dinsdag 21 februari 2006

Vragen 22

Op deze pagina kun je je vragen stellen. Voeg je vraag onderaan toe
als reactie, en de taalprof zal hem zo snel mogelijk beantwoorden.



Heb je hier ooit een vraag gesteld en kun je hem niet meer vinden? Kijk dan in het Overzicht naar gearchiveerde vragen en reacties (helemaal naar beneden bladeren!).



Je kunt nu ook in het nieuwe auteursregister je eigen naam opzoeken!



76 opmerkingen:

  1. Beste Taalprof,
    Laatst zat ik tv te kijken en kwam ik in een reclameblok de volgende interessante uitspraak tegen:
    "Zeven voordelen om uw mond te helpen schoonhouden..."
    De rest van de zin kan ik me niet meer herinneren, maar dat doet er ook niet toe; het gaat om dit eerste deel.
    Toen ik het hoorde, dacht ik gelijk al dat de zin niet helemaal klopte, en als ik 'm achteraf nalees vraag ik me steeds meer af hoe de zin nou in elkaar steekt. Het voelt op de een of andere manier niet juist, maar ik weet niet waarom.
    Als ik het zo lees, lijkt het mij een soort ingekorte vorm van de zin "zeven voordelen om (u) te helpen uw mond schoon te houden". Dat klinkt in mijn oren wel goed.
    Ik maak de zin even wat ‘makkelijker’:
    “Ik help uw mond schoonhouden.”
    Dat klinkt in mijn oren ook raar. Ik heb het idee dat er een ‘te’ mist na ‘helpen’. Eventueel een ‘met’ voor ‘schoonhouden’, maar dan krijgt de zin een heel andere betekenis, dus dat lijkt me niet.
    Hoe dan ook, ik kom er niet uit hoe de zin nou in elkaar zit. Zou u kunnen helpen?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Koen van A: ik denk dat het probleem ligt in de plaats van het zinsdeel 'uw mond'. In de vorm 'dit middel helpt om uw mond schoon te houden' lijkt er me nog niets aan de hand, nietwaar? Als je nu van het gezegde achter 'dit middel' een bijvoeglijke bepaling in de vorm van een beknopte bijzin probeert te maken, krijg je 'een middel om te helpen uw mond schoon te houden'. Het klinkt nu onnatuurlijk om een tweede voegwoord 'om' te handhaven: 'een middel om te helpen om uw mond schoon te houden'.
    Maar nu is de vraag of het werkwoord 'helpen' "groepsvormend" is, dat wil zeggen of het een groep kan vormen met andere werkwoorden. Dan zou je kunnen krijgen 'een middel om je mond te helpen schoonhouden,' of misschien zelfs 'een middel om je mond schoon te helpen houden.' Ikzelf vind dit allebei prima, maar ik weet dat er taalgebruikers zijn die dit niet zomaar accepteren. Misschien ben jij er daar een van.
    Ik moet eerlijk zeggen dat ik het met die 'zeven voordelen' ook een beetje eigenaardig vind. In 'een middel om je mond te helpen schoonhouden'. Ik heb de neiging om die voordelen dan te interpreteren als middelen om je mond mee schoon te houden, maar dat zal wel niet de bedoeling zijn. Daarbij komt dat ik sterk de indruk heb dat het gaat om voordelen VAN het schoonhouden van je mond, en in die betekenis vind ik het heel raar. Ik zou iets meer van de context moeten weten om dat te beoordelen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. René van de Kraats2 september 2008 om 15:19

    De laatste tijd zie ik het bepalingaankondigende voornaamwoord 'degene' of 'diegene' steeds vaker zonder het betrekkelijk voornaamwoord 'die' erachter gebruikt worden. In zinnen als 'Degene na mij moet het licht uitdoen' kan ik het nog wel begrijpen als verkorting van 'Degene die na mij komt, moet...' maar in 'Diegene moet dat wel doen' zou ik toch 'Die' verwachten. Hoe zou het komen dat 'degene(n)' en 'diegene(n)' zonder dat ze door 'die' gevolgd worden, zo in opmars zijn? Speelt een uitdrukking als 'deze en gene' een rol. 'Gene' en 'gindse' zijn toch verouderd?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @René van de Kraats: je observatie klopt wel. Voor zover ik weet is dit voor het eerst gesignaleerd door de Nijmeegse taalkundige Maarten van den Toorn, die een mondeling gebruik in 1970 optekent, en een schriftelijk uit 1985. De Amsterdamse taalkundige Marlies Philippa schrijft het gebruik in een artikel in Onze Taal van 1992 toe aan "tienermeisjes," en de Utrechtse linguïst Minne de Boer spreekt erover op een taalkundig congres in 2000. Peter-Arno Coppen schrijft erover in zijn column "Linguïstisch Miniatuurtje," (http://www.neder-l.nl/bulletin/2000/07/000711.html ). Hij signaleert dat het zelfstandige gebruik ook in het Middelnederlands bestond. Diezelfde Coppen schrijft later een artikel erover in het tijdschrift Nederlandse Taalkunde, onder de titel "De Boer, de Ezel en de Tienermeisjes."
    Philippa en De Boer taalkundigen verklaren het zelfstandige 'd(i)egene' vanuit de behoefte aan een sekseneutraal voornaamwoord, Coppen signaleert dat het nieuwe gebruik beperkter is dan dat van gewone voornaamwoorden en oppert een kleine uitbreiding van het bepalingaankondigende gebruik.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Hallo,
    Even een korte vraag over herinneringen. Wanneer moet er gebruik gemaakt worden van "herinneringen aan", "herinneringen over" en "herinneringen van"? Of is er slechts sprake van één correcte optie? In de werkwoordsvorm lijkt het mij altijd "herinneren aan" maar in het geval dat er sprake is van het zelfstandig naamwoord "herinneringen", welk voorzetsel moet er dan achter geplaatst worden? Op het internet komt het in allerlei vormen voor en inmiddels duizelt het me van alle herinneringen. Misschien vindt u het een domme vraag, maar ik hoop dat u eerder gelooft dat domme vragen niet bestaan, alleen domme antwoorden.
    Groeten, Kelly.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ik heb een vraag over de betekenis van twee zinnen in het verkeersreglement. De zinnen zijn het onderwerp van een discussie en ik zou graag wat deskundige uitleg krijgen.
    1) "De weggebruikers moeten de verkeerslichten, verkeersborden en wegmarkeringen in acht nemen wanneer deze regelmatig zijn naar de vorm, voldoende zichtbaar zijn en overeenkomstig de voorschriften van dit reglement zijn aangebracht."
    2) "De Minister van Verkeerswezen bepaalt de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens die niet in dit reglement voorzien zijn, evenals de manier waarop de werken en verkeersbelemmeringen moeten gesignaleerd worden."
    Deze zinnen komen uit het Koninklijk besluit waarin de verkeersregels staan. De tweede zin verwijst naar het ministrieel besluit betreffende de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens.
    Sommigen beweren dat je de woorden 'dit reglement' moet lezen als 'dit reglement (KB) en het MB'. Kan dat?
    Over de tweede zin vraag ik me af wat de juiste betekenis is en of het kan dat er verschillende mogelijkheden zijn. M.a.w. Gaat het over verkeerstekens die niet in dit reglement (dus in een ander reglement) voorzien zijn? Of gaat het over minimum afmetingen en bijzondere plaatsingsvoorwaarden die niet in dit reglement voorzien zijn? Kan er uitsluitsel gegeven worden of kunnen beide mogelijkheden?

