepaald_en_onbe.html
    Onder andere over 'geen' gaat deze log
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/onbepaald_maakt.html#label54
    En er is ook wel eens een vraag over gesteld: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_6.html#comment-18021578
    Maar je hebt gelijk, het lidwoord heeft nog geen aparte log gehad. Dat zou nog wel een keer moeten.
    Het woord 'geen' wordt traditioneel op verschillende manieren benoemd (in de Nederlandse Grammatica van Van den Toorn worden maar liefst 6 mogelijkheden genoemd): één mogelijkheid is om het te benoemen als een telwoord. Dat is het geval als het gebruikt wordt met de duidelijke betekenis "nul" ("niet één").
    Bij zelfstandig gebruik ('Geen was aanwezig'), en als het betekent "niet een of ander" zou je het een onbepaald voornaamwoord moeten noemen.
    Als het staat voor "niet 'n", bijvoorbeeld in 'Dat is geen leeuw, maar een leeuwin') is het onbepaald lidwoord.
    Van den Toorn noemt nog problematische gevallen in 'Je hebt geen recht om dat te doen', waarbij 'geen' vervangbaar is door 'niet het'. Daar zou het volgens hem een bepaald lidwoord moeten zijn, in plaats van een onbepaald lidwoord. En in 'ik lust geen chocola' pleit Van den Toorn voor de benoeming bijwoord, omdat het staat voor 'niet'.
    Dat laatste ben ik niet met Van den Toorn eens. In 'ik heb geen zin' is 'geen zin' duidelijk een woordgroep. Ik vind het helemaal niet zo vanzelfsprekend dat je 'geen' hier kunt vervangen door 'niet' ('ik heb niet zin'), en dat gaat zeker niet als je 'geen zin' op andere plaatsen in de zin zet: 'geen zin heb ik' kan nooit worden 'niet zin heb ik'. Ik denk dat 'geen' hier toch een onbepaald lidwoord is, en wel de ontkennende versie van het onbepaalde lidwoord voor het niet-telbare onbepaalde lidwoord, dat in de positieve variant in het Nederlands niet uitgesproken is: veel grammatici (zoals bijvoorbeeld Paardekooper) nemen aan dat in gevallen als 'ik heb zin' en 'ik zie koeien' een soort "onzichtbaar lidwoord" voor de zelfstandige naamwoorden staat. 'Geen' is dan de ontkenning van dat lidwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Dag taalprof!
    Wanneer gebruik ik precies een puntkomma i.t.t. een dubbele punt?
    Wat is de veronderstelde samenhang tussen de zinsdelen?
    Ik ben benieuwd?
    alvast bedankt voor je antwoord!
    Anne

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Anne: helaas, de taalprof weet bijna niets van spelling! Voor de regels van de interpunctie (punten, komma's, puntkomma's enzovoorts) kun je alleen terecht bij de taaladviesdiensten, bijvoorbeeld www.taaladvies.net en www.onzetaal.nl/advies

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Taalprof, is de eerder door u geplaatste zin "Meld jij je maar eerst aan bij de rector" wel goed?
    De zin heeft behalve een wederkerend voornaamwoord ook een onderwerp. En in tweede instantie: het is geen echt gebiedende wijs, eerder een aansporing. Zou "Meldt jij je maar eerst aan bij de rector" in dit geval niet de juiste schrijfwijze zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Leo: Mag ik met die tweede instantie beginnen? Als ik ervan maak 'Vergis jij je maar niet,' zou jij dan de neiging hebben om te zeggen 'Vergist jij je maar niet'? Ik niet. Daarom is de spelling in elk geval correct.
    Dan je eerste punt: ik zie niet goed waarom de zin fout zou moeten zijn. Je merkt zelf al op dat het meer een aansporing is dan een gebiedende wijs. De vraag of het een gebiedende wijs is of niet is trouwens nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden (zo heb je de zin 'Wees jij maar niet bang' waarin de vorm 'wees' alleen maar vanuit de gebiedende wijs verklaard kan worden), maar hoe dan ook: deze constructie, mét onderwerp, komt blijkbaar voor in het Nederlands. Hij is ook beschreven, bijvoorbeeld in de Algemene Nederlandse Spraakkunst: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?02/04/04

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Ik ben er nog niet uit. Waarom is het niet "Meldt je je eerst maar eens aan bij de rector" en wel "Meldt u zich eerst maar eens bij de rector?" Ik zie het verschil niet als het beide gebiedende wijs is.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Leo: die constructie vereist wel een beklemtoond voornaamwoord als onderwerp. Vervang maar eens het woord 'aanmelden' door 'inschrijven'. Dan krijg je 'Schrijf jij je eerst maar eens in bij de rector' (klinkt prima), 'Schrijft u zich eerst maar eens in bij de rector' (ook niks mis mee), en 'Schrijf je je eerst maar eens in bij de rector' (klinkt slecht). De reden moet zijn dat het onderwerp 'je' hier onbeklemtoond is. Dat mag hier blijkbaar niet.
    Dit gedrag van voornaamwoorden komt meer voor. Een voornaamwoord dat "in focus" gezet is, waardoor het speciale nadruk krijgt, mag nooit de onbeklemtoonde vorm krijgen. Je hebt wel 'Je ziet het' maar niet 'Uitgerekend je ziet het'. Dan moet het 'jij' zijn.
    Kloppen deze oordelen met jouw taalgevoel?

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Taalprof: Met dat al of niet beklemtonen kom ik niet ver. Als ik op mijn taalgevoel afga, is het "Schrijf u in bij de rector" en Schrijft u zich in bij de rector". Dan is het woordje "zich" bepalend voor wel of geen extra letter "t". Bijvoorbeeld ook: "Houd u stil" en "Houdt u zich stil". Wel spelen voor mijn gevoel nog twee andere zaken mee: de ene vorm is gebiedendenr dan de andere en ook sluipt er nog ergens het verschil tussen enkelvoud en meervoud in. Dat laatste zou eigenlijk geen verschil mogen maken, maar gevoelsmatig...

