zondag 26 februari 2006

Vragen 29

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.



Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).



Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!



59 opmerkingen:

  1. Is ons woord somatisch 'lichamelijk' (van het Griekse sooma 'lichaam') nu wel of niet verwant met ons woord soterisch 'reddend' (van sooteer 'redder')?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. h courtz: volgens Van Dales Etymologisch Woordenboek wel ("verwant met soma," staat er bij 'soterisch'). In de andere woordenboeken zie ik het niet staan, en van het nieuwste etymologisch woordenboek verschijnt het laatste deel past eind 2009.
    Dit is overigens niet echt een grammaticale vraag. De taalprof is geen specialist in etymologie. Hij zoekt het gewoon op.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Beste taalprof,
    Zou u uitwillen leggen wat het verschil is tussen meewerkend en lijdend voorwerp? Ik heb redelijk begrepen hoe ik ze kan vinden in een zin, maar nog niet wat voor verschil in betekenis ze nu eigenlijk hebben. Ik dacht altijd dat een meewerkend voorwerp alleen kon bestaan als er ook een lijdend voorwerp is, maar in uw blogs ben ik al een paar voorbeelden tegengekomen waarbij er wel een meewerkend voorwerp is, maar geen lijdend voorwerp. Nu weet ik het niet meer.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @pieter: Nee, een meewerkend voorwerp hoeft niet altijd vergezeld te gaan van een lijdend voorwerp. Dat is wel heel vaak het geval ('(aan) iemand iets geven, aanbieden, aandoen,' of '(voor) iemand iets inschenken, kopen'), maar vaak ook heb je naamwoordelijke gezegdes met een oorzakelijk en meewerkend voorwerp ('(aan) iemand iets schuldig zijn, verplicht zijn'). Heel af en toe heb je zelfs werkwoorden met alleen een meewerkend voorwerp ('(aan) iemand gehoorzamen').
    Ten slotte is er een bijzonder soort meewerkend voorwerp (de 'ethische datief'), die je bijna overal bij kunt zetten: 'ik was me toch moe', 'hij had me toch een honger.'
    Lees anders de logs over het meewerkend voorwerp (klik in de linkerkolom onder 'Categorieën' op 'meewerkend'); begin met de onderste log (dat is de oudste), en scan ook de discussie. Hoewel dat soms erg muggenzifterig lijkt, wordt wel scherper duidelijk waar het bij een meewerkend voorwerp om gaat.
    Jij vraagt bijvoorbeeld naar een speciale betekenis van het meewerkend voorwerp, en het is de vraag of die er wel is. Het is wel vaak het geval dat het meewerkend voorwerp de betekenis heeft van iemand die iets ontvangt, maar die betekenis kan ook wel door een lijdend voorwerp worden uitgedrukt, bijvoorbeeld in 'ik bel jou op' (jij krijgt een telefoontje en toch ben je lijdend voorwerp).
    Beter is het om een syntactisch criterium te gebruiken: het meewerkend voorwerp kenmerkt zich vooral door het voorzetsel 'aan,' 'voor' of 'bij,' dat op bepaalde plaatsen in de zin kan worden weggelaten. Dat kan nooit bij een lijdend voorwerp (dat heeft geen voorzetsel) of bij een voorzetselvoorwerp (dat verliest nooit zijn voorzetsel).

    BeantwoordenVerwijderen
  5. wat vindt u van de betekenisverschuiving die het woord 'smaakvol' ondergaat. zo'n twintig jaar geleden kwam ik het woord in de nieuwe betekenis voor het eerst tegen bij een strandkraam, waar op een grrot bord werd meegedeeld, dat de gerechten werden geserveerd met " .. diverse smaakvolle sausjes". Nu, twintig jaar later, zie ik het woord, weerloos, gedrukt op de pakken biologische melk die Albert Heyn kortgeleden in de de schappen heeft. Ik word er toch een beetje misselijk van.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Rob: wat ik daarvan vind? Interessant, die betekenisverschuiving, als daar al sprake van is. Letterlijk is het natuurlijk van het begin af aan 'vol van smaak' geweest, maar in de "normale" betekenis heeft het betrekking op de (goede) smaak van degene die het product gemaakt heeft, waarvan het product getuigt. In de "nieuwe" betekenis gaat het om de gewaarwording die het product teweegbrengt. Het lijkt dus een andere keuze voor de betekenis van 'smaak' in 'smaakvol' die voor het verschil zorgt.
    Misschien is er niet zozeer sprake van een betekenisontwikkeling van het bestaande woord 'smaakvol,' maar van een nieuwe samenstelling uit de woorden 'smaak' (in de betekenis 'lekkere smaak') en 'vol.'