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Kelly: de taalprof kan je alleen iets vertellen over de grammatica van al die vormen, niet over wat je zou moeten gebruiken. Het beste advies daarover is: vertrouw op je taalgevoel. Zoals jij al aanvoelt heeft het werkwoord 'herinneren' een voorzetselvoorwerp met 'aan' ('iemand aan iets herinneren'). Vandaar dat het woord 'herinnering', dat een zogeheten "nominalisatie" is van het werkwoord (het werkwoord omgezet in een zelfstandig naamwoord), een bijvoeglijke bepaling kan hebben in de vorm van een woordgroep met 'aan'.
    Echter, zelfstandige naamwoorden kunnen ook "vrijere" bijvoeglijke bepalingen hebben. Als een zelfstandig naamwoord "ergens over gaat," dan kun je dat uitdrukken met bijzondere voorzetsels zoals 'betreffende' of 'omtrent,' of voorzetseluitdrukkingen als 'met betrekking tot,' maar ook met algemenere voorzetsels als 'over' en 'van'.
    In dit geval lijkt me het gebruik van 'van' beperkt tot gevallen waarin een tijd genoemd wordt ('herinneringen van vroeger', 'herinneringen van vorig jaar'). Die tijd is wel min of meer het object van de herinnering, maar vooral ook de tijd waarin de herinnerde zaken spelen.
    Samenvattend: in 'herinneringen aan iets' is 'aan iets' een bijvoeglijke bepaling die verklaard kan worden uit het voorzetselvoorwerp bij het werkwoord, in 'herinneringen over iets' is 'over iets' een algemene bijvoeglijke bepaling die aangeeft dat de herinneringen ergens over gaan, en in 'herinneringen van iets' zou je 'van iets' ook moeten benoemen als een bijvoeglijke bepaling, maar deze heeft meestal een "temporele betekenis" (een tijdbetekenis).

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Stefan: zuiver taalkundig wijs je met 'dit reglement' iets aan dat in de context duidelijk is. Een aanwijzend voornaamwoord ('dit') kan letterlijk aanwijzend gebruikt worden, of verwijzend naar een passage in het gesprek of de tekst. Bij letterlijk moet je je voorstellen dat je de zin voorleest en bijvoorbeeld een reglement in je hand hebt waar je met 'dit reglement' naar verwijst.
    Dat betekent dat de verwijzing van een aanwijzend voornaamwoord nooit taalkundig vast ligt. Die verwijzing moet altijd blijken uit het gesprek of de tekst. In dit geval lijkt me dat een juridische context. Dan is de eerste vraag of je een KB of een MB zelf als een reglement kunt beschouwen, dan wel of het reglement een onderdeel van of een bijlage bij het KB of het MB is.
    Ik ken de context van je citaten niet, en ik ben geen jurist, dus ik kan daar moeilijk uitsluitsel over geven. Wel kan ik nog opmerken dat je met 'dit reglement' noodzakelijk naar één reglement verwijst. Als het KB en het MB verschillende reglementen zijn, kan niet met 'dit reglement' tegelijk naar beide worden verwezen.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Beste taalprof,
    Ik heb een taak gekregen voor Nederlands.
    Ik moet de etymologie vinden van de volgende spreekwoorden + de taalkring waarin ze werden gebruikt.
    - De oppergaai schieten
    - Op touw zetten
    - Schaakmat zetten
    - Achter het net vissen
    - Iets aan de klokzeel hangen
    - Het over een andere boeg goiien
    - De vuurproef doorstaan
    - Over koetjes en kalfjes praten
    Ik heb al op verschillende sites geprobeerd om de oplossing te vinden maar ik vind nergens een antwoord.
    groeten, Anneleen

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Anneleen: een van de beste bronnen is het spreekwoordenboek van Stoett: http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/
    Ook in het Woordenboek der Nederlandse Taal vind je misschien wel wat: http://gtb.inl.nl/?owner=WNT
    Anders ben je denk ik aangewezen op papieren bronnen, bijvoorbeeld het Spreekwoordenboek van K. ter Laan, Van Dales Spreekwoordenboek, of het Groot Woordenboek van Van Dale.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Hallo prof,
    Is in de zin: "Hj is geboren in Amsterdam", -is geboren- een werkwoordelijk gezegde of een naamwoordelijk gezegde. En is het woord -geboren- eigenlijk wel een werkwoord of is het een bijwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Hilde: 'Hij is geboren in Amsterdam' moet een werkwoordelijk gezegde zijn. Dat kun je als volgt beredeneren: als 'is geboren' een naamwoordelijk gezegde is, dan is 'is' het koppelwerkwoord, en staat de zin in de tegenwoordige tijd. Als 'is geboren' werkwoordelijk is, dan is 'is' hulpwerkwoord van tijd, en staat de zin in de voltooide tijd.
    Kunnen we beslissen in welke tijd de zin staat, tegenwoordig of voltooid? Jazeker! Zet er een dubbelzinnige tijdsbepaling als 'zaterdag' bij: 'hij is zaterdag geboren in Amsterdam'. Nu slaat 'zaterdag' zeer waarschijnlijk op een zaterdag in het verleden, nietwaar? Hoe kan dat? Dat kan alleen maar als je aanneemt dat er sprake is van een voltooide tijd. Als je een gewoon naamwoordelijk gezegde in de tegenwoordige tijd neemt, zoals 'Hij is zaterdag jarig', dan kan 'zaterdag' nooit op het verleden slaan. Dus moet er in 'Hij is zaterdag geboren' sprake zijn van een voltooide tijd, dus 'is' is hulpwerkwoord van tijd, dus de zin is werkwoordelijk.
    Het probleem van de zin 'hij is geboren' is natuurlijk dat het werkwoord 'geboren' in het hedendaagse Nederlands alleen maar in de vorm van een voltooid deelwoord voorkomt. Er bestaat nog wel een werkwoord 'baren', maar het voltooid deelwoord daarvan is tegenwoordig 'gebaard'. Echter, dit alles is geen reden om deze zin anders te ontleden als met een werkwoordelijk gezegde.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. Beste Taalprof,
    wat is de woordsoort van 'te' in een zin als 'Ik heb zin om wat te gaan doen.'?

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @Wouter: het woordje 'te' dat bij werkwoorden staat ('om te doen', 'te zijn of niet te zijn', 'ik zit te tekenen') is om verschillende redenen bijzonder. Om te beginnen kun je tussen 'te' en dat werkwoord geen enkel ander woord plaatsen. Ja, een ander werkwoord, maar dan staat 'te' natuurlijk nog meteen voor een werkwoord. Het lijkt wel of 'te' samen met dat werkwoord één woord vormt. Je kunt 'te' in die positie ook door geen enkel ander woord vervangen, én het heeft geen duidelijke betekenis. Heel bijzonder dus.
    Toch is er in de zinsontleding voor gekozen om geen aparte benoeming te reserveren voor dat te+werkwoord. Het woordje 'te' wordt in die positie "gewoon" benoemd als voorzetsel. Waarom? Ten eerste omdat het oorspronkelijk een voorzetsel was (het is verwant met 'tot'), maar het is in de ons omringende talen ook steeds een soortgelijk voorzetselachtig woordje: 'zu' in het Duits, 'to' in het Engels en 'á' in het Frans. Ten slotte is 'te' ook een voorzetsel in 'te Amsterdam', en daar heeft het diezelfde gekke eigenschap dat je eigenlijk niks tussen 'te' en 'Amsterdam' kunt zetten.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Hallo,
    Wij hebben een meningsverschil, althans een verschillende zienswijze.
    Het gaat om de volgende zin:
    "De deelnemende automobielen - bijna alle uit privébezit - vormen gezamenlijk een opvallende presentatie van verschillende tijdbeelden uit het verleden".
    Mijn mening is dat het moet zijn:
    bijna ALLEN uit privébezit.
    Ik ga ervan uit dat als er geen zelfstandignaamwoord achter "alle" komt het dan "allen" moet zijn.
    Het verweer was dat "allen" enkel gebruikt wordt voor personen.
    We komen er dus niet uit. Wat is het enige juiste?
    Graag advies hierover.
    Bedankt
    Trudy

