woensdag 15 februari 2006

Vragen 16

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.



Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).



Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!



96 opmerkingen:

  1. Geachte Taalprof,
    ik vond de volgende zinnen:
    '— Ter zake van de schoen maakt het niet of het een rechter of een linkerschoen betreft. Sint-Nicolaas is nog links of rechts georiënteerd. Pieten zijn voorts niet links of rechtshandig maar vooral onhandig; '
    Zou het niet moeten zijn: 'Sint-Nicolaas is noch links, noch rechts georienteerd.'?
    Dank voor uw antwoord.
    cherdt

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @cherdt: ja, dat zal inderdaad de bedoeling zijn. In elk geval zal de bedoeling van de schrijver zijn geweest om 'noch links of rechts' te schrijven, 'nog' lijkt me een spelfout. De vraag is of de schrijver vindt dat 'noch links of rechts' correct is. Dat is echter in elk geval geen standaardtaal.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Vriendelijk bedankt.
    Ik blijf zeker langs komen op Taalprof. Een nieuwe pagina voor mijn lijstje van 'even kijken-pagina's'.
    Dag,
    cherdt

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Baasje versiert hond met hakenkruis. Deze zin zag ik vanmorgen op www.nu.nl. De zin is sowieso al ambigu, maar wat voor bepaling is 'met hakenkruis' als het een bijwoordelijke bepaling is? (Als bijvoeglijke bepaling krijg je een komische interpretatie) zie ook mijn weblog: www.aanbevolen.web-log.nl
    Groeten, Johan Bel

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Beste Taalprof,
    In april heb aan jou gevraagd wanneer je 'er' kan weglaten.
    Ik zou graag even willen weten of het mogelijk is, 'er' in de volgende gevallen weg te laten.
    Hoeveel mensen zitten (er) in jouw cursus?
    Hoeveel mensen met een rode jurk staan (er) op jouw foto?
    Hoeveel mensen op deze foto dragen (er???) een rode jurk?
    Bij de eerste twee zinnen heb ik eigenlijk de neiging om 'er' te gebruiken, maar als ik je toen goed heb begrepen is het ook niet verkeerd om het weg te laten.
    Bij de laatste zin weet ik echter niet of 'er' niet zelfs fout zou zijn.
    Yvonne

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Yvonne: zoals ik in april ook al zei: het is niet precies duidelijk waar die weglaatbaarheid van 'er' mee samenhangt. In jouw voorbeelden van vandaag voel ik zelf een betekenisverschil tussen 'Hoeveel mensen zitten er in jouw cursus?' (dan heb ik geen idee of er wel mensen in jouw cursus zitten en zo ja, hoeveel), en 'Hoeveel mensen zitten in jouw cursus?' Deze laatste zin kan ik alleen maar interpreteren als je het net over een specifieke groep mensen gehad hebt, en je vraagt hoeveel van hen er in je cursus zitten. Dit heet een "partitieve lezing" (je vraagt naar een partitie uit een groter geheel).
    Die partitieve lezing is bij jouw laatste zin de enige mogelijkheid. Immers, "de mensen op deze foto" zijn aangewezen. Daarom vind ik in die zin de variant zonder 'er' de enige die acceptabel is. In je eerste én tweede zin vind ik de niet-partitieve lezing, dus mét 'er' het meest acceptabel.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Johan Bel: in 'iets versieren met een hakenkruis' zou ik de neiging hebben om 'met een hakenkruis' in de grote klasse van "bijwoordelijke bepaling van middel" te rangschikken. Daarin vallen alle bepalingen die uitdrukken met welke middelen je iets doet. Of je 'met' hier moet parafraseren met "met behulp van" of met "door middel van" is niet echt duidelijk, maar ik denk wel dat je kunt zeggen dat het baasje hakenkruizen gebruikt om de hond te versieren. Jij zegt op je weblog wel dat de tondeuse het middel is, maar het een sluit het ander niet uit. De tondeuse is het instrument, het hakenkruis is de vorm die je voor je versiering gebruikt.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Beste taalprof,
    ik heb 1 zin, die 2 verschillende betekenissen kan hebben:
    'Met deze sleutel kan ik 2 deuren openen.'
    Er zijn dus 2 verschillende deuren die geopend kunnen worden, maar met die ene sleutel kan je in totaal maar 1 deur openen.
    of .. er kunnen in totaal 2 deuren geopend worden, dus niet 3 of nog meer.
    Heeft dit verschil in betekenis te maken met specificiteit? In welk woord ligt dit verschil eigenlijk en hoe wordt het genoemd?

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Vanela: ik snap niet precies wat je bedoelt met "met die ene sleutel kan je in totaal maar 1 deur openen". Bedoel je "1 deur tegelijk"?
    Er is hier wel een specifieke en een nonspecifieke lezing: in de specifieke lezing bedoel je bijvoorbeeld: 'Met deze sleutel kan ik 2 deuren openen (namelijk de kamerdeur en de kelderdeur)'.
    In de nonspecifieke lezing bedoel je 'Met deze sleutel kan ik 2 deuren openen (ik weet niet welke, maar in elk geval meer dan één)'.
    Eventueel bestaat er in het nonspecifieke geval ook nog een verschil tussen de interpretatie "minstens twee" en "precies twee". Dat betreft een interpretatieverschil op het niveau van de "kwantor".

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Iemand die het persoonlijk voornaamwoord niet begrijpt29 november 2007 om 11:23

    Wanneer gebruik je nou ze of zij bij het persoonlijk voornaamwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  11. @Iemand die het persoonlijk voornaamwoord niet begrijpt: 'ze' is ten eerste de zogeheten "gereduceerde" vorm van 'zij'. Dat betekent: overal waar je het onbeklemtoonde 'zij' kunt gebruiken, kun je ook 'ze' zeggen. Dus 'Zij/ze is aardig', 'Zij/ze zitten me te pesten'. Maar 'ze' kun je ook gebruiken als onbeklemtoonde vorm van 'hen': 'ik heb hen/ze gezien'. Ten slotte kun je 'ze' ook gebruiken in plaats van het meewerkend voorwerp 'hun': 'ik heb het hun/ze gegeven'.
    Soms is het zelfs beter om 'ze' te gebruiken in plaats van de beklemtoonde vorm. Dat is met name het geval als het een "algemene" betekenis heeft, zoals in 'ze doen maar' of 'ze weten je altijd te vinden'. Eigenlijk betekent 'ze' hier ongeveer 'men', maar dat is een beetje een ouderwets woord geworden.
    Dus: je kunt 'ze' gebruiken als enkelvoudig en meervoudig onderwerp ('ze doet maar', 'ze doen maar'), als meervoudig voorwerp ('ik heb ze gezien'), en meervoudig achter een voorzetsel ('ik heb met ze te doen').
    Vooral in België komt het ook voor dat 'ze' als enkelvoudig voorwerp gebruikt wordt. Dus 'ik heb ze gezien' in de betekenis 'ik heb haar gezien', maar dat is in Nederland zeker niet algemeen.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Is... HET.. in de volgende zin een persoonlijk voornaamwoord of iets anders? En waarom?
    De zin:
    HET is een interessant boek.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. @Henk: In de zin 'Het is een interessant boek' is 'het' inderdaad een persoonlijk voornaamwoord. 'Het' kan een lidwoord zijn (als het bij een zelfstandig naamwoord staan) of een voornaamwoord. Het is een onbepaald voornaamwoord als het geen betekenis heeft (zoals in 'Het regent' of 'Ik heb het koud') en in alle andere gevallen is het persoonlijk voornaamwoord.
    Je kunt het ook zó beredeneren: in deze zin is 'het' de zelfstandige, onzijdige vorm van de derde persoon enkelvoud. De mannelijke vorm zou hier zijn 'Hij is een interessante man' en de vrouwelijke 'Zij is een interessante vrouw'. Dat soort voornaamwoorden noemen we persoonlijk. Lees hier meer over persoonlijke voornaamwoorden: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/07/mysterieuze_per.html

