Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.
Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).
Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenVandaag hoorde ik op BNR Nieuwsradio een hoogleraar van de Radboud Universiteit het woord onhelder gebruiken.
Dit maakte dat ik begon na te denken over wanneer we nu eigenlijk wel on- gebruiken en wanneer niet. Zo zeggen we wel ongebruikelijk, onjuist, onsmakelijk, maar niet ongoed, onsociaal of onlekker.
Ik vraag me daarom af of het taalkundig te verklaren is wanneer we wel of niet on- gebruiken, of dat het puur een gevoelskwestie is.
@Judith: vroeger kon je 'on-' ook voor zelfstandige naamwoorden gebruiken ('onmens', 'onkruid'), maar dat procedé is tegenwoordig niet meer productief. Volgens Schönfeld (http://www.dbnl.org/tekst/scho074hist01/scho074hist01_0010.htm) staat 'on-' vaak voor bijvoeglijke naamwoorden die van werkwoorden zijn afgeleid: 'onverstaanbaar,' 'onmetelijk,' en voltooid deelwoorden "met actieve kracht": 'onverdiend,' 'onverholen'.
BeantwoordenVerwijderenEchter, 'on-' kan in het algemeen wel voor bijvoeglijke naamwoorden staan. Als het bijvoeglijk naamwoord een duidelijk tegengestelde heeft (zoals 'slecht' als tegengestelde van 'goed') is de afleiding met 'on-' wel ongebruikelijk. Maar zelfs dan is het mogelijk. Zo heeft 'knap' een tegengestelde in 'lelijk', maar de combinatie 'niet onknap' hoor je nog wel eens.
Ik denk dat 'ongoed' vreemd klinkt omdat 'slecht' heel gebruikelijk is en 'niet ongoed' daarom onnodig is. 'Onsociaal' moet concurreren met 'asociaal,' (wat eenzelfde type woordvorming is) en 'onlekker' met 'vies'. Maar ik vind 'niet onlekker' nog wel kunnen. Het lijkt me inderdaad een gevoelskwestie. Er is grammaticaal niets tegen op die drie woorden.
Hallo,
BeantwoordenVerwijderenIk kom ergens niet uit.
Het zal wel voor de hand liggend zijn, maar ik zie het zo gauw niet.
Het gaat om de volgende zin:
Mij werd een etentje aangeboden wegens 30 jaar trouwe dienst.
Is het onderwerp in deze zin 'Mij' of bevat deze zin geen onderwerp?
Alvast bedankt.
Groet,
Sjoerd
@sjoerd: allereerst zou je op zoek moeten gaan naar het groepje werkwoorden in deze zin. Dat is 'werd aangeboden'. Daarin is de kern het werkwoord 'aanbieden'. Dat werkwoord heeft twee voorwerpen: 'iemand iets aanbieden' (meewerkend en lijdend voorwerp). Nu zou je het groepje moeten herkennen als een lijdende vorm (hulpwerkwoord 'worden' met een voltooid deelwoord). Dat betekent dat een van die voorwerpen (het lijdend voorwerp) in deze zin het onderwerp moet zijn geworden.
BeantwoordenVerwijderenEr zijn nu twee manieren om het onderwerp te vinden: je gaat op zoek naar het lijdend voorwerp van 'aanbieden' ('iemand biedt iemand iets aan' en wat is in deze zin dat 'iets'), óf je kijkt welk zinsdeel in deze zin in persoon en getal overeenkomt met 'werd aangeboden'. Anders gezegd: welk zinsdeel moet veranderen als je van 'werd' 'werden' maakt?
Als je via één van die twee manieren het onderwerp gevonden hebt, kun je het altijd op de tweede manier controleren.
Zo kun je op twee manieren bewijzen dat 'mij' geen onderwerp is: het is niet de 'iets' die aangeboden wordt, en als je van 'werd' 'werden' maakt, kun je de zin niet goed krijgen door bijvoorbeeld van 'mij' 'ons' te maken: 'Ons werden een etentje aangeboden wegens 30 jaar trouwe dienst'.
Is dit voldoende informatie om het echte onderwerp te bepalen?