    BeantwoordenVerwijderen
  16. @Trudy van Lubek: de taalprof probeert zich te beperken tot grammaticavraagstukken. Dit is een spellingsprobleem. Op de website van de Taalunie wordt het hier behandeld: http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/93
    De taaladviseurs van Onze Taal formuleren het zo: http://www.onzetaal.nl/advies/beide.php
    Volgens beide adviezen zou het in jouw voorbeeldzin 'alle' moeten zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Hoe zijn de persoonsvormen van typen?
    Ik type ?
    jij typet ?
    hij typet ?
    Van Dale waagt er zich niet aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @Mathieu Schlijper: De website woordenlijst.org (het Groene Boekje) wel. Die schrijft 'typ': http://woordenlijst.org/zoek/?q=typen&w=w
    Maar, dit is spelling, en ik ben geen spellingdeskundige. Daar waag ik mij dan weer niet aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Betrap ik de Taalprof op een onjuist gebruik van “vooraan”? Zie hier:
    Tegenwoordig kan het nog wel zonder als of zijnde, maar alleen in formeel taalgebruik en vooraan de zin: Directeur van een grote multinational, had hij een riant salaris.
    Ik dacht dat “vooraan” een bijwoord van plaats was, geen voorzetsel, en dus moet het luiden: "vooraan in de zin”, dus met het voorzetsel “in” erbij. Dit soort foutjes zie ik steeds vaker, zoals: bovenaan de pagina, moet zijn: boven aan de pagina.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. @Mathieu Schlijper: je bent niet de eerste die de taalprof op een spelfout betrapt. Ik heb het al vaker gezegd: de taalprof is geen spellingspecialist. Ik weet wel dat je moet schrijven 'de jassen liggen achter in de auto' maar 'de jassen liggen achterin' en 'de jassen liggen erachterin', maar in die eerste zin is 'achter' een bepaling die je ook weg zou kunnen laten. Als je het hebt over 'vooraan de zin' dan kun je 'voor' niet weglaten, dus 'voor aan de zin' lijkt me geen logische spelling. Nou kun je wel zeggen dat het per se 'vooraan in de zin' moet zijn, maar ik zie niet goed waarom. Ik bedoel niet 'vooraan in de zin,' ik bedoel 'vooraan de zin'. Nou ja, leg me maar uit hoe ik 'voor()aan de zin' moet spellen en ik doe het. Maar zeg me niet dat daar 'in' bij moet.

    BeantwoordenVerwijderen
  21. Geachte Taalprof,
    Ik zal met cijfers werken, dat maakt beantwoording makkelijker, hoop ik.
    1
    Uw tweede zin (over de jassen in de auto) begrijp ik niet goed, misschien omdat u het woordje "en" schrijft waar ik "of " verwachtte, of er is iets mis met die twee keer "maar". Maar ik zal toch proberen op uw bewering in te gaan.
    2
    Ik blijf erbij: "vooraan in de zin" is goed, net zoals "vooraan in de kerk zitten" (zie Van Dale) en als dat tegen uw taalgeweten in gaat dan bied ik u een alternatief aan: "in het begin van de zin". Is dat niet mooi? "Vooraan de zin" kan niet, omdat "vooraan" geen voorzetsel is, maar een bijwoord van plaats. Het vloekt als een bijwoord van plaats gebruikt wordt als voorzetsel, net zoals het vloekt als iemand zegt: "een dermate auto". "Dermate" is een bijwoord van graad en dat kun je niet gebruiken als een bijvoeglijk naamwoord.
    3
    U schrijft dat men in de zin "de jassen liggen achter in de auto" het woord "achter" weg kan laten. Dat lijkt me geen houdbare redenering. Men moet toch kunnen zeggen of de jassen achter of voor in de auto liggen, of dat de jassen nog in de gang aan de kapstok hangen. Je mag natuurlijk ook zeggen dat de jassen in de auto liggen. Maar dan heb je niet gezegd of ze voor of achter in de auto liggen. En we hebben nu eenmaal preposities, adiectiva en adverbia om ons precies uit te drukken in taal. Dat is toch mooi.
    4
    U schrijft vaker dat u geen spellingspecialist bent, maar ik vraag me af of dit onderwerp met spelling te maken heeft. Het gaat hier niet om een woord als "przewalskipaard" waarmee het Groot Dictee graag komt. Het gaat hier om het (on)juiste gebruik van een bijwoord van plaats ("bovenaan"). Ik vind dat een bijwoord van plaats niet als voorzetsel mag worden gebruikt. En als het over deze zaken gaat, dan gaat het over taalkundige ontleding, dus over grammatica.
    Als ik me vergis, dan hoor ik het graag. Alvast dank voor uw antwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @Mathieu Schlijper: als het je niet om de spelling gaat, moet ik om te beginnen weer zeggen: de grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden, maar om te praten over hoe de taal in elkaar zit. Jij schrijft dat ik in de woordgroep 'vooraan de zin' het woord 'vooraan' als een voorzetsel gebruik. Inderdaad, dat zou ik ook zeggen.
    Blijkbaar heb je daar bezwaar tegen. Waarom is niet helemaal duidelijk. Je zegt dat bijwoorden van plaats niet als voorzetsel mogen worden gebruikt, maar dat lijkt me een onhoudbare mening. Er zijn tal van woorden die je als voorzetsel én als bijwoord van plaats kunt gebruiken. Zo is 'achter' een voorzetsel in 'achter de kast' maar een bijwoord van plaats in 'hij loopt achter' of 'de fietsen staan achter'. Vergelijkbaar zijn andere ruimtelijke voorzetsels/bijwoorden als 'voor', 'binnen' en 'boven'. Bovendien zijn voorzetsels die je in een voornaamwoordelijk bijwoord of als deel van een werkwoord kunt gebruiken, bijwoorden als ze los in de zin staan.
    Met mijn opmerking over weglaatbaarheid bedoelde ik dit: in de zin 'de jassen liggen achter in de auto' is 'achter in de auto' een nadere specificatie van 'in de auto'. De jassen liggen niet zomaar ergens in de auto, ze liggen áchter in de auto. Andersom geldt dat jassen die 'achter in de auto' liggen, dus ook 'in de auto liggen'. In de zin 'Het woord staat vooraan de zin' is dit anders. Dat is geen nadere specificatie van 'Het woord staat aan de zin.' Een woord dat 'vooraan de zin' staat, staat niet 'aan de zin'. De combinatie 'voor+aan' lijkt dus anders dan 'achter+in'.
    Nou zou je kunnen beweren dat 'vooraan de zin' hoe dan ook fout is, en dat het altijd 'vooraan in de zin' moet zijn, maar daar voel ik wel een betekenisverschil. Als ik het heb over 'het lidwoord vooraan de zin' dan bedoel ik het lidwoord dat het eerste woord van de zin is. Zeg ik daarentegen 'het lidwoord vooraan in de zin' dan kan ik ook een woord bedoelen dat ergens vooraan in de zin staat, bijvoorbeeld op de tweede plaats.
    Een vergelijkbaar geval lijkt me het verschil tussen 'bovenaan de stapel' en 'boven op de stapel'. Als ik een stapeltje vragen uitprint, en jouw vraag is de bovenste, dan kan ik zeggen 'jouw vraag ligt bovenaan de stapel'. Ook hier is 'bovenaan de stapel' geen nadere specificatie van 'aan de stapel'. Leg ik nu mijn pen boven op die stapel, dan zou ik zeggen: 'de pen ligt boven op de stapel'. Het verschil is dat je vraag als bovenste element nog wel deel uitmaakt van de stapel, en de pen in feite niet. Die ligt er alleen bovenop.
    Ik gebruik dus 'bovenaan' (en 'vooraan') inderdaad als voorzetsel, en 'bovenop' (en 'achterin') niet. Misschien heb ik wel een heel verkeerd taalgevoel in deze kwestie, maar ik weet bijna zeker dat ik het systematisch toepas.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Beste Taalprof,
    Wat is de functie van 'hen'/'hun'(?) in de zin 'De leraar verplicht hen/hun te komen'?
    mvg,
    Geert

    BeantwoordenVerwijderen
  24. Mijn idiosyncratisch systeem heeft ook moeite met "vooraan" in "vooraan de zin", maar er zijn bergen taalgebruikers die dat prima vinden. Google maar eens op "vooraan de". Dat is zo frequent dat je niet kunt beweren dat "vooraan" in het Nederlands geen voorzetsel kan zijn. Af en toe ontstaat er een nieuw voorzetsel, dat is nou eenkeer zo. Denk aan "tegenover" (als prepositie i.p.v. circumpositie), "richting" ("Ze liepen richting stad") en "lopende" (http://nl.wiktionary.org/wiki/Overleg:lopende).