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Beste Taalprof,
    Zou u mij de betekennis van de volgende twee zinnetjes willen uitleggen?
    1.een en ander;
    2.een of anders;
    Alvast bedankt.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. @Charlie: de uitdrukking 'een of anders' ken ik niet, ik neem aan dat dat een tikfoutje voor 'een of ander' of 'een of andere' is.
    Het verschil tussen 'een en ander' en 'een of ander' wordt in de Algemene Nederlandse Spraakkunst vrij uitvoerig besproken (hier: http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/05/09/03/02/05/body.html#p1
    en hier: http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/05/09/03/02/02/body.html#p2
    )
    Het komt hierop neer: allereerst kun je beide vormen zelfstandig gebruiken, meestal met het lidwoord 'het' erbij. Dan krijg je zinnen als 'Er is het een en ander gebeurd' of 'Hij stak het een of ander in zijn zak'. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het zelfstandige gebruik van 'een of ander' wat ongebruikelijker vind dan dat van 'een en ander,' maar de ANS vindt het allebei OK.
    Alleen 'een of ander' kun je ook bijvoeglijk gebruiken, dat wil zeggen met een zelfstandig naamwoord erachter: 'Ik heb daar (de) een of andere zwerver zien lopen.' Dat kan nooit met 'een en ander'.
    Beide vormen 'een en ander' én 'een of ander' worden door de ANS beschouwd als één woord, en wel als een onbepaald voornaamwoord.
    Er is ook betekenisverschil. Beide zijn onbepaald, maar 'een en ander' is specifiek, en 'een of ander' is niet-specifiek (ook wel nonspecifiek genoemd). Met een voorbeeld: zeg je 'Hij heeft het een en ander voor je gekocht', dan geef je aan dat je zelf wel weet wat hij voor je gekocht heeft, maar dat je veronderstelt dat je gesprekspartner dat niet weet. Zeg je daarentegen 'Hij heeft het een of ander voor je gekocht', dan weet je zelf ook niet wat hij gekocht heeft. Het laatste is nonspecifiek, het eerste specifiek. Beide betekenissen zijn onbepaald.
    Van 'een en ander' bestaat nog een bijzondere gebruikswijze: vooral in nieuwsberichten waarin net een paar gebeurtenissen zijn besproken zie je vaak een overgang naar een commentaar in de trant van: "Een en ander was het gevolg van..." of "Een en ander werd door de minister beschouwd als...". Dit gebruik staat geheel op zichzelf en heeft een eigen betekenis.
    Voor het verschil tussen bepaald/onbepaald en specifiek/nonspecifiek kun je ook deze logs lezen: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/bepaald_en_onbe.html
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/onbepaald_maakt.html
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/een_specifiek_g.html

    BeantwoordenVerwijderen
  16. beste Taalprof,
    (n.a.v. uw tekstje, vijfde alinea) hoort het streepje op 'en', als ik het benadrukken wil, nou naar links ` of naar rechts ´ ?
    Ik dacht bij benadrukken altijd naar links, en bij de klank ee naar rechts - zoals bij hè (soort van verbazing/vraag/wat seggie) en hé (soort van roep, hee)?
    Wat is verder voor interessants te vertellen over streepjesgebruik?
    cherdt

    BeantwoordenVerwijderen
  17. @cherdt: iets interessants over streepjesgebruik? Ik zou het eerlijk gezegd niet weten. De taalprof (het is al vaker gezegd) is bepaald geen spellingexpert. Hij gaat over de grammatica, en daar hebben spellingkwesties wel eens mee te maken, maar meestal niet.
    Ik heb het toch even opgezocht. Dan blijkt dat in de huidige spelling een onderscheid wordt gemaakt tussen klemtoontekens (http://woordenlijst.org/leidraad/5/1/) en uitspraaktekens (http://woordenlijst.org/leidraad/5/2/)
    Het klemtoonteken is ALTIJD een streepje naar rechts. Het streepje naar links geldt alleen als uitspraakteken. Dat wil zeggen: het mag alleen gebruikt worden als het een andere klank oplevert. In dit geval (het woordje 'en') is er maar één klank en het accent is dus een klemtoonteken.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Beste Taalprof,
    De volgende vraag werd hier voorgelegd: waarom is alleen 'wezen' mogelijk in zinnen als 'Ik ben wezen vissen'? (ANS: http://oase.uci.kun.nl/~ans/e-ans/18/05/04/15/01/body.html#p1.)
    Heeft dat te maken met het feit dat we ook 'geweest' gebruiken als voltooid deelwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  19. @taalprof
    grammati- niet spellingcus:
    oeps, pardon..
    maar tóch bedankt.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. @Roos: Toeval! Het werkwoord 'wezen' (gotisch 'wisan') had oorspronkelijk alle vormen, maar de enkelvoudsvormen zijn in de ontwikkeling vervangen door de vormen van een ander werkwoord, dat in het indogermaans iets van '*es-si' moet zijn geweest. De eerste persoon enkelvoud daarvan was '*es-mi'. Dat wordt in het gotisch 'im', en is nu (zoals Schönfeldt het zegt) "met dialectisch verschil" 'bem' en 'ben'. Ook 'is' en 'zijn' komen van het indogermaanse '*es-si'.
    Het werkwoord 'zijn' is dus het enige werkwoord in het Nederlands met twee infinitieven: 'zijn' en 'wezen'. De laatste wordt alleen gebruikt bij het hulpwerkwoord van aspect, en in vaste combinaties als 'Hier moet je wezen, hier moet je zijn'. Ook de gebiedende wijs handhaaft de twee vormen: 'Ben maar niet bang' en 'Wees maar niet bang' komen allebei voor.

    BeantwoordenVerwijderen
  21. @taalprof (@Roos):
    Wat ik dacht, was: in 'Hij is komen lopen' is 'komen' een ingedikt voltooid deelwoord. Een verouderde variant van 'geweest' is 'gewezen'. Zou 'wezen' in 'Ik ben wezen vissen' dus ook niet zo'n ingedikt voltooid deelwoord kunnen zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @Rutger: ik denk het niet. Het is gebruikelijk dat hulpwerkwoorden in die positie nooit de vorm van een voltooid deelwoord innemen: 'ik heb willen vissen', 'ik ben op tijd kunnen arriveren'. Ook een paar andere werkwoorden vertonen dit gedrag: 'Ik heb hem horen zingen', 'Ik heb proberen te bellen'. In al die gevallen is de relatie met het voltooid deelwoord ver weg.
    Dit verschijnsel staat bekend onder de afkorting IPP: Infinitivus pro participio, het hele werkwoord in plaats van het voltooid deelwoord.
    Ik denk dus dat het hier wel degelijk het hele werkwoord 'wezen' betreft.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Beste Taalprof,
    Ik heb onenigheid met een collega over de zin "De man is verhinderd". Hebben we hier te maken met een werkwoordelijk of met een naamwoordelijk gezegde?

    BeantwoordenVerwijderen
  24. @Constanter: Theoretisch kan het allebei zijn. 'De man is verhinderd' kan werkwoordelijk bedoeld zijn als je erbij kunt denken 'door iemand'. Dan is het de voltooide tijd van de lijdende vorm 'de man wordt verhinderd', oftewel de lijdende vorm van 'iemand heeft de man verhinderd'.
    Echter, ik vind dat niet de beste ontleding van deze zin. Waarom niet? Als je zegt 'de man is zaterdag verhinderd' dan is het volgens mij waarschijnlijker dat je aanstaande zaterdag bedoelt dan afgelopen zaterdag. Dat kan alleen maar als het een echte tegenwoordige tijd is. In de lijdende vorm zou 'is' de voltooide tijd van 'de man wordt verhinderd' moeten zijn, en blijkbaar is het dat niet.
    Maar als het een echte tegenwoordige tijd moet zijn, kan 'is' geen hulpwerkwoord zijn, en is het dus koppelwerkwoord. En 'verhinderd' is dan geen echt voltooid deelwoord maar een bijvoeglijk naamwoord. En dus is het naamwoordelijk gezegde.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. Beste Taalprof,
    Waarom is '(te) zijn' in de zin
    'Onze leraar Nederlands schijnt ziek te zijn.'
    het koppelwerkwoord? En waarom niet 'schijnt'?

    BeantwoordenVerwijderen
  26. @van der sijs: als je een "gewone" zin hebt met het koppelwerkwoord 'zijn', bijvoorbeeld 'Onze leraar Nederlands is ziek', dan kun je daar verschillende hulpwerkwoorden bij zetten. Bijvoorbeeld het modale hulpwerkwoord 'moeten'. Dan krijg je 'Onze leraar Nederlands moet ziek zijn'. Of 'kunnen', dan wordt het 'Onze leraar Nederlands kan ziek zijn'. Of 'gaan' ('Onze leraar Nederlands gaat ziek zijn'). In al die gevallen wordt het hulpwerkwoord de persoonsvorm, en het koppelwerkwoord neemt de vorm aan van het hele werkwoord.
    Zo kun je ook aan de zin 'Onze leraar Nederlands is ziek' het modale hulpwerkwoord 'schijnen' toevoegen ('schijnen' is zeker een hulpwerkwoord in een zin als 'Onze leraar Nederlands schijnt te lachen'). Je krijgt dan een betekenis die overeenkomt met de zin 'Onze leraar Nederlands is ziek' met een extra betekenis "schijnbaar" daaraan toegevoegd.
    Nu zou je de vraag kunnen stellen: maar ik kan hier toch net zo goed 'te zijn' weglaten? Inderdaad, dat kan. Maar dat betekent dat het werkwoord 'schijnt' dan ineens twee betekenissen draagt: de koppelwerkwoordbetekenis "zijn" én de modale betekenis "schijnbaar". Het werkwoord 'schijnen' heeft dus in dat geval eigenlijk twee functies. In de taalkundige zinsontleding is het dan gebruikelijk dat je het woord benoemt naar zijn belangrijkste functie. Dat is de koppelwerkwoordfunctie, want daar hangt de hele verdere vorm van de zin vanaf.
    Dus: in geval van 'schijnt te zijn' zijn de modale betekenis en de koppelwerkwoordbetekenis verdeeld over twee werkwoorden, en 'schijnt' moet dan wel modaal zijn en 'te zijn' koppelwerkwoord. En in geval van 'schijnt' zonder 'te zijn' zitten beide betekenissen op 'schijnt' en wordt 'schijnt' benoemd als koppelwerkwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  27. Dag Taalprof
    Eerst meld ik je graag hoe blij ik ben dat ik je site heb ontdekt. Blijven voortdoen!
    Mijn vraag zijn eigenlijk 2 vragen over dezelfde zin. Hieronder vind je hem.
    'De gangsters waren de vorige dag op verkenning geweest.'
    Kan je het voltooid deelwoord 'geweest' niet beter vervangen door 'gegaan' of verandert dat de betekenis van de zin?
    Is 'op verkenning' in de bovenstaande zin een naamwoordelijk deel van het gezegde (indien 'geweest' kan blijven staan natuurlijk) of een voorzetselvoorwerp of ... ?
    Erg bedankt en fijne groeten!
    Bart