    BeantwoordenVerwijderen
  7. 1.Een bijvoegelijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.Waar/Onwaar ?
    2.Wanneer zijn de werkwoorden zijn & blijven zelfstandige werkwoorden ?
    3.Woorden als je, haar,ons,jullie kunnen zowel persoonlijke als beziittelijke voornaamwoorden zijn.Wanneer zijn deze woorden bezittelijke voornaamwoorden ?Licht je antwoord toe aan de hand van een voorbeeld.
    4.Wat is wederkerend voornaamwoord ?
    5.Schrijf een wederkerig voornaamwoord op.
    6.Welke vragende voornaamwoorden zijn er ?
    7.Beschrijf een verschil tussen een aanwijzend en een betrekelijke voornaamwoord.
    8.Schrijf onbepaalde voornaamwoorden op.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Zahedi Martir: Je kunt de antwoorden op al deze vragen op deze website vinden. Klik in de linkerkolom op de woordenwolk, en zoek de uitleg die het beste bij je past. Licht je antwoord toe in je eigen woorden.
    Je vragen zien eruit als vragen die een leraar je opgegeven heeft als huiswerk. Ik wil graag vragen beantwoorden, maar huiswerk maken zou je zelf moeten doen anders leer je niets.
    Als je iets niet snapt, vraag het dan gerust. Dan zal ik je graag meer uitleg geven.
    Ik zal je bij je eerste vraag een hint geven: er zijn drie zinsdelen die alleen kunnen bestaan uit een enkel bijvoeglijk naamwoord. Dat zijn de bijvoeglijke bepaling ('een leuk spelletje') het naamwoordelijk gezegde ('het spelletje is leuk') en de bepaling van gesteldheid ('ik vind dat spelletje leuk'). In alle gevallen is 'leuk' een bijvoeglijk naamwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. bron:'n weekblad: "Op .. viel niets aan te merken. Zo perfect, gedistingeerd en smaakvol hij als persoon was, zo is ook zijn .."
    we hebben blijkbaar ook smaakvolle personen!

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Geachte taalprof,
    Ik las de zin: "Heb ik, voor zover, uw vraag voldoende beantwoord? Voor mijn gevoel zou dat moeten zijn: "Heb ik, tot zover, uw vraag voldoende beantwoord?" Of zijn beide mogelijkheden juist? Graag lees ik uw mening hierover

    BeantwoordenVerwijderen
  11. @rob: 'smaakvol' bij personen is al ouder. Die gebruikswijze staat in het WNT al vermeld met een voorbeeld uit 1865: 'De moeder was eene lieve goede smaakvolle huishoudster.'
    De betekenisverschuiving die jij signaleerde ging volgens mij alleen over 'smaakvol' bij zaken.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Klari: Ik vind 'voor' hier ook wel vreemd klinken. Dat komt ongetwijfeld omdat 'voor zover' een staande uitdrukking is die meestal gevolgd wordt door een al dan niet elliptische bijzin ('voor zover' gedraagt zich dan in zijn geheel als een onderschikkend voegwoord), bijvoorbeeld 'voor zover ik weet' of 'voor zover mogelijk'.
    Anderzijds is dat complexe voegwoord 'voor zover' natuurlijk ontstaan uit een constructie 'voor zover als ik weet' of 'voor zover als het mogelijk is'. In die constructie is de als-zin een bepaling bij 'zover,' en zou de constructie zonder die bijzin geheel grammaticaal moeten zijn. Dat die constructie kan, zie je ook aan voorbeelden als 'voor dit moment,' 'voor nu,' of 'voor deze periode.'
    Ik ben het met je eens dat 'tot' hier de betere keuze is omdat 'voor zover' de gedachte aan dat complexe voegwoord tezeer oproept, maar ongrammaticaal lijkt het me niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Dag,
    Mijn vraag betreft de ontleding van zinnen waarin 'geen' wordt gebruikt in combinatie met het substantief van een scheidbaar /samengesteld werkwoord. Bijvoorbeeld "Ik speel geen piano." Of "Hij geeft geen les." Hoewel 'geen' (itt niet) normaalgesproken bij een znw staat, wat ervoor pleit 'piano' en 'les' als lv te zien met 'geen' als bvp, duwt mijn gevoel mij zachtjes in de richting van 'geen' als bwp bij het wwg 'speel piano' en 'geeft les'. Hoe zit dit?

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @Sebastiaan: je gevoel bedriegt je niet, maar de traditionele zinsontleding biedt eigenlijk geen goede manier om dit in de ontleding tot uitdrukking te brengen. In de moderne taalkunde is vrij veel onderzoek gedaan naar bepalingen van ontkenning (de zogeheten "negatie"). Het is bekend dat negatie vaak op een andere plaats staat dan waar je het op grond van de betekenis zou verwachten: negatie heeft een "bereik" over een groter of kleiner gedeelte van de zin. Met een eenvoudig voorbeeld: als je zegt: 'Ik denk niet dat het gaat regenen' bedoel je vaak 'Ik denk dat het niet gaat regenen.'
    In jouw voorbeeld gaat het erom dat negatie vaak wordt opgenomen in onbepaalde lijdende voorwerpen. Een zin als 'Ik lees geen boeken' betekent natuurlijk niet dat je iets leest, namelijk 'geen boeken,' maar dat het niet het geval is dat je boeken leest.
    Zo ook in jouw voorbeeld: 'ik speel geen piano' betekent niet dat je iets speelt, namelijk geen piano, maar dat het niet zo is dat je piano speelt.
    Deze opname van negatie in het voorwerp werkt zelfs bij werkwoordelijke uitdrukkingen, zoals 'ik heb helemaal geen broertje dood aan grammatica' en zelfs bij samengestelde werkwoorden: 'Je moet hier vooral niet/geen wortel trekken.' Waarschijnlijk is jouw voorbeeld je opgevallen omdat je geneigd bent 'pianospelen' als een samengesteld werkwoord te zien.
    In de zinsontleding kun je zo'n opgenomen negatie niet los ontleden van het voorwerp. In het geval van 'geen piano spelen' ben je daarom gedwongen om 'geen piano' als het lijdend voorwerp te zien. Daarmee is de analyse van 'pianospelen' als samengesteld werkwoord in dit geval onmogelijk, ook al zou dit zonder de negatie best te verdedigen zijn.
    Een alternatief (wat absoluut niet gebruikelijk is) zou zijn om 'geen pianospelen' als een negatief samengesteld werkwoord te benoemen. In geval van zo'n werkwoordelijke uitdrukking 'geen broertje dood aan iets hebben' lijkt zoiets de enige optie, dus zo gek zou dat niet eens zijn. Maar zoals gezegd: er zijn mij geen voorstellen bekend om het zo te doen.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Nog even,
    Want nu vervang ik dat 'geen' door 'niet' als in "Ik speel niet piano." Of "Hij geeft niet les." Beide zinnen, hoewel minder mooi, betekenen voor mij hetzelfde (of kunnen althans in dezelfde betekenis gelezen worden). En 'niet' kun je niet als onderdeel van lv ontleden, alleen als bwp van ontkenning, wat natuurlijk dat 'geen' strikt genomen ook al was (omdat het bereik de hele zin is, zoals je uitlegt). Jij geeft als alternatief 'geen' op te nemen in het wwg, maar waarom niet als bwp van ontkenning ontleed, omdat je kunt vervangen door 'niet'?

