zondag 12 februari 2006

Giep



Bij de log Wat is een naamwoordelijk gezegde staat een reactie in de vorm van een rijmpje over onregelmatigheden in de Nederlandse woordvorming. Dat gedicht is oorspronkelijk gebaseerd op een van de Ruizerijmen van de bekende Charivarius uit 1922, maar later verschillende keren aangevuld. Het is namelijk erg makkelijk om dit soort voorbeelden te vinden. Hoewel Charivarius het vast ironisch bedoelde (ik kan me niet voorstellen dat hij voortaan inderdaad eien als meervoud van ei zou willen hebben), wordt dit gedicht, of een van zijn bewerkingen, vaak gebruikt door mensen die daar uiterst serieus over lijken te zijn.



Veel mensen schijnen te denken dat het Nederlands inderdaad maar een rommeltje is met al zijn onregelmatigheden. Vaak wordt dit ook nog eens in verband gebracht met spellingveranderingen, en grote zorg over de verloedering van de taal in het algemeen.



Wat moet je hier nu over zeggen? Hangt het Nederlands inderdaad aan elkaar van onregelmatigheden? Deugt er dan werkelijk niets van? Dat is natuurlijk grote onzin. De meeste voorbeelden uit het gedichtje betreffen woordvormingen die in oudere fasen van de taal hebben plaatsgevonden, en die als een soort cultureel erfgoed zijn bewaard.



Die onregelmatige verleden tijden van de sterke werkwoorden zijn rechtstreeks afkomstig van de indogermaanse voorganger van het Nederlands waar de werkwoorden werden vervoegd met klankveranderingen (de zogeheten ablautsrijen). Voor de meeste werkwoorden had je een aparte klank voor de tegenwoordige tijd (bijvoorbeeld nemen), de verleden tijd enkelvoud (nam), verleden tijd meervoud (namen) en voltooid deelwoord (genomen).



Je had vijf ablautsrijen. Waarom? Tja, dat weet niemand, maar het lag in ieder geval niet aan de spellingcommissie, want van het indogermaans bestaan geen geschreven bronnen. Ook woordvorming verandert in de loop der jaren. Maar woorden die driehonderd jaar geleden gevormd zijn, dragen nog de sporen van de regels die je vroeger had. Is dat moeilijk? Tja, het is kennis die je niet meer in een hedendaagse regel kunt vangen. En het is ook niet voorspelbaar welke woorden wel sporen dragen van oudere taalfasen en welke niet. En dan verandert het ook nog eens. Er zijn maar weinig mensen meer die kloeg als verleden taal van klagen gebruiken. Is dat erg? Tja, misschien wel, maar ook hier valt weinig aan te doen. Het is de taalgemeenschap die beslist (ook hier zeggen taalkundigen en spellingcommissies maar weinig over).



Zou er werkelijk iemand zijn die dat allemaal liever regelmatig wil? Dat we het voortaan hebben over slapen, slaapte, geslaapt? En slot, slotten? Ik zou voorspellen dat daar binnen de kortste keren door de taalgemeenschap toch weer variatie in wordt aangebracht.



Het goede nieuws is dat wij mensen eigenlijk geen moeite hebben met al die onregelmatigheden. Zeker als kind beschikken we over een onnavolgbare vaardigheid in het oppikken en onthouden van allerlei woorden met de gekste eigenschappen. Er zijn geen aanwijzingen dat onregelmatige woorden gemakkelijker te onthouden zijn dan regelmatige. Sterker nog: er zijn aanwijzingen dat we zelfs van regelmatige woorden domweg alle vormen apart opslaan in onze hersenen.



Is het Nederlands bijzonder moeilijk in dit opzicht? Helemaal niet. Alle talen met een geschiedenis dragen daar de sporen van. En die zijn allemaal onregelmatig. Als ik me niet vergis bestaat het rijmpje van Charivarius ook voor het Engels. Daar heet het Why English is so hard. Auteur onbekend.