    BeantwoordenVerwijderen
  28. @Bart: dank voor je complimenten! Ik ga zeker nog een tijdje door...
    'op verkenning zijn', ja dat zou ik beschouwen als een naamwoordelijk gezegde. Je kunt 'zijn' door diverse varianten vervangen, zoals: 'De gangsters blijven drie dagen op verkenning', 'De gangsters schijnen op verkenning', 'De gangsters lijken wel op verkenning'. Vervanging door 'worden' of 'raken' is niet zo goed, maar dat komt volgens mij omdat deze betekenis wordt uitgedrukt met het vervangende koppelwerkwoord 'gaan': 'de gangsters gaan op verkenning'. Hetzelfde zie je bij 'Het glas is/blijft/gaat kapot' en niet 'Het glas wordt/raakt kapot'.
    In jouw zin is vervanging van 'geweest' door 'gegaan' wel een betekenisverschil. Omdat het in beide gevallen om een voltooide tijd gaat, betekent 'de gangsters waren de vorige dag op verkenning geweest' dat de gangsters op het tijdstip waar de zin over gaat al niet meer op verkenning zijn. Zeg je 'de gangsters waren de vorige dag op verkenning gegaan', dan is alleen hun vertrek zeker voltooid, en kan het best zijn dat ze op het tijdstip waar de zin over gaat nog steeds op verkenning zijn.
    Met een voorbeeld: Stel je hebt het over afgelopen zaterdag, en je zegt: 'Afgelopen zaterdag waren wij de vorig dag al op verkenning geweest', dan waren we afgelopen zaterdag al terug. Zeg je echter 'Afgelopen zaterdag waren wij de vorige dag al op verkenning gegaan', dan kan het best zijn dat we die afgelopen zaterdag nog steeds op verkenning waren.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. Geachte taalprof,
    In officiële stukken willen we het woord stagiair of stagiaire gebruiken. Nu is het ene woord mannelijk en het andere vrouwelijk. Welk van de twee is het meest gepast wanneer je een stageloper ongeacht het geslacht wilt aanduiden?
    Vriendelijke groet,
    Albert

    BeantwoordenVerwijderen
  30. @Albert Hendriks: In de meeste gevallen is de mannelijke vorm ook de neutrale vorm. De vrouwelijke vorm heeft iets extra's. Echter, als het gevoelig ligt kun je het ook vermijden door het meervoud te gebruiken. Of je zegt in het begin dat je de mannelijke vorm als de neutrale vorm gebruikt en expliciet mannen of vrouwen op het oog hebt.
    Taalkundig gezien is de vrouwelijke vorm in dit geval een afgeleid woord.

    BeantwoordenVerwijderen
  31. Beste Taalprof,
    Er valt een goede fles sterke drank op het spel bij de volgende kwestie. Is de zin: "Houd je aan de slag." wel of geen correct Nederlands.
    We zijn het er allebei over eens dat het niet mooi is. Ook snappen we dat het eigenlijk "je(zelf) bezig houden" en "aan de slag komen" is. Maar mijn tegenstander in deze taalkwestie beweert dat het fout Nederlands is. "Houdt je aan de slag" zou volgens hem wel mogelijk zijn.
    Ik ben het daar niet mee eens. Mijn stelling is: mooi is anders, maar het is niet fout.
    Graag uw mening.

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @J.Siroop: 'Houdt je aan de slag' is zeker een spelfout. Zie daarvoor onder andere deze taaladviezen: http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/531/
    http://www.onzetaal.nl/advies/melduaan.php
    Het punt is dat 'je' in deze zin eigenlijk het wederkerend voornaamwoord 'jezelf' is. De zin is dus een gewone gebiedende wijs, en die wordt in het hedendaagse Nederlands in de stamvorm geschreven.
    Waarom klinkt die zin dan niet fraai? Ik denk dat het zó zit: 'aan de slag' is een zogeheten "predicaat," net als 'bezig', 'in de war' of 'op de hoogte'. Dat predicaat kun je combineren met een koppelwerkwoord: 'Ik ben aan de slag', 'Ik raak aan de slag', 'Ik blijf aan de slag', maar ook in een bepaling van gesteldheid, als in 'Ik help iemand aan de slag', 'Ik houd iemand aan de slag'.
    De onbeklemtoonde wederkerende vorm 'Ik houd me aan de slag' klinkt vreemd, omdat hij ongeveer dezelfde betekenis vertegenwoordigt als 'Ik blijf aan de slag'. Met 'mezelf' wordt het echter een stuk beter: 'Ik houd mezelf wel aan de slag'. Maar in die zin wordt de aansporing 'Houd jezelf goed aan de slag!' ook een stuk beter.
    Ik zou dus zeggen: Proost! En houd jezelf goed op de hoogte.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. @taalprof en J.Siroop:
    Hm, er zijn natuurlijk contexten denkbaar waarin 'Houdt je aan de slag' wél goed is. Bijvoorbeeld in een reclameslogan (een pay-off): 'Windows Vista. Houdt je aan de slag.' Of zo. Zo'n hijgstijlzin, daarin kan het.

    BeantwoordenVerwijderen
  34. @rutger: ja, dat is waar. Daar had ik niet aan gedacht.

    BeantwoordenVerwijderen
  35. Dank voor jullie snelle reactie. De fles krijg ik nog niet: mijn tegenstander zal hier morgen zijn duit in het zakje doen. Komt de term "aan de slag gaan" overigens uit de scheepvaart. Van wezenlijk belang volgens mijn kantoorbuurman...
    Rutger, het komt overigens inderdaad uit een reclame slogan: Snackmoments (als logo) en daaronder: "Houd je aan de slag".
    Tot slot van dit bericht, Taalprof schreef:
    @J.Siroop: 'Houdt je aan de slag' is zeker een spelfout.
    Als het fout is (wat volgens Rutger niet zeker is), is het dan een spelfout of een andere fout?

    BeantwoordenVerwijderen
  36. @J.Siroop: rutger had gelijk. Met die context erbij moet het inderdaad 'houdt' zijn. De bedoeling is blijkbaar, dat het product ''Snackmoments" 'je aan de slag houdt.'
    Die mogelijkheid had ik niet opgemerkt in mijn antwoord. Ik had de zin opgevat als een gebiedende wijs, niet als een ellips.

    BeantwoordenVerwijderen
  37. Hallo taalprof,
    Ik heb veel moeite met het gebruik van de woorden hun en hen. We hebben het er op de Pabo al eens over gehad, maar het blijft moeilijk. Heb jij misschien nog een makkelijk hulpmiddeltje om deze woorden in de goede zin te kunnen gebruiken? Bedankt alvast!
    Groetjes

    BeantwoordenVerwijderen
  38. hallo taalprof,
    ik vind het erg moelijk wanneer ik als ik moet gebruiken i.p.v. dan ik.
    heeft u misschien een manier waardoor ik het makkelijker uit elkaar zou kunnen houden?
    alvast bedankt voor uw antwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  39. @Anouk: ezelsbruggetjes helpen je niet echt om het te doen zoals je wilt. De beste raad die ik je kan geven is: probeer de ontleding te begrijpen.
    Er bestaat geen verschil van mening over het taaladvies dat het bezittelijk voornaamwoord altijd 'hun' moet zijn ('hun mening'). De meeste taaladviseurs vinden ook dat je 'hun' niet als onderwerp mag gebruiken ('hun hebben gelijk'). Over het gebruik van 'hun' als voorwerp lopen de meningen uiteen. Een oude schoolregel stelt dat je 'hun' moet gebruiken als het een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel is. Dus 'hun iets geven', maar 'aan hen iets geven', en ook 'hen aankijken' (lijdend voorwerp) en 'op hen rekenen' (voorzetselvoorwerp). Die laatste regel is echter door de meeste taalgebruikers nooit toegepast.
    Mijn advies? Gebruik 'hun' en 'hen' als voorwerp zoals het het beste aanvoelt.