    BeantwoordenVerwijderen
  16. En nogmaals,
    Ik bedacht me dat je toch onderscheid maakt door een hww erbij te pakken: "Ik wil geen les geven." vs "Ik wil niet lesgeven." In deze zinnen zijn 'geen' en 'niet' niet uitwisselbaar. Bij 'geen' moet je het scheidbaar ww gescheiden gebruiken, bij 'niet' moet het aaneen. Dat pleit dan weer voor twee manieren van ontleden van de negatie, of niet?

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Geachte taalprof,
    Vandaag had ik een kleine discussie over 'hierdoor wordt/word je beïnvloed'. Zelf meen ik dat 'word' hier goed is, maar mijn 'tegenstander' verwees naar Google en het resultaat is inderdaad verrassend: als je googelt op "wordt je beïnvloed" (incl. de aanhalingstekens) krijg je 15.000 treffers, bij "word je beïnvloed" zijn het er slechts 184. Ik vind dit zo vreemd dat ik me begin af te vragen of ik ongelijk heb.
    Ik vrees dat dit eigenlijk een vraag over spelling is, maar ik hoop dat u hem toch wilt beantwoorden.
    Met hartelijke groet, Arda.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @sebastiaan: je hebt helemaal gelijk, maar je redenering blijft beperkt tot de betekenis. In dit geval is het de woordgroepstructuur die roet in het eten gooit: de ontkenning zit opgesloten in het woord 'geen' en dat woord zit in een woordgroep met bijvoorbeeld 'les' (in 'geen les'). Zolang dat het geval is ben je in de traditionele zinsontleding gedwongen om die woordgroep als één zinsdeel te benoemen.
    In de moderne taalwetenschap heb je meer mogelijkheden, omdat je bijvoorbeeld kunt veronderstellen dat een losse ontkenning op zinsniveau opgenomen wordt in een ander zinsdeel, waardoor de diepere structuur achter de oppervlakkige opbouw ontrafeld wordt.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. @Arda Nieuwland: ik heb de gewoonte om bij die googletellingen altijd even door te bladeren. Als je dat doet zie je dat 'wordt je beïnvloed' eigenlijk toch maar 58 vindplaatsen heeft. Ik denkt dat er toevallig sprake is van een paar pagina's die in heel veel kopieën opgenomen zijn in de tellingen.
    Hoe dan ook, het is vrij eenvoudig om aan te tonen dat je gelijk hebt. Maak van 'wordt je beïnvloed' eens 'zul je beïnvloed worden.' Dan zie je dat je 'zul je' krijgt en niet 'zult je.' Als je dit niet overtuigend vindt, kun je ook de voltooide tijd 'ben je beïnvloed' maken, dat ook niet 'bent je beïnvloed' of 'is je beïnvloed' wordt. Het betreft dus inderdaad een persoonsvorm met onderwerp 'je' erachter, waardoor de vervoegingsuitgang '-t' wegvalt. Dus is het ook 'word je beïnvloed.'

    BeantwoordenVerwijderen
  20. Dank u zeer, taalprof. Ik wist het wel, maar toch...
    Degene met wie ik 'in discussie' was vertelde me dat pubers die hij kent als ze niet weten hoe ze iets moeten schrijven het even googelen en dan de meest gebruikte schrijfwijze kiezen. Dat vond ik wel verrassend en ook enigszins verontrustend, want zo versterken fouten zichzelf. Inderdaad wijs om dan in ieder geval even te door te bladeren, zoals u aanraadt. Een goede tip!
    Dank voor uw uitleg en hartelijke groet, Arda

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Hallo taalprof,
    Ik heb drie vragen t.a.v. de volgende zin:
    'De wethouder van onderwijs en cultuur voltrekt als ambtenaar van de burgelijke stand het huwelijk.'
    'als ambtenaar van de burgelijke stand ' is toch een bepaling van gesteldheid?
    Moet deze bepaling van gesteldheid tussen komma's staan?
    Is het niet mooier om het huwelijk voor de bepaling van gesteldheid te plaatsen?
    Ben benieuwd naar uw antwoorden.
    Julia