19 opmerkingen:

  1. niet akkoord. onregelmatigheden zullen altijd bestaan, maar ze zijn het gevolg van het wegwerken van andere onregelmatigheden. Het is bijvoorbeeld duidelijk dat de sterke werkwoorden op hun retour zijn, en dat we inderdaad binnenkort allemaal slaapte zeggen. maar ongetwijfeld zal dat wegwerken van onregelmatigheid een ander probleem met zich meebrengen waardoor er weer variatie ontstaat in een ander domein.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hmm, dat is wel een vreemde uitspraak: "onregelmatigheden [...] zijn het gevolg van het wegwerken van andere onregelmatigheden". En waar zijn die andere onregelmatigheden dan weer het gevolg van? :)
    Ik denk eerder dat onregelmatigheden het gevolg zijn van het feit dat ieder individu in feite apart de taal telkens opnieuw moet reconstrueren uit het aanbod. Daarbij kun je blijkbaar op punten steeds andere keuzes maken. Dat wij een sterk geheugen hebben voor het onthouden van onregelmatigheden, bevordert juist het ontstaan ervan. Voor sterke werkwoorden hoeven we geen hele systemen te onthouden, we prenten gewoon iedere vorm apart in.
    Ik geloof er dan ook niets van dat wij "binnenkort" allemaal slaapte zouden zeggen. Die vorm sliep is veel te frequent, die houdt het nog wel een tijdje uit. Bedenk ook dat steeds meer onregelmatigheden in geschreven bronnen vast komen te liggen. Daarmee groeit de weerstand om ze "weg te werken". Ik denk niet dat wij het nog meemaken dat de sterke werkwoorden verdwenen zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. als mensen een hele taal moeten onthouden zonder er patronen in te zien, zouden de hersenen snel overbelast zijn. Onregelmatige werkwoorden zijn daarin vervelend, en dus moeten die weggewerkt worden. natuurlijk gaat dat niet van een twee drie, maar volgens mij zeggen we over honderd jaar slaapte, hoor. ;) als ik hem vind maak ik er een taalkoe van!8)

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ja dat klinkt allemaal best geloofwaardig, maar er is geen enkele aanwijzing voor. Ik wil best geloven dat we overal patronen in zien, maar ik zie niet dat onregelmatige werkwoorden vervelend zouden zijn. Honderd jaar zeg je? Laat me niet lachen. Al in het indogermaans bestond de zwakke verledentijduitgang. Dat is meer dan tweeduizend jaar geleden. Als jij gelijk had zouden er al lang geen sterke werkwoorden meer zijn. Blijkbaar is de weerstand tegen dat "wegwerken van vervelende vormen" veel te groot. En blijkbaar raken onze hersenen daar helemaal niet overbelast door. Dat zou wat moois worden! Volgens mij onderschat je wat wij allemaal spelenderwijs aan chaotische rommel kunnen onthouden.
    Slaapte vind je wel, en elk kind gebruikt die vorm wel eens, maar de sterke vorm is zo frequent dat die toch globaal de overhand krijgt.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. hoi, ik staaf mijn bedenkingen adhv Aitchison, Language Change, Progress or Decay. Maar uiteraard is ook dat maar het idee van iemand, en we zijn allemaal vrij om ideeën te hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ik weet ook wel dat andere gerespecteerde taalprofs zoals Jean Aitchinson deze verklaringen bieden, maar volgens mij heeft zij het nergens over "overbelasting van de hersenen".
    En ik begrijp ook dat het streven naar orde en regelmaat een van de standaardverklaringen is voor taalverandering, maar ik twijfel een beetje aan de achterliggende argumentatie. Want waar haalt zij die vandaan? Hoe dat aan de werking van het brein gerelateerd moet worden is mij een raadsel. Ik heb geen verklaring. Jij (en Jean Aitchinson) pretenderen die verklaring wel te hebben. Jullie moeten dus argumenteren. Niet alleen maar zeggen dat je "maar een idee hebt".

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Toch heb jij ook geen enkele aanwijzing voor jouw stelling, taalprof? Vanwaar haal je de stelling dat mensen zelf een taal bouwen vanuit het bestaande aanbod? Dat je vanuit een aanbod een taal leert, wil ik best aannemen. Maar volgens mij verbeter je jezelf gauw als je hoort dat jij de enige bent die 'slaapte' als verleden tijd voor 'sliep' gebruikt. Bovendien geef jij toch ook geen verklaring voor veranderingen? Je zegt dat ze stammen uit de indogermaanse voorgangers van onze talen. Maar zoals je ook zelf aangaf in je blog, weet niemand waarom we bepaalde vormen bewaard hebben en andere niet. Natuurlijk spelen factoren als frequentie, nieuwe woordvormingen, enz. een belangrijke rol. En een taal gaat niet zomaar over van Indogermaans naar Westgermaans naar Nederlands. Maar alles terugvoeren op de voorganger lijkt me ook gemakkelijk. Taalverandering vindt ook hier en nu plaats. Dat wil daarom niet zeggen dat we naar een andere taal evolueren. Tenzij je van mening bent dat iedere taalverandering een andere taal
    Groetjes