    BeantwoordenVerwijderen
  25. @Geert: in de zin 'De leraar verplicht hen/hun te komen' is 'hen/hun' het lijdend voorwerp van 'verplichten'. Bij 'verplichten' hoort immers de formule 'iemand tot iets verplichten'. Daaraan kun je zien dat 'verplichten' twee voorwerpen heeft. Het tweede voorwerp ('tot iets') is het voorzetselvoorwerp, het eerste is lijdend voorwerp. Het kan geen meewerkend voorwerp zijn, want je kunt geen voorzetsel 'aan', 'voor' of 'bij' toevoegen.
    In jouw zin is het voorzetselvoorwerp ingevuld als een beknopte bijzin ('te komen,' waar eventueel het voegwoord 'om' voor kan). Daar kun je een voorlopig voorzetselvoorwerp bij zetten ('De leraar verplicht hun/hen ertoe, om te komen'), maar dat kan ook achterwege blijven. Daardoor zie je niet zo gemakkelijk dat de bijzin voorzetselvoorwerp is, maar dat is hij dus wel.

    BeantwoordenVerwijderen
  26. @Henk: ik denk dat je gelijk hebt. Die woordsoort is trouwens nog niet tot de woordenboeken doorgedrongen, want daar staat 'vooraan' nog alleen als bijwoord van plaats. Maar dat komt ongetwijfeld omdat je van de Leidraad het voorzetsel 'vooraan' moet spellen als 'voor aan'.

    BeantwoordenVerwijderen
  27. Beste taalprof,
    De volgende zin brengt mij in verwarring: 'De beste speler van het eftal was in de ogen van de kritische sportjournalist de centrale verdediger van Feijenoord.' Wat is hier het naamwoordelijke gezegde en wat is het onderwerp?
    Mijn dank is groot (daarvan weet ik het gezegde dan weer wel zeker...).
    Groeten,
    Kirsten

    BeantwoordenVerwijderen
  28. @Kirsten: De zin 'De beste speler was de centrale verdediger van Feijenoord' kun je in principe op twee manieren lezen: als een gelijkstelling van de beste speler met de centrale verdediger (dan is 'de beste speler' onderwerp), of als een uitspraak over een kwaliteit van de centrale verdediger van Feijenoord (dan is 'de centrale verdediger van Feijenoord' het onderwerp). Wat hier precies bedoeld wordt, is afhankelijk van de context. Ik denk dat het verschil ook niet gemakkelijk vast te stellen is.
    Ik heb zelf de neiging om voor de tweede lezing te kiezen. Als je beide zinsdelen probeert door een voornaamwoord te vervangen krijg je 'Hij is de centrale verdediger van Feijenoord' en 'De beste speler is hij'. De tweede zin geeft volgens mij het beste de betekenis van jouw zin weer.
    Nou kun je in sommige gevallen wel argumenteren dat het naamwoordelijk deel de vorm 'hij' kan aannemen (in aanwijzende zinnen als 'Dat is hij weer'), maar in de meeste gevallen zou je 'hem' verwachten ('Als ik hem was', nooit 'Als ik hij was'). Dat zou betekenen dat 'hij' in de zin 'de beste speler is hij' het onderwerp is. Maar dan zou in jouw zin 'de centrale verdediger van Feijenoord' ook onderwerp moeten zijn.
    De Algemene Nederlandse Spraakkunst zegt hier overigens van: "Wat in zinnen als deze onderwerp en wat naamwoordelijk deel is, valt grammaticaal niet vast te stellen." Zie: http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?20/01/03/03/03

    BeantwoordenVerwijderen
  29. Gisteren las ik volgend kopje in De Standaard Online:
    "Meer jongeren hebben computer dan tv".
    Ergens schuurt dit met mijn taalgevoel...

    BeantwoordenVerwijderen
  30. @Raf: Ik heb je vraag in een apart stukje beantwoord (http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2008/10/meer-is-les.html )

    BeantwoordenVerwijderen
  31. Graag ontving ik indien mogelijk oefeningen in verband met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in Latijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @vispoel monique: Oei, dat is lastig! De taalprof beperkt zich tot een uitleg van de grammatica. Hij heeft geen oefeningen paraat. Ook gaat het bij de taalprof vooral over de Nederlandse grammatica.
    Als je niet snapt wat een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is, dan kun je dat op deze site vinden op de volgende plaatsen:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/07/de_taalprof_leg.html
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/07/mysterieuze_per.html
    Maar kijk ook even in de FAQ.
    Bij de lessen Latijn gaat het er ook om dat je een zekere vertrouwdheid krijgt met de verschillende vormen (naamvallen) van die voornaamwoorden en hun functie in de zin. Daarvoor moet je eigenlijk die vormen van buiten kennen, en weten welke zinsdeelfuncties daarbij kunnen horen. Bedenk vooral dat zinsdeelontleding en woordsoortbenoeming in het Latijn nog meer met elkaar te maken hebben dan in het Nederlands.

    BeantwoordenVerwijderen
  33. ik woon al bijna 30 jaar niet meer in Nederland. Aan de ene kant heb ik niet de indruk dat ik langzaam
    mijn taal "verlies". Maar ik heb vaak een vreemd gevoel bij het taalgebruik wat ik in de media zie.
    Zo is het blijkbaar ABN geworden
    dat je kunt jeggen "je kan" ?? Dit is voor mij moeilijk te begrjpen...
    En het interessantste : men spreekt vandaag over de "nationalisatie" van Fortis.
    Ik heb het gevoel dat dit nationalisering moet zijn. Het verschil zit hem in de modaliteit van "toestand" (de voltooide toestand) dan wel de actie (het nationaliseren van) Je zegt toch ook niet islamisatie of wel ??
    Ik ben benieuwd van U te horen...

    BeantwoordenVerwijderen
  34. Bedankt voor al het moois op deze site!
    Rest mij slechts één vraag: 'te+infinitief' is in het nw-gezegde het nw-deel. Hoe leg ik dit helder uit aan h/v klas 2?

    BeantwoordenVerwijderen
  35. @katja: eigenlijk zou je het begrip "predicatie" moeten uitleggen. Dan zou je eenvoudig duidelijk kunnen maken dat 'te+infinitief' predicatief is. Je kunt het ook als bijvoeglijke bepaling gebruiken, zoals in 'een goed te lezen boek'. Daarom is 'goed te lezen' in 'dit boek is goed te lezen' ook naamwoordelijk deel.
    Kijk anders eens naar wat ik schrijf over predicatie (zie de FAQ).

    BeantwoordenVerwijderen
  36. @Daniel Hoogland: over 'je kan' is op de taalprofsite al vaker geschreven. Zie bijvoorbeeld de onderstaande link (en de discussie die daarop volgt): http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_12.html#comment-19987095
    Wat betreft het verschil tussen 'nationalisatie' en 'nationalisering': bij veel werkwoorden op '-eren' van Latijnse oorsprong (dus niet 'waarderen' of 'kwinkeleren') zie je twee mogelijkheden tot nominalisatie (of nominalisering): op de Romaanse manier, met het achtervoegsel '-atie', en op de Germaanse manier, met het achtervoegsel '-ering'.
    Aangezien het Romaanse achtervoegsel oorspronkelijk de uitgang van het voltooid deelwoord was, en het Germaanse achtervoegsel eerder het proces aangaf, zou je verwachten dat de woorden op '-atie' voornamelijk het resultaat van een proces weergeven, terwijl de woorden op '-ering' meer het proces zelf aanduiden.
    Echter, het Germaanse achtervoegsel heeft in de loop der tijden ook bij andere werkwoorden een beetje de resultaatbetekenis gekregen. Zie bijvoorbeeld een woord als 'beloning,' dat net zo goed het resultaat van (of het middel tot) het belonen kan betekenen als het belonen zelf. Daardoor zijn de betekenissen van de twee achtervoegsels in het hedendaagse taalgebruik nauwelijks meer te onderscheiden. Misschien dat je bij zorgvuldige bestudering van alle gevallen van '-atie' en '-ering' (vooral als er keuze is) een statistisch effect kunt aantonen, maar dat zal niet heel sterk zijn.
    Als het verschil nog bestaat, zou je verwachten dat toevoeging van bepalingen de voorkeur voor de ene en de andere vorm kan beïnvloeden. Zo zou 'de uiteindelijke nationalisatie' beter moeten zijn dan 'de uiteindelijke nationalisering,' terwijl 'de dagenlang durende nationalisering' meer voor de hand zou moeten liggen dan 'de dagenlang durende nationalisatie'. Dat voel ik wel een klein beetje aan, maar niet heel sterk.