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @Julia: Inderdaad, 'als ambtenaar van de burgerlijke stand' is bepaling van gesteldheid, omdat de wethouder inderdaad ambtenaar van de burgerlijke stand IS. Het gaat dus om predicatie, en omdat het daarbij geen naamwoordelijk gezegde is (dan had het werkwoord een koppelwerkwoord moeten zijn), is het bepaling van gesteldheid.
    Door de bepaling tussen komma's te zetten zou je een betekenisverschil krijgen: het blijft een bepaling van gesteldheid, maar het krijgt een "uitbreidende betekenis." Je geeft dan aan dat je ervan uitgaat dat je gesprekspartner (of je lezer) al weet dat de wethouder ambtenaar van de burgerlijke stand is, en dat je dit stukje informatie dus eigenlijk als een min of meer overbodig extraatje beschouwt. Zonder komma's presenteer je het als essentiële informatie in je totale bewering. In de uitspraak geef je de komma's weer door een korte pauze, waarna je de bepaling op een lagere toonhoogte begint. Aan het eind van de bepaling (nog steeds een lagere toonhoogte) pauzeer je weer, en herneem je de zin in de oorspronkelijke toonhoogte van vóór de bepaling. Als je vindt dat die uitspraak en betekenis passen bij je bedoeling, plaats dan komma's.
    Plaatsing van 'het huwelijk' vóór de bepaling van gesteldheid zou kunnen, maar naar mijn indruk krijg je dan extra mogelijkheden voor de betekenis. Bijvoorbeeld dat de wethouder ook de keuze zou hebben om het huwelijk als loco-burgemeester of geestelijke, of in een andere functie te voltrekken. In het oorspronkelijke voorbeeld is de enige lezing dat de wethouder het huwelijk voltrekt op grond van zijn functie als ambtenaar van de burgerlijke stand. Naar mijn gevoel is de oorspronkelijke zin dus de beste keuze.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Hallo Taalprof, hartelijk dank voor deze snelle reactie!
    Uw uitleg is uitermate helder en begrijpelijk. Mijn 'taalgevoel'en grammaticale voorkennis kwamen ook bij deze antwoorden uit. Helaas was ik toch niet helemaal zeker van mezelf.
    Heerlijk om op dit niveau advies in te winnen. Ik weet ook dat ik vanaf nu bij u terecht kan.
    Een goede tip van een collega van mij. groet, Julia

    BeantwoordenVerwijderen
  24. Beste taalprof, laatst op straat zag ik een tegel met de tekst: "houdt de straat schoon". Naar mijn weten is dit toch echt een gebiedende wijs en zou 'houdt'dientengevolge zonder 't' geschreven dienen te worden. Of heb ik het helemaal mis en kan de tegel gewoon blijven liggen?

    BeantwoordenVerwijderen
  25. @Frank: waarschijnlijk betreft het hier een spelwijze die is ingegeven door de gedachte dat het een meervoud is. Een meervoudige gebiedende wijs komt nog wel eens een enkele keer voor, meestal in staande uitdrukkingen (zoals 'komt allen'), maar als er op een deurmat 'Veegt uw voeten' in plaats van 'Veeg uw voeten' zou staan zou iedereen toch vreemd opkijken.
    De spelling 'houdt' is dus hier misschien technisch verdedigbaar, 'houd' is zonder twijfel beter.

    BeantwoordenVerwijderen
  26. Ik zit altijd te twijfelen tussen NWG en WWG bij de koppelwerkwoorden. Als het een NWG is moet het naamwoordelijk deel iets zeggen over het onderwerp, zoals ik ben boos (snap ik) en we hebben geleerd dat je in 't geval van een NWG het koppelww moet kunnen vervangen door twee andere koppelww (voor de gemakkelijkheid zijn, worden, blijven), maar bij sommige zinnen blijf ik twijfelen... Neem nu 'Amerika is ontdekt' zegt 'ontdekt' iets over hoe Amerika is? Ja en neen... Je kan wel zeggen Amerika wordt ontdekt en Amerika blijft ontdekt dus in die zin zou ik zeggen NWG, maar het is denk ik een WWG, alleen kan ik er niet de vinger opleggen WAAROM nu juist... Is er nog een trucje voor?

    BeantwoordenVerwijderen
  27. @Lief: Ja, dit zijn de lastige gevallen: 'Amerika is ontdekt' kan technisch gezien een naamwoordelijk gezegde zijn met koppelwerkwoord 'is' en het voltooid deelwoord als een soort bijvoeglijk naamwoord, maar het kan ook een werkwoordelijk gezegde zijn, de voltooide tijd van 'Amerika wordt ontdekt.'
    Er is een belangrijk verschil tussen de twee: in de naamwoordelijke lezing is het tegenwoordige tijd, in de werkwoordelijke lezing is het voltooide tijd. Hoe kun je dat verschil zien? Zet er een dubbelzinnige tijdsbepaling bij als 'zaterdag.'
    'Amerika is zaterdag ontdekt.' Beetje vreemde zin, maar 'zaterdag' is hier heel waarschijnlijk afgelopen zaterdag. Dat betekent dat het geen tegenwoordige tijd is, maar voltooide tijd. Dus is het werkwoordelijk.
    Dit is niet echt een trucje, maar een manier om je eigen taalgevoel scherper te krijgen. Want je taalgevoel zegt je of de zin tegenwoordige tijd of voltooide tijd is.
    Overigens: in de zin 'Amerika blijft zaterdag ontdekt' kan 'zaterdag' niet meer afgelopen zaterdag zijn, nietwaar? Daar is het dus wel zeker naamwoordelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  28. Willemien Nieuwstad14 september 2009 om 05:50