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Er is maar één realiteit, en dat is dat elk individu een taalvermogen heeft. Daarbuiten bestaat geen taal. Er zijn wel taaluitingen, maar die zijn allemaal afkomstig van die individuen. En die zijn in zekere zin "vervuild" omdat ze niet rechtstreeks uit die ene hersenfunctie volgen, maar beïnvloed worden door allerlei oncontroleerbare factoren.
    Taal is een of andere onduidelijke abstractie van al die taalvermogens. Bijzonder slecht gedefinieerd, en hooguit gebaseerd op een consensus binnen een taalgemeenschap. Ik wil graag toegeven dat elke discussie over taalverandering op drijfzand plaatsvindt.
    Het verschijnsel dat kinderen die een taal leren eerst sliep zeggen, dan slaapte en dat dan weer verbeteren, is in de literatuur herhaaldelijk gesignaleerd. Het toont aan dat wij goed zijn in het herkennen van patronen (zoals tom terecht opmerkte), maar ook dat we makkelijk uitzonderingen kunnen onthouden. Dat daar op de een of andere manier sprake is van "overbelasting van de hersenen" is volgens mij echt uit de lucht gegrepen. Er zijn juist aanwijzingen dat wij allerlei onnodige dingen zonder enig systeem onthouden. Niet alleen in taal.
    Als je zoals Aitchinson voor een functionele verklaring kiest (taal verandert bijvoorbeeld omwille van het wegwerken van onregelmatigheden), dan begeef je je op glad ijs. Daar zou ik op zijn minst bij willen opmerken dat dat nooit het hele verhaal kan zijn.
    Wat is dan mijn verklaring van taalverandering? In ieder geval is taalverandering een optelsom die op individuele taalvermogens gebaseerd moet zijn. Het zijn de individuen die de taal leren (en dat gebeurt steeds opnieuw, want zelfs als een deel van je taalvermogen aangeboren is (wat een controversieel standpunt is) zijn specifieke talen nooit aangeboren. Ik bedoel echt niet dat elke verandering op een voorganger teruggevoerd moet worden. Die sterke werkwoorden (dat wilde ik opmerken) bestonden in het indogermaans niet als uitzonderingen maar als regel.
    Dat dit allemaal erg interessant is ben ik graag met je eens!

    BeantwoordenVerwijderen
  9. QUOTE:
    Dat dit allemaal erg interessant is ben ik graag met je eens!
    daarmee dat we het studeren ;) ; ik (tom) ben wel meer te vinden voor computerlinguistiek

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Toch heb ik ook bij die verklaring mijn bedenkingen, taalprof. Ikzelf ben tweetalig opgevoed: al sinds ik klein ben hoor ik zowel Nederlands als Duits. Omdat ik in België ben opgegroeid tussen Nederlandstalige vriendjes, is die laatste taal iets minder goed ontwikkeld. Toch kon ik toen ik klein was al perfect het onderscheid maken tussen Nederlands en Duits. En nu ik die beide talen studeer merk ik enkel interferentie op op gebied van de woordenschat. Het gaat dan vaak om woorden die in de andere taal niet bestaan met diezelfde waarde, of een vervelendere grammaticale constructie met zich meebrengen. Als ik als klein kind mijn taal zou gebouwd hebben uit het aanbod dat ik thuis had, dan zou ik toen 'ik schlief' gezegd kunnen hebben, en 'du slaapt'. Maar dat deed ik niet. Vanwaar had ik dan het besef dat het hier om twee verschillende talen ging?
    Wees gerust, ik geloof ook niet in een boven onze hoofden hangende, volledig afzijdige taal, integendeel. Maar ik ben er ook niet voor om alles op individuen terug te voeren. Dus die hersenfunctie waar jij het over hebt, is volgens mij niet puur individueel. Zoals je zelf al aangeeft (we 'kiezen' uit het aanbod) is ze ook sociaal. Als ik als driejarige perfect paradigma's uit verschillende talen kon onthouden zonder mij daar vragen bij te stellen moet er toch iets meer zijn dan 'luisteren - opnemen - reproduceren met eventuele vervuiling'. Die hersenfunctie is volgens mij tot meer in staat dan dat.
    Maar goed, dan hebben we het weer over taalverwerving! Ik word er zelf een beetje draaierig van!