Hallo,
BeantwoordenVerwijderenbij het analyseren van zinnen, en dan vooral bij het aanduiden van bepalingen heb ik het moeilijk. Het is mij niet duidelijk of een bijvoegelijk naamwoord ook een bepaling mag genoemd worden.
zoals in het voorbeeld:
Ik draag leuke kleren.
kleren is een voorwerp,
maar wat met leuke?
@Els: het werkwoord van deze zin is 'dragen.' Dat krijgt één voorwerp ('iets dragen'). Als je je afvraagt wat in deze zin de invulling van dat iets is, dan is het antwoord 'leuke kleren'. Want je zegt niet zomaar dat je 'kleren draagt', maar dat je 'leuke kleren' draagt.
BeantwoordenVerwijderen'leuke kleren' is dus het (lijdend) voorwerp. Dat is een groepje woorden, waarvan 'kleren' de kern vormt, en 'leuke' is een bepaling bij die kern. Een bijvoeglijke bepaling, want die kern is een zelfstandig naamwoord, en 'leuke' is een predicatie bij 'kleren' (de kleren zijn leuk).
Beste prof,
BeantwoordenVerwijderenKlopt het dat er in onderstaande zin twee lijdend voorwerpen staan?
"Ik heb hen dat ook zien doen"
('hen' en 'dat')
Ik kwam er met leerlingen en collega's niet uit...
@Machteld: ja dat klopt, maar niet precies zoals jij zegt. Het is een voorbeeld van een constructie die we vroeger "accusativus cum infinitivo" noemden, en die in de internationale literatuur "double object construction" heet.
BeantwoordenVerwijderenIn de traditionele zinsontleding zou je hem zo moeten analyseren: 'heb zien' is het werkwoordelijk gezegde ('ik' is onderwerp), en er zijn twee lijdende voorwerpen: 'hen' en de beknopte bijzin 'dat doen'. Binnen die beknopte bijzin is 'dat' lijdend voorwerp. Dus eigenlijk heb je drie lijdende voorwerpen.
Je zou ook kunnen argumenteren dat 'hen dat doen' in zijn geheel één lijdend voorwerp is, maar dan zit je met een aantal problemen: ten eerste heb je dan een beknopte bijzin waarin 'hen' het onderwerp zou moeten zijn (beknopte bijzinnen hebben eigenlijk geen onderwerp, en 'hen' is ook nog eens een voorwerpsvorm), en er is geen enkele manier waarop je kunt aantonen dat 'hen dat doen' één woordgroep is (het woordje 'zien' staat er middenin, en het kan bijvoorbeeld niet vóór de persoonsvorm vooraan de zin staan).
Er zijn drie groepen van gevallen met deze constructie: met de werkwoorden van waarneming: 'ik zie jou een boek lezen', 'ik hoor jou een lied zingen', 'ik voel jou een beweging maken', 'ik ruik jou de spruitjes koken' (ze zijn niet allemaal even waarschijnlijk), met werkwoorden van oorzaak: 'ik leer jou een lied te zingen,' 'ik help jou een lied te zingen' (eigenlijk zou je 'laten' hier ook onder kunnen rekenen, maar dat wordt meestal als hulpwerkwoord benoemd), en met werkwoorden van ondervinding: het verouderde 'elk acht zijn uil een valk te zijn', en 'ik vind jou dat lied heel aardig zingen'.
In dit artikeltje wordt een verspreking van Mathijs van Nieuwkerk ('ik heb jou dat lezen zeggen') ook op die manier geanalyseerd: http://www.neder-l.nl/bulletin/2008/05/080529.html
(hier staat ook een versie van in het septembernummer van Onze Taal).
Ik heb de volgende vraag over het gebruik van "te":
BeantwoordenVerwijderenik wil schrijven
ik ga schrijven
ik probeer te schrijven
ik kan schrijven
ik wens te schrijven
Wanneer gebruiken we voor de infinitief wel "te" en wanneer niet?
Beste Prof,
BeantwoordenVerwijderenHoe worden in het Nederlands bijwoorden als TOCH en WEL genoemen als in:
Uiteindelijk sprong hij TOCH/WEL
Bijwoorden die niet lijken te bestaan in een andere taal...