    BeantwoordenVerwijderen
  40. @Tamara: ik denk dat je hier doelt op het gebruik van 'dan' en 'als' bij vergelijkingen. Want je kunt 'dan' en 'als' op heel veel verschillende manieren gebruiken. Zo heb je zinnen als 'En dan is er koffie', waar niemand 'als' zal gebruiken, en 'Als je het maar weet', waar weer niemand 'dan' zegt. Maar jij hebt het ongetwijfeld over 'groter dan', 'anders dan', 'hetzelfde als' en zo.
    Over het gebruik van 'dan' en 'als' bij vergelijkingen bestaat wel onenigheid. Sommige taalkundigen vinden dat je overal 'als' kunt gebruiken, en dat 'dan' bij vergelijkingen kunstmatig is. In de meeste taaladviezen wordt echter aanbevolen om bij vergelijkingen 'dan' te gebruiken bij ongelijkheid, en 'als' bij gelijkheid. Dus 'groter' of 'anders' of 'meer dan', maar 'hetzelfde' of 'dezelfde' of 'evenveel als'.
    En wat beveelt de taalprof aan? Die zegt: als je maar ziet of 'dan' of 'als' bij een vergelijking wordt gebruikt, dan kun je tenminste zelf bewust kiezen.

    BeantwoordenVerwijderen
  41. Ik heb een opdracht waar ik niet uit kom. Misschien dat u me kunt helpen. Ik ben tweede jaars Pabo student. Hier mijn opdracht:
    Een goede leerling uit je stageklas (groep 8) komt naar je toe met de volgende opmerking: “Weet u misschien waarom de zinsdelen “lijdend voorwerp” en “meewerkend voorwerp” zo genoemd worden? Ik vind het gekke namen, want het klopt lang niet altijd. “ Je vindt de opmerking van je leerling belangrijk genoeg om bij de gehele klas onder de aandacht te brengen.
    Ontwerp een klein lesje waarin je de leerlingen tot de conclusie laat komen, dat de terminologie (‘lijdend voorwerp’ en ‘meewerkend voorwerp’) op z’n minst ongelukkig is gekozen.
    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  42. @Corinne: Dat de termen ongelukkig gekozen zijn, zal de bedenker niet met je eens zijn. Het was de taalkundige Den Hertog, die de termen 'lijdend voorwerp', 'meewerkend voorwerp' en 'oorzakelijk voorwerp' vertaalde uit het Duits. Daar waren door een Duitse taalkundige genaamd Becker de termen 'leidendes Object', 'thätiges Object' en 'rückwirkendes Object' in gebruik. Den Hertog vindt zijn vertaling "een tamelijk juiste weergave" van de functie van de drie objecten.
    Dit feitje is natuurlijk niet iets wat groep 8 zal interesseren, al is het ook nog maar de vraag of de juistheid van de terminologie dat wel doet.
    Ik ben eerlijk gezegd ook niet zo gecharmeerd van het uitgangspunt dat je leerlingen "tot de conclusie laat komen" dat er sprake is van ongelukkige terminologie. Wat heeft dat voor nut? Dit soort negatieve benaderingen geeft de gramamtica alleen maar een slechte naam ("Zinsontleding? O ja, dat is dat vak met al die onlogische termen!"). Leer ze liever dat ze die termen niet letterlijk moeten nemen, wat ze immers ook niet doen bij een term als "verdediger" in het voetbal (die ook wel eens aanvalt).
    Hoe lang mag dat lesje duren? Je zou kunnen overwegen om je leerlingen een toneelstukje te laten spelen, zoals ik beschrijf op deze plaats: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/04/tarantino_in_de.html#label16
    Op die manier kun je je leerlingen duidelijk maken wat het verschil is tussen de rol die je speelt (de betekenis) en de functie die je in de zin vervult. En dan kun je toewerken naar de conclusie dat die termen 'lijdend voorwerp' en 'meewerkend voorwerp' te maken lijken te hebben met de rol die je speelt, maar dat ze in de ontleding gebruikt worden voor de functie die je vervult.
    Ik zou wel willen nadenken over een uitwerking, maar ik wil ook niet het gevoel hebben dat ik jouw huiswerk zit te maken. Dat zou je docent me niet in dank afnemen denk ik. Dus: kun je hier iets mee?

    BeantwoordenVerwijderen
  43. @ taalprof:
    Als je de termen wel letterlijk neemt, krijg je natuurlijk leuke effecten. In 'iemand slaan' is 'iemand' lijdend voorwerp, en je ziet het slachtoffer zo voor je. In 'iemand een slag geven' daarentegen is 'een slag' plotseling lijdend, terwijl ons slachtoffer van daarnet nu plotseling 'meewerkend' heet te zijn. Alsof het nog z'n eigen schuld is ook!
    (U herkent het voorbeeld meteen: terug te voeren op onze discussie rond 'verzoeken' annex gelieerde onderwerpen, waar ik binnenkort weer aan hoop bij te dragen, als de tijd het toelaat ...)

    BeantwoordenVerwijderen
  44. @Herman Callens: Ja, ik snap het. Maar nu neem je het woord 'lijdend' letterlijk in de betekenis die het heden ten dage heeft, namelijk: "pijn ondervinden". Oorspronkelijk betekende het natuurlijk alleen "ondervindend, niet handelend" en is het een letterlijke vertaling van 'passivus,' afgeleid van het latijnse werkwoord 'pati,' "lijden, dulden." En wat Den Hertog met 'meewerkend' bedoelde, is dat dit voorwerp in tegenstelling tot het "passieve voorwerp" wel een actieve rol speelde, zij het niet de eerste (die was voor het onderwerp). Dus dat voorwerp "werkte" ook, maar "mee".
    Ik begrijp natuurlijk wel dat wat jij nu zegt de bedoeling is van die opdracht, maar ik vind het uitermate irritant dat op zichzelf uitstekende grammaticale termen op die manier worden bezoedeld door mensen die zich vrolijk maken over letterlijke betekenissen. Het is heel erg gemakkelijk om alles in het belachelijke te trekken door woorden in een letterlijke betekenis op te vatten. Als je zo begint staat het woordenboek vol met "op zijn minst ongelukkig gekozen" woorden.
    Voor de goede orde: ik zeg niet dat jij je daaraan schuldig maakt, maar wat is nu het nut om kinderen in een vroeg stadium van hun kennismaking met de grammatica "tot de conclusie te laten komen" dat 'lijdend voorwerp' en 'meewerkend voorwerp' ongelukkige termen zijn? Ik vind het prima dat een leerling zich afvraagt waarom die termen zo zijn, maar leg dan uit dat de woorden 'lijdend' en 'meewerkend' vroeger iets anders betekenden dan nu.
    Als een leerling vraagt "Waarom heet de Tweede Kamer zo, het is toch geen kamer waar ze in zitten, het is toch een zaal?" dan ga je die leerling toch ook niet "tot de conclusie laten komen" dat 'Tweede Kamer' een "ongelukkig gekozen term" is? Het lijkt me een beter inzicht dat de meeste woorden in onze taal geen "letterlijke betekenis" hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  45. Beste taalprof,
    ik heb een zin die ik grammatikaal niet begrijp:
    2 mensen bezitten 2 huizen.
    Hierbij zijn '2 mensen' en '2 huizen' beide onbepaald en specifiek. Het werkwoord is niet in de directe zin gebruikt, ik bedoel dus dat 2 bepaalde mensen nu 2 bepaalde huizen bezitten, niet dat het een gewoonte is dat ze 2 huizen bezitten.
    Toch kun je deze zin nog op verschillende manieren interpreteren. Ik noem de mensen voor het gemak even Jan en Piet.
    1. Jan en Piet bezitten samen 2 huizen. Er zijn in totaal dus 2 huizen.
    2. Jan bezit 2 huizen en Piet bezit 2 huizen. Er zijn in totaal dus 4 huizen.
    3. Jan bezit 1 huis en Piet bezit 1 huis.
    In welke bepaling ligt dit verschil in betekenis en hoe heet dit verschil? Heeft het een bepaalde naam in de Nederlandse taal?
    ... en zijn er talen waarin deze verschillende vormen in tegenstelling tot in het Nederlands wel verschillend worden geschreven, bijvoorbeeld met aparte uitgangen?