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Het spijt me dat deze discussie je draaierig maakt, maar wat je zegt kan volgens mij niet. Ik geloof wel dat je in verwarring kunt raken, en interferentie zal best wel bestaan, maar buiten je hersenen is er niets. Die sociale realiteit die jij veronderstelt, dat vind ik nou weer moeilijk te geloven. Waar hebben we het dan over? Iets statistisch? Maar dat is dan toch niets anders dan onze interpretatie?
    Oei, nou zitten we inderdaad over heel fundamentele dingen te filosoferen. Dat is al bijna geen grammatica meer. En ik dacht nog wel dat ik het allemaal simpel kon houden. :?

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Die sociale realiteit is wat jij het aanbod noemt. Misschien is een formulering als 'sociale impuls' juister. Zonder een sociale omgeving begin je niet te praten, hoewel je er de competentie toe hebt. Het is toch ook die impuls die je ertoe brengt 'sliep' te zeggen in plaats van 'slaapte'? Hoewel je uiteindelijk natuurlijk zelf praat, en dat volledig zelfstandig kunt doen, vind ik niet dat je die sociale kant mag verwaarlozen. Hoe we die impuls interpreteren, is inderdaad niet altijd hetzelfde. Toch vallen de overeenkomsten meer op dan de verschillen. Je leert een taal van iemand, omdat die persoon die taal ook zo geleerd heeft, enz. Misschien krijgen sommige woorden een andere gevoelswaarde, veranderen bepaalde grammaticale fenomenen, enz. Maar in vergelijking met de overeenkomsten met de taal die de mens die het je geleerd heeft vertoont, zijn die verschillen een kleine minderheid.
    Je kan onmogelijk zeggen dat taal niet sociaal is, omdat haar functie voor een groot stuk sociaal is. Als mensen elkaar vertellen hoe slecht het weer is, dan bestaat er duidelijk geen noodzaak om belangrijke nieuwe informatie uit te wisselen. Mensen babbelen er op los om te tonen dat ze met elkaar bezig zijn. En met elkaar bezig zijn, dat lijkt me erg sociaal.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Hmmmm. Nou zeg je dat de trigger om taal te leren (het aanbod, de sociale omgeving) een onderdeel van de taal zelf vormt. Dat lijkt me weer wat al te kras. Ik snap wel dat dat allemaal een rol speelt en ik wil het graag met je eens zijn dat het essentieel is, maar het is geen onderdeel van de taal zelf. Ik wil zelfs met je meegaan in de bewering dat het leren van taal en het gebruiken van taal een sociaal fenomeen is, maar dat is allemaal niet "de taal zelf".
    Misschien wil je beweren dat je "de taal zelf" niet los kunt zien van het gebruik of van de sociale omgeving, maar daarmee zou je helemaal beweren dat taal niet bestaat.
    Als je het met me eens bent dat je kunt praten over de "grammatica" als een systeem van regels om woorden te maken en die met elkaar te combineren tot woordgroepen en zinnen, dan kun je dat systeem toch geen sociaal gegeven noemen. Het is ófwel een pure abstractie (dan bestaat het dus eigenlijk niet), óf het heeft een fysieke basis in je hersenen. Iets anders kun je je toch moeilijk voorstellen, ook al is duidelijk dat dat systeem een functie heeft in, of zelfs gemotiveerd is vanuit een sociale omgeving.