    BeantwoordenVerwijderen
  37. Ton van der Wouden7 oktober 2008 om 07:53

    Dag Taalprof,
    Vroeger leerde ik dat het "zowel ... als" was, tegenwoordig heb ik het gevoel daar steeds vaker "zowel ... als( )ook" tegen te komen. Taalverandering? Taalverloedering? Waarom?

    BeantwoordenVerwijderen
  38. @Ton van der Wouden: Ehh, 'zowel ... als()ook' is toch ook 'zowel...als'? Of bedoel je dat je vroeger geleerd hebt dat er geen 'ook' achter 'als' mocht volgen?
    Maar even serieus: F.J.J. Buytendijk schrijft in 1951 in zijn boek 'De vrouw
    Haar natuur, verschijning en bestaan' (wie heeft het niet in de boekenkast staan): "Vruchtbaarder is het om uit te gaan zowel van de intentionaliteit alsook van de bepaling van het bewustzijn door zijn verankering in het zijn." Geen idee of dit onder taalverloedering valt, maar het klinkt heel verzorgd.
    Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die dit eenvoudigweg veroordelen als een contaminatie met 'niet alleen...maar ook...' maar dat beantwoordt jouw waarom-vraag niet. Misschien dat 'ook' toegevoegd wordt om de botsing van twee keer 'als' te vermijden in zinnen als: 'zowel als linguïst alsook als wetenschapper kun je dat beter niet doen'.
    Klopt mijn indruk dat je 'ook' eerder toevoegt als het tweede lid van die nevenschikking een behoorlijke lengte heeft?

    BeantwoordenVerwijderen
  39. @Ton van der Wouden: je hebt natuurlijk ook de drieledige nevenschikking 'zowel X als Y, alsook Z'. Daar past 'alsook' misschien beter dan 'als'.

    BeantwoordenVerwijderen
  40. Geachte Taalprof,
    Mijn probleem is het gebruik van het / dit / dat in plaats van hij / zij / zij in zinnen als Het is een ardige jongen. / Het zijn aardige jongens.
    De ANS heeft het hierover in 5.2.5.22.
    De omringende talen zeggen allemaal hij / zij / ze. Mijn vraag aan u is tweeledig.
    1. Waarom doet het NL dit? Wat voor logica zit hierin? Hoe komt het?
    2. Is het correct (zij het natuurlijk onvolledig) om aan NT2-leerders de zaak als volgt uit te leggen: als er zijn + substantief volgt, zeggen we het etc.; als er zijn + adjectief volgt, zeggen we gewoon hij / zij / ze?
    Ik dank u erg voor enig antwoord. Uw taalstud, Ben Bal.

    BeantwoordenVerwijderen
  41. @Ben Bal: ik geloof niet dat de omringende talen allemaal hij/zij/het zeggen. In het Frans heb je de constructie met 'C'est' ('het is'), en in het Duits heb je net als in het Nederlands zinnen als 'Das ist ein netter Kerl'. Ook in het Engels heb je gevallen als 'That's our teacher over there!'
    Het gaat hier denk ik om een soort "presentationele" constructie. Je introduceert ("presenteert") iemand of iets, of een bepaalde eigenschap, in het gesprek. Presentationele constructies hebben vaker onpersoonlijke onderwerpen. Zo heb je in het Nederlands 'er' en in het Duits 'es' ('es gibt') bij onbepaalde onderwerpen. Bij bepaalde onderwerpen krijg je het bijna betekenisloze 'het', of een aanwijzend voornaamwoord, alleen maar om de focus van je introductie aan te wijzen.
    Voor NT2-leerders zul je toch moeten uitleggen wat het verschil is tussen 'hij is de dader' en 'dat is de dader'. In het eerste geval wijs je een persoon aan die je identificeert als de dader. In het tweede geval is het meer de introductie van die persoon (als de dader) in het gesprek. Dit verschil zie je ook bijvoorbeeld in het Engels ('he is our teacher' en 'that's our teacher'), dus je kunt eventueel tegenover een NT2-leerder wijzen op vergelijkbare verschijnselen in andere talen.
    Wat je wel kunt zeggen is dat een naamwoordelijke, presentationele constructie met een zelfstandige kern (zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord) in het Nederlands 'het/dit/dat' als onderwerp krijgt. En meer bijzonder: zelfs als het naamwoordelijk deel én de persoonsvorm meervoud zijn, krijg je het enkelvoudige 'het/dit/dat': 'dat zijn onze leraren!'

    BeantwoordenVerwijderen
  42. Beste Taalprof,
    Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen een interne bijwoordelijke bepaling en een kopbepaling? Bedankt!

    BeantwoordenVerwijderen
  43. @Bieke: om te beginnen zijn er natuurlijk overeenkomsten: het zijn allebei bijwoordelijke bepalingen, en wel bepalingen die ingebed zijn in een grotere woordgroep.
    Kopbepalingen ontlenen hun naam aan de vaste positie die ze innemen: een zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld 'ballonnen') kun je uitbreiden met een bijvoeglijk naamwoord ('rode ballonnen'). Daar kun je weer een bijvoeglijk naamwoord bijzetten, en weer een, tot bijna in het oneindige toe ('mooie grote rode ballonnen'). Die woordgroep kun je uitbreiden met één telwoord ('veertien mooie grote rode ballonnen'), en daar kan dan weer een lidwoord of aanwijzend voornaamwoord voor: 'die veertien mooie grote rode ballonnen'. Vóór zo'n voornaamwoord kan eventueel nog een telwoord 'al' ('al die veertien mooie grote rode ballonnen'). Alles wat daar dan nog weer voor kan, dat noem je een kopbepaling: 'Uitgerekend al die veertien mooie grote rode ballonnen'. Ook als je een of meer van die andere uitbreidingen achterwege laat noem je 'uitgerekend' een kopbepaling, dus ook in: 'uitgerekend die rode ballonnen'.
    Interne bijwoordelijke bepalingen zijn alle bepalingen die toegevoegd zijn aan bijvoeglijke bepalingen. Bijvoorbeeld, heb je het over 'al die heel erg rode ballonnen', dan is 'heel erg' een interne bijwoordelijke bepaling (die bepaalt 'rode', en niet 'ballonnen').
    Kopbepalingen hebben meestal de functie dat ze de focus naar de woordgroep toe trekken. In het geval van 'uitgerekend' zie je dat heel goed, maar ook een kopbepaling als 'juist' of 'zelfs' heeft een heel duidelijk nadrukeffect.
    Sommige kopbepalingen kunnen ook achter de woordgroep staan. Naast 'Zelfs die rode ballonnen zijn lek' kun je ook krijgen 'Die rode ballonnen zelfs zijn lek'. In dat geval spreek je van 'staartbepalingen'.

    BeantwoordenVerwijderen
  44. Beste Taalprof, op mijn blog gebruikte ik de volgende zin:
    "Het is met deze kerels zoals met goede Belgische schaakspelers: eens de grens over –doet er niet toe dewelke– betekenen ze niet veel meer."
    Nu maakt een lezer mij de opmerking dat mijn "dewelke" een gruwelijk gallicisme is (lequel, laquelle). Het moet "welke" zijn zegt hij.
    Van Dale geeft "dewelke" als: betrekkelijk voornaamwoord (formeel).
    Als het woord nu enkel iets te "formeel" is, dan mag dat van mij wel blijven staan, maar misschien beschouwt u "dewelke", zoals hier gebruikt, niet als een betrekkelijk voornaamwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  45. @victacausa: ik zou inderdaad in de tussenzin 'doet er niet toe dewelke' het woord 'dewelke' niet als een betrekkelijk voornaamwoord beschouwen. Op deze plaats is het een vragend voornaamwoord. De zin is een ellips (of wellicht samentrekking) van iets als 'het doet er niet toe welke grens deze kerels over gaan'. Dit type ellips treedt alleen op bij afhankelijke vraagzinnen (daar kunnen dan zelfs twee vraagelementen overblijven zoals in 'Op het bal heeft één jongen steeds met één meisje gedanst, maar ik weet niet wie met wie').
    Het WNT signaleert het gebruik van 'dewelke' als vragend voornaamwoord (erbij vermeldend 'als een gallicisme te beschouwen'), en geeft een voorbeeld van Stijn Streuvels uit 1903: 'Met elk éene, gelijk dewelke, had hij voor goed een eigen en verschillig leven kunnen aangaan.' Dit is dezelfde constructie als de jouwe. Je bevindt je dus in goed gezelschap.

