maandag 13 februari 2006

Vragen 14


Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.



Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).



Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!




55 opmerkingen:

  1. Is het 'wordt' of 'word'in onderstaande zin:
    'Laat zien dat je er bent, dan wordt je herkend'?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Gerda Baeyens: de taalprof is geen spellingspecialist, maar hij kan wel ontleden. In jouw zin 'Laat zien dat je er bent, dan word je herkend' is het tweede woordje 'je' (in '...dan word je herkend') het onderwerp van de zin. De zin 'je wordt herkend' staat in de lijdende vorm, de actieve vorm zou zijn iets als 'men herkent je' of 'ze herkennen je'.
    Als het onderwerp 'je' of 'jij' achter de persoonsvorm staat, vervalt de uitgang '-t' die bij de tweede persoon hoort. Dat kun je natuurlijk niet horen bij werkwoorden waarvan de stam op 'd' of 't' eindigt. In jouw voorbeeldzin hoor je het echter wel duidelijk als je die tweede hoofdzin in de voltooide tijd zet. Dan krijg je 'Laat zien dat je er bent, dan ben je herkend.' Niet 'dan bent je herkend'. Daarom zou je 'word je' ook zonder '-t' moeten spellen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik wil niet onbeschoft zijn, Taalprof, maar ik wil graag mijn ezelsbruggetje noemen: vervang 'word' door 'loop' of 'smurf'.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Wout: je hebt gelijk, maar je kent mijn standpunt ten aanzien van ezelsbruggetjes. Als je niet snapt wat er aan de hand is, gaat het met een ezelsbruggetje wel vaak goed, maar je weet niet waarom en daar gaat het eerder om. In feite is vervanging van 'word' door 'ben' een instantie van datzelfde ezelsbruggetje, maar dat zeg ik er natuurlijk niet bij.
    In de voorbeeldzin is het gebruik van het ezelsbruggetje met 'loop' of 'smurf' wel een beetje problematisch, omdat 'word' een hulpwerkwoord is. Dan krijg je iets als 'Laat zien dat je er bent, dan smurf je herkend.' Dat klinkt ook in smurfentaal niet helemaal lekker (al is 'smurf' beter dan 'smurft'). Daar ga je al met je smurfenbruggetje.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Beste taalprof,
    wat is het zinsdeel van 'wat voor' in de volgende context:
    We moeten weten met wat voor proefdieren we hier te maken hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Tim: 'wat voor' is een bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord 'proefdieren.' Het komt overeen met het woord 'welke'. 'wat voor' is eigenlijk het meervoud van 'wat voor een'. Die combinatie van woorden wordt in de woordsoortenbenoeming als één woord gezien, en wel als een vragend voornaamwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. welke zinsdelen kunnen geen lijdend voorwerp zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  8. nog een vraagje;
    hoe noem je het antwoord op vragen als; waar, waneer, waarom, waardoor, waarmee, waaruit, waneer, hoe, hoeveel.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @moniek: een lijdend voorwerp kan een woordgroep zijn met een zelfstandig naamwoord als kern, een voornaamwoord of een bijzin. Alle andere woordgroepen kunnen niet als lijdend voorwerp optreden.
    Het is lastig om dit in ezelsbruggetjes te vertalen, want die kloppen allemaal niet. Het bekendste is dat een lijdend voorwerp niet met een voorzetsel mag beginnen. Dat klopt wel meestal, maar 'van die kleine kaboutertjes' en 'op de grond gevallen papieren' kunnen best lijdend voorwerp zijn, omdat hun kern een zelfstandig naamwoord is.
    Misschien heb je er iets aan dat losse bijwoorden, en voornaamwoordelijke bijwoorden nooit lijdend voorwerp kunnen zijn. Ook als je een zinsdeel kunt vervangen door een voornaamwoordelijk bijwoord (bijvoorbeeld 'daarop', 'daarmee'), dan is dat zinsdeel geen lijdend voorwerp.
    Bijzinnen die beginnen met een voegwoord met rijke betekenis ('terwijl', 'omdat', 'ofschoon', 'hoewel') kunnen ook geen lijdend voorwerp zijn. Een lijdendvoorwerpszin die met een voegwoord begint, moet beginnen met 'dat' of 'of' (en in sommige gevallen 'als') en als het een beknopte bijzin is, met 'om'.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @moniek: ik denk dat jij bedoelt "bijwoordelijke bepaling". Zo te zien gaat het om het ezelsbruggetje dat je van een zinsdeel kunt zeggen dat het een bijwoordelijke bepaling is als het een antwoord is op een vraag met 'wanneer', 'waarom', enzovoorts. Bedenk dat het belangrijker is om te weten wat een bijwoordelijke bepaling is, dan hoe je er een kunt vinden.
    Lees anders nog eens: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/03/maden_in_de_zin.html

    BeantwoordenVerwijderen
  11. De doelman heeft het schot niet kunnen zien aankomen.
    In de bovenstaande zin moet eigenlijk een voltooid deelwoord zitten (heeft is hier een hulpww van de volt. tijd). Maar welk ww is nu het voltooid deelwoord dat bij "heeft" hoort. Kunnen is natuurlijk een infinitief van een modaal hulpww. Ik vermoed dat zien ook een hulpww is en dat aankomen het voltooid deelwoord is (maar het heeft de vorm van een infinitief), maar ... klopt dat?