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @Leo: ik denk dat je hier over het hoofd ziet dat het in 'Schrijf u in bij de rector' en 'Schrijft u zich in bij de rector' om twee verschillende woordjes 'u' gaat. In 'Schrijf u in bij de rector' is 'u' een wederkerend voornaamwoord (de tweede persoon van 'zich'), en in 'Schrijft u zich in bij de rector' is 'u' het persoonlijk voornaamwoord de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud, en 'zich' is het wederkerend voornaamwoord.
    Zowel 'jij' als 'u' zijn vormen die je in principe kunt beklemtonen. Ze worden ook wel de "volle vormen" genoemd. Van 'jij' bestaat ook een "gereduceerde vorm" die nooit beklemtoond kan worden ('je'). Van 'u' bestaat geen gereduceerde vorm in het Nederlands.
    Met meervoud heeft deze kwestie niet echt te maken. Het is wel zo dat 'u' een meervoudsinterpretatie toestaan, en dat er een oude meervoudsvorm van de gebiedende wijs bestaat, maar die is in het huidige Nederlands zeer beperkt en heel erg formeel. De zin 'Schrijf u in bij de rector' zou in de meervoudsvorm van de gebiedende wijs luiden 'Schrijft u in bij de rector' ('u' is hier wederkerend voornaamwoord, en géén onderwerp). Die zin klinkt heel erg ouderwets.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Taalprof: dank voor de uitleg. Ik vond er ook nog een helder verhaal over bij de Taaladviesdienst; zie: http://www.onzetaal.nl/advies/melduaan.php
    Weer wat geleerd!

    BeantwoordenVerwijderen
  16. @Leo: ook op taaladvies.net wordt deze kwestie besproken: http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/531/

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Beste Taalprof,
    Morgen heb ik examen Nederlands en ik heb een vraagje! Wat is het verschil tussen overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden?
    Groetjes
    Leonie

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @Leonie: overgankelijke werkwoorden zijn werkwoorden met een voorwerp, onovergankelijke werkwoorden hebben geen voorwerp. Zo is 'opeten' een overgankelijk werkwoord, want daar moet een lijdend voorwerp bij. Je kun niet zomaar zeggen 'ik eet op', daar moet altijd iets bij. Het werkwoord 'dineren' bijvoorbeeld is weer een onovergankelijk werkwoord. Daar kan helemaal geen voorwerp bij, alleen bepalingen. En ten slotte kunnen werkwoorden zoals 'eten' overgankelijk gebruikt worden ('ik eet een appel') én onovergankelijk ('ik eet om zes uur').
    Toevalling vroeg een andere lezer mij hier kort geleden naar. Dit was toen mijn antwoord: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen-3.html#comment-22357156

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Beste meneer de taalprof,
    Morge heb ik nl pw en begrijp niet wat het verschil is tussen de beknopte bijzin en een samengetrekkende zin.
    Groetjes,
    Bas

    BeantwoordenVerwijderen
  20. @bas: Hopelijk niet te laat, maar het grote verschil tussen beknopte bijzin en een zin met samentrekking is, dat de beknopte bijzin een zinsdeel is, en de zin met samentrekking niet.
    De beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp en zonder persoonsvorm. Bijvoorbeeld in 'Ik probeer om antwoord te geven' is 'om antwoord te geven' een beknopte bijzin. Die beknopte bijzin is zelf een zinsdeel, want het is het lijdend voorwerp (van het werkwoord 'proberen').
    Een samentrekking vindt plaats bij nevenschikking. Dan heb je twee zinnen met een nevenschikkend voegwoord ertussen ('en', 'maar', 'of'), en naast dat voegwoord kun je woorden weglaten die ook al aan de andere kant van de nevenschikking staan. Bijvoorbeeld in 'Ik heb een appel gegeten en ik heb twee boterhammen gesmeerd' kun je rechts van het voegwoord de woorden 'ik heb' weglaten, want die staan ook in het eerste stuk: 'Ik heb een appel gegeten en twee boterhammen gesmeerd'.
    Het kan ook de andere kant op. In 'Ik heb twee boterhammen gesmeerd en jij hebt drie boterhammen gesmeerd' kun je links van het voegwoord de woorden 'boterhammen gesmeerd' weglaten, want die staan ook in het tweede stuk: 'Ik heb twee en jij hebt drie boterhammen gesmeerd'.
    Samentrekking is dus altijd het weglaten van gelijke woorden in een nevenschikking, en een beknopte bijzin is een bijzin waarin geen persoonsvorm en geen onderwerp staan.

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Jenneke Oosterhoff18 juni 2008 om 09:21

    Hoeveel eenden zwemmen er in de vijver? Er zwemmen er drie.
    Welke functie heeft "er" in de zin "Er zwemmen er drie"? Is het eerste "er" locatief?

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @Jenneke Oosterhoff: het eerste 'er' zou je eventueel als een locatief 'er' kunnen benoemen (dan is het bijwoordelijke bepaling), maar in de zin 'Er zwemmen er daar ook drie' kan dat niet, en zou je het eerste 'er' plaatsonderwerp moeten noemen (want 'daar' is al locatief). Daarom zou ik 'er' in jouw zin ook plaatsonderwerp noemen.
    Het tweede 'er' is het kwantitatieve 'er', dat hoort bij het telwoord 'drie'. Samen met 'drie' vormt het het (getals)onderwerp van de zin.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Beste Taalprof,
    Een tijdje terug gaf u het volgende antwoord op de vraag waarom u 'Ik heb het meeste moeite met...' schrijft en niet 'Ik heb de meeste moeite met....': "Ik denk dat het beter is om 'het meeste' hier te zien als een bijwoordelijke bepaling bij 'moeite hebben.' Iets als: 'Ik heb moeite met dit, en nog meer heb ik moeite met dat, en het meeste heb ik moeite met dat.' Wat jij zegt zou natuurlijk ook wel kunnen. Dan beschouw je 'de meeste' als bijvoeglijke bepaling bij 'moeite': 'De meeste moeite heb ik met dit.' Dat klinkt mij wel iets geforceerder in de oren dan het eerste, maar het lijkt me niet onmogelijk."
    Tja, geforceerder? Waarom krijgt 'de meeste moeite' dan ruim twee keer zoveel google-treffers als 'het meeste moeite'? Bovendien klinkt de reeks 'Hier heb ik veel moeite mee, daar heb ik meer moeite mee, maar de meeste moeite heb ik daarmee' mij heel natuurlijk in de oren. Vooral 'daar heb ik meer moeite mee' klinkt stukken beter dan 'meer heb ik moeite met dat'.
    Er is ook iets geks aan de hand met 'het meeste' – waarom niet 'het meest'? Het lijkt wel een bijwoordelijke bepaling die als een adjectief wordt verbogen, zoals 'hele' in plaats van 'heel' in 'Ik heb hele grote bloemkolen'. Niet dat je 'het meeste' nou zo weinig tegenkomt, maar een zinsnede als 'het meest heb ik genoten van…' blijkt (opnieuw volgens google) wel heel wat gebruikelijker te zijn dan 'het meeste heb ik genoten van…'.
    Mijn vraag: blijft u bij uw mening dat 'de meeste moeite' geforceerder is dan 'het meeste moeite'?