@Theo: dat is een moeilijke vraag! Als het Nederlands je moedertaal is heb je daar een taalgevoel over, waardoor je het in de meeste gevallen net als alle andere Nederlanders doet. Als je een andere moedertaal hebt, en het Nederlands aan het leren bent, kan het volgende je misschien helpen: 'te' gebruik je in de meeste beknopte bijzinnen. Beknopte bijzinnen zijn zinnen zonder persoonsvorm en onderwerp, vaak beginnend met 'om': 'om te slapen,' 'om een brief te schrijven,' enzovoorts. Altijd 'te'.
BeantwoordenVerwijderenIn sommige gevallen kun je 'om' weglaten: in jouw voorbeeld 'ik probeer (om) te schrijven' is dat het geval. Weglaten van 'om' heeft geen effect op 'te'.
Dan heb je een beperkt aantal gevallen waarin je een beknopte bijzin zonder 'om' hebt. Dat is bij werkwoorden als 'wensen,' 'menen,' 'leren,' 'helpen'. Die zul je apart moeten leren.
Vervolgens zijn er werkwoorden waar de beknopte bijzin geen 'om' en ook geen 'te' heeft: de werkwoorden van waarneming ('horen', 'zien,' etc), en ook weer 'leren' en 'helpen' (met subtiel betekenisverschil ten opzichte van de gevallen met 'te').
En dan heb je nog de gevallen met hulpwerkwoord, die je in principe apart moet leren: de modale hulpwerkwoorden 'willen', 'moeten', 'mogen', 'kunnen', 'zullen' en 'laten' hebben géén 'te,' maar 'hoeven' weer wel. De werkwoorden van lichaamshouding 'zitten,' 'liggen,' 'lopen' etc. hebben wel 'te' maar dat kun je onder bepaalde omstandigheden weglaten ('ik heb zitten slapen'). En de modalen 'schijnen', 'blijken' en 'lijken' hebben weer wel 'te'.
Kortom: de standaard lijkt 'te' te zijn, en sommige afzonderlijke (hulp)werkwoorden laten weglating van 'te' toe, en andere hebben nooit 'te'.
@marianne: bijwoorden als 'toch' en 'wel' worden ook wel "modaalpartikels" genoemd. Het zijn partikels omdat het kleine onverbuigbare woordjes zijn, en ze heten modaal omdat hun betekenis iets zegt over hoe jij als spreker tegen de wereld aan kijkt. 'Toch' zegt iets over jouw verwachtingen (of jouw denkbeelden over verwachtingen van anderen), en 'wel' kan verschillende betekenissen hebben ("in tegenstelling tot de verwachting" of "ik geef het toe" bijvoorbeeld).
BeantwoordenVerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenHet betreft de metonymie. Ik ben er niet uit om welke soort metonymie het gaat in "een ijsje" en "een wijntje" Eén handboek geeft aan dat het om stof i.p.v. voorwerp gaat (wat ik betwijfel, maar andere bronnen hebben het over een pars pro toto. Of zijn het geen chte metonymieën?
@Bart van Nieuenhove: de term "metonymie" is eigenlijk afkomstig uit de stijlleer. Hij heeft betrekking op elke vorm van beeldspraak waarbij je iets aanduidt met een woord voor iets anders (of een deel ervan). Volgens deze opvatting zou je deze voorbeelden inderdaad metonymisch kunnen noemen.
BeantwoordenVerwijderenHier is echter ook wel iets grammaticaals aan de hand. Woorden als 'ijs,' 'wijn,' maar ook 'brood,' of 'water,' vallen onder de niet-telbare zelfstandige naamwoorden. Vrijwel altijd is het mogelijk om niet-telbare zelfstandige naamwoorden toch telbaar te maken om een "gebruikelijke hoeveelheid" of een bepaalde ondersoort aan te geven. Zo kun je zeggen: 'ik eet brood,' dan gebruik je 'brood' als niet-telbaar woord, maar ook 'ik eet een brood' (of 'twee broden'). Dan heb je gebruikelijke hoeveelheden op het oog ("canonieke hoeveelheden"). Hetzelfde geldt voor 'een wijn(tje)', 'een water(tje)' en 'een ijs(je)'.