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Ik ziet niet in waarom zo'n extreem standpunt nodig is. Taal is zo complex dat je het niet als 'puur taal' of 'puur sociaal' kan zien. Zonder de sociale context bestaat taal niet, en zonder de hersenfunctie ook niet. Natuurlijk is taal een systeem van regels. Maar wat je bijvoorbeeld zegt over woorden, heeft wel al een basis in de werkelijkheid. We gebruiken woorden om objecten, gevoelens, handelingen, enz. te benoemen. Veel woorden hebben natuurlijk een eerder grammaticale functie, zoals voorzetsels. Maar ook hier geldt dat ze hun basis vinden in de 'buitentalige' werkelijkheid. In de cognitieve linguïstiek bestaan er veel opvattingen dat net de grammatica die buitentalige werkelijkheid op opvallende wijze weerspiegelt. Zelfs principes die op het eerste gezicht louter grammaticaal en conventioneel lijken te zijn, zoals woordvolgorde, kunnen bij nader onderzoek met zo'n visie op bv. een iconische wijze geïnterpreteerd worden.
    Het is aanlokkelijk om te zeggen dat taal óf helemaal sociaal, óf helemaal hersenfunctie is. Maar volgens mij is zo'n standpunt niet lang houdbaar. Ik beweer dus inderdaad dat je de taal zelf niet los kunt zien van werkelijkheidsfactoren. Dus niet alleen de sociale omgeving, maar ook andere aspecten van de buitentalige werkelijkheid. Dat wil helemaal niet zeggen dat ik beweer dat taal niet bestaat. Dat is de conclusie die je vanuit jouw standpunt trekt.
    Ik kan ook niet uitleggen wat taal juist is. Maar ik ben ervan overtuigd dat het hier niet om een pure hersenfunctie gaat. Daarom geloof ik ook niet dat taalverandering vanuit een individuele interpretatie van de taal kan verklaard worden, om terug bij het begin van onze discussie aan te sluiten.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Maar wat betekent dat nou weer: "hun basis vinden in de werkelijkheid"? Ik snap wel dat woorden verwijzen naar de werkelijkheid, maar daarmee vallen ze er nog niet mee samen.
    Vergelijk het eens met je visuele waarneming. Om een gezicht te herkennen moet je een "sociale context" hebben waarin je dat gezicht ziet, nietwaar? Je visuele herkenning kan niet zonder die werkelijkheid plaatsvinden. Jouw herkenning van een gezicht "heeft een basis in" die sociale context. Of "weerspiegelt de buitenvisuele werkelijkheid op opvallende wijze". Misschien kun je de visuele waarneming wel "op een iconische wijze interpreteren".
    Ook al is die visuele waarneming onstellend complex, er is geen enkele reden om te veronderstellen dat de gezichten die je herkent zélf deel uitmaken van jouw herkenning.
    Waarom zou je nou bij taal wél die stap maken en zeggen dat de buitentalige wereld een deel is van de taal? Daar snap ik niets van.
    Begrijp me goed, het is niet mijn bedoeling om vervelend of eigenwijs te doen. Als ik iets beweer wat niet houdbaar is wil ik dat graag aannemen, maar niet alleen maar omdat je zegt "het is niet lang houdbaar".
    Ik vind mijn standpunt trouwens niet "extreem". Extreem is het als je dingen aanneemt waar geen aanwijzingen voor zijn. Ik neem juist minder aan. Jij beweert dat het complexer is. Strikt genomen is dát extreem.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Ik bedoelde niet dat je 'extreem' bent, maar dat je standpunt extreem is, omdat je radicaal kiest voor de kant van de hersenfunctie, zonder dat je de sociale kant erbij wil betrekken. Ik ben in dat opzicht dan minder extreem, omdat ik beide standpunten wel vermeng. Het was niet de bedoeling je daarmee te beledigen of zo.
    Dat je zegt dat ik dingen aanneem waar geen aanwijzingen voor zijn, klopt niet. Ik heb in mijn vorige post duidelijk gezegd dat er in de Cognitieve Linguïstiek heel wat werk geleverd wordt rond de weerspiegeling van de werkelijkheid in de taal. Daarbij heb ik het duidelijk gehad over 'weerspiegeling' en 'basis in de werkelijkheid'. Als je zegt dat ik meende dat de taal overeenkomt met de buitentalige werkelijkheid, dan leg je me woorden in de mond die ik niet gezegd heb.
    Wat ik juist bedoel met complex, is ongeveer wat jij ook zegt over die visuele waarneming. En natuurlijk zijn gezichten van mensen niet hetzelfde als de mentale concepten van die gezichten in je hoofd, laat staan de namen die je eraan koppelt. Toch heeft een blinde geen enkel mentaal-visueel beeld van een gezicht in zijn hoofd. Dat komt omdat hij nog nooit de ervaring heeft gehad een gezicht waar te nemen, 'om te zetten' (hoe dat ook mag gebeuren, ik moet grif toegeven dat ik daar niets van ken) naar dat mentale beeld en het op te slaan in zijn hoofd. Hij heeft misschien wel de hersencapaciteit om dat mentale beeld te kunnen opslaan in zijn hoofd, maar hij heeft nooit zo'n beeld gezien. Dat is dus wat ik versta onder het belang van die buitentalige werkelijkheid.
    Volgens mij is het bij taal net zo. Je mag dan wel de hersenfunctie hebben, zonder sociale en werkelijkheidsgestuurde impuls, ben je daar niet veel mee. Omgekeerd geldt dat ook: je mag zoveel van die impulsen hebben als je wilt, zonder de juiste hersencapaciteit kan je die niet omzetten in taal.
    Voor mij zit er in taal dus meer dan pure grammatica.