    BeantwoordenVerwijderen
  24. @Ger: als je 'het meeste' beschouwt als een (losse) bijwoordelijke bepaling, dan hoeft het niet onmiddellijk naast 'moeite' te staan. Dat betekent dat je niet alle gevallen vindt als je zoekt op "het meeste moeite". Als het bijvoeglijke bepaling is ('de meeste moeite'), dan staat het altijd bij elkaar. Om een eerlijke vergelijking te maken van het aantal voorkomens, zou je de gevallen waarin 'het meeste' los staat van 'moeite' erbij moeten tellen.
    Maar let wel: ik heb ook niet gezegd dat er iets mis mee was. Bij het schrijven vond ikzelf 'de meeste moeite' geforceerder klinken dan 'het meeste moeite'.
    Als er staat 'het meeste moeite' dan kun je 'het meeste' beter geen bijvoeglijke bepaling noemen bij 'moeite', maar zou je het moeten zien als een bijwoordelijke bepaling.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. De pv is toch supermakkelijk? Waarom vinden de meeste mensen dat het moeilijkst? Weten jullie wat pas irri is? Als je ook patronen(pijlen) er bij krijgt dan wordt het veel werk.
    (naamwoordelijk en werkwoordelijk deel en rest enzo is het moeilijkst!)

    BeantwoordenVerwijderen
  26. @Luc: Misschien dat "persoonsvorm" de éérste grammaticale term is waarmee mensen geconfronteerd worden. Zo'n eerste term wordt vaak moeilijk gevonden. De andere termen komen dan vaak niet eens in beeld.
    Ik denk wel dat je gelijk hebt dat andere termen lastiger zijn. Het zou ook niet goed zijn als de moeilijkste termen het eerst behandeld zouden worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  27. Michele Buitenrust Hettema24 juni 2008 om 02:21

    Waarom is het Nederlands een SOV taal terwijl het ook SVO kenmerken heeft.
    Het werkwoord wordt achter het lijdend voorwerp geplaatst maar in eenvoudige hoofdzinnen is dit niet het geval. Als het hoofdww een infinitief of voltooid deelwoord is dan wel. Wat is nu de bepalende factor om Nederlands als SOV taal te categoriseren?

    BeantwoordenVerwijderen
  28. @Michele Buitenrust Hettema: het is inderdaad waar dat het Nederlands ook SVO-kenmerken heeft. Toch lijken de SOV-kenmerken in de meerderheid: in gewone bijzinnen heb je altijd de volgorde onderwerp - lijdend voorwerp - werkwoord (SOV), en in beknopte bijzinnen is het altijd lijdend voorwerp - werkwoord (OV). Maar en ook in hoofdzinnen zijn daar indicaties voor. Niet alleen bij het gebruik van hulpwerkwoorden (waarbij alle werkwoorden achter het lijdend voorwerp staan, behalve de persoonsvorm (dus iets als S pv O V), maar ook als het werkwoord een scheidbaar samengesteld werkwoord is (bijvoorbeeld 'uitlachen'). In dat geval staat altijd nog een deel van het werkwoord achter het lijdend voorwerp (ook S pv O V).
    In de taaltypologie is de karakterisering SOV trouwens ook nog afhankelijk van andere kenmerken dan alleen de volgorde SOV (al is die wel de belangrijkste overweging). De meeste SOV-talen hebben ook de volgorde zelfstandig naamwoord - voorzetsel (het Nederlands is in dit opzicht dus eerder SVO), en de volgorde afhankelijke genitief - zelfstandig naamwoord (zoals in 'vaders jas', wat in het Nederlands inderdaad zo is), en hoofdwerkwoord - hulpwerkwoord (in het Nederlands komen beide volgordes voor).
    In het algemeen wordt aangenomen dat de West-Europese talen die alleen de persoonsvorm op de tweede plaats hebben, zich in een ontwikkeling van SOV naar SVO bevinden.
    Zie bijvoorbeeld http://www.dbnl.org/tekst/toor004nede01_01/toor004nede01_01_0005.htm
    voor een algemene beschouwing, of http://www.dbnl.org/tekst/kost006werk01_01/kost006werk01_01_0001.htm
    voor een meer technische argumentatie.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. Taalprof, een vraag over de aanwijzende voornaamwoorden "dit" en "dat".
    Voorbeeld: De band werd in 1990 opgericht en staat in dit jaar binnen 4 weken op nummer 1 van de hitlijsten".
    Mijn gevoel zegt dat "dat jaar" beter is, maar wil dat zeggen dat "dit jaar" niet correct is?

    BeantwoordenVerwijderen
  30. @Leo: de grammatica kan je niet vertellen welke vorm correct is of niet. Als je deze zin nu gebruikt, kan 'dit jaar' ook betekenen "in 2008". Als je het in de context duidelijk genoeg vindt dat bedoeld is "in 1990" kun je 'dit jaar' laten staan. Gebruik je 'dat jaar', dan is de betekenis "in 1990" meer voor de hand liggend. Vandaar waarschijnlijk je gevoel dat 'dat jaar' beter is.
    Als je de zin uitspreekt kun je zo'n onbedoelde dubbelzinnigheid van 'dit jaar' best vermijden door geen klemtoon op 'dit' te leggen. Op schrift heb je die mogelijkheid niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  31. Maurice Dumont25 juni 2008 om 01:55

    Beste Taalprof,
    De zin "Laat jij altijd je zus je band plakken?" lijkt twee lijdende voorwerpen te hebben, nl. 'je zus' en 'je band'.
    Toch lijkt me een dergelijke ontleding erg onwaarschijnlijk. Hoe zit dat? 'Je zus' lijkt hier wel een soort meewerkend voorwerp waar je niet 'aan' of 'voor', maar wel 'door' voor kunt zetten. Waardoor ik dan ook weer aan een bijwoordelijke bepaling denk.
    Vergelijkbaar is "Laat jij je broer altijd de kastanjes uit het vuur halen?" waarbij dan ook nog sprake is van een werkwoordelijke uitdrukking.
    Help!