Soms moet je er flink wat context bij hebben om zo'n niet-telbaar woord telbaar te maken: een zinnetje als 'geef mij één stroop' kun je je voorstellen in een winkel waar de klant uit verschillende soorten (of potten) stroop kan kiezen ('doe maar één stroop en twee pindakaas').
Bij sommige woorden is het extreem moeilijk om een context te verzinnen. Je moet over erg veel fantasie beschikken om een context te verzinnen waarin je de woordgroep 'twee zand' kunt gebruiken. Maar technisch moet het mogelijk zijn.
Het omgekeerde komt trouwens ook voor: dat je van een telbaar woord een niet-telbaar woord maakt. 'We eten vanavond eend' bijvoorbeeld. In een verhaal van Simon Carmiggelt zegt een poes: "Ik heb zo'n trek in meeuw."
Taalprof, Marianne had nog het punt van typisch Nederlands?
BeantwoordenVerwijderenIk hoor ook nog vaak, Marianne, dat het Nederlands 'sowieso' bijzonder is, met zijn verkleinwoordjes of 'gezellig'. Geloof er níks van, want meer dan sprookjes zijn het sproken.
@Andries Rienstra: modaliteit moet je in andere talen natuurlijk ook kunnen uitdrukken. Het Nederlands heeft daarvoor een flinke verzameling modaalpartikels. Ik ken geen andere talen waar ze ook zo promiment aanwezig zijn, maar dat betekent natuurlijk niet dat ze er niet zijn. Heb je een voorbeeld? Misschien leest Ton van der Wouden mee, dat is een specialist op het gebied van partikels. Ton?
BeantwoordenVerwijderenTaalprof, in welk buitenlands hanteren ze de restcategorie ‘modaal partikel’?
BeantwoordenVerwijderenMarianne stelt een bewerende vraag. De bewijslast ligt áltíjd bij de beweerder, niet bij de vrager. En ik denk dat ze zich wat wijs heeft laten maken.
Evengoed heb ik even ‘but’, ‘even’, en ‘yet’ opgezogd, en ze kofferen de hele breedte van woordsoorten, soms zelfs noun en verb, behalve modaal partikel.
En helaas ben ik op het gym school gegaan, dus wij leerden ons alleen maar invreten in uitlandische tekst om later studieboeken te kunnen lezen, de rest was goedgenoeg voor de hbs, zo ging dat toen. Mijn talenkennis is daarom nogal passief. Maar ‘cependant’ en ‘tuttavia’ worden ook daaro geen modale partikels genoemd. (Duits had ik al gehad.)
D’oogst is schraal, maar ik ga u binnenkort een mooi boeket voor Marianne aanbieden.
@Andries Rienstra: ik zou "modaalpartikel" niet graag als een restcategorie beschouwen, en ik mag hopen dat ze dat in het buitenland ook niet doen. Maar ik ben benieuwd naar je boeketje.
BeantwoordenVerwijderenTaalprof, Marianne,
BeantwoordenVerwijderenik heb mezelf de verkeerde uitdaging ingelokt. Want kan je ondertussen evengoed EIGENLIJK nog wel partikel noemen? En mag CEPENDANT etc dan nog wel meedoen?
Het moet dus om liefst éénlettergrepige ‘modificanten’ gaan, maar “het is AL goed...” lijkt me al een grensgeval. Gelukkig biedt dat redding, want hèbben we dan ECHT WEL zoveel van dat soort partikels? Of is er naast onderschatting van het buitenland ook overschatting van eigen weelde?
Ik beperk me tot het frans, want van duits weet ik nog minder, en engels heeft iedereen verstand van. Wat dachten we dan van:
J’ai BEAU parler (wat ik ook zeg?)
Elle est BON française (niet van mezelf)
ASSEZ grave (best wel erg?)
C’est SI bon (lust ik wel pap van?)
TANT pis (had je maar niet moeten liften?)
Il est ENCORE jeune (hij komt pas kijken?)
etc, etc?
Natuurlijk is de interpretatie gigantisch overdreven, maar daardoor komt de modale mogelijkheid des te bloter. Over de grens weten ze er ook best weg mee.