    BeantwoordenVerwijderen
  46. @Vanela: het gaat hier om de zogeheten "distributieve" en "collectieve" lezingen. In een strikt collectieve lezing voor beide woordgroepen is er sprake van een verzameling van twee personen en een verzameling van twee huizen, en er bestaat een bezitsrelatie tussen die twee verzamelingen. In een strikt distributieve lezing bestaat die bezitsrelatie tussen elk van de elementen van die eerste verzameling en één van de elementen van die tweede verzameling.
    Dit zijn de twee uiteinden van de schaal, maar er zit van alles tussenin, hetgeen je ziet als je de getallen groter, en ongelijk maakt. Neem bijvoorbeeld de zin "3 docenten moeten 50 werkstukken nakijken." Wat moet dat betekenen? Iedere docent kijkt een aantal werkstukken na, en samen zijn het er 50? Of kan het zijn dat sommige werkstukken door meer dan één docent worden nagekeken? In een liberale interpretatie zou dat volgens mij heel goed kunnen. Of neem 'Twintig jongens dansten met dertien meisjes.' Aangezien telkens slechts één jongen met één meisje kan dansen is hier een overlappende interpretatie zelfs noodzakelijk.
    Ik verzin deze voorbeelden niet zelf, ze zijn bekend uit de semantische literatuur hierover, die vrij uitgebreid is. Er zijn mij geen talen bekend die al deze subtiele interpretatiemogelijkheden in uitgangen of woorden vertalen, maar de meeste talen kennen wel elementen die distributiviteit en collectiviteit aangeven. Zo kun je in het Nederlands 'samen' of 'elk' toevoegen, en ook het telwoord 'beide' betekent niet hetzelfde als 'de twee', wat je ziet in de zin 'De twee mannen droegen een piano naar boven' en 'Beide mannen droegen een piano naar boven.'

    BeantwoordenVerwijderen
  47. Beste TaalProf,
    ik heb een vraagje:
    wat is 'allemaal' in de volgende zin:
    We houden allemaal van zwemmen.
    Alvast bedankt
    Groeten Daan

    BeantwoordenVerwijderen
  48. @DaanT: de Algemene Nederlandse Spraakkunst noemt het een onbepaald voornaamwoord, net als 'alle(n)'.
    Het heeft natuurlijk ook iets telwoordachtigs, vandaar dat er in de moderne internationale taalkunde een andere term voor gebruikt wordt: een "floating quantifier". Die term drukt mooi uit wat het voor een woord is. Het is een woordje dat is "weggedreven" van zijn oorspronkelijke plaats. In jouw zin hoort het woord eigenlijk bij 'We'. Het is voluit 'wij allemaal houden van zwemmen'. Maar 'allemaal' kan een stukje naar rechts wegdrijven, en dan kan 'wij' onbeklemtoond worden tot 'We'.
    Waarom "quantifier"? Een quantifier is niet zoals je zou denken elk telwoord, maar een woord waarmee je een hele groep mensen of dingen afzonderlijk aftelt. Zo is 'iemand' een quantifier omdat het betekent: 'die of die of die of die...' enzovoorts, tot alle mogelijkheden op zijn. En 'allemaal' is een quantifier omdat het betekent: 'die en die en die en die ...' enzovoorts tot alle mogelijkheden op zijn. Dit soort quantifiers worden in de zinsontleding onder de onbepaalde voornaamwoorden gerekend. Zie ook: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/09/onbepaald_maakt.html

    BeantwoordenVerwijderen
  49. Geachte Taalprof,
    Kunt u mij helpen bij de analyse van zinsdelen met maten, gewichten + inhoud? Voorbeelden: een glas melk, een kop thee, een kilo suiker. Wat is de relatie tussen glas en melk in "Hij dronk een glas melk"?

    BeantwoordenVerwijderen
  50. @GerVel: 'een glas melk' heeft theoretisch twee ontledingen, afhankelijk van wat je bedoelt. In de context 'Ik liet een glas melk op de grond kapot vallen' is 'glas' de kern van de woordgroep (want het glas gaat kapot), en 'melk' is een bijvoeglijke bepaling bij 'glas'.
    In de context 'Hij dronk een glas melk' is 'melk' de kern en 'een glas' is een bijvoeglijke bepaling (hoeveelheidsbepaling) bij 'melk', want hij drinkt melk en geen glas.
    In de meeste gevallen zal in dit soort woordgroepen de bedoeling zijn dat het laatste woord de kern is, en dat de hoeveelheidsaanduiding een bijvoeglijke bepaling is. Dat is zeker het geval bij 'een kilo' of 'een liter'. Alleen met "containerwoorden" als 'kist', 'kop', 'glas', 'fles' en zo heb je die dubbelzinnigheid.

    BeantwoordenVerwijderen
  51. Veel dank voor uw uitleg. 'k Heb er wel moeite mee dat de hoeveelheidsaanduiding bijvoeglijk is en niet de inhoud, misschien door de vergelijking met het Engels die zich opdrong - a glass OF MILK, a pint OF MILK, waar de OF-constructie het tegenovergestelde deed vermoeden?? Dat er een onderscheid is tussen hoeveelheidsaanduiding en containerwoorden had ik ook niet in de gaten, maar ik zie nu het verschil, ook in gebruik. Een glas melk kan ik ook aanduiden door "een glas MET melk"; bij een liter kan dat niet.

    BeantwoordenVerwijderen
  52. Beste Taalprof,
    waarom schrijf je "Ik heb het meeste moeite met..." en niet "Ik heb de meeste moeite met..."?
    Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  53. @Moos: Ik denk dat het beter is om 'het meeste' hier te zien als een bijwoordelijke bepaling bij 'moeite hebben.' Iets als: 'Ik heb moeite met dit, en nog meer heb ik moeite met dat, en het meeste heb ik moeite met dat.' Wat jij zegt zou natuurlijk ook wel kunnen. Dan beschouw je 'de meeste' als bijvoeglijke bepaling bij 'moeite': 'De meeste moeite heb ik met dit.' Dat klinkt mij wel iets geforceerder in de oren dan het eerste, maar het lijkt me niet onmogelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  54. Mijn docente Nederlands zei laatst dat de verbuiging van 'hebben' bij de vorm 'u'is: u hebt. (iedereen zegt het verkeerd merk ik nu ik erop let). Maar waarom is het u hebt?

    BeantwoordenVerwijderen
  55. Hallo,
    Waarom zijn 'waar' en 'wanneer' geen vragende voornaamwoorden?

    BeantwoordenVerwijderen
  56. @Kristin: 'waar' en 'wanneer' zijn vragende bijwoorden. Het zijn de vraagwoorden die horen bij de bijwoorden 'daar' ("op die plaats") en 'toen' ("op die tijd"). Voornaamwoorden verwijzen nooit naar plaatsen en tijden, maar naar dingen of personen.

    BeantwoordenVerwijderen
  57. @Suzanne: het mag allebei. Geen van beide is dus verkeerd. 'U' is een tweede persoon, daarom zou het 'hebt' moeten zijn (net als 'jij hebt'), maar het is ook een beleefdheidsvorm die ontstaan is uit een derde persoon (iets als 'meneer of mevrouw heeft'), dus daarom kan het ook 'u heeft' zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  58. Hallo Taalprof,
    Gelukkig nieuwjaar! - en twee zinnen:
    'Huilend werden de koffers gepakt' en 'Vloekend werden de paraplu's tevoorschijn gehaald.' De ANS noemt de volgende zin "uitgesloten": 'Vrolijke kampliedjes zingend, werden de aardappels geschild.' Dus deze twee zinnen zijn ook uitgesloten?

    BeantwoordenVerwijderen
  59. @Roos: Ik wens jou ook een gelukkig nieuwjaar! Inderdaad, volgens de ANS zouden deze zinnen ook uitgesloten moeten zijn. Maar de ANS houdt ook een slag om de arm wat betreft die zogenaamde "foutieve bijzinnen." Mij lijkt het vooral een semantische kwestie: vooral als je wijst op een absurde en komische interpretatie wordt het moeilijk om de andere te zien. Goed of fout wordt dan eerder onbesmet of besmet.

    BeantwoordenVerwijderen
  60. Beste taalprof,
    Ik heb een vraagje i.v.m. de actief-passiefzinnen.
    Ik heb soms nogal wat problemen wat de overzetting van de tijden betreft.
    Klopt mijn volgende redenering:
    Actief: De man zal de computer gekocht hebben
    Passief: De computer zal door de man gekocht zijn.
    A: De man zal de computer kopen.
    P: De computer zal door de man gekocht worden.
    A: De man zou de computer kopen.
    P: De computer zou door de man gekocht worden.

    BeantwoordenVerwijderen
  61. Beste taalprof,
    Welke soorten beknopte bijzinnen bestaan er. Zou je van elk een voorbeeld kunnen geven a.u.b?

    BeantwoordenVerwijderen
  62. Hallo taalprof,
    Bedankt voor je antwoord. Nu heb ik nog een zin die ik nie kan ontleden;
    Het wachten is op Castro.
    Kunt u mij helpen?
    Alvast bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  63. Beste taalprof
    Met veel interesse heb ik je stukjes over de bijwoordelijke bepalingen (oftewel: maden) gelezen.
    Nu zit ik een beetje in de knoei met de exacte benaming van één van die maden...
    Ik neem de volgende zin als voorbeeld: 'Jan kreeg van zijn moeder een veeg uit de pan.'
    Ik ben er vrij zeker van dat het zinsdeel 'van zijn moeder' een BWB is, maar ik kan dit zinsdeel niet meteen plaatsen. Zou het om een "BWB van beperking" kunnen gaan of is het nog een andere made?
    Hopelijk kan je me helpen dit probleem uit te klaren!
    Vriendelijke groeten

    BeantwoordenVerwijderen
  64. @carole: je omzettingen lijken me helemaal goed. Als er in het actief sprake is van een voltooide tijd, verschijnt in het passief het hulpwerkwoord 'zijn' in plaats van 'worden'.