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Volgens mij zijn wij het wel ongeveer eens, maar we praten een beetje langs elkaar heen waar het de definitie van het woord "taal" betreft. Jij verstaat onder taal niet alleen het systeem zelf, maar ook het taalgebruik en de manier waarop er interactie met de buitentalige wereld plaatsvindt. Ik ontken niet dat dat er allemaal is, en zelfs dat het noodzakelijk is of onlosmakelijk verbonden met taal. Ook begrijp ik dat je in de cognitieve grammatica concepten probeert te ontwerpen die weerspiegelen hoe je brein de wereld weerspiegelt. Dat is allemaal prima. Maar als je je afvraagt waar taal werkelijk bestaat, dan kan dat alleen maar in de hersenen van de individuele sprekers zijn. Al het andere is een abstractie, een interpretatie van wetenschappers die de relatie tussen sprekers onderling, of tussen taalgebruikers en de wereld willen beschrijven.
    Ik vind het dan ook belangrijk (maar dat vind jij waarschijnlijk ook) om een onderscheid te maken tussen taaluitingen (die natuurlijk wel buiten de sprekers bestaan) en de taal zelf. De taal zelf is niet zomaar de optelsom van alle uitingen, en zelfs zijn de uitingen in mijn opvatting helemaal geen onderdeel van de taal. Het zijn onzuivere effecten van het systeem dat de individuele sprekers in hun brein hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Ik denk inderdaad ook dat we er ongeveer hetzelfde over denken, maar we leggen onze interessepunten op andere plaatsen. Ik zie de taal liefst als een geheel van grammatica + uitingen (zonder daarbij te menen dat dat hetzelfde is) en jij maakt dat onderscheid liever duidelijk. Alleen zou ik niet zeggen dat de taaluitingen den onzuivere effecten van de hersenfunctie zijn. Ik denk immers (zoals ik al ergens zei) dat je taal grotendeels leert door te luisteren naar anderen. De grammaticale structuur in je hoofd wordt bepaald door je moedertaal, en niet door die van een andere. Een universeel grammaticaal systeem in de hersenen bestaat volgens mij dan ook niet (een universele hersenfunctie die voor taal verantwoordelijk is dan weer wel). Als uitingen (on)zuiver zijn, is voor mij het systeem in de hersenen dat ook voor een stuk.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Hmmm. We zijn het bijna eens! Ik bedoelde niet zozeer dat ons systeem in de hersenen zuiver is, maar dat de taaluitingen niet als zuivere effecten van dat systeem gezien kunnen worden. Met andere woorden: als je een zin maakt, of een intuïtie hebt, kun je er niet zeker van zijn dat die alleen door je taalsysteem is opgeleverd. Je kunt andere hersengebieden niet uitschakelen. Dat ben je toch met me eens, niet? Ook ben ik (net als jij) absoluut niet van mening dat er een universeel grammaticaal systeem in de hersenen bestaat. Ik denk juist dat het in principe altijd individueel is. Het is daarom dat ik moeite heb met de abstractie van een collectief systeem (zoals in wezen De Saussure maakte). De status van die abstractie is dan immers onduidelijk.
    Hè gelukkig, zijn we het toch eens! Althans, we hebben precies bepaald waar het verschil van mening ligt.

    BeantwoordenVerwijderen