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Peter Vosmeer: nee, dat klopt niet. Het is 'kunnen' dat "eigenlijk" een voltooid deelwoord is. Dat kun je zien als je de rest van de zin vooropplaatst: 'Dat schot zien aankomen heeft hij nooit gekund'.
    Wat hier aan de hand is, is het volgende: hulpwerkwoorden, en een paar andere werkwoorden ("verplicht groepsvormend" noemt de ANS ze) komen midden in de werkwoordelijke groep nooit in de vorm van een voltooid deelwoord voor. Je zou dus verwachten 'De doelman heeft het schot nooit gekund zien aankomen', maar 'gekund' komt alleen aan het eind van de werkwoordelijke groep voor. Daarom wordt het 'kunnen'. Dit verschijnsel heet "Infinitivus pro Participio", en het wordt door taalkundigen liefkozend afgekort tot "het IPP-verschijnsel".
    Bij sommige werkwoorden heb je de keuze: 'de doelman heeft het schot proberen te zien aankomen' en 'de doelman heeft het schot geprobeerd te zien aankomen'. Niet iedereen vindt beide vormen even acceptabel, maar taalkundigen gaan ervan uit dat 'proberen' "optioneel IPP" heeft.
    'zien' geldt hier niet als hulpwerkwoord, maar wel als "verplicht groepsvormend," omdat het óók IPP zou vertonen: 'de doelman heeft het schot niet zien aankomen' en niet 'de doelman heeft het schot niet gezien aankomen'.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. En als je "kunnen" weglaat: Hij heeft het schot niet zien aankomen.
    Dan werkt vooropplaatsen niet zo lekker:
    *Aangekomen heeft hij het schot niet zien.
    *Gezien heeft hij het schot niet aankomen.

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @Peter Vosmeer: dat klopt. Die vooropplaatsing werkt prima bij hulpwerkwoorden, en niet bij andere werkwoorden met verplicht IPP. 'Zien' is wel groepsvormend (wel IPP), maar geen hulpwerkwoord. Trouwens, je zou bij vooropplaatsing niet de door jou genoemde varianten moeten krijgen, maar: 'Dat schot aankomen heeft hij niet gezien'. Dat klinkt dus niet goed omdat 'zien' alleen verplicht groepsvormend en geen hulpwerkwoord is.
    In beide gevallen is het eerstvolgende werkwoord na het hulpwerkwoord van tijd het "eigenlijke" voltooid deelwoord. In 'de doelman heeft het schot zien aankomen' is het 'zien', in 'de doelman heeft het schot kunnen zien aankomen' is het 'kunnen'. Laat je 'heeft' weg, dan wordt het volgende werkwoord ook de persoonsvorm: 'de doelman ziet het schot aankomen', en 'de doelman kan het schot zien aankomen'.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Is wat in de volgende zin een betrekkelijk woornaamwoord of een vragend voornaamwoord?
    Graag snel een antwoord

    BeantwoordenVerwijderen
  16. @soufiane: 'wat' is hier vragend voornaamwoord. Je kunt het zien door iets toe te voegen als 'toch in vredesnaam'. Dat kan alleen maar bij een vragend woord: 'Niemand vroeg zich af wat toch in vredesnaam het nut was van de enorme hoeveelheid huiswerk die de wiskundeleraar voor de volgende les opgaf.' Ik zit nu toch niet je huiswerk te maken, of wel?

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Beste taalprof,
    Deze keer heb ik een vraagje over samentrekkingen.
    Is "Toen ik nog klein was, kon ik goed duiken maar niet zwemmen." goed Nederlands? Kun je de zin op deze manier samentrekken?
    Is de zin "Toen ik klein was, wilde ik nooit mijn kamer opruimen, maar ik wilde altijd boodschappen doen." logisch? Had je bij deze zin een samentrekking kunnen maken? Of krijg je na "maar" zelfs inversie?