    Beste Taalprof,
    Ik geef iemand bijles grammatica en we kwamen bij de zin
    "Dat sterk gekruide vlees beviel mijn ouders niet". Mijn 'leerling' kon niet begrijpen dat 'mijn ouders' meewerkend voorwerp is in deze zin. Ze paste immers de controlezin voor het lijdend voorwerp eerst toe (wie/wat + ond + gezegd) en besloot toen dat 'mijn ouders' lijdend voorwerp was. Toen ik zei "maar je kunt er ook 'aan' voor denken, het beviel niet aan mijn ouders" keek ze me aan of ik gek was. Dat vond ze helemaal niet klinken. En ergens heeft ze natuurlijk gelijk. Hoe kan ik haar nu toch uitleggen dat 'mijn ouders' meewerkend voorwerp is??? Wat mij betreft is het een soort taalgevoel en ik kom er niet uit.
    Vriendelijke groeten.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. @Willemien Nieuwstad: volgens mij kun je met betrekking tot deze zin twee dingen helder uitleggen: (1) Het onderwerp van de zin moet 'dat sterk gekruide vlees' zijn. Dat kun je op meerdere manieren aantonen: allereerst komt het in getal overeen met de persoonsvorm ('beviel'). Als je 'dat sterk gekruide vlees' vervangt door 'die sterk gekruide gehaktballetjes' dan krijg je 'die sterk gekruide gehaktballetjes bevielen mijn ouders niet.' Bovendien krijg je, als je 'dat sterk gekruide vlees' vervangt door een persoon ('dat sterk vermagerde kind') en die dan door een voornaamwoord, de onderwerpsvorm en niet de voorwerpsvorm: 'Zij beviel mijn ouders niet' en niet 'Haar beviel mijn ouders niet.'
    (2) Het tweede wat je kunt aantonen is dat 'mijn ouders' géén onderwerp is. Dat kun je bijvoorbeeld doen door een beknopte bijzin te maken met het kernwerkwoord van de zin (dat is een bijzin beginnend met 'om te' en met het hoofdwerkwoord in de infinitiefvorm). Dan krijg je bijvoorbeeld 'om te bevallen (moet het wat minder gekruid zijn).' Als je nu probeert om in die beknopte bijzin zinsdelen 'iets' of 'iemand' toe te voegen, krijg je 'om iemand te bevallen (moet het wat minder gekruid zijn).' Het is duidelijk dat 'mijn ouders' een invulling is van die iemand in deze formulering. In beknopte bijzinnen komt nooit een onderwerp voor. Dat betekent dat 'mijn ouders' een voorwerp moet zijn.
    Dan pas komt de vraag: maar wat is het dan voor een voorwerp? En dan blijkt dat je kunt twijfelen tussen meewerkend en lijdend voorwerp (een voorzetselvoorwerp is het niet want er staat geen verplicht voorzetsel bij). Waarom zou het een lijdend voorwerp zijn? Een argument daartegen is dat je geen lijdende vorm kunt krijgen (*'mijn ouders worden door dat vlees bevallen'). Een ander argument daartegen is dat het niet in een van-bepaling terecht kan komen (*'het bevallen van mijn ouders door dit vlees'). Waarom zou het een meewerkend voorwerp zijn? Dan zou het eigenlijk een voorzetsel ('aan', 'voor' of 'bij') moeten kunnen krijgen: 'dat vlees bevalt niet aan mijn ouders.' Voor veel taalgebruikers is dit inderdaad een slechte zin, maar er zijn taalgebruikers die dit acceptabel vinden. Vanuit die argumentatie, en bij gebrek aan betere argumenten, zou je 'mijn ouders' een meewerkend voorwerp kunnen noemen.
    Overigens is 'bevallen' wel een uitzonderlijk werkwoord. Het past in een grotere groep van ervaringswerkwoorden (zoals 'storen', 'amuseren', 'ergeren') waarbij de ervaarder in een meewerkend voorwerp staat en het voorwerp van de ervaring als onderwerp ingezet wordt: 'iets stoort haar,' 'iets amuseert haar,' 'iets ergert haar,' 'iets bevalt haar.' De meeste van die werkwoorden hebben ook een wederkerende variant (met 'zich' als voorwerp): 'zij stoort zich aan iets,' 'zij ergert zich aan iets,' 'zij amuseert zich met iets.' Daar is de ervaarder het onderwerp en het voorwerp van de ervaring is een voorzetselvoorwerp. 'Zich' is dan het meewerkend voorwerp. 'Bevallen' mist weliswaar zo'n vorm *'Zij bevalt zich aan iets,' maar vanwege de overeenkomst in betekenis en vorm met de andere ervaringswerkwoorden zou je 'iets bevalt haar' op dezelfde manier moeten ontleden als 'iets stoort haar.'

    BeantwoordenVerwijderen
  30. Beste Taalprof,
    Ik twijfel bij de volgende zin:
    Ik draag een witte gebloemde blouse. Moet "witte" niet "wit" zijn?
    Alvast, bedankt.

    BeantwoordenVerwijderen
  31. @Jan: de grammatica kan je niet vertellen hoe de taal zou moeten zijn. Zij kan je alleen vertellen hoe een taalvorm in elkaar zit. De woordgroep 'een witte gebloemde blouse' is een woordgroep waarin het zelfstandig naamwoord 'blouse' door twee bijvoeglijke naamwoorden bepaald is: de blouse is wit, én hij is gebloemd. Dat kun je zien aan de uitgang van beide woorden.
    In de variant 'een wit gebloemde blouse' is 'wit' geen bijvoeglijke bepaling bij 'blouse,' maar een bijwoordelijke bepaling bij 'gebloemd': de blouse is wit gebloemd. Dat zou het geval kunnen zijn als de bloemen op de blouse wit zijn.
    Het verschil in uitgang markeert dus een verschil in structuur, dat op zijn beurt weer een verschil in betekenis aangeeft: de blouse is wit en is versierd met bloemen, of hij is van een onbekende kleur en versierd met witte bloemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  32. Hallo taalprof,
    "Duikers haalden vorig jaar mei uit de Maas bij Cuijk, onder Nijmegen, een handvol modder met restanten leer naar boven."
    Wat is de woordsoort van "handvol" en van "modder"?