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @Maurice Dumont: in de moderne taalkunde staan deze constructies (samen met constructies als 'ik zag je zus een band plakken') bekend als de "double object constructions". Er is in ieder geval sprake van twee objecten, twee voorwerpen.
    In de meeste methoden binnen de traditionele zinsontleding geldt 'je zus' als het lijdend voorwerp, dat impliciet het onderwerp van de infinitief ('plakken') is. De woordgroep 'een band' is ook een lijdend voorwerp, maar alleen van de infinitief 'plakken'. Het hulpwerkwoord van causaliteit 'laten' is dus een bijzonder hulpwerkwoord, dat een eigen lijdend voorwerp vereist.
    Jij suggereert om een aparte naam voor dit tweede lijdend voorwerp te reserveren. Daar is best iets voor te zeggen. Zoals je zelf al constateert is "meewerkend voorwerp" (of "indirect object") een minder goed idee, omdat je eerder geneigd bent om 'door' toe te voegen dan 'aan', 'voor' of 'bij'. In sommige grammaticamethoden wordt voor de bijwoordelijke bepaling van de handelende persoon met 'door' de naam "handelend voorwerp" gebruikt. De ANS gebruikt het als synoniem van "door-bepaling" (http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?20/08 ).
    Omdat je terecht signaleert dat er naast 'Ik laat je zus de band plakken' ook de variant 'Ik laat door je zus de band plakken' bestaat, denk ik dat het voor de hand ligt om 'door je zus,' en misschien daarom ook 'je zus' dan een handelend voorwerp te noemen. Voor zover ik weet is dit echter niet gebruikelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. Maurice Dumont25 juni 2008 om 06:51

    Merci. Ik zal eens gaan kijken of en hoe ik dit naar 3 vwo ga vertalen.
    (Overigens een 3 vwo-klas in Deurne, alwaar u resideert, als ik het elders op deze site goed gelezen heb.)

    BeantwoordenVerwijderen
  34. @Maurice Dumont: voor vwo-leerlingen die ook Latijn hebben zou ik aanbevelen erop te wijzen dat deze constructie in het Latijn uitgebreider is en "accusativus cum infinitivo" genoemd wordt. De naamval is de oorspronkelijke reden om hier van een lijdend voorwerp te spreken.
    Het Latijn kent overigens ook een "nominativus cum infinitivo", die in het Nederlands niet bestaat.
    O ja: de taalprof resideert alleen op het internet.

    BeantwoordenVerwijderen
  35. Mag je officieel een zin beginnen met een voegwoord? Zie hieronder een voorbeeldtekst, die staat op de site van BureauTaal:
    'Hebt u wel eens een akte van erfrecht gelezen? Of de algemene voorwaarden bij uw hypotheek? Of de bijsluiter bij uw medicijnen? En begreep u wat er staat? Nee? Dan bent u niet de enige.'

    BeantwoordenVerwijderen
  36. @Karin Pieper: de taalprof gaat over de grammatica, en de grammatica is niet bedoeld om je te vertellen wat mag of niet mag. Grammaticaal is er niets op tegen om een zin te beginnen met een voegwoord, en ook in de praktijk komt het veelvuldig voor.
    Dat je een zin niet met een (nevenschikkend) voegwoord zou mogen beginnen is een stijlregel die ongetwijfeld verzonnen is om een al te eentonige stijl ('En toen deed ik dit. En toen deed ik dat') te vermijden. Ik denk dat je deze stijlregel op zijn best zou moeten opvatten als de raadgeving om niet teveel zinnen met een nevenschikkend voegwoord te beginnen.

    BeantwoordenVerwijderen
  37. Hallo Taalprof,
    Ik ben op zoek naar uitleg en oefeningen over de noodzakelijke aanvulling (iets/iemand) en de niet-noodzakelijke aanvullingen (hoe/waar/wanneer)? Met welke benaming van vroeger komt dit overeen?
    Adlig

    BeantwoordenVerwijderen
  38. @adlig: de noodzakelijke aanvullingen zijn de voorwerpen (lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp), en de niet-noodzakelijke aanvullingen zijn de bijwoordelijke bepalingen. Afhankelijk van de grammaticamethode worden soms ook het naamwoordelijk deel van het gezegde, het werkwoordcomplement (een van de soorten bepaling van gesteldheid) en de werkwoordelijke uitdrukking tot de noodzakelijke aanvullingen gerekend.
    Zie op deze site bijvoorbeeld: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/wat_moet_dat_me.html
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/11/wie_is_er_bang_.html
    en via de FAQ de logs over de verschillende soorten zinsdelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  39. Beste Taalprof,
    Wat is de functie van 'wat' in het volgende dialoogje:
    Laten we afspreken bij de kiosk.
    - Oké, maar wat als de trein vertraging heeft?
    De ANS helpt niet (geloof ik): http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/05/07/04/02/body.html#p1.

    BeantwoordenVerwijderen
  40. @Roos: het lijkt me dat deze zin valt onder wat de ANS "onvolledige zin" noemt ("ellips"). De volledige versie zou (afhankelijk van de context) iets kunnen zijn als 'Wat doe je als de trein vertraging heeft?'
    'Wat' fungeert hier dan ook volgens mij waarschijnlijk als een lijdend voorwerp van een onvolledige zin.

    BeantwoordenVerwijderen
  41. Dankjewel!
    De vraag was ook of het een vertaalde Engelse constructie is. Als dat zo is, is het in elk geval een oude, want het WNT vermeldt: "'Maar wat, (als enz.)?' - Maar wat gebeurde er, zal er gebeuren (als). (...) Niemand zal het in het hoofd krijgen, een troostrijke verhandeling voor den ongelukkige of den bedreigde te houden, wanneer hij het middel in de hand heeft, om het gevaar af te wenden of het leed weg te nemen. Maar wat, als er zulk een middel niet aanwezig is?" (1857)

    BeantwoordenVerwijderen
  42. @Roos: ik denk inderdaad ook niet dat deze ellips uit het Engels is overgenomen. Een ellips als 'Wat nu?' lijkt me van alle tijden.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. Is de volgende zin grammaticaal correct: "Al zou je van gedachten veranderen"