    BeantwoordenVerwijderen
  65. @carole: de klassieke beknopte bijzin is de bijzin met een infinitief (het hele werkwoord) als kern, voorafgegaan door 'te'. Zo'n bijzin heb je met of zonder voegwoord. Het meest komt voor de bijzin met voegwoord 'om': 'om te wandelen' bijvoorbeeld, maar je kunt hem zo uitgebreid maken als je zelf wilt: 'om volgende week je neefje op zijn verjaardag een pas verschenen boek te geven'.
    Andere voegwoorden die bij dit type beknopte bijzin kunnen voorkomen zijn bijvoorbeeld 'teneinde' ('teneinde op tijd te kunnen vertrekken') of 'na' ('na gewandeld te hebben'). Zo'n bijzin kan ook beginnen met een vragend bijwoord ('hoe dat te doen (weet ik niet)') of vragend voornaamwoord ( 'wie te bellen (weet ik niet)').
    Beknopte bijzinnen met infinitief zonder 'te' komen ook voor, maar ze kunnen vaak ook geanalyseerd worden als "nominalisaties" van een werkwoord: 'elke dag in te regen wandelen (is ongezond)'. Hier zou je ook kunnen zeggen dat het eigenlijk is 'HET elke dag in de regen wandelen'.
    Iets soortgelijks geldt voor een ander type beknopte bijzin, de bijzin met een voltooid deelwoord als kern: '(deze sjaal,) gekocht in een exclusieve winkel, (is nu al versleten).' Sommige ontleders beschouwen het voltooid deelwoord hier als een bijvoeglijk naamwoord. Het is echter gebruikelijk om dit toch een beknopte bijzin te noemen, zeker wanneer er andere zinsdelen bij het voltooid deelwoord staan.
    Ten slotte bestaat er nog een laatste type beknopte bijzin, namelijk de beknopte bijzin met een tegenwoordig deelwoord als kern: 'Met beide handen zijn kraag voor zijn nek houdend (liep hij door de kou)'. Ook in dit geval geldt dat een enkel tegenwoordig deelwoord zonder verdere zinsdelen vaak als bijvoeglijk naamwoord benoemd wordt, maar met een aantal zinsdelen erbij wordt het meer een beknopte bijzin.

    BeantwoordenVerwijderen
  66. @cedric: het zinsdeel 'van zijn moeder' in 'hij kreeg van zijn moeder een veeg uit de pan' kun je benoemen als een bijwoordelijke bepaling van richting. De ANS spreekt dan van 'richting vanwaar?'
    In sommige ontleedmethoden wordt echter voor dit geval ook de term "handelend voorwerp" gereserveerd. De moeder is hier de persoon die de veeg uit de pan geeft. Meestal is het handelend voorwerp een bepaling met het voorzetsel 'door' maar bij sommige werkwoorden kan het ook 'van' zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  67. Dag meneer taalprof,
    Ik ben vierdejaars pabostudent en wil als afstudeerproject een bordspel grammatica maken. Dit wil ik ontwerpen voor groep 8.Mijn doel is ze op een speelse manier meer leren over grammatica enz.Mijn vraag aan u is of u suggesties heeft. Bovendien moet ik een literatuuronderzoek doen en ben ik nog op zoek naar artikelen.
    Groeten Arjanne

    BeantwoordenVerwijderen
  68. @Kristin: Hmm, moeilijke vraag. Allereerst lijkt het me een zeer beperkt geval dat bijna altijd moet beginnen met 'het wachten is op'. Iets als 'Het geloven is in...' lijkt me onmogelijk, evenals 'Het rekenen is op...' en andere gevallen.
    Niettemin komt er mijns inziens maar één analyse in aanmerking, en dat is dat 'het wachten' onderwerp is en 'is op Castro' het naamwoordelijk deel van het gezegde. Daar zijn een paar redenen voor:
    (1) Je kunt (weliswaar beperkt) 'is' vervangen door andere koppelwerkwoorden: 'Het wachten blijft/wordt?/lijkt/schijnt/blijkt op Castro'.
    (2) In de bijzin komt het koppelwerkwoord achteraan: 'Omdat het wachten op Castro is' en niet 'Omdat het wachten is op Castro'.
    Maar het is wel een raar geval, dat geef ik onmiddellijk toe.

    BeantwoordenVerwijderen
  69. @Arjanne: ik zal er eens over nadenken. Een eerste idee zou kunnen zijn een ganzenbordachtige opzet met kleine taken op speciale velden, bijvoorbeeld een zin met vragende bijzin maken, of een lijdende vorm. Dan is het afhankelijk van wat je je leerlingen wil leren.

    BeantwoordenVerwijderen
  70. Beste Taalprof,
    Hartelijk dank voor de snelle reactie.
    Ik vrees echter dat ik mijn vraag i.v.m. de beknopte bijzin niet duidelijk genoeg geformuleerd heb.
    Ik vroeg me nl af welke soorten beknopte bijzinnen er bestaan, zoals de beknopte bijzin in onderwerpszin, beknopte bijwoordelijke bijzin. Bestaan er nog andere vormen? Zou u hiervan een voorbeeld kunnen geven a.u.b.? Ik vind het vreemd dat ik hierover niets terugvind in de gammaticahandleidingen.
    mvg,

    BeantwoordenVerwijderen
  71. Ik heb een vraag over het naamwoordelijk gezegde.
    Het betreft een paar zinnen uit het boek Basisvaardigheden voor de pabo (Marja van Hout, Han de Bruijn)
    1. De president van dat land is na die aanslag erg populair geworden.
    2. Dat groenachtige drankje lijkt me erg lekker.
    3. Die studenten leken me erg tevreden.
    Het woordje "erg" :
    hoort in zin 1 en 3 NIET bij het naamwoordelijk deel
    hoort in zin 2 WEL bij het naamwoordelijk deel
    (volgens het antwoordenboekje)
    Is dit nu een fout? Ik zie namelijk het verschil niet!
    Persoonlijk zou ik het woordje "erg" tot het naamwoordelijk deel rekenen.
    Graag uw reactie.

    BeantwoordenVerwijderen
  72. @Mies Meijer: belangrijk is niet wat je uiteindelijk als oplossing geeft, maar hoe je die oplossing beargumenteert. Dat geldt voor jou natuurlijk net zo goed als voor je grammaticaboek. Je merkt terecht op dat het boek geen uitleg geeft over het verschil tussen die twee ontledingen.
    Aan de andere kant geef jij ook geen argumenten. Dat zou je wel moeten proberen. Een goed argument om te bepalen of een woordje binnen een woordgroep past is om die woordgroep in zijn geheel (dus inclusief dat woordje) te verplaatsen. Als je de volledige woordgroep vóór de persoonsvorm in een gewone hoofdzin kunt zetten (de zogeheten "eenzinsdeelsproef") heb je een sterk argument om die woordgroep inderdaad bij elkaar te benoemen.
    In alledrie jouw voorbeelden gaat dat argument op: 'Erg populair is de president van dat land na die aanslag geworden', 'Erg lekker lijkt me dat groenachtige drankje', 'Erg tevreden leken me die studenten'.
    Om je standpunt te versterken kun je er ook nog op wijzen dat de eenzinsdeelproef met het woordje 'erg' apart niet opgaat, evenmin als met de woordgroep zonder 'erg'. In geen van de zinnen kun je een omzetting doen als 'Erg lijkt me dat groenachtige drankje lekker' en 'Lekker lijkt me dat groenachtige drankje erg'. Daaruit blijkt dat de benoeming van 'erg' als apart zinsdeel niet ondersteund wordt door de belangrijkste toets die je kunt toepassen.
    Verder kun je aanvoeren dat 'erg populair' (en de overeenkomstige zinsdelen uit de andere zinnen) wel degelijk samen een predicaat vormen bij het onderwerp, omdat je het ook bijvoeglijk kunt gebruiken: 'de erg populaire president'. Dus ook qua betekenis zit je goed.
    Ik heb zitten denken waarom het boek zo'n raar onderscheid maakt, maar het enige dat ik kan verzinnen is dat het een vaag betekeniscriterium hanteert. Iets als de overweging dat je in de eerste zin zou kunnen parafraseren 'Het is in erge mate het geval dat de president populair is geworden' en in de derde 'Het lijkt mij in erge mate het geval dat de studenten tevreden zijn', terwijl je in de tweede zin niet zou kunnen zeggen 'Het lijkt mij in erge mate het geval dat dat groenachtige drankje lekker is'. Misschien dat het boek wil signaleren dat 'lijken' in de tweede zin meer "vinden" betekent ("ik vind dat"), terwijl het in zin 3 "waarschijnlijk" betekent. Uiterst vaag allemaal, en volgens mij geen goede basis voor een heldere ontleding.
    Hoe dan ook, voor zover ik zie kun jij de eenvoudigste en sterkste argumentatie aanvoeren voor jouw standpunt. Dat lijkt me niet alleen de beste analyse, maar ook nog eens een didactisch belang.