    BeantwoordenVerwijderen
  33. @Tollina Ritsema: in 'een handvol modder' zijn zowel 'handvol' als 'modder' zelfstandige naamwoorden. 'Modder' is een niet-telbaar zelfstandig naamwoord (net als 'zand' of 'melk'), waardoor het de mogelijkheid mist om gecombineerd te worden met een onbepaald lidwoord ('een modder,' dat kan niet), en 'handvol' behoort tot een groep zelfstandige naamwoorden die in combinatie met een onbepaald lidwoord of telwoord een hoeveelheid kunnen aantonen: 'een handvol,' 'een beetje,' 'een hoopje.'
    Eigenlijk is 'handvol' afkomstig van een woordgroep, dat zie je nog als je probeert 'een' te vervangen door 'twee.' Dan krijg je niet 'twee handvollen modder' maar eerder iets als 'twee handen vol modder.' In die constructie is alleen 'handen' zelfstandig naamwoord, en 'vol' is problematisch. Er zijn argumenten om het bijvoeglijk naamwoord te noemen, of bijwoord, maar ook voorzetsel komt in aanmerking.
    Hoe dan ook, als je 'handvol' aan elkaar schrijft, benoem je het naar de woordsoort van de kern, en die is zelfstandig naamwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  34. Best taalprof,
    Wat is gebruikelijker:
    De man is niet rijk. Hij is arm. of
    De man is niet rijk, hij is arm.
    Of zij beide doelmatig?
    Alvast, bedankt

    BeantwoordenVerwijderen
  35. @Jan: alweer moet ik opmerken dat een grammaticale analyse alleen inzicht geeft in hoe de taaluitingen in elkaar zitten. Als je de twee beweringen in twee aparte zinnen zet, kun je met het verband nog alle kanten op. Zet je ze in een nevenschikking met komma, dan spreek je een hechter verband uit. Het gaat dan om een bepaald contrast dat je tot uitdrukking wilt brengen. Bijvoorbeeld 'De man is niet RIJK, hij is ARM' (met contrastaccent op de woorden in hoofdletters). Of 'De man IS niet rijk, hij is ARM' (waarbij een eerdere uitspraak wordt tegengesproken dat de man rijk zou zijn). Die contrasten zijn ook mogelijk bij twee opeenvolgende zinnen, maar in de nevengeschikte variant worden ze benadrukt. De nevengeschikte variant is niet neutraal.

    BeantwoordenVerwijderen
  36. Beste taalprof,
    Even (misschien domme) vraag over manier van schrijven in een artikel. Met name welk woord geschreven moet worden met hoofdletter. En of de toevoeging BV erbij gezet moet worden en hoe. Is het:
    1 Bouwbedrijf van Middendorp BV
    2 Bouwbedrijf Van Middendorp BV
    3 Bouwbedrijf van Middendorp
    4 Bouwbedrijf Van Middendorp
    5 Bouwbedrijf van Middendorp B.V.
    6 Bouwbedrijf Van Middendorp B.V.
    Wat is verplicht, en wat mag niet?

    BeantwoordenVerwijderen
  37. @Adriaan: de taalprof is geen spellingsdeskundige. Kijk eens op woordenlijst.org, daar staan de spellingregels in de Leidraad toegelicht. Of je BV (of B.V.) erbij moet zetten is een vraag die overigens niet door de spellingregels beantwoord kan worden. Dat hangt af van wat gebruikelijk is in de context van je artikel. Als het gaat om een artikel voor een krant of tijdschrift kun je het beste informeren bij de redactie wat gebruikelijk is.

    BeantwoordenVerwijderen
  38. Beste Taalprof,
    Is de volgende zin grammaticaal juist : In de slaapkamer zijn een bed, een witte bank, een bruine tafel, een zwarte televisie en ik, hehe.
    Alvast, bedankt

    BeantwoordenVerwijderen
  39. @Jan: In jouw zin heb je een nevenschikking aan het eind als onderwerp van de zin. Bij nevenschikkingen van enkelvoudige elementen heb je vaak de keuze tussen enkelvoud of meervoud van het geheel. Zo kun je zeggen 'er staan een bed en een bank' of 'er staat een bed en een bank.' Dat eerste heet de "collectieve lezing" (omdat je de elementen van de nevenschikking als een groep beschouwt) en het tweede de "distributieve lezing" (omdat je je bewering "distribueert" over de afzonderlijke elementen).
    In jouw voorbeeld is het laatste element van de nevenschikking 'en ik.' Hierdoor is een distributieve lezing niet goed mogelijk, omdat die de persoonsvorm 'is' zou eisen voor alle andere elementen en 'ben' voor 'ik.' Daarom is alleen de collectieve lezing in dit geval mogelijk, met een meervoudige persoonsvorm: 'zijn.'

    BeantwoordenVerwijderen
  40. Ha die Taalprof,
    Ik schreef aan iemand die ik moest uitleggen waar het gebouw staat waar ik werk: "Het is hiervandaan precies de andere kant op dan jouw huis." Het floepte er zomaar uit. Las ik het over, dacht ik: het moet "als jouw huis" zijn. Analoog aan: "dezelfde kant op als". Toch blijft het diep in mij gisten. "Het is precies de andere kant op als jouw huis", tja, Taalprof, ik weet niet hoor. U wel?