    BeantwoordenVerwijderen
  44. @Ik: de grammatica kan je niet vertellen welke zinnen correct zijn of niet. Met de grammatica kun je erachter komen hoe zinnen in elkaar zitten. Of dat goed of fout is hangt er van af aan wie je het vraagt.
    Als je jouw zin grammaticaal ontleedt, zie je dat het in ieder geval een bijzin is, zonder hoofdzin. De zin begint met het voegwoord 'al'. Die bijzinnen zijn heel bijzonder, omdat ze een afwijkende woordvolgorde hebben: in gewone bijzinnen staan alle werkwoorden op een kluitje bij elkaar, en in bijzinnen met '(ook) al' zijn de werkwoorden gesplitst: de persoonsvorm staat niet bij de rest van de werkwoorden, net als in een hoofdzin.
    De bijzin met 'al' heeft dus de woordvolgorde van een hoofdzin. Waarom noem je hem dan toch een bijzin? Omdat hij altijd ondergeschikt is aan een tweede stuk, dat ook hoofdzinsvolgorde heeft. Bijvoorbeeld 'Al regent het, ik ga toch naar buiten'. Aan de woordvolgorde van het tweede stuk zie je dat 'al regent het' in de aanloop van 'ik ga toch naar buiten' staat. Ook in de betekenis is de regen ondergeschikt aan het naar buiten gaan: ik ga naar buiten, ondanks dat het regent. Je kunt de betekenis van de zin niet omschrijven met 'ik ga naar buiten' als duidelijke bijzin.
    Er zijn dus redenen om zinnen met voegwoord 'al' bijzinnen te noemen, ook al hebben ze de woordvolgorde van een hoofdzin. Net als andere bijzinnen komen ze in de spreektaal wel los voor, maar in de schrijftaal worden ze gewoonlijk verbonden met een hoofdzin.

    BeantwoordenVerwijderen
  45. Dankjewel voor het beantwoorden van mijn vraag. De vraag was gesteld naar aanleiding van een discussie met een collega. Hij vond deze zin grammaticaal niet correct. Zijn verklaring was dit de juiste zin zou moeten zijn: "Als je van gedachten zou veranderen". Waarop mijn reactie was dat deze zin een totaal andere betekenis heeft dan "Al zou je van gedachten veranderen". Zou het op prijs stellen als jij je licht hier op zou willen schijnen. En het graag voor ons zou kunnen toelichten.

    BeantwoordenVerwijderen
  46. [Onbekend]: de zin 'als je van gedachten zou veranderen' heeft alleen een "voorwaardelijke" betekenis, en 'al zou je van gedachten veraneren' is daarbovenop ook nog "toegevend". De zin met 'als' gebruik je als je alleen een mogelijkheid wilt aangeven, en met 'al' voeg je daaraan toe dat die mogelijkheid niets verandert aan datgene wat je in de hoofdzin zegt. De bijzin met 'al' heeft dus een meer specifieke betekenis.

    BeantwoordenVerwijderen
  47. @taalprof: Dankjewel voor de uitleg. :)

    BeantwoordenVerwijderen
  48. Beste Taalprof,
    In het boek van Geoffrey Leech ´A Glossary of English Grammar´ komt de zin voor ´Your travel agent is on the phone´. Als deze zin wordt ontleed in het boek dan is het subject ´your travel agent´, de verb phrase ´is´ en ´on the phone´ een obligatory adverbial. Waarom kan het niet een voorzetselvoorwerp (volgens mij in het engels een prepositional object) zijn, het voorzetsel is vast. Als je de zin in het Nederlands zou vertalen dan zou ´aan de telefoon´ het een naamwoordelijk deel (voorzetsel constituent)zijn en dat zou in het engels een complement zijn die wordt gevormd door een prepositional phrase. Klopt dit?

    BeantwoordenVerwijderen
  49. @Alfredo: je kunt dit vergelijken met 'Hij woonde in Amsterdam'. De plaatsbepaling 'in Amsterdam' is noodzakelijk bij 'wonen', maar het blijft toch een plaatsbepaling. Ik zou in het Nederlands 'aan de telefoon' ook eerder als een plaatsbepaling benoemen dan als een toestand of eigenschap. Dus ook in het Nederlands zou ik het als een bijwoordelijke bepaling zien.

    BeantwoordenVerwijderen
  50. Beste taalprof,
    Het werkwoord 'wezen' kent volgens het Onze Taal genootschap alleen een infinitief (wat loop je nou sjagerijnig te wezen) en imperatief (wees eens stil), maar het klinkt mij alsof de ovt (was en waren) en het voltooid deelwoord (geweest) van het werkwoord 'zijn' eigenlijk vormen zijn van 'wezen'. Klopt dit? Heeft 'zijn' misschien ooit ergens in de geschiedenis ongegeneerd zijn verleden tijden gejat van 'wezen'?

    BeantwoordenVerwijderen
  51. @Eva Radix: dat klopt ongeveer. De vormen van het huidige werkwoord 'zijn' zijn afkomstig van verschillende andere werkwoorden. De tegenwoordige tijd gaat terug op een heel oud werkwoord '*es' (het sterretje geeft hier aan dat het een gereconstrueerde vorm is die nooit echt is aangetroffen), dat al in het indogermaans is gecombineerd met vormen van een ander werkwoord ('bhe'). In de germaanse talen is dit werkwoord weer aangevuld met vormen van 'wezen' (in het gotisch is dit bijvoorbeeld 'wisan'). Het meervoud 'zijn' is een overblijfsel van een "optativus" (wat je nu nog hebt in 'het zij zo'). In het Middelnederlands had je nog vaak 'ghesijn' in plaats van 'geweest'.
    Het is dus niet zo dat 'zijn' al die vormen gejat heeft. Eigenlijk zijn het de enkelvoudsvormen die het oudste zijn ('is' voorop), en die gecombineerd zijn met vervoegingen van andere werkwoorden. Van die andere werkwoorden is de enkelvoudige vervoeging vervolgens verdrongen door die oudere vormen.
    Overigens komt van 'wezen' ook de gebiedende wijs nog wel voor: 'wees maar niet bang'.

    BeantwoordenVerwijderen
  52. Zou u deze mij toevallig ontvloden zin durven ontleden, taalkundig en redekundig?
    "Bij een schoolopstel krijg je punten afgetrokken voor zo’n zin"
    Ik ben benieuwd.