    BeantwoordenVerwijderen
  73. @carole: de beknopte bijzin kan de functie vervullen van een onderwerp ('het is gezond om veel fruit te eten'), lijdend voorwerp ('ik vind het leuk om te sporten'), voorzetselvoorwerp ('ik hou er niet van om vroeg op te staan'), bijvoeglijke bepaling ('een pen om mee te schrijven') en bijwoordelijke bepaling ('Na gegeten te hebben gingen ze weg').
    Dit zijn de meest voorkomende. Heel beperkt komt ook wel een naamwoordelijk gezegde voor: 'Zij is om te zoenen,' en soms zou je kunnen argumenteren dat een beknopte bijzin, om zo maar eens te zeggen, een tussenwerpsel is, maar de andere zinsdelen (meewerkend voorwerp, bepaling van gesteldheid) komen niet voor. Zodra je een bepaling van gesteldheid in de vorm van een bijzin formuleert, wordt hij onmiddellijk bijwoordelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  74. Ik vraag mij af of er een naam bestaat voor woorden die slechts in een enkele context te gebruiken zijn. Het enige woord dat mij zo te binnen schiet is biggelen, wat afrollen betekent, maar alleen gebruikt wordt in de context van tranen van wangen ( een uitzondering misschien als iets komisch bedoeld is, bijvoorbeeld 'De snowboarders biggelden van de berg' ). Ik weet dat er nog enkele voorbeelden zijn van dergelijke woorden.

    BeantwoordenVerwijderen
  75. @Reinder: er bestaat wel een woord voor het verschijnsel dat elke context zijn eigen woordenschat heeft. Dat heet "Register". Dat lijkt wel een beetje op wat jij bedoelt.
    Daarnaast heb je echter het verschijnsel dat sommige individuele woorden graag in elkaars nabijheid staan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de door jou genoemde 'tranen', 'biggelen' en 'wangen'. Dat heet "collocatie". Misschien komt dat nog wel het dichtst bij wat jij bedoelt.
    En dan heb je ook nog (maar dat is niet echt wat jij bedoelt, denk ik) het gegeven dat sommige contexten volgens een vast stramien verlopen, met vaste formules of beurtwisselingen (bijvoorbeeld een bestelling in een restaurant). Dat heet dan weer een "script".

    BeantwoordenVerwijderen
  76. Beste taalprof,
    Is een bijvoeglijke bijzin hetzelfde als een betrekkelijke bijzin?
    mvg,

    BeantwoordenVerwijderen
  77. Beste taalprof,
    2 vraagjes:
    1) Het verschil tussen een mv en vzv is dat een vzv een vast voorzetsel heeft dat je niet kan vervangen? Bij een mv, daarentegen, kan je de "aan" of "voor" weglaten. In de volgende zin is aan Ellen mv.
    Joris moest voortdurend aan Ellen denken. Maar hier kan je de "aan" toch niet vervangen? Waarom is dit dan geen vzv?
    2) We vinden hen interessante dieren omwille van hun vacht.
    "Interessante dieren " zou een bepaling van gesteldheid zijn. Zou u dat kunnen verklaren, ik begrijp dit niet goed. Het gaat hier toch niet over de gesteldheid van de dieren.
    mvg,

    BeantwoordenVerwijderen
  78. @carole: een bijvoeglijke bijzin is hetzelfde als een betrekkelijke bijzin (ook wel relatiefzin genoemd). Let op: een bijvoeglijke bijzin hoeft niet per se te beginnen met een betrekkelijk voornaamwoord. Je kunt ook bijvoeglijke bijzinnen hebben die beginnen met een voegwoord ('een pen om mee te schrijven') of een bijwoord ('de stad waar ik woonde').

    BeantwoordenVerwijderen
  79. @carole: in de zin 'Joris moest voortdurend aan Ellen denken' is 'aan Ellen' geen meewerkend voorwerp maar voorzetselvoorwerp, precies om de reden die jij noemt.
    De term "vast voorzetsel" zou ik trouwens zelf niet gebruiken. Het gaat bij een voorzetselvoorwerp om een niet-weglaatbaar voorzetsel dat niets bijdraagt aan de betekenis. 'aan' in jouw voorbeeld betekent niets. Kijk anders in de FAQ nog even naar artikelen met uitleg over het voorzetselvoorwerp.
    De term "bepaling van gesteldheid" heeft eigenlijk niets meer met de gesteldheid te maken in de huidige betekenis. Het gaat erom dat het zinsdeel een predicaat is bij een ander zinsdeel. Anders gezegd: de bepaling van gesteldheid zegt van een ander zinsdeel wat het IS of wat het DOET. In de zin 'We vinden schapen interessante dieren omwille van hun vacht' is er een predicatief verband tussen 'schapen' en 'interessante dieren'. Schapen ZIJN interessante dieren, tenminste dat vinden wij.
    Een predicatief verband kan in drie zinsdelen worden uitgedrukt: in een naamwoordelijk gezegde ('schapen ZIJN interessante dieren'), in een bijvoeglijke bepaling ('schapen, (overigens) interessante dieren, worden geweid door herders') of in een bepaling van gesteldheid ('wij vinden schapen interessante dieren'). In al deze gevallen wordt uitgedrukt dat schapen interessante dieren ZIJN.

    BeantwoordenVerwijderen
  80. Gisteren hoorde ik Erwin Kroll zeggen: "Met dat die buien Nederland verlaten, gaat ook die wind afzwakken." Ik vind dat opmerkelijk Nederlands. Is er een nieuw voegwoord van gelijktijdigheid in de maak? Of is dit regionaal Nederlands en ken ik het daarom niet? De ANS noemt 'met dat' in ieder geval niet bij de voegwoorden van gelijktijdigheid. http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/ Kan de Taalprof mij uit de droom helpen? (Andere voorbeelden, op internet, zijn: Met dat de GDS-ontwikkeling een eigen leven is gaan leiden, dreigt het nu zelfs opgelegd te worden aan huisartsen die dit waarneemsysteen als wezensvreemd... En ook: Met dat de dagen wat langer en warmer worden komen er meer en meer mensen de dijk op en kunnen we gezellige praatjes houden bij onze hangplek. ...

    BeantwoordenVerwijderen
  81. @Reinder: Van het college lexicografie dat ik aan de UvA heb gevolgd, herinner ik me ook nog de term 'selectierestrictie'. Het voorbeeld dat daarbij toen werd genoemd, was het woord 'blond'. Dat kun je alleen toepassen op haar en bier. (Dat vormt dus de restrictie)

    BeantwoordenVerwijderen
  82. @Johan Bel: het onderschikkend voegwoord 'met' wordt wel door de ANS vermeld, maar alleen voor een beknopte bijzin: 'Met zo op te treden heb je alle krediet verspeeld' (http://www.let.ru.nl/ans/e-ans/10/03/04/body.html#p2.2). Dan geeft het eerder oorzakelijkheid aan dan gelijktijdigheid, maar die liggen natuurlijk in elkaars verlengde.
    Het WNT geeft twee gebruikswijzen van 'met dat': als aanduiding van gelijktijdigheid, ontstaan uit 'mettien dat', en al vanaf het Middelnederlands aangetroffen, en ook het redengevende 'met dat', dat volgens het WNT verouderd is.
    Van het gelijktijdige 'met dat' zegt het WNT: "Men vindt die toepassing ook later, in de spreektaal hier en daar nog thans." en van het redengevende 'met dat': "nog thans vindt men dit gebruik in Z.-N."
    Het gelijktijdige 'met dat' is dus volgens het WNT spreektaal en het redengevende 'met dat' is regionaal. Maar let op: het WNT-artikel is geschreven in 1905.

    BeantwoordenVerwijderen
  83. @Johan Bel: je zult ongetwijfeld gelijk hebben (ik heb dat college lexicografie niet gevolgd), maar de term "selectierestrictie" ken ik weer uit de syntaxis waar hij van toepassing is op de semantische beperkingen die het werkwoord aan zijn voorwerpen oplegt. Bijvoorbeeld, dat het lijdend voorwerp van 'eten' iets eetbaars moet zijn. In aanvulling op de "subcategorisatie," die betrekking heeft op de vorm van het voorwerp (staat er een voorzetsel bij en zo ja, welk).

    BeantwoordenVerwijderen
  84. @Johan Bel: Nog een mooie aanvulling uit "De Vlaschaard" van Stijn Streuvels (gevonden op dbnl.org): 'Van met dat hij de deur geopend had, schoven al wie in de keuken waren uit den weg.' Dat is dus niet alleen 'met dat' maar zelfs 'Van met dat'.