    BeantwoordenVerwijderen
  46. Bedankt beste Taalprof.
    U bent niet zo streng voor gallicismen als ikzelf was, in het antwoord dat ik aan mijn lezer gaf:
    "Maar het is moeilijk verdedigbaar dat ik hier het betrekkelijk voornaamwoord zou hebben gebruikt; het is een vragend voornaamwoord met een verzwegen substantief (grenzen) en dan is dewelke inderdaad slecht."

    BeantwoordenVerwijderen
  47. Herman Callens 12 oktober 2008 om 11:42

    In de recentste roman van Anne Provoost vond ik de volgende zin:
    - Ze willen weten welk paard de merrie van mijn vader is en welk dat van Sandy.
    Volgens mij klopt hier iets niet. Ter vergelijking construeer ik iets gelijkaardigs:
    - Ze willen weten welk kind de dochter van de bakker is en welk dat van de slager.
    Voluit zou je krijgen: "... welk kind de dochter van de bakker is en welk kind het kind van de slager." Daar vormen 'dochter' en 'kind' echter geen gemeenschappelijk deel van de nevenschikking, en dus kun je het laatste niet zomaar vervangen door het verwijswoord dat bij het eerste past. En je kunt in de 2de deelzin evenmin het 2de 'kind' vervangen als het 1ste zelf al is weggelaten. Als je echter uitgaat van "... welk kind de dochter van de bakker is en welk kind de dochter van de slager" dan is er wel een gemeenschappelijk deel en kun je het 2de "de dochter" wel vervangen, maar dan wel door "die".
    Denkt u er ook zo over, of vindt u dat de zin van Anne Provoost (of mijn voorbeeld) wel kan?

    BeantwoordenVerwijderen
  48. @Herman Callens: ik ben het wel eens met je analyse dat 'Ze willen weten welk paard de merrie van mijn vader is en welk dat van Sandy' een samentrekking is van 'Ze willen weten welk paard de merrie van mijn vader is en welk paard dat van Sandy is'. Hierin is 'paard' en 'is' weggelaten.
    Ik vraag me echter af of 'dat' per se zou moeten verwijzen naar 'de merrie' (of 'het paard') in de eerste deelzin. Je kunt toch ook een zin hebben als 'Ze willen weten welk paard dat van Sandy is'? Zonder nevenschikking? In dat geval zou achter 'dat' het woord 'paard' zijn weggelaten op grond van de gelijkheid met het woord 'paard' in 'welk paard' in dezelfde (bij)zin.
    Of dit zomaar kan is een interessante vraag. Ook zonder vraagwoorden of bijzinnen lijkt het te kunnen: 'Een mooi paard is dat van Sandy'. Daar lijkt me eigenlijk weinig mis mee. Het is theoretisch wel een vreemd soort verwijzing. In normale gevallen gaat verwijzing in dezelfde zin altijd met wederkerende (of wederkerige) voornaamwoorden.
    In de moderne taalwetenschap worden deze gevallen besproken onder de internationale term "sloppy reference". Een mooi Engelstalig voorbeeld is 'Lips that touch liquor will never touch mine' (in 1969 gesignaleerd door de Amerikaanse linguïst Ray Dougherty). Als je hier 'mine' zou willen aanvullen met de hele woordgroep waarnaar het verwijst, zou je kunnen krijgen 'Lips that touch liquor will never touch my lips that touch liquor,' maar dat is natuurlijk niet de betekenis. Blijkbaar is alleen het woord 'lips' bedoeld, niet de woordgroep, of de betekenis van de woordgroep.

    BeantwoordenVerwijderen
  49. Hoi,
    Ik heb onenigheid met een docent over een zinsdeel in een onderzoek wat ik aan het schrijven ben. Het gaat om dit zinsdeel: "Vast staat dat de prijsstijgingen de afgelopen periode zijn gedaald"
    Als feedback krijg ik teruggestuurd: "je spreekt in je hele rapport steeds over prijsstijgingen. Stijgingen kunnen niet dalen."
    Uiteraard ben ik het daar niet mee eens, veronderstel namelijk dat je in het jaar 2007 een gemiddelde prijsstijging hebt van 4%, het jaar daarop, in 2008, is de prijsstijging gemiddeld 3%. Dan is de prijsstijging met gemiddeld 1% in waarde gedaald.
    Na verder navragen bleek dat de docent bedoelde dat het grammaticaal niet correct was. Mijn vraag is, is dit nu wel of niet grammaticaal correct, hoe kan ik het eventueel anders verwoorden?

    BeantwoordenVerwijderen
  50. Een stijging kan inderdaad niet dalen. De stijging is het stijgen op zich, dus het omhoog gaan van een waarde. Met hoeveel die stijgt is iets anders.
    In de wiskunde wordt gesproken over toe- of afnemende stijging of daling.

    BeantwoordenVerwijderen
  51. Trouwens, in je stukje schrijf je "Dan is de prijsstijging met gemiddeld 1% in waarde gedaald", maar dat klopt ook niet helemaal. De stijging is het veranderen van een waarde, dat kan niet in waarde stijgen of dalen. Ook hier zou je wel kunnen zeggen dat de prijsstijging met gemiddeld 1% is afgenomen.

    BeantwoordenVerwijderen
  52. Correctie:
    De prijsstijging is met gemiddeld 1% per jaar afgenomen.

    BeantwoordenVerwijderen
  53. René R: Ik denk dat jij gelijk hebt, maar de raad van Kevin om het probleem door een herformulering te vermijden lijkt me verstandig.
    Volgens mij is hier sprake van een paradox, een schijnbare tegenspraak. Jij voert aan dat je de prijsstijging in een getal kunt uitdrukken (een waarde), en dat dat getal kan dalen. Dat lijkt me juist. Echter, de combinatie van het woord 'stijging' met het werkwoord 'dalen' is paradoxaal.
    Kevin vermijdt de paradox door in plaats van 'dalen' het bijna-synonieme 'afnemen' te kiezen. Dat kan. Ook mogelijk is om 'prijsstijging' te vervangen door het neutralere 'prijsindex' (de waarde van de gemiddelde stijging óf daling van de prijzen). Ook als je zegt 'de prijsindex daalt,' verdwijnt de paradox.
    Dus: strikt genomen heb je gelijk, maar het is stilistisch onverstandig om paradoxen te introduceren die geen duidelijke functie hebben. Met grammatica heeft het overigens weinig te maken.

    BeantwoordenVerwijderen
  54. Beste taalprof,
    Welke zin is correct? "Hij heeft het bij lange na niet gehaald." of "Hij heeft het bij lange niet gehaald."
    De eerste komt mijns inziens veel vaker voor, maar de tweede klinkt eigenlijk logischer.
    Het lijkt namelijk alsof je in de eerste zin zegt dat hij het op een groot stuk na NIET gehaald heeft, wat zou betekenen dat hij het ruimschoots gehaald heeft.
    En dan is het eigenlijk ook niet vreemd dat dit zo vaak gebruikt wordt, want je hoort ook veel vaker "op een haar na gemist" als mensen bedoelen "op een haar na geraakt" of "op een haar gemist".
    mvg,
    Koko

    BeantwoordenVerwijderen
  55. @Koko: Beide vormen komen voor en staan in de woordenboeken (tot en met het Woordenboek der Nederlandse Taal toe). Het WNT geeft voorbeelden tot in de negentiende eeuw, dus er is zeker geen sprake van iets nieuws.
    Ik denk dat je gelijk hebt dat 'bij lange na' meer gebruikt wordt. Het is moeilijk zoeken, maar als je in Google "bij lange na niet" vergelijkt met "bij lange niet" (inclusief aanhalingstekens) dan vind je een aanmerkelijk verschil.
    Of de ene vorm logischer is dan de andere zou ik niet durven zeggen. 'Bij lange na' heeft weinig te maken met 'op een haar na'.