    BeantwoordenVerwijderen
  53. @Mathieu Schlijper: De Algemene Nederlandse Spraakkunst noemt deze constructie "semi-passief". Andere grammatica's spreken ook wel over "pseudo-passief" (zie: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?22/04/02/01 ) Bij het semi-passief heb je in plaats van het hulpwerkwoord 'worden' het werkwoord 'krijgen' (dat je dus zou moeten benoemen als hulpwerkwoord van de lijdende vorm), en in plaats van het lijdend voorwerp uit de actieve zin wordt nu het meewerkend voorwerp uit de actieve zin het onderwerp.
    De zin 'Bij een schoolopstel krijg je punten afgetrokken voor zo'n zin' zou je dus redekundig als volgt moeten ontleden: 'krijg' is persoonsvorm, 'krijg afgetrokken' is het werkwoordelijk gezegde. 'Je' is het onderwerp, 'punten' is het lijdend voorwerp (het semi-passief houdt zijn lijdend voorwerp, net zoals het gewone passief zijn meewerkend voorwerp houdt). 'Bij een schoolopstel' is een bijwoordelijke bepaling (van plaats of tijd, zou ik zeggen), en 'voor zo'n zin' is eveneens een bijwoordelijke bepaling (van reden).
    Taalkundig lijkt me alleen 'krijgen' bijzonder, maar dat zou je zoals gezegd moeten benoemen als een hulpwerkwoord van de lijdende vorm.

    BeantwoordenVerwijderen
  54. Wie de bedoelde zin zo analyseert, kan zich met recht taalprof noemen. Hartelijk dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  55. Maurice Dumont14 juli 2008 om 07:32

    Beste Taalprof, daar ben ik weer.
    Binnen onze sectie hebben wij een hevige discussie over de bijvoeglijke bepaling. Maar na enig literatuuronderzoek ben ik er al achter dat de diverse grammatica's ook niet eenduidig zijn over dit zinsdeelstuk. Er is dus sowieso een grijs gebied. Mijn uitgangspunt is het zoeken naar een voor leerlingen begrijpelijke en bruikbare (liefst ook eenduidige) uitleg. Leerlingen van klas 2 en 3 havo/vwo, overigens. Mijn collega is meer van de precieze regels. Hij vindt dat lidwoorden ook bijvoeglijke bepalingen zijn (er is een verschil tussen een jongen en de jongen). Dit gaat mij te ver. Sterker nog: wat mij betreft zijn bezittelijke voornaamwoorden ook geen bijvoeglijke bepalingen, al besef ik me dat dit een grijs gebied is. Vanwege het eerder genoemde standpunt (begrijpelijk en bruikbaar) pleit ik voor de afspraak: een bijvoeglijke bepaling van één woord is altijd een bijvoeglijk naamwoord. Analoog aan de regel/afspraak: een bijwoordelijke bepaling van één woord is altijd een bijwoord. Aangezien wij niet verder
    Graag uw reactie.

    BeantwoordenVerwijderen
  56. Maurice Dumont14 juli 2008 om 07:35

    PS.
    Bijvoeglijke bepalingen die bestaan uit meerdere woorden (meestal vz-lw-(bn)-zn) laat ik hier buiten beschouwing, aangezien we het daarover eens zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  57. @Maurice Dumont: Er zit iets circulairs in je oplossing: je wilt het verschil tussen bijwoordelijk en bijvoeglijk koppelen aan de definitie van de bijvoeglijke bepaling. Dus om uit te maken of een bijvoeglijk naamwoord bijvoeglijk of bijwoordelijk gebruikt is moet je uitmaken of het een bijvoeglijke bepaling is of niet. Maar daarbij heb je in jouw uitleg de beslissing nodig of het bijvoeglijk naamwoord is. En dat is het alleen als het bijvoeglijk gebruikt is. Bovendien is in jouw oplossing nog niet uitgelegd waarom 'blauw' een bijvoeglijk naamwoord is en 'twee' een telwoord.
    Ik snap overigens het dilemma wel. Je wilt niet de indruk van willekeur wekken, maar ook niet verzanden in haarkloverijen.
    Ik denk dat je het beste zo dicht mogelijk kunt blijven bij de essentie van de bijvoeglijke bepaling. En die essentie is, dat de bijvoeglijke bepaling een predicaat is bij een zelfstandig naamwoord (of zelfstandig voornaamwoord). Nou snap ik wel dat de term "predicaat" niet in de gangbare grammaticamethodes staat, maar je zou kunnen overwegen om te wijzen op het verband met het naamwoordelijk gezegde. Heb je het over 'mijn drie nieuwe cd's van Amy Winehouse', dan kun je daaruit afleiden dat de cd's 'nieuw zijn', dat ze 'van Amy Winehouse zijn', maar niet dat ze '*drie zijn' en ook niet dat ze '*mijn zijn'.
    De bepalingen 'mijn' en 'drie' zijn dus duidelijk van een heel andere soort dan 'nieuw' en 'van Amy Winehouse'. Waarom? Omdat 'mijn' niet zomaar een eigenschap noemt van die cd's, maar ze identificeert in de context (het woord wijst aan welke cd's je bedoelt). En 'drie' noemt ook geen eigenschap van die cd's, maar alleen het aantal.
    Dat laatste kun je mooi uitleggen met een Engels grapje van iemand aan wie gevraagd werd welke eigenschap hij het meeste waardeerde in zijn vrienden. Het antwoord was: "That they are few". De grap is dat hier 'few' gebruikt is als bijvoeglijk naamwoord, terwijl het eigenlijk een telwoord is. Daardoor krijg je een heel vreemd effect.
    De enige bijvoeglijke bepalingen waarvan je geen variant in een naamwoordelijk gezegde kunt maken, zijn de stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden. Je kunt niet zeggen 'de boot is houten'. Toch is het denk ik wel aannemelijk te maken dat 'houten' in 'de houten boot' een eigenschap van de boot noemt, en daarom predicatief is.

    BeantwoordenVerwijderen
  58. Maurice Dumont14 juli 2008 om 10:38

    Dank voor uw reactie.
    Telwoorden vind ik ook inderdaad duidelijk geen bijvoeglijke bepalingen.
    Wat uw laatste alinea betreft: mag/kun je niet gewoon zeggen: "De boot is van hout."? Of is 'van hout' dan geen NwDeel?
    Wel zou je daardoor misschien weer verwarring kunnen krijgen rondom bezittelijke vnw. Je kunt immers 'mijn boek' ook vervangen door "Het boek is van mij."
    Ik ga de rest van uw verhaal nog even goed op mij in laten werken.

    BeantwoordenVerwijderen
  59. @Maurice Dumont: met het voorbeeld 'de boot is van hout,' en je opmerking over 'het boek is van mij' raak je precies het probleem van de parafrase als enige criterium. Daarom zou ik bepleiten om te proberen uit te leggen waar het echt om gaat: 'houten' is predicatief en 'mijn' niet echt. Of misschien meer precies: 'mijn' is behalve predicatief ook "determinatief": het wijst aan (het determineert) welk boek je bedoelt. En 'houten' doet dat in zijn eentje niet.
    Die parafrase is dus een gevaarlijk criterium, omdat hij het risico met zich meebrengt dat hij alleen als ezelsbruggetje wordt toegepast. En ezelsbruggetjes leiden misschien wel tot goede antwoorden, maar het grammatica-onderwijs heeft niet de goede antwoorden als einddoel.