@Andries Rienstra: Er zijn twee dimensies, denk ik: hoeveel partikels zijn er in een taal en hoe vaak worden ze gebruikt? In zijn artikel in de bundel "Wat iedereen van het Nederlands moet weten" karakteriseert Ton van der Wouden het Nederlands als "een partikeltaal," en hij voegt eraan toe "net als het Duits overigens." Over het Frans laat hij zich niet uit, maar het Engels zou in veel mindere mate dat karakter hebben. Van der Wouden heeft ook al eens gepleit voor een Nederlands partikelwoordenboek (ook al naar het voorbeeld van het Duits): http://www.let.rug.nl/~vdwouden/docs/nt2001.doc
BeantwoordenVerwijderenBeste Taalprof,
BeantwoordenVerwijderenWat is een predikatief complement en zijn er soorten te onderscheiden ? Is een voorwerp ook een predikatief complement ? (directe en indirecte objecten)
Groet
Jan
@Jan: Kijk even naar het antwoord op deze vraag: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_12.html#comment-19676632
BeantwoordenVerwijderenAls je vraag gesteld is in de context van de Nederlandse zinsontleding, is ongetwijfeld een van de drie soorten bepaling van gesteldheid bedoeld. In de Engelse grammatica omvatten de "predicate complements" "subject complement" en "object complement" datgene wat wij bepaling van gesteldheid noemen, én het naamwoordelijk deel van het gezegde (dat wordt tot de subject complements gerekend).
Verwarrend? Waar het om gaat is het begrip predicatie. Daarover heb ik het in deze logs: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/predicatie/index.html
Een voorwerp kan nooit een predicatief complement zijn, maar een predicatief complement is wel een aanvulling (complement) bij het werkwoord. Bijvoorbeeld 'leuk' in 'iets leuk vinden,' of 'kapot' in 'iets kapot maken.'
U heeft gelijk, ik had eerst even moeten spitten in het archief. Ik stelde de vraag in de context van de Engelse grammatica en raakte wat in verwarring door "subject complement" en "object complement". In de Engelse grammatica lijkt het alsof de voorwerpen wel tot de complementen rekenen, of ik moet dat verkeerd begrepen hebben.
BeantwoordenVerwijderenIs het volgende correct ?
voorbeeldzin 'Gletchers zijn zowel prachtig als potentieel gevaarlijk.' 'prachtig' en 'gevaarlijk' zijn subject complementen; ze volgen op koppelwerkwoord (linking verb), en zijn vaak een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord welke het onderwerp hernoemt of herdefinieert.
@Jan: mmm, dat "hernoemt of herdefinieert" vind ik een beetje vreemd uitgedrukt, maar voor de rest lijkt het me correct. Ik zou predicatie liever omschrijven als zeggen wat iets of iemand is of doet. 'prachtig' en 'potentieel gevaarlijk' is wat die gletsjers zijn. Eventueel kun je spreken over een "eigenschap" of "toestand" of "nadere identificatie" van het subject, maar dan kom je dicht in de buurt van jargon en dat wil je misschien vermijden.
BeantwoordenVerwijderenIk ben, Taalprof, weer roomser dan de paus geweest met mijn strenge voorwaarden. Gezien TvdW’s voorbeelden in zijn pleidooi voor een Partikelwoordenboek, had ik ‘cependant’, ‘puisque’, ‘quand même’, etc. best mee mogen rekenen.
BeantwoordenVerwijderenHet belangrijkste probleem lijkt me equivalenten te vinden voor zijn clusters als ‘toevallig ook nog eens (een keer)’. Al zijn NL en D vast gepartikelder, en onderscheiden ze zich daarmee, dan is het nog steeds een gradueel verschil. Het sprookje lijkt me voldoende weerlegd.
Stiekem had ik toch wel gehoopt dat iemand die doorntak in mijn tuiltje (elle est bon française) tot een belle fleur had weten om te toveren.
Beste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenGraag had ik enige informatie over de voltooide en onvoltooide passief.
in de volgende zin
"Ik ben beroofd."
is 'ben' een hulpwerkwoord van een voltooide passief.
maar in
"Ik werd beroofd."
is 'werd' een hulpwerkwoord van een onvoltooide passief.
Ik slaag er tot nu toe niet in om dit verschil te vatten.
Een bijkomende vraag is of 'passief' een ander woord/synoniem is voor een voltooid deelwoord, of toch niet?