    BeantwoordenVerwijderen
  56. Beste taalprof
    Ik ben sinds vorig jaar werkzaam als leerkracht Nederlands, momenteel in de eerste graad. Het moge duidelijk zijn dat ik - vooral op het gebied van grammatica - toch nog wat te leren heb.
    Ik was vanmorgen bezig met het opstellen van een test over het naamwoordelijk gezegde en stuitte daarbij op een probleem met het benoemen van het predicaatsnomen.
    Wat is in de zin 'In het begin van het boek wordt zijn leven bedreigd door een zwarte ruiter.' het predicaatsnomen?
    Is dat enkel 'bedreigd' of ook 'door een zwarte ruiter'?
    Ik zou zeggen dat 'door een zwarte ruiter' erbij hoort, maar ik kwam een site tegen met oefeningen waarop in de zin 'Ze is verlegen op het podium', enkel 'verlegen' werd aangeduid als PN.
    Vandaar mijn twijfel...
    Een verklaring wordt natuurlijk altijd gewaardeerd.
    Alvast bedankt!
    Vriendelijke groeten
    Wim

    BeantwoordenVerwijderen
  57. Beste taalprof,
    Wat moet het zijn:
    Sint Pietersplein, Sint-Pietersplein, Sint Pieterplein of een andere variant?
    D.Muller

    BeantwoordenVerwijderen
  58. @Wim Leenaarts: ik zou eigenlijk denken dat in de zin 'In het begin van het boek wordt zijn leven bedreigd door een zwarte ruiter' helemaal geen sprake is van een naamwoordelijk gezegde. Volgens mij betreft het hier een werkwoordelijk gezegde in de lijdende vorm. De bijbehorende actieve zin is: 'In het begin van het boek bedreigt een zwarte ruiter zijn leven.'
    Ik snap wel dat je kunt overwegen dat 'wordt' hier een koppelwerkwoord is (vanwege de variant 'In het begin van het boek raakt zijn leven bedreigd door een zwarte ruiter'), maar dat lijkt me hier toch de mindere analyse. Als je het werkwoord 'worden' vervangt door 'zijn,' dan zie je dat de koppelwerkwoordlezing moeilijk wordt: de zin 'zijn leven is zaterdag bedreigd' is toch heel waarschijnlijk vorige week zaterdag. Dat betekent dat het geen tegenwoordige tijd is maar voltooide tijd. En dus is 'is' hulpwerkwoord.
    Daarnaast kun je in de bijzin gemakkelijk krijgen '...omdat zijn leven wordt bedreigd' en dat zou bij een koppelwerkwoord 'wordt' eigenlijk onmogelijk moeten zijn. Dit laatste is misschien geen keihard argument, maar alle beetjes helpen.

    BeantwoordenVerwijderen
  59. @det muller: de taalprof gaat niet over spelling, en al helemaal niet over de spelling van eigennamen. Daarvoor moet je echt bij de doorgewinterde spellingtijgers van de taalunie of Onze Taal zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  60. Beste prof
    Ik vraag mij af of de zinswending "ik heb mijn boekentas mee" correct Nederlands is. Hebt u hierop een antwoord?

    BeantwoordenVerwijderen
  61. @Joke: de grammatica is niet bedoeld om goed en fout van elkaar te onderscheiden. Dat is een kwestie van taalnorm.
    De grammatica geeft je wel de mogelijkheid om deze zin te analyseren, en te zien wat hier aan de hand is. Je ziet hier dan bijvoorbeeld dat de constructie er een is van het zelfstandig werkwoord 'hebben' met een lijdend voorwerp ('mijn boekentas') en een bepaling van gesteldheid ('mee'). De betekenis is dat de bepaling van gesteldheid een predicatie vormt (een betekenis "zijn" uitdrukt) bij het lijdend voorwerp.
    De mogelijkheden van deze constructie zijn vrij ruim, maar zitten soms op het randje van de taalnorm. Zo is er niets mis met 'ik heb iets klaar' ('iets is klaar'), en ook 'ik heb iets over' ('iets is over') en 'ik heb het boek uit' ('het boek is uit') lijken prima. Andere voorbeelden klinken niet voor iedereen even goed: 'ik heb de band lek' bijvoorbeeld ('de band is lek') is niet voor iedereen even goed, en ook jouw voorbeeld 'ik heb mijn boekentas mee' ('de boekentas is mee') zal niet door iedereen worden geaccepteerd.
    Veel van die constructies met bepaling van gesteldheid ontwikkelen zich tot samengestelde werkwoorden ('ophebben', 'aanhebben', 'doorhebben', etc), en soms is onduidelijk of ze dat al zijn.
    Het is zeker dat de constructie met 'hebben' en bepaling van gesteldheid 'mee' in het Nederlandse taalgebied voorkomt. Misschien is het regionaal bepaald, maar daar zijn mij geen studies over bekend.

    BeantwoordenVerwijderen
  62. @Wim Leenaerts: Bij die zin 'Zij is verlegen op het schoolplein' is de redenering ongetwijfeld dat 'op het schoolplein' een afzonderlijke bijwoordelijke bepaling van plaats is. De zin zegt dat zij verlegen is, en beperkt deze hele uitspraak tot een locatie. Het is dus niet zo dat haar een speciaal soort 'verlegenheid-op-het-schoolplein' wordt toegedicht, het gaat om gewone verlegenheid, maar dan op het schoolplein.

    BeantwoordenVerwijderen
  63. Kunt u mij vertellen of het volgende goed is geschreven?
    Hij wil dat hij betaalt.
    Naar mijn mening is betaalt is deze zin met een 'd'

    BeantwoordenVerwijderen
  64. @karin: De taalprof gaat eigenlijk niet over spelling, maar om jouw vraag te kunnen beantwoorden moet je een beetje ontleden. Je moet je namelijk afvragen: is 'betaalt' hier een persoonsvorm of niet? Met andere woorden: is 'betaalt' de vervoegde vorm van het werkwoord 'betalen' (de derde persoon enkelvoud), of is het een voltooid deelwoord?
    Als 'betaalt' een voltooid deelwoord is, dan moet je de laatste klank schrijven zoals hij bij verlenging van het woord klinkt: 'de betaalde rekening'. Dan zou jij dus gelijk hebben.
    Maar: als 'betaalt' de derde persoon enkelvoud is, dan moet het met een 't', want een derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd eindigt altijd op een 't' (net als 'werkt', 'loopt', 'heeft', 'belt', 'hoort', 'eindigt' en talloze andere voorbeelden).
    Dan nu de grote vraag: is het woord 'betaalt' in de zin 'Hij wil dat hij betaalt' een persoonsvorm of een voltooid deelwoord? Er zijn twee manieren om daarachter te komen: een persoonsvorm verandert als je het onderwerp in een andere persoon of een ander getal zet (Bijvoorbeeld 'Hij wil dat wij betalen'), en een voltooid deelwoord zou ofwel bijvoeglijk gebruikt moeten zijn (dat is hier niet het geval), of er moet een hulpwerkwoord (bijvoorbeeld 'hebben,' 'zijn,' of 'worden') bij staan.
    Alle aanwijzingen wijzen hier in de richting van een persoonsvorm: 'betaalt' verandert inderdaad als je 'hij' vevangt door 'wij', en er zijn geen aanwijzingen dat het een voltooid deelwoord kan zijn.
    'Betaalt' is hier dus een persoonsvorm (derde persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd), en dus moet het met een 't'.

    BeantwoordenVerwijderen
  65. Beste Prof,
    Hij stortte zwaargewond tegen de vlakte.
    Is zwaargewond hier bijvoeglijk of bijwoordelijk?
    Ik zou zeggen dat zwaargewond iets over hij zegt en dus bijvoeglijk is, maar ik twijfel, nu een universitaire reactie een andere keuze maakt.

    BeantwoordenVerwijderen
  66. @Michel Pijpers: In de zin 'Hij stortte zwaargewond tegen de vlakte' is 'zwaargewond' een bepaling van gesteldheid: hij stortte tegen de vlakte terwijl (of: omdat) hij zwaargewond was.
    Daarom is 'zwaargewond' als woordsoort een bijvoeglijk naamwoord.
    De verwarring kan hieruit voortkomen dat in sommige methodes de bepaling van gesteldheid niet apart onderscheiden wordt, en simpelweg onder de bijwoordelijke bepalingen valt. Mijns inziens ten onrechte.