    BeantwoordenVerwijderen
  60. Taalprof, op de onderkant van het potje zinkzalf lees ik: "Zinkzalf helpt een geïrriteerde huid voorkomen en herstellen". Hier klopt iets niet, en ik weet dat mijn leraar Nederlands een ander voorbeeld had: "Hij stopte zijn verhaal en zijn pijp".
    Hoe heet een dergelijke (al dan niet opzettelijke) grammaticale fout ook alweer?

    BeantwoordenVerwijderen
  61. @Vorkbaard: ik denk dat je de term "zeugma" bedoelt, een onevenwichtige samentrekking. Het klassieke voorbeeld is 'Hier zet men koffie en over de Zaan'.
    In dit geval is die onevenwichtigheid trouwens alleen schijnbaar, omdat je de neiging hebt om het samengetrokken 'de geïrriteerde huid' ook als dezelfde huid te interpreteren. Die kan niet tegelijkertijd niet en wel geïrriteerd zijn.
    Voor die interpretatie is grammaticaal echter geen noodzakelijke reden. Hoe vind je de variant: 'Deze zalf helpt blaren voorkomen en genezen'?

    BeantwoordenVerwijderen
  62. Gisteren had ik een discussie over de woorden "mislukte poging". De discussie ging over of dat eigenlijk wel logisch is. De poging zelf is het proberen, dus als de poging mislukt zou dat willen zeggen dat er niet goed is geprobeerd. Maar dat is doorgaans niet wat men bedoelt met een mislukte poging. Hier waren we het in meer of mindere mate over eens, het probleem was uit te vinden wat er dan precies wel mislukt. Dit gaat niet echt over grammatica, maar heeft iemand hier een idee wat dan wel een logisch alternatief is?

    BeantwoordenVerwijderen
  63. @kevin: in deze gevallen kan "mislukt" volgens mij best betrekking hebben op het beoogde resultaat, dat niet bereikt is. "Een mislukt schot" kan een schot zijn dat technisch niet goed is uitgevoerd, maar het meest waarschijnlijk is een interpretatie waarbij de bedoeling die de schutter in gedachten had, niet is uitgekomen.

    BeantwoordenVerwijderen
  64. Beste taalprof,
    olgens mij is er iets mis met zinnen als: iedereen praat hier Engels; thuis praat hij alleen maar Turks; zij praten geen Nederlands met elkaar.
    Je hoort het vaak, ook van sterke taalgebruikers als Ronald Plasterk (gisteravond nog in Zomergasten), maar voor mijn gevoel moet praten an alle hierboven genoemde gevallen vervangen worden door spreken. Is er een onderbouwing voor mijn gevoel of praat ik onzin?

    BeantwoordenVerwijderen
  65. Excuus, olgens moet natuurlijk Volgens zijn en an (3de regel van onderen) in.

    BeantwoordenVerwijderen
  66. @Joeri: het werkwoord 'spreken' kan een lijdend voorwerp hebben, zoals in 'de waarheid spreken', 'een woordje spreken', 'een taal spreken'. Ook in 'iemand spreken' wordt 'iemand' meestal als lijdend voorwerp beschouwd.
    Bij het werkwoord 'praten' is een lijdend voorwerp ongebruikelijker. Je zult het bijvoorbeeld niet gauw hebben over 'een taal praten'. Toch is in een zin als 'Praat geen onzin' het zinsdeel 'geen onzin' wel degelijk lijdend voorwerp.
    'Praten' met lijdend voorwerp wordt wel in de woordenboeken vermeld, maar het is een beetje marginaal (Van Dale zegt erbij dat het "vooral als gerucht" gebruikt wordt, maar dat lijkt me aanvechtbaar).
    Ik moet eerlijk zeggen dat ik 'praten' met een specifieke taalnaam als lijdend voorwerp (zoals in jouw voorbeelden) niet zo heel gek vind klinken. Vooral in een gebiedende wijs ('Praat toch gewoon Nederlands!') komt naar mijn gevoel het informelere 'praten' beter tot zijn recht dan het formele 'spreken'.
    Beide werkwoorden, 'spreken' en 'praten', lijken me overwegend zonder lijdend voorwerp voor te komen. Voor 'praten' geldt dat nog meer dan voor 'spreken'. Ik denk dat het dat is wat jij op die voorbeelden tegen hebt. Het lijkt mij dat de twee vormen naast elkaar een duidelijke functie kunnen hebben: 'praten' is dan de informelere vorm, en 'spreken' de neutrale of formelere vorm.

    BeantwoordenVerwijderen
  67. Taalp, nog even over de zinkzalf en de geïrriteerde huid. Ik wil er niet over door blijven zaniken hoor; ik heb er geen belang bij ;)
    Het ging om deze zin: "Zinkzalf helpt een geïrriteerde huid voorkomen en herstellen".
    'Voorkomen' wordt door de zinkzalf gedaan en 'herstellen' door de geïrriteerde huid.
    In je voorbeeldzin "Deze zalf helpt blaren voorkomen en genezen" worden 'voorkomen' en 'genezen' beide door de zalf gedaan en niet door de blaren.
    Je zou kunnen aandragen dat 'herstellen' door de zinkzalf wordt gedaan, maar dan toch alleen in mindere mate: "Zinkzalf HELPT" er namelijk slechts bij.

    BeantwoordenVerwijderen
  68. @Vorkbaard: ik denk dat 'herstellen' een zogeheten "veranderingswerkwoord" is, net zoals 'bevriezen' of 'smelten'. Je kunt zeggen: 'de kaas smelt' of 'ik smelt de kaas'. Zo kun je ook zeggen 'de huid herstelt' en 'de zalf herstelt de huid'. Zo ook bij 'genezen': 'de blaren genezen' of 'de zalf geneest de blaren'.
    Jij lijkt van mening dat 'herstellen' en 'genezen' in dat opzicht verschillend zijn. Klopt dat?

    BeantwoordenVerwijderen
  69. Nee, wat dat betreft vind ik herstellen en genezen eenzelfde soort werkwoord. Maar als de zalf helpt de huid te genezen, geneest de huid zich voor een groter gedeelte zélf... zich herstellen dus. De huid geneest zichzelf en de zalf herstelt de irritatie.
    Trouwens wel een geweldig woord, zeugma :D

    BeantwoordenVerwijderen
  70. @Vorkbaard: kan de zalf ook jou helpen de huid te genezen/herstellen?