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Mijn zoon moet voor groep 8 van de basisschool werkwoorden vervoegen. Prima, maar ik heb toch wat moeite met de ik-vorm van gebeuren (ik gebeur??) en met het bijvoeglijk naamwoord van betekenen (betekende??). Zijn dit geen rare woorden om mee te werken? Wat zijn dit voor taalmethodes? Welk mens heeft ooit de woorden "ik gebeur" gebruikt?????

    BeantwoordenVerwijderen
  19. @Yvonne: 'Toen ik klein was, kon ik goed duiken, maar niet goed zwemmen' klinkt prima. De vraag is wel of dit een samentrekking is of een nevenschikking van 'goed duiken maar niet goed zwemmen'. Zoals in: 'toen ik klein was kon ik twee dingen: 'goed duiken maar slecht zwemmen'. Maar die vraag kun je bij bijna elke samentrekking eigenlijk stellen.
    In elk geval is er geen bezwaar om dit als samentrekking te zien, want als je de de bijwoordelijke bijzin ook in het tweede deel invult krijg je: 'Toen ik klein was kon ik goed duiken, maar [toen ik klein was kon ik] niet goed zwemmen.
    Ook in je tweede zin lijkt samentrekking me prima: 'Toen ik klein was wilde ik nooit mijn kamer opruimen maar altijd boodschappen doen'. 'Nooit' contrasteert met 'altijd', en 'mijn kamer opruimen' met 'boodschappen doen'. Je moet dat wel een beetje in de intonatie tot uitdrukking brengen, maar verder lijkt het me OK. Het is inderdaad zo dat je bij samentrekking wel de vorm met inversie interpreteert, zodat de bijzin 'toen ik klein was' ook betrekking heeft op 'wilde ik altijd boodschappen doen'. Maar dat lijkt me toch al de bedoeling: 'Toen ik klein was wilde ik nooit mijn kamer opruimen, maar [toen ik klein was wilde ik] altijd boodschappen doen'.
    Eventueel kun je in het tweede stuk 'wel' toevoegen als je niet wil dat 'nooit' contrasteert met 'altijd': 'Toen ik klein was wilde ik nooit mijn kamer opruimen, maar wel altijd boodschappen doen'. Subtiel anders.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. @Yvonne: ik denk dat in die taalmethode het woord 'stamvorm' vermeden wordt. Ook al zul je nooit 'ik gebeur' zeggen, het is natuurlijk wel belangrijk om te weten dat 'gebeur' de stamvorm is van het werkwoord 'gebeuren'. Van de stamvorm zijn (in elk geval bij een regelmatig werkwoord) alle andere vervoegingen afgeleid: 'gebeur+t', 'gebeur+de', 'gebeur+den', 'gebeur+en'. En ook andere woordvormingen gebruiken meestal de stamvorm: 'gebeur+lijk', 'gebeur+tenis'.
    De enige manier waarop je je de stamvorm van 'gebeur' in een zin zou kunnen voorstellen is in een gebiedende wijs. Stel je zit te wachten op een verschijnsel, en het gebeurt maar niet. Dan zou je vertwijfeld kunnen uitroepen: "Hè, gebéúr nou eens!" Maar ik geef toe dat het vergezocht is.

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Bedankt voor dit uitvoerige en heldere antwoord op mijn vraag over samentrekkingen.

    BeantwoordenVerwijderen
  22. Beste taalprof,
    Is de volgende zin correct Nederlands:" De vertaling van het Nederlands naar het Frans is niet altijd gemakkelijk." Volgens iemand anders is die zin niet goed want "van" moet "uit" zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Beste taalprof,
    Zeg je: " Hij is op de vergadering gekomen. of Hij is naar de vergadering gekomen." Of zijn beide zinnen mogelijk?
    Alvast bedankt, Jan Schetters

    BeantwoordenVerwijderen
  24. @Jan Schetters: Als je 'naar het Frans' weglaat, zou ik inderdaad een voorkeur hebben voor 'uit het Nederlands', maar de combinatie 'van X naar Y' lijkt me ook bij vertalingen prima. Je zou het eventueel kunnen zien als een afkorting van 'vanuit X naar Y,' die beter is als je zegt 'de vertaling van deze tekst van(uit) het Nederlands naar het Frans', maar zelfs in die zin vind ik 'van' nog zeer acceptabel.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. @Jan Schetters: er lijkt me weliswaar een subtiel betekenisverschil tussen 'op de vergadering komen' en 'naar de vergadering,' in die zin dat 'naar de vergadering' een richtingsbepaling is en 'op de vergadering' een plaatsbepaling, maar 'komen' met een plaatsbepaling is heel goed mogelijk: 'Kom je ook op mijn feestje?' Dat hoeft echt geen 'naar' te zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  26. Is 'gezegd' met een d of een t?
    ik schreef dit zo in een mail aan mijn moeder, en kreeg als antwoord terug dat het 'gezegt' met een t is.Maar de G staat niet in 't kofschip. Toch voel ik de D beter. Het is een lastige voor mij, want als je hem in de verledentijd zet kom ik er ook niet uit.