Graag enig licht in de duisternis :)
Dank,
Hans.
@Hans: het verschil tussen de voltooide en de onvoltooide tijd is het meest duidelijk in een combinatie met dubbelzinnige tijdsbepalingen, zoals 'zaterdag'.
BeantwoordenVerwijderenDe zin 'ik werd zaterdag beroofd' gaat ondubbelzinnig over een zaterdag in het verleden. Dat komt omdat de persoonsvorm in de verleden tijd staat. Ze je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd ('ik word zaterdag beroofd'), dan gaat de zin ondubbelzinnig over een zaterdag in de toekomst.
Deze twee ondubbelzinnige betekenissen, afhankelijk van de tijd waarin de persoonsvorm staat, zijn typisch voor de onvoltooide tijd.
De voltooide tijd daarentegen heeft een iets andere betekenis. Hij zegt alleen maar dat het eindpunt van iets op een bepaalde tijd bereikt is. Neem je de voltooide tijd met een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd ('ik ben zaterdag beroofd'), dan heb je dubbelzinnigheid: de beroving heeft op een zaterdag in het verleden plaatsgehad (en is dus nu afgerond), of de beroving heeft nog niet plaatsgehad, en zal afgerond zijn op een zaterdag in de toekomst.
Misschien vind je het lastig om je die tweede betekenis voor te stellen, omdat je berovingen gewoonlijk niet voorspelt, maar met een ander werkwoord ('ik ben zaterdag benoemd', 'ik heb die notitie zaterdag geschreven'), eventueel ondersteund met context of intonatie ('Ik heb die notitie zaterdag zeker geschreven') wordt het voorstelbaarder. Met de andere constructie ('Ik werd zaterdag zeker beroofd') krijg je nooit een tweede betekenis.
De voltooide tijd met een persoonsvorm in de verleden tijd heeft ook een dubbelzinnigheid, maar van een andere orde: een zin als 'ik was zaterdag beroofd' kan begrepen worden in de zin dat de beroving vóór zaterdag heeft plaatsgehad (het zogeheten "plusquamperfectum"), of dat de beroving helemaal niet heeft plaatsgehad (de "irrealis").
Ik heb al diverse eerdere discussies achter de rug over voltooide tijd, en ook over de mogelijk passieve betekenis in het voltooid deelwoord. Graag verwijs ik je daarnaar. Voor de voltooide tijd, zie onder andere deze verzameling logjes, die je het best in omgekeerde volgorde kunt lezen (oudste eerst): http://taalprof.web-log.nl/taalprof/voltooide_tijd/index.html
Hoi Taalprof
BeantwoordenVerwijderenHet hele gebeuren rondom het schrijven van een d of een t of in uiterste gevallen zelf een dt blijft een ongrijpbaar iets voor mij, misschien kan je hier nog eens een log aan wijden. Namens mij en misschien vele met mij, hartelijk dank. Kor
@Kor: om niet in herhalingen te vallen: heb je deze log al eens gelezen? http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/05/hollandse_eenhe.html
BeantwoordenVerwijderenDat is wel op heel kleine kinderen gericht (en dat ben je misschien niet), maar wat ik daar zeg is wel precies waar het om gaat, in ieder geval bij de 'dt'. Natuurlijk ga ik daar niet in op speciale gevallen (zoals 'word je'), maar de reden van 'd' en 'dt' wordt volgens mij wel helder uitgelegd.
Overigens is de taalprof geen spellingspecialist. Over de spelling van 'd' en 't' gaat de website www.dtkompas.nl
Beste taalprof, hartelijk dank voor je snelle reactie en t is weer een stuk duidelijker geworden mag ik wel zeggen. Mijn complimenten voor deze site, ik liep er door mijn studie spaans bij toeval tegenaan. Misschien is het handig het verhaal d dt op te nemen in de "categorieën" Nogmaals dank en ga vooral zo door.
BeantwoordenVerwijderenBeste taalprof,
BeantwoordenVerwijderenGraag wilde ik je even bedanken voor de verduidelijking inzake (on)voltooide passief (dd. 14/01)+ logs.
Het heeft me erg vooruit geholpen!
Hans.