    BeantwoordenVerwijderen
  71. @Vorkbaard: als de zalf jou kan helpen de huid te genezen, kun je in die betekenis dan ook 'jou' weglaten, net zoals je van 'Die bril helpt jou de krant te lezen' kunt maken 'Die bril helpt de krant te lezen'? Of vind jij dat laatste ook niet kunnen?

    BeantwoordenVerwijderen
  72. Beste prof,
    Wat is het verschil tussen een spreekwoord, gezegde of uitdrukking?
    M.v.g.
    Vincent

    BeantwoordenVerwijderen
  73. @De Bakker: dat is niet echt een grammaticale vraag. De taalprof is niet echt deskundig op het gebied van woordbetekenis: daarvoor kun je het beste een goed woordenboek raadplegen.
    Grammaticaal is er het volgende over te zeggen: een spreekwoord is in ieder geval altijd een hele zin (meestal met een levenswijsheid erin). Een uitdrukking of een gezegde bevat niet noodzakelijk een levenswijsheid (het kan ook om een figuurlijke betekenis gaan), en ze kunnen ook bestaan uit alleen een zinsdeel of een combinatie van zinsdelen. In die betekenis verschillen 'uitdrukking' en 'gezegde' niet zo heel veel.
    De term 'gezegde' is daarnaast ook een grammaticale term voor het zinsdeel waarvan het werkwoord de kern vormt.

    BeantwoordenVerwijderen
  74. Beste taalprof,
    Stel, je wil in een voetbalgerelateerde context over een "pijl-en-boog-bal" spreken, hoe zou je "pijl-en-boog-bal" dan schrijven?
    Alvast bedankt,

    BeantwoordenVerwijderen
  75. @Moos: de taalprof is geen specialist op het gebied van de spelling. Voor de spelling is dé autoriteit woordenlijst.org, een integrale online versie van het Groene Boekje en de bijbehorende Leidraad bij de spellingregels.
    Voor jouw vraag is denk ik de volgende pagina van belang: http://woordenlijst.org/leidraad/6/6/
    Ik denk dat 'pijl-en-boogbal' hetzelfde in elkaar zit als 'kat-en-muisspelletje'. Grammaticaal gezien heb je hier een woordgroep ('pijl en boog'), die als deel van een samenstelling wordt gebruikt. Samenstellingen schrijf je zo mogelijk aan elkaar (vandaar het ontbreken van een streepje tussen 'pijl-en-boog' en 'bal'), en met koppeltekens geef je aan dat je een hele woordgroep als deel van een woord wil gebruiken (vandaar de streepjes tussen 'pijl' en 'en' en 'en' en 'boog'). Zo, dat vond ik een mooie zin met vijf keer 'en' achter elkaar. Het kan altijd beter, maar deze rolde er spontaan uit.

    BeantwoordenVerwijderen
  76. Beste taalprof,
    Ik vraag mij af hoe je werkwoorden moet vervoegen dus (d/t's) wanneer er sprake is van een onbepaald voornaamwoord als: niemand, iedereen, alles, niets?
    Niemand die het waardeer(d) of waardeer(t)?
    Alvast vriendelijk bedankt voor uw antwoord

    BeantwoordenVerwijderen
  77. @Anniek: een onbepaald voornaamwoord is altijd derde persoon. Bij 'niemand', 'iedereen', 'alles', 'niets' is de vervoeging van het werkwoord hetzelfde als bij het woordje 'hij' (of 'het', of aanwijzende voornaamwoorden als 'dit' of 'dat').
    Je kunt het goed zien aan de vervoeging van het werkwoord 'zijn'. Net zoals het is 'hij is', zo is het ook 'niemand, iedereen, niets, alles is'.
    In jouw voorbeeld is het onderwerp van de zin trouwens niet het woordje 'niemand', maar het woordje 'die'. In 'Niemand die het waardeert' is 'die het waardeert' een bijvoeglijke bijzin bij 'niemand'. Om een volledige zin te maken zou je iets kunnen doen als 'Er is niemand die het waardeert'. Dan is 'niemand die het waardeert' het onderwerp van 'is' (derde persoon), en 'die' is het onderwerp van 'waardeert' (dat is dus met de 't' van de derde persoon enkelvoud).
    Jouw voorbeeld is wel problematisch als de bijzin hoort bij het woordje 'ik': 'ik, die het heel erg waardeer(t), dank je hartelijk.' Hier is 'ik' onderwerp van 'dank', en 'die' weer onderwerp van 'waardeer(t)'. Maar omdat 'die' verwijst naar 'ik' (en daardoor iets van die betekenis overneemt), wordt het onduidelijk welke werkwoordsvorm je nu moet gebruiken. De meeste taaladviseurs bevelen hier toch derde persoon aan: 'ik, die het heel erg waardeert, dank je hartelijk.'

    BeantwoordenVerwijderen
  78. Beste taalprof
    Zou ik u twee vragen mogen stellen over enkelvoudige en samengestelde zinnen?
    'We hebben veel gegeten en gedronken.' Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
    'Mina is twaalf en te klein voor haar leeftijd. 'Is dit een enkelvoudige of samengestelde zin?
    Alvast bedankt voor uw antwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beide zinnen bevatten een nevenschikking. Bij nevenschikking is het vrijwel altijd mogelijk om te veronderstellen dat er sprake is van samentrekking. Zo kun je bij 'We hebben veel gegeten en gedronken' argumenteren dat het een samentrekking is van 'We hebben veel gegeten en we hebben veel gedronken', maar je kunt ook stellen dat 'gegeten en gedronken' een nevenschikking van gelijke delen is. Een extra argument zou je nog uit de betekenis kunnen halen: als het eten en drinken bij verschillende gelegenheden bedoeld is (we hebben in totaal veel geconsumeerd, maar we aten veel en we dronken veel), dan zou je zeggen dat het een samentrekking is. Als het eten en drinken onderdeel was van bijvoorbeeld een maaltijd, lijkt de analyse als gewone nevenschikking waarschijnlijker.

      In de tweede zin lijken de twee delen ('twaalf' en 'te klein voor haar leeftijd') ongelijke delen, maar ze zijn beide naamwoordelijk deel van het gezegde. Hier is het betekenisverschil tussen de twee analyses echter veel kleiner.

      Verwijderen
  79. Hartelijk dank voor de verduidelijking!

    BeantwoordenVerwijderen