    BeantwoordenVerwijderen
  27. @naat: 'gezegd' is met een 'd'. Niet zozeer omdat de 'd' niet in 't kofschip zit (dat zou een beetje een rare reden zijn), maar omdat je bij verlenging van het woord ('het gezegde') duidelijk een 'd' hoort. Je schrijft 'gezegd' dus met een 'd' om dezelfde reden als waarom je 'hand' met een 'd' schrijft en 'kant' met een 't'. Je hoort het pas bij verlenging van het woord.

    BeantwoordenVerwijderen
  28. bedankt taalprof, ik ben een beetje dislecties, dus soms onzeker over dat soort dingen. maar ik had toch gelijk!! dat ga ik aan die franse moeder van mij zeggen. bedankt

    BeantwoordenVerwijderen
  29. Beste Taalprof,
    kun je mij eens het verschil in betekenis tussen 'elke' en 'alle' uitleggen? Ik heb wel ideeën hierover, maar ik kom er niet helemaal uit.

    BeantwoordenVerwijderen
  30. Nog een vraagje:
    Is 'een mens' in de zin 'Ik ben een mens.' specifiek of nonspecifiek?

    BeantwoordenVerwijderen
  31. @Vanela: het eerste verschil tussen 'alle' en 'elke' is dat 'alle' met een meervoud verbonden wordt en 'elke' met een enkelvoud. 'elke' is noodzakelijk "distributief", dat wil zeggen, het duidt alle afzonderlijke exemplaren van een verzameling aan ('wij hebben elk familielid een brief geschreven'). 'Alle' kan ook die distributieve betekenis hebben, maar kan ook "collectief" worden opgevat, of iets daartussenin: 'We hebben alle familieleden een brief geschreven' kan inhouden dat we één brief hebben geschreven gericht aan alle familieleden, of een aantal brieven, waarvan sommige aan meerdere familieleden. Het enige dat bij 'alle' is uitgesproken is dat elk familielid, eventueel samen met iemand anders, een brief van ons gekregen heeft. Bij 'we hebben elk familielid een brief geschreven' hebben we afzonderlijke brieven aan elk familielid gestuurd.

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @Vanela: ik zou zeggen: "nonspecifiek". Ook in de betekenis "ik behoor tot de menselijke soort" zeg je nog dat je een nonspecifiek exemplaar van deze soort bent. In de zin 'een mens kan praten' heb je misschien ook wel een specifieke lezing waarbij je zegt dat de menselijke soort spraakvermogen heeft ("de mens kan praten"), maar hier in elk geval niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. Beste Taalprof,
    Mijn Duitse collega en ik hebben een simpele discussie, maar we komen er niet uit. In een brief moeten wij het volgende zetten "in hun/hen systeem". U ziet al gelijk het probleem. Mijn collega is er heilig van overtuigd dat het volgends de Nederlandse regels "hen" moet zijn. Ik ben ervan overtuigd dat het bezittelijk voornaamwoord is en daarom "hun" moet zijn. We hebben al vanalles opgezocht, maar ik kan hem niet overtuigen. Help ons!

    BeantwoordenVerwijderen
  34. @Gabriëlle Bakker: het bezittelijk voornaamwoord derde persoon meervoud is nooit 'hen', maar vrijwel altijd 'hun' (ook 'haar' en 'd'r' is nog wel mogelijk, maar ongebruikelijk).
    De vorm 'hen' is uitsluitend persoonlijk voornaamwoord.
    Je collega is waarschijnlijk in de war met de regel die zegt dat het achter een voorzetsel altijd 'hen' moet zijn ('naar hen luisteren', 'in hen geloven'), maar deze regel geldt alleen voor het persoonlijk voornaamwoord. In jouw voorbeeld gaat het inderdaad om het bezittelijk voornaamwoord: je zou immers ook zeggen 'in zijn systeem' en niet 'in hem systeem'.

    BeantwoordenVerwijderen
  35. Hallo,
    Met grote verbazing heb ik net gelezen dat het bezittelijk voornaamwoord derde persoon meervoud soms ook "haar" kan zijn. Wat interessant. Dat heb ik nooit geweten. Zou je hier een voorbeeld van kunnen geven?
    Maar de vraag die ik eigenlijk wilde stellen, heeft te maken met werkwoordelijke constructies in het perfectum. Ik weet wel dat je "te" bij constructies met "zitten", "lopen", "liggen" en "staan" kunt weglaten als de zin in het perfectum staat.
    Mijn vraag is echter of je "te" dan ook nog mag gebruiken.
    Kun je dus kiezen tussen
    "Hij heeft lopen zeuren." en "Hij heeft lopen te zeuren."?
    Het eerste hoor je weliswaar vaker, maar kan het tweede ook?
    En hoe ziet zo'n zin eruit als er nog een lijdend voorwerp bijkomt?
    "Ze heeft haar auto staan (te) repareren."
    Is deze zin correct?