    BeantwoordenVerwijderen
  85. Beste taalprof,
    Wat is nou precies het verschil tussen een Onvoltooid deelwoord en een Bijvoeglijk naamwoord? Een OD gaat over hoe je iets doet, 'hij liep lachend de kamer in', maar waarom is in 'hij hield een verrassende toespraak' verrassende dan een OD? Dat is toch bijvoeglijk?
    Alvast bedankt.

    BeantwoordenVerwijderen
  86. @Sara: woordsoorten kun je van twee kanten uit bekijken. Als je alleen kijkt naar de opbouw van het woord, dan moet je constateren dat 'lachend' en 'verrassend' allebei tegenwoordige (of onvoltooide) deelwoorden zijn, afgeleid van de werkwoorden 'lachen' en 'verrassen'. Beide woorden zijn op dezelfde manier opgebouwd.
    Bij de woordsoortbenoeming wordt echter ook op een andere manier naar het woord gekeken, namelijk naar de manier waarop het in de zin is gebruikt. In het voorbeeld 'hij liep lachend de kamer in' is 'lachend' een bepaling van gesteldheid (er bestaat een predicatieve relatie tussen 'hij' en 'lachen', lachen is wat hij DOET). In 'hij hield een verrassende toespraak' is 'verrassende' een bijvoeglijke bepaling bij 'toespraak'. Ook hier is er een predicatieve relatie tussen 'toespraak' en 'verrassen', verrassen is wat de toespraak DOET. Ik zou ervoor kiezen om op grond van deze ontleding beide woorden als bijvoeglijk naamwoord te benoemen. Beide woorden staan in de zin op een plaats waar ook een bijvoeglijk naamwoord had kunnen staan: 'hij kwam vrolijk binnen' en 'hij hield een vrolijke toespraak'.
    Tegenwoordige deelwoorden, zeker als het losse tegenwoordige deelwoorden betreft, worden in het Nederlands uitsluitend nog gebruikt als bijvoeglijke naamwoorden. Alleen als ze voorzien zijn van (veel) andere zinsdelen, zoals in 'elke dag zijn collega's tientallen emails sturend, sleet hij zijn dagen op een kantoor', kun je een benoeming als werkwoord eventueel verdedigen.

    BeantwoordenVerwijderen
  87. Beste taalprof,
    Een paar weken terug zei u dat "een glas melk" op twee manieren opgevat kan worden. In de zin "Ik drink een glas melk", drink je de melk en is glas een bijvoeglijke bepaling bij melk, terwijl in de zin "ik laat een glas melk op de grond vallen", het glas de kern is en de melk een bijvoeglijke bepaling bij "glas".
    Hoe zit het dan met de zin: "Ik was een glas melk aan het drinken, en halverwege liet ik het op de grond vallen."?
    Heb je dan noodzakelijkerwijs alleen de melk op de grond laten vallen, of het glas met de melk?
    Bij voorbaat dank.

    BeantwoordenVerwijderen
  88. @Koko: aha, heel slim! Maar dit valt onder wat taalkundigen tegenwoordig "sloppy identity" noemen. Het is bekend dat voornaamwoorden "slordig verwijzen". Het voornaamwoord verwijst naar de woordgroep 'een glas melk' maar niet noodzakelijk naar dezelfde betekenis daarvan.
    Het bekendste voorbeeld van sloppy identity is de voornaamwoordelijke verwijzing in 'Karel ging met zijn kinderen naar de Efteling en Els deed datzelfde een dag later'. Wat betekent 'datzelfde'? Niet noodzakelijk dat Els met Karels kinderen naar de Efteling ging. Els ging waarschijnlijk met haar eigen kinderen naar de Efteling. De zin klinkt echter in beide betekenissen vrij normaal.
    Iets dergelijks is hier ook het geval. De woordgroep 'een glas melk' is van het type waarin 'het glas' bijvoeglijk is, en als je in plaats van 'het' de woordgroep 'het glas melk' zou invullen, zou in die woordgroep 'melk' de bijvoeglijke bepaling zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  89. Beste,
    Een discussie in het korps.
    Hebben we in de volgende zin een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?
    'Dat is moeilijk te begrijpen.'

    BeantwoordenVerwijderen
  90. @peter taghon: de constructie met 'zijn' en 'te + infinitief' geldt in de meeste ontleedmethodes als naamwoordelijk. Daar bestaan verschillende argumenten voor:
    (1) De woordgroep 'te begrijpen' is hier predicatief. Als je zegt: 'dit boek is moeilijk te begrijpen' dan kun je ook een constructie maken met 'een moeilijk te begrijpen boek'. In eenvoudige methoden wordt opgemerkt dat 'te begrijpen' de betekenis heeft van het bijvoeglijk naamwoord 'begrijpelijk' (of "begrijpbaar", als je vindt dat dat een woord is);
    (2) In plaats van het koppelwerkwoord 'is' kun je ook andere koppelwerkwoorden invullen: 'Dat is te begrijpen', 'dat blijft te begrijpen', 'dat lijkt te begrijpen', 'dat bleek te begrijpen'. Alleen de variant met 'worden' is soms lastig, maar in dit geval is 'dat wordt langzaamaan moeilijk te begrijpen' ook nog wel OK.
    (3) In de voltooide tijd blijkt dat 'zijn' zich niet als een hulpwerkwoord gedraagt, en dat 'te begrijpen' niet werkwoordelijk is. Het wordt namelijk 'Dat is moeilijk te begrijpen geweest' en niet 'Dat is moeilijk te wezen begrijpen' of 'Dat is moeilijk geweest te begrijpen'. Dat wijst erop dat 'te begrijpen' eerder naamwoordelijk is, want ook naamwoordelijke delen kunnen in de voltooide tijd niet achter het voltooid deelwoord staan.

    BeantwoordenVerwijderen
  91. Hallo Taalprof,
    In alle voorbeelden tot nu toe zag ik slechts voorbeelden van bijvoeglijke bepalingen met voorzetsels met het woordje 'van' , bijvoorbeeld: 'het huis van mijn vader'. Maar kunnen bijvoeglijke bepalingen ook met andere voorzetsels beginnen? Is in de zin 'Hij verbleef op een eiland in de Atlantische Oceaan' de groep 'in de Atlantische Oceaan' een bijvoeglijke bepaling, omdat het een eigenschap is van 'eiland'? Ik zag ergens ook de zin 'Kleine sterren in het heelal sterven een stille dood'. Is 'in het heelal' dan een bijvoeglijke bepaling? Of zijn het dan bijwoordelijke bepalingen?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Beste Anoniem, bijvoeglijke bepalingen met 'van' komen inderdaad het vaakst voor, maar andere zijn zeker mogelijk. Met andere voorzetsels (het kleine huis op de prairie, mijn reactie op jouw vraag, een brief aan de redactie, een bos bloemen voor je moeder, dat zijn allemaal voorbeelden van bijvoeglijke bepalingen). Bijvoeglijke bepalingen achter het zelfstandig naamwoord nemen ook heel vaak de vorm aan van een bijzin (de plaats waar ik woon, het meisje dat ik ken, de vraag hoe dit moet), een beknopte bijzin (een pen om mee te schrijven, een concert om zeker te bezoeken).

      Verwijderen
  92. Hallo Taalprof, oké bedankt, duidelijk. Voor mij is echter één ding totaal niet duidelijk. Op de site van Digischool (http://wp.digischool.nl/nederlands/home/ontleden-redekundig-taalkundig/bijvoeglijke-bepaling/) zag ik met betrekking tot de bijvoeglijke bepaling de volgende voorbeelden staan, waarbij de woorden in hoofdletters als bijvoeglijke bepalingen worden gegeven (met daarachter tussen haakjes de verklaring):
    “Deze week was GEWELDIG!” (‘geweldig’ zegt iets over ‘week’)
    “Mijn geliefde is MOOI, LIEF, AARDIG en SOCIAAL.” (deze vier woorden zeggen allemaal iets over ‘Mijn geliefde’)
    “Die rivier is heel erg LANG.” (‘lang’ zegt iets over ‘de rivier’).
    Ik ben hierdoor in verwarring gebracht, omdat ik had geleerd dat bijvoeglijke bepalingen extra informatie geven en (daarom) weggelaten kunnen worden. Maar dat is in bovenstaande zinnen toch helemaal niet het geval? Er is toch sprake van naamwoordelijke gezegdes waarbij het element in hoofdletters het naamwoordelijk deel is? Ik dacht daarom dat bijvoeglijke bepalingen helemaal geen naamwoordelijk deel kunnen zijn. Is de informatie op Digischool fout? Of heb ik het nu helemaal mis?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. De informatie op Digischool is onjuist. Het gaat hier inderdaad om het naamwoordelijk deel. De overeenkomst tussen bijvoeglijke bepaling en naamwoordelijk deel (en bepaling van gesteldheid) is dat ze alle twee (of alle drie) zeggen wat iets (of iemand) IS.

      Verwijderen