    BeantwoordenVerwijderen
  41. @Jelle: Volgens de norm zou het moeten zijn 'hetzelfde als' en 'anders dan.' Die norm gaat uit van de stelling dat je bij vergelijkingen van gelijke dingen 'als' krijgt en bij ongelijke dingen 'dan.' Dus zou je bij vergrotende trap 'dan' krijgen ('groter dan') en bij de stellende trap 'als' ('even groot als'). 'Anders' en 'andere' sluit wat dat betreft aan bij de ongelijksoortige vergelijking.
    Maar dit onderscheid ligt al eeuwen onder vuur. Waarschijnlijk is het ooit kunstmatig geïntroduceerd. Veel mensen hanteren 'als' ook bij 'groter,' zeker in spreektaal. En bij 'anders/andere' is de verwarring zo mogelijk nog groter, en laat je taalgevoel je bijna helemaal in de steek. In jouw geval zit dat woord 'andere' dan ook nog eens opgesloten in een woordgroep 'de andere kant op' waardoor het aansluitende 'dan' verder weg staat van het woord 'andere.' Dat maakt de keuze voor 'dan' lastiger, omdat 'als' in het algemeen als voegwoord veel vaker voorkomt.

    BeantwoordenVerwijderen
  42. Beste Taalprof,
    Ik stuitte in een geschiedenisboek van J. de Rek op de volgende zin :
    "Voor de volledigheid zij nog vermeld dat in Karels tijd de Duitsers, altijd geneigd hun vernuft op de wapentechniek te scherpen, explosieve bommen en handgranaten uitvonden en ook een soort mitraillieurs, een aantal geweren op een rek die tegelijk konden afgeschoten."*
    Deze zin trok mijn aandacht omdat ik eerder die week tegenover mij lerares Nederlands had beweerd dat een aantal best samen kon gaan met een werkwoord in het meervoud (zij ontkende dit). Dat met de congruentie heb ik zelf m.b.v. van de e-ANS opgelost, maar nu vraag ik mij af waarom De Rek geen 'worden' na 'konden' heeft geplaatst, daar de zin ja lijdend is.
    Omdat meneer De Rek heel mooi en correct schrijft, wou ik het niet te vlug als een slordigheidfoutje afdoen, maar ik heb er verder ook geen verklaring voor kunnen vinden. Kunt u dat misschien wel? Alvast bedankt voor de moeite.
    (U hebt een leuke site overigens, ik heb hier vaak artikeltjes zitten lezen.)
    *Van Bourgondie tot Barok, blz. 103.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. @H. Poelman: Het lijkt inderdaad wel erg veel op een vergissing, maar er bestaat wel een mogelijkheid om het hulpwerkwoord van de lijdende vorm 'worden' weg te laten als er ook een modaal hulpwerkwoord (zoals 'kunnen') bij staat. Dat kan bijvoorbeeld in een zin als 'Dat papier kan wel weggegooid,' waar sprake is van richting. Ook 'die geweren kunnen nu wel afgeschoten' klinkt nog wel enigszins acceptabel.
    Het probleem is dat dit soort subtiele mogelijkheden een halve eeuw geleden best anders kunnen liggen. De heer De Rek is geboren in 1910, dus zijn taalgevoel is gegroeid in de eerste helft van de twintigste eeuw.

    BeantwoordenVerwijderen
  44. Steeds vaker zie ik zinnen waarin staat: duizenden banen, honderden mensen. Ik heb de indruk dat dit geen goed Nederlands is omdat de n achter duizend en honderd alleen geplaatst mag worden als de woorden zelfstandig gebruikt worden. Heb ik gelijk?
    Met vriendelijke groet
    F. Westra

    BeantwoordenVerwijderen
  45. @Fransje Westra: De taalprof is geen spellingspecialist, hij weet alleen iets van grammatica.
    Grammaticaal gezien kun je wel opmerken dat 'honderden' en 'duizenden' in deze constructie bepaalde hoofdtelwoorden zijn, en geen onbepaalde hoofdtelwoorden, onbepaalde voornaamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden. De regel waarnaar jij verwijst (die overigens niet in de Leidraad bij de officiële spelling staat), betreft alleen de laatste drie categorieën.
    Woorden als 'honderden' en 'duizenden' hebben, net als 'tientallen' en 'grote aantallen' veel meer het karakter van een zelfstandig naamwoord dat gebruikt wordt als een telwoord. Deze woorden kunnen zelf ook weer bepaald worden (bijvoorbeeld in 'vele duizenden' of 'enkele tientallen'). Ze vormen dan de kern van een woordgroep met een hoeveelheidsaanduidende betekenis (net zoals 'een kist,' 'een paar,' 'een handvol').
    Vanuit die redenering is de uitgang bij 'duizenden' en 'honderden' ook het meervoud van een zelfstandig woord, en niet de verbuiging van een bijvoeglijk woord. Daarom zou het altijd '-en' moeten zijn en nooit '-e.'

    BeantwoordenVerwijderen
  46. Beste Taalprof,
    In een toets grammatica van de methode Nieuw Nederlands gaat het over het verschil tussen bepaling van gesteldheid en bijwoordelijke bepaling. Zo moeten we begrijpen dat in de zin "Lachend gaf de popster antwoord op de vraag" 'lachend' een bep.v.gest. is. Dat begrijp ik: de popster lacht terwijl hij antwoord geeft. Maar nu komt de zin "Yolanthe lacht ondeugend naar de fotografen" en de twijfel slaat bij mij toe. Volgens de methode (maar dat is ook maar een methode) is 'ondeugend' ook een bep.v.gest. Maar kun je zeggen dat Yolanthe ondeugend is terwijl ze lacht, of is de verder nogal deugende meid alleen maar op een bepaalde manier aan het lachen? Ook bij "Voorzichtig passeert de buschauffeur de wegwerkzaamheden" twijfel ik en neig ik naar de bijwoordelijke bepaling.
    (Overigens spijt het me als ik u lastig val met iets wat al uitvoerig besproken is: ik heb niets over dit probleem kunnen vinden.)