    BeantwoordenVerwijderen
  36. @Yvonne: ja, ik vind het ook een beetje gek klinken, maar 'de vrouwen zaten met haar kinderen in het park' schijnt voor veel Nederlanders nog een acceptabele zin te zijn. In elk geval in ouder Nederlands is hij perfect. Verkorting tot 'd'r' maakt de zin iets natuurlijker, alhoewel het dan ook informeler wordt.
    De door jou genoemde gevallen lijken me heel onnatuurlijk met 'te'. Dat weglaatbare 'te' wordt bijna verplicht weggelaten in de voltooide tijd, maar in de infinitief heb je meer keuze: 'Zij zou volgens mij haar auto staan te repareren' lijkt met 'te' weer wat beter. 'Hij zal wel weer lopen zeuren' vind ik zonder 'te' weer iets beter, maar met 'te' kan ook wel, kortom: bij de infinitief ligt het allemaal wat onduidelijker. Heeft het hulpwerkwoord van aspect in de infinitief zélf 'te', zoals in beknopte bijzinnen, dan laat je het 'te' erachter weer meestal weg: 'Je moet wel heel boos zijn om zo te lopen (te) zeuren'. 'Om nou de hele dag die auto te staan (te) repareren, daar heb ik helemaal geen zin in!'
    Het is dus allemaal niet zo heel erg duidelijk, en ik ken ook geen enkele goede beschrijving van deze gevallen. De aanwezigheid van een lijdend voorwerp lijkt me in elk geval niet zo heel veel invloed te hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  37. Bedankt voor je snelle reactie.
    Nee, ik dacht ook niet dat een lijdend voorwerp invloed zou hebben op wel of geen "te". Ik wilde gewoon weten of de zin die ik met een lijdend voorwerp heb gemaakt goed was. Aan de hand van jouw voorbeeld zie ik dat dit het geval is.
    Het is nu allemaal duidelijk.
    Bedankt.

    BeantwoordenVerwijderen
  38. Beste Taalprof,
    Ik hoop dat u ervoor kunt zorgen dat het volgende dilemma opgelost kan worden. Het gaat om de spelling van de werkwoorden houden en willen. Ik vervoeg die werkwoorden net zoals alle andere regelmatige werkwoorden en krijg dus de vormen hij houdt en hij wilt. Nu wordt er door de hoogleraar, die een vriend van mij begeleidt bij zijn promotie, steevast de t bij hij wilt doorgestreept. Hij wilt kan toch niet fout zijn of wel?
    Dezelfde problematiek ervaar ik bij het werkwoord houden. Ligt het aan mij of aan de steevast verkeerde vertaling bij diverse tv-zenders dat zij er steeds hij houd of ik hou van maken?
    Ik ben heel benieuwd naar uw mening en andere reacties!
    Alvast bedankt!
    Herman Coenen

    BeantwoordenVerwijderen
  39. @Herman Coenen: Helaas voor u is 'hij wilt' niet goed. 'Willen' behoort tot een klein groepje van werkwoorden (de modale hulpwerkwoorden 'zullen, willen, moeten, kunnen, mogen') waar van oudsher niet de tweede en de derde persoon gelijk zijn, maar de eerste en de derde persoon. Het beste kun je dat zien bij 'kunnen' en 'zullen', waar het 'ik/hij kan/zal' is, en 'jij kunt/zult'. Niet 'hij kunt' en 'hij zult'.
    De trage ontwikkeling die plaatsvindt bij deze werkwoorden is dat geleidelijk aan de tweede persoon wordt gelijkgeschakeld aan de andere twee: 'jij moogt' is inmiddels al geheel vervangen door 'jij mag'. Ook 'jij wil' is al vrij algemeen, en in sommige regio's is ook 'jij kan' en 'jij zal' vrijwel geaccepteerd.
    'Houden' is een ander geval. Bij werkwoorden op 'd' is het verschil tussen 'dt' en 't' eigenlijk niet houdbaar. Maar bij sommige van deze werkwoorden (zoals 'houden') komt in de eerste persoon (en in de tweede persoon bij inversie, als 'je/jij' achter de persoonsvorm staat) een verkorte vorm ('hou') voor. 'ik hou' en 'hou je/jij' is dus geaccepteerd. 'Hij houd' is een spelfout.

