dinsdag 14 februari 2006

Bittere noodzaak



In mijn uitleg over de persoonsvorm had ik het erover dat die altijd gemarkeerd was, of kon worden, voor tijd, getal en persoon. Een schijnbare uitzondering op deze regel lijkt de zogeheten imperatief, de gebiedende wijs, in een zin als Kom hier! of Lach niet!. De werkwoorden hierin worden traditioneel beschouwd als persoonsvormen, maar je kunt er geen verleden tijd van maken, en ze lijken ook geen getal- of persoonsmarkering te hebben. Uitzondering dan maar? Bittere noodzaak? Zoals alle echte regels heeft deze echter ook geen uitzonderingen. De imperatief is wel degelijk een echte persoonsvorm. Je moet alleen twee keer kijken om het te zien.



Alle imperatieven kun je namelijk een beetje "verzachten", door toevoeging van zogeheten modaalpartikels: maar, eens, even. Kijk maar: Kom eens even hier!, Lach maar niet!. Maar als je dat doet, kun je er ook het woordje jij bijzetten: Kom jij eens even hier!, Lach jij maar niet!.



Maar nu is de zin ineens niet zo bijzonder meer. Het is duidelijk dat de werkwoorden de tweede persoon enkelvoud aangeven. En je kunt ze ook gewoon in de verleden tijd zetten: Kwam jij eens even hier, dan zouden we veel plezier kunnen beleven, Lachte jij maar niet, dan was zij niet zo boos geworden. Niets bijzonders dus.



Nou zul je zeggen: ja maar misschien kan ik er ook wel iets anders dan jij bijzetten. Het feit dat je dat kunt bewijst niets. In dat geval is er nog een ander bewijs dat de gebiedende wijs een tweede persoon is. Kijk naar werkwoorden die altijd zich bij zich hebben: zich vergissen, zich schamen. In de imperatief krijg je dan: vergis je niet en schaam je!. Dat woordje zich richt zich altijd naar het onderwerp van de zin. Bij ik krijg je me of mezelf, bij jij krijg je je of jezelf. Bij imperatieven, ondanks het feit dat er geen onderwerp bij staat, krijg je altijd je. Dus de imperatief is tweede persoon, dus het is een persoonsvorm.



O ja: als deze kwestie al eens uitgelegd wordt in een schoolgrammatica, dan staat het bovenstaande er nooit bij. Wel wordt er meestal op gewezen dat je ook een meervoudige imperatief kunt hebben: komt allen!, en Hoort mij aan! Deze vormen zijn echter zo versleten dat ze alleen nog in een paar gevallen voorkomen. Daarmee versterk je alleen maar de indruk dat grammatica nergens over gaat. Maar grammatica gaat wél ergens over. Namelijk over je eigen taalgevoel. Dat een imperatief in plaats van zich je krijgt, kan iedereen zelf aanvoelen. Daar zijn geen lessen voor nodig.



2 opmerkingen:

  1. Het gebruik van het woordje 'maar' in het Nederlands is heel lastig voor anderstaligen.
    Ik heb deze (of is het dit?) weblog zojuist ontdekt en ik ga er zeker vaker komen!
    Groeten van
    Say it in Dutch

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bedankt! Ik hoop dan nog vaak met je van gedachten te wisselen. Je hebt het in andere reacties ook al over anderstaligen. Bedenk dat de problematiek van een anderstalige totaal verschilt van die van een moedertaalspreker. De laatste heeft spelenderwijs een taal geleerd, en de eerste moet dat min of meer bewust doen, en heeft daarbij ook nog eens last van zijn of haar eigen taal.
    Toch is uit onderzoek gebleken dat zelfs volwassen tweedetaalleerders, zelfs met zeer verschillende taalachtergronden, in staat zijn om spontaan regelmatigheden op te pikken die niet in de grammaticaboeken beschreven staan. Niet dat dat makkelijk is, maar het kan dus wel.
    Het probleem met maar en soortgelijke woordjes is dat je ze op het gevoel gebruikt, dat je ze op veel plaatsen kunt inzetten, en dat ze een vaak onbekende invloed op de betekenis hebben. Ik zal daar te zijner tijd nog wel eens iets over schrijven.

    BeantwoordenVerwijderen