    BeantwoordenVerwijderen
  47. Beste taalprof,
    Hoe noem je iemand uit Geldrop?
    Is hier misschien een overzicht van per plaats?
    B.v.d.
    Josje (+ Vincent)

    BeantwoordenVerwijderen
  48. Taalprof, komt i : schrijf je jood of Jood, joods of Joods, jodendom of Jodendom ?
    In afwachting van uw antwoord,groet ik u, vriendelijk, Lev Bont

    BeantwoordenVerwijderen
  49. @Johan Schipper: Je hebt gelijk, en je analyse is correct. Als je de zin 'Het meisje lachte ondeugend' opvat als de bewering dat het meisje ondeugend IS terwijl ze lacht, dan is er sprake van een bepaling van gesteldheid. Bedoel je echter dat alleen het lachen ondeugend is, en niet het meisje, dan is de bepaling bijwoordelijk (bij het werkwoord, in dit geval; dat heet dan een bepaling van wijze).
    Ik moet eerlijk zeggen dat ik geneigd ben om 'ondeugend lachen' niet echt op te vatten als 'ondeugend zijn tijdens het lachen,' maar in het geval van iets voorzichtig doen denk ik dat het onvermijdelijk is dat je ook voorzichtig bent.
    Het werkelijke probleem denk ik echter dat in dit geval de gedachte is dat hier een absolute waarheid is, en maar één ontleding de juiste. Dan worden je zinnen problematisch. Zie je ze echter als mooie voorbeelden om het verschil tussen bijwoordelijke bepaling en bepaling van gesteldheid te illustreren, dan wordt het een ander verhaal. Dan laat je zien dat de ontleding gekoppeld is aan een bepaald verband tussen zinsdelen: staat het zinsdeel in een predicatief verband met een zelfstandig zinsdeel? Dan noem je het bepaling van gesteldheid. Staat het in een predicatief verband met het werkwoord? Dan heb je een bepaald type bijwoordelijke bepaling.

    BeantwoordenVerwijderen
  50. @J.van Leuken: De Ans noemt zo iemand een 'Geldroppenaar' of een 'Geldropper.' Het overzicht staat achterin het boek, en hier: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?31

    BeantwoordenVerwijderen
  51. @Lev Bont: Als er nou iets echt alleen maar een spellingkwestie is, dan is het dit. Ik weet dat dit een controversiële kwestie is, maar mijn kennis van de spellingregels is echt niet beter dan die van de gemiddelde Nederlander. De taalprof is gespecialiseerd in de grammatica. Kwel hem niet met spelling.

    BeantwoordenVerwijderen
  52. Besterd Taalprof,
    Mijn nederige excuses. Ik zal u niet nooit meer kwellen met netelige spellingvragen. Met groeten, vriendelik, Lev Bont

    BeantwoordenVerwijderen
  53. Hey Taalproffie,
    Ben ik weder.
    U schrijft : De taalprof is gespecialiseerd in de grammatica.
    Is u gespecialiseerd in grammatica of de grammatica ?
    Wat is het verschil hier ?
    Groet, wederom vrindlijk, Lev

    BeantwoordenVerwijderen
  54. @Lev Bont: Met 'de grammatica' heb ik een specifieke vorm van grammatica op het oog: bijvoorbeeld de traditionele grammatica die op de scholen onderwezen wordt, of de grammatica van het Nederlands. Met 'grammatica' zou je grammatica in het algemeen bedoelen. Het klopt ook wel dat de taalprof daarin gespecialiseerd is, ter onderscheiding van spelling of betekenisleer, maar op dit weblog heb ik het voornamelijk over de traditionele grammatica van het Nederlands.

    BeantwoordenVerwijderen
  55. Beste Taalprof,
    Heb dank voor de heldere uitleg.
    Lev

    BeantwoordenVerwijderen
  56. Beste Taalprof,
    Hoe leg je het verschil uit ( aan bv. anderstaligen ) tussen 'ik loop' en 'ik ben aan het lopen' ?

    BeantwoordenVerwijderen
  57. @Lev Bont: als het Engelstaligen zijn kun je op de Engelse progressive wijzen. Anders zou je moeten opmerken dat 'ik loop' wat neutraler is, en meer betekenismogelijkheden heeft (zoals het algemene "ik ben een sporter die aan hardlopen doet," of "ik neem nooit de auto of de fiets"), terwijl 'ik ben aan het lopen' alleen maar kan betekenen dat je op dat moment bezig bent met lopen.
    Hoewel beide vormen in veel gevallen door elkaar kunnen worden gebruikt, blijkt het subtiele verschil vooral bij combinatie met duurbepalingen. Als je zegt 'Vanmiddag om half drie loop ik een uur' kan dat twee dingen betekenen: dat je om half drie al een uur gelopen hebt, of dat je dan pas begint. Met de zin 'Vanmiddag om half drie ben ik een uur aan het lopen' kun je alleen het eerste bedoelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  58. Besterd Taalprof,
    Hartelijk dank voor de uitleg. Ik snap ut :)

    BeantwoordenVerwijderen
  59. Dank voor het antwoord. Ik kan weer voort (en dat is beslist geen ironie).
    Groet,
    Johan Schipper

    BeantwoordenVerwijderen