    BeantwoordenVerwijderen
  40. Beste Taalprof,
    Heeft u misschien wat meer tips over woordbouw? De betekenis van woordbouw is dat kinderen weten hoe woorden in elkaar zitten, maar hoe kan ik dit kinderen op een simpele manier uitleggen.
    Mijn vraag is heeft u wat meer informatie over het uitleggen van woordbouw aan kinderen?

    BeantwoordenVerwijderen
  41. Is "iemand" in de zin "Iemands fiets is bij de botsing beschadigd geraakt" nu een bezittelijk voornaamwoord of toch een onbepaald voornaamwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  42. Beste Taalprof, nog een vraagje:
    "Het" kan zowel een lidwoord als een persoonlijk voornaamwoord zijn, maar wat is "het" in de zin "Deze auto is echt je van het"? Als schrijftaal misstaat het een beetje, maar als spreektaal is het volgens mij zeer gebruikelijk en betekent het "Deze auto is echt de absolute top".
    Trouwens, hoe ontleed je "je"?
    Mijn gevoel zegt me beide keren "persoonlijk voornaamwoord" maar voor "zelfst. nw." is misschien ook wel wat te zeggen.

    BeantwoordenVerwijderen
  43. @Tess Busger: het lijkt mij dat je het beste kunt werken met de woordsoort als invalshoek. Het feit dat er woorden in soorten bestaan, kun je motiveren met de manieren waarop je woorden kunt gebruiken om nieuwe woorden te maken.
    Sommige woorden daar kun je '-heid' achter zetten. Sommige woorden laten het toe dat je er 'on-' voor zet. Weer andere woorden, daar kun je gemakkelijk 'aan-', 'af-', 'in-', 'op-' en zo voorzetten.
    Op die manier zou je kinderen het besef kunnen bijbrengen van de woordsoorten 'zelfstandig naamwoord', 'bijvoeglijk naamwoord' en 'werkwoord' (en eventueel zelfs 'voorzetsel'). Door te laten zien dat je er stukjes aan kunt plakken om nieuwe woorden te maken.
    Het leukste lijkt me als je een mix maakt van bekende woorden en niet-bestaande woorden waar kinderen toch een gevoel bij hebben. Bijvoorbeeld, 'gifgroenheid' en 'leesheid' staan allebei niet in het woordenboek, en toch heb je bij 'gifgroenheid' een "beter gevoel" dan bij 'leesheid'. Dat is opmerkelijk!
    Deze vier woordsoorten zijn vervolgens ook de enige woordsoorten die meedoen in de vorming van combinaties (samenstellingen): 'autodeur', 'roodbaard', 'aanplakken', 'plakboek'. Kunnen kinderen de woorddelen nog herkennen in deze samenstellingen van twee woorden?
    Nog moeilijker is als je een combinatie van drie woorden maakt: 'vrachtautodeur' en 'reservehuissleutel'. Kun je herkennen dat 'vrachtautodeur' gemaakt is van 'vrachtauto' en 'deur', en 'reservehuissleutel' is 'reserve' en 'huissleutel'? Dat is een belangrijke analytische vaardigheid.

    BeantwoordenVerwijderen
  44. @Peter Vosmeer: 'iemands' is naar mijn mening onbepaald voornaamwoord. Waarom? Ik redeneer als volgt: het persoonlijk voornaamwoord is de "neutrale grammaticale persoon". Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar eerste, tweede of derde persoon enkelvoud of meervoud, en natuurlijk niet noodzakelijk naar mensen, maar ook naar dieren of dingen (de "grammaticale persoon"). Het bezittelijk voornaamwoord is bedoeld om een relatie met de neutrale grammaticale persoon aan te duiden. 'Mijn' bijvoorbeeld, geeft een relatie aan met de eerste persoon enkelvoud.
    'Iemands' geeft een relatie aan met een onbepaalde persoon. Je zou dus kunnen denken dat het bezittelijk en onbepaald tegelijk is. In die gevallen waarin een woord twee functies kan hebben, kies je in de ontleding voor de belangrijkste functie. Dat is hier "onbepaald voornaamwoord," omdat je ten eerste iets introduceert in de context, en pas ten tweede de relatie daarmee aangeeft.
    Ook de ANS (http://ans.ruhosting.nl/ganaar/?05/09/03/03/01) benoemt 'iemands' als de "genitief van het onbepaald voornaamwoord."

    BeantwoordenVerwijderen
  45. @Peter Vosmeer: De ANS doet het zo: in 'je van het' is 'je' bezittelijk voornaamwoord en 'het' is het lidwoord. Deze beklemtoonde vormen sluiten aan bij de beklemtoonde gebruikswijze van voornaamwoord en lidwoord die iets als "bij uitstek" betekent. Zie http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?05/05/06/02
    Het probleem bij versteende uitdrukkingen is natuurlijk altijd dat je twee kanten op kunt: je kunt 'je van het' ook als een ondoorzichtige eenheid beschouwen en kijken wat het geheel voor functie heeft. Dan zou je zelfs op het idee kunnen komen om 'je van het' als één woord te benoemen. In dat geval zou ik het een bijvoeglijk naamwoord noemen. Het geheel heeft namelijk een predicatieve betekenis ("het allerbeste", "heel erg goed, beter kan niet")

    BeantwoordenVerwijderen
  46. Is de juiste schrijfwjze:
    "Niets is waar tot dat het tegendeel is bewezen" of is het "Niets is waar totdat het tegendeel is bewezen"?
    Tot dat.... Los of aan elkaar?
    Bij voorbaat dank voor uw moeite.

    BeantwoordenVerwijderen
  47. @H. de Wit: de taalprof weet evenveel van spelling als de gemiddelde Nederlander. Zijn specialiteit is de grammatica. In dit voorbeeld is er echter alles voor te zeggen om 'totdat' als één woord, een onderschikkend voegwoord, te beschouwen. Eventueel kan de zin ook met het voegwoord 'tot': 'Niets is waar tot het tegendeel is bewezen.'

    BeantwoordenVerwijderen
  48. ik snap dat hele zinsdeel voorzetselvoorwerp niet.
    wij hebben zon nederlands die het niet uit lecht en vraag je er naar zegt hij dat ie er geen zin in heeft

    BeantwoordenVerwijderen
  49. @bram: kijk eens in de FAQ van deze site, en dan bij de vraag "Wat is een voorzetselvoorwerp?" Ik heb geprobeerd het op verschillende manieren uit te leggen. Kort gezegd komt het hierop neer: eigenlijk moet je eerst weten wat het verschil is tussen een voorwerp en een ander zinsdeel. Een voorwerp is een zinsdeel dat het werkwoord "compleet maakt". Bijvoorbeeld: je kunt niet eten zonder dat je 'iets' eet. 'Iets' is dus een voorwerp bij het werkwoord. En je kunt niet wachten zonder dat je 'op iets' wacht. Dus 'op iets' is ook voorwerp. Als een voorwerp niet begint met een voorzetsel, en je dat er ook niet bij kunt zetten, is het een lijdend voorwerp. Staat er altijd een voorzetsel bij, dan is het een voorzetselvoorwerp.
    Lees die stukjes eens over de voorwerpen, en vertel me dan of je het nog steeds niet snapt. Ik zal het graag nog op een andere manier proberen uit te leggen. Want ik heb daar altijd zin in. Wist je trouwens dat in de zin 'zin hebben in iets' het zinsdeel 'in iets' ook voorzetselvoorwerp is? Toevallig, niet?

    BeantwoordenVerwijderen
  50. Ik heb moeite de volgende twee zinnen te ontleden:
    1) Marianne Vos, wereldkampioen veldrijden, viel gisteren die eer te beurt.
    2) Mijn opa heeft je gisteren gemaild. >>>> is 'je' lv of mv?

    BeantwoordenVerwijderen
  51. @bart: vervang 'Marianne Vos, wereldkampioen veldrijden,' door 'Twee personen' en je ziet het waarschijnlijk. Dan wordt het 'Twee personen viel die eer te beurt'. 'die eer' is dus onderwerp, en 'Marianne Vos, wereldkampioen veldrijden' is meewerkend voorwerp (je kunt ook 'aan' toevoegen).
    'wereldkampioen veldrijden' is trouwens een zogeheten "bijstelling" bij 'Marianne Vos'. Een bijstelling is een bijzondere vorm van een bijvoeglijke bepaling (namelijk een bijvoeglijke bepaling die zelfstandig kan voorkomen).
    In zin (2) is voor beide benoemingen wel iets te zeggen. Als je dit moet doen in het kader van je huiswerk zinsontleding, dan denk ik dat de bedoeling is dat je redeneert dat er 'aan' bij kan ('Mijn opa heeft gisteren aan jou gemaild') en dat 'je' dus meewerkend voorwerp is. Maar je kunt ook argumenteren vanuit de zin 'Jij bent gisteren door mijn opa gemaild'. Daarin is 'jij' onderwerp in de lijdende vorm, dus zou het lijdend voorwerp in de actieve zin moeten zijn.
    Vanwege dat 'aan' zou mijn keuze hier meewerkend voorwerp zijn. Dan accepteer ik dat een meewerkend voorwerp in de lijdende vorm onderwerp kan worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  52. Beste Taalprof,
    Vandaag stuitte ik op een probleem en ik hoop dat u mij daarin verder kunt helpen. Het gaat om woordsoortbenoeming in het volgende zinsdeel:
    EEN HANDVOL BESSEN
    Hoe benoem je hier 'handvol'. Is het, zoals ik in eerste instantie dacht, een telwoord? Of misschien toch een bijvoeglijk naamwoord? Een bijwoord wellicht? Of wellicht is handvol een zelfstandig naamwoord, vergelijkbaar met HET AANTAL BESSEN. Hier moet aantal wel znw zijn, omdat het lidwoord zich niet aanpast aan 'bessen', maar aan 'aantal'. Maar wat is 'bessen' dan voor woordsoort?
    Help! Deze eerstegraads docent Nederlands komt er niet meer uit.
    Het antwoordenboek suggereerde overigens dat 'handvol' en bvn is, maar de reden dringt niet tot mij door. Je kunt immers niet zeggen 'de handvolle bessen', in vergelijking tot 'de lekkere bessen'.
    Curieus! Ik en met mij de sectie Nederlands en mijn Atheneum-3-klas staan allen voor een raadsel.
    Hartelijke groet,
    Heleen van Oord-de Zeeuw.

    BeantwoordenVerwijderen
  53. @H.S. de Zeeuw: de naslagwerken (Van Dale, de Algemene Nederlandse Spraakkunst) zijn er vrij zeker van: 'handvol' is een zelfstandig naamwoord. De ANS behandelt het in de context van het woord 'aantal' en geeft voorbeeldzinnen waarbij 'een handvol bessen' als meervoud gebruikt is ('er waren maar een handvol toeschouwers komen opdagen' is een van de voorbeeldzinnen). Zie: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar/?20/02/03/01/02/08
    Ook Van Dale beschouwt 'handvol' blijkbaar als een zelfstandig naamwoord, want er staat bij dat het 'de' als lidwoord heeft.
    Ik snap jouw neiging wel om het als telwoord te beschouwen, maar ik denk dat het zó zit: 'handvol' is een zelfstandig naamwoord (want het wordt gecombineerd met een lidwoord). Echter, de woordgroep bestaande uit het lidwoord 'een' en het zelfstandig naamwoord 'handvol' gedraagt zich als woordgroep als één telwoord. Als je dus iets als een telwoord zou willen benoemen, zou je kunnen overwegen om de woordgroep 'een handvol' als onbepaald hoofdtelwoord te benoemen. Bij sommige andere woordsoorten is het ook gebruikelijk om meerdere woorden samen als één woord te beschouwen ('een of ander' als onbepaald voornaamwoord bijvoorbeeld).
    Ook de benoeming bijvoeglijk naamwoord snap ik wel, maar die is alleen morfologisch gemotiveerd. De opbouw van het woord is namelijk dat het een samenstelling is van zelfstandig naamwoord ('hand') en bijvoeglijk naamwoord ('vol'). Omdat in vrijwel elke samenstelling het rechterdeel de woordsoort bepaalt, zou je verwachten dat 'handvol' een bijvoeglijk naamwoord is.
    In de woordsoortbenoeming heeft de syntaxis echter altijd voorrang op de morfologie. Het woord 'handvol' wordt altijd met lidwoord gebruikt (eventueel met aanwijzend voornaamwoord), en dat lidwoord hoort dan bij 'handvol'. In 'een handvol bessen' hoort 'een' niet bij 'bessen' maar bij 'handvol'.
    Samenvattend: als je 'handvol' als los woord wilt benoemen, is het om syntactische redenen een zelfstandig naamwoord. Wil je 'een handvol' als eenheid zien (ook daar is iets voor te zeggen), dan kun je 'een handvol' als telwoord benoemen. Maar dan moet je dat natuurlijk ook doen met 'een aantal' en 'een paar', en andere combinaties die samen met een zelfstandig naamwoord een meervoud opleveren.

    BeantwoordenVerwijderen
  54. Hallo, wat is nu juist: "Als je ons nodig bent......" of "Als je ons nodig hebt...."? En iemand nodig zijn of iemand nodig hebben?? Wij weten het even niet meer......

    BeantwoordenVerwijderen
  55. @Alma Suelmann: je kunt 'iemand nodig hebben' of je kunt 'voor iemand nodig zijn', maar je kunt niet 'iemand nodig zijn'.
    In jouw voorbeeldzinnen kun je dus zeggen: 'Als je voor ons nodig bent...' of 'Als wij je nodig hebben...' Het laatste is iets gewoner.

    BeantwoordenVerwijderen