    BeantwoordenVerwijderen
  67. René van de kraats24 oktober 2008 om 10:25

    BRUUTtaal noemt zich 'de eerste methode Nederlands zonder leerlingenboek'. Omdat ik een groot voorstander ben van het ontwikkelen van digitaal lesmateriaal, juich ik het bestaan van deze website (www.bruuttaal.nl)
    toe. Jammer maar wel begrijpelijk is het dat het materiaal niet zonder meer voor iedereen toegankelijk is. De school heeft een licentie nodig. Ik ben daarom uit nieuwsgierigheid maar de oefeningen gaan maken die wel voor iedereen toegankelijk zijn. Bij de zinnen over het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord viel me op dat het juiste antwoord in zin 18 bn (bijvoeglijk naamwoord) moet zijn. Zin 18 luidt: "18. Hij kwam binnen en stortte zwaargewond tegen de vlakte." Achter zwaargewond moet bn ingevuld worden. Of ben ik nu abuis en moet ik een woord dat dubbelverbonden bepaling is, altijd als bn opvatten?

    BeantwoordenVerwijderen
  68. René van de Kraats24 oktober 2008 om 12:25

    Sorry, ik lees nu pas de reactie boven mijn stukje. Blijkbaar gaat het over dezelfde kwestie. De reactie van de taalprof (niet te verwarren met ene Coppens :) is me duidelijk. Ik ben wel benieuwd naar het oordeel over het grammaticadeel van BRUUTtaal in het algemeen. Of heeft een taalprof als echte prof daar geen tijd meer voor?

    BeantwoordenVerwijderen
  69. Beste taalprof
    Op een forum hebben we een hele discussie gehad hoe streepjes op letters te plaatsen om een woord te benadrukken. Voorbeeld: Wél voor de poes. Volgens mij moet het zo. Volgens álle andere forumleden heb ik het fout en moet het zijn: Wèl voor de poes. Wie heeft gelijk?

    BeantwoordenVerwijderen
  70. @René van de Kraats: de taalprof, als virtuele persoonlijkheid heeft altijd tijd voor grammaticale vragen. Hij heeft ook wel eens kritiek op anderen, maar dat is altijd met gemengde gevoelens. De taalprof is al blij als er eens iemand aandacht aan de grammatica besteedt. Alleen als zo iemand er echt een potje van maakt, zal de taalprof zich ertegenaan bemoeien.
    De behandeling van het bijvoeglijk naamwoord bij bruuttaal is zo te zien nog niet compleet. Omdat er in de zinsontleding van bruuttaal (nog?) geen bepaling van gesteldheid wordt onderscheiden, is er binnen die methode ook geen grond om het woord 'zwaargewond' in de zin 'hij stortte zwaargewond tegen de vlakte' een bijvoeglijk naamwoord te noemen.
    Het hart van de taalprof bloedt weliswaar bij deze veronachtzaming van de bepaling van gesteldheid (je ziet wat ervan komt), maar misschien komt het nog. We wachten af.

    BeantwoordenVerwijderen
  71. @Thea Bergmans: De taalprof heeft geen hekel aan spelling, maar hij heeft op dat gebied niet meer deskundigheid dan de gemiddelde Nederlander. Daar komt bij dat in deze accentkwestie geen enkele gramamticale vraag speelt, dus dan houdt het al bijna helemaal op.
    De huidige spellingregels met betrekking tot klemtoon- en uitspraaktekens staan hier: http://woordenlijst.org/leidraad/5/
    Als je daar doorklikt zie je dat de spellingregels maar één klemtoonteken kennen (het streepje naar rechts, de accent aigu). Het streepje naar links (accent grave) kun je in Nederlandse woorden alleen maar gebruiken als uitspraakteken (voor bijvoorbeeld het verschil tussen hé en hè).
    In jouw geval gaat het om het klemtoonteken, dus het zou altijd 'wél' moeten zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  72. Beste Prof en René,
    BruutTAAL is bedoeld voor de onderbouw van havo en vwo. Het grammaticadeel is bedoeld om handvatten te geven als er in de taaluitingen van leerlingen aanleiding is om met de dan terzake doende begrippen te kunnen werken. Daarnaast helpt grammaticaal inzicht in de eigen taal voor sommigen mee om makkelijker een andere taal te leren.
    Om die reden besteedt bruutTAAL (vooralsnog) geen aandacht aan de bepaling van gesteldheid. Staat dat zinsdeel in een zin dan wordt het een bijwoordelijke bepaling genoemd.
    Er zijn leerlingen die voelen dat dat niet klopt en met hen kun jij als deskundige leraar dan best even bomen over de ins en outs van de Bep van Gestel, zoals een collega van me liefdevol over dit zinsdeel praat.
    Maar bruutTAAL wil liever dat leerlingen zich druk maken over hun eigen taalgebruik dan dat ze regels gaan leren om zinnen te kunnen ontleden. Ík vind een goed gesprek over grammaticale verschijnselen wel leuk, maar ik weet dat niet al te veel middelbare scholieren die passie delen.
    Ik ben wel gevoelig voor argumenten van de taalprof. Nu vind ík dat leerlingen "zwaargewond" een bijvoeglijk naamwoord moeten noemen, vanwege de hoofdregel op de site:
    Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (dat kan ook indirect via een voornaamwoord: Hij is lief). De opmerking van de taalprof dat leerlingen nu nog geen reden hebben om zwaargewond een bijvoeglijk naamwoord te noemen, snap ik dan ook niet.
    Als leraar Frans heb ik meegemaakt dat leerlingen het moeilijk vinden om woorden die niet naast zelfstandig naamwoord staan, te herkennen als bijvoeglijk naamwoord, terwijl het daar consequenties heeft voor de vorm van het woord (+ (e)ment).
    Vandaar dat zinnen als "Hij stortte zwaargewond neer" opgenomen zijn in het lesmateriaal.
    Ik ben geen Neerlandicus, maar een leraar Nederlands, die vindt dat er in huidige onderwijspraktijk veel ballast zit met weinig rendement voor de taalvaardigheid. Terwijl het dáár in het voortgezet onderwijs over zou moeten gaan. En ik denk dat die ballast er vooral is, omdat die toetsbaar en duidelijk in oefeningetjes te gieten is. En dat is jammer, gezien het enorm hoge startniveau waarmee leerlingen het onderwijs binnen komen. Een hoog niveau vraagt om een goede leraar die leerlingen op maat beter maakt. Niet een die het boekje volgt en het (vrij lage) toetsniveau tot norm verheft. Dat heeft als gevolg dat goede leerlingen, zoals blijkt uit onderzoek, Nederlands saai en makkelijk vinden.
    Samenvattend vind ik de bepaling van gesteldheid niet thuishoren in een introductie voor 12-15jarigen, maar ik laat me graag overtuigen als er een ander belang is dat ik nu over het hoofd zie.
    Plezier in taal, taalbewustzijn, serieus je eigen taal gebruiken, de uitdrukkingsmogelijkheden daarvan onderzoeken, daar gaat het over bij bruutTAAL.
    Ik draaf een beetje door, sorry.
    Prettige zaterdag nog.

    BeantwoordenVerwijderen
  73. Beste taalprof
    Hoe kan ik Duitse zwakke en sterke werwoorden van elkaar onderscheiden?

    BeantwoordenVerwijderen
  74. @Michel Pijpers: ik kan me voor een groot deel vinden in jouw betoog. In mijn visie hoeft er echter geen tegenstrijdigheid te bestaan tussen "je druk maken over je eigen taalgebruik" en "regels leren om zinnen te ontleden." Misschien is 'regels' hier het verkeerde woord, maar reflectie op taalgebruik kan niet zonder een zekere mate van analyse. De beheersing van het traditionele begrippenapparaat is de sleutel tot die analyse. De didactische uitdaging lijkt mij om er samen met de leerling achter te komen wat er interessant en leuk is aan die analyse. Volgens mij is dat ook jouw doelstelling.
    Nog even een detail: als je de bepaling van gesteldheid een bijwoordelijke bepaling noemt, en toch 'zwaargewond' in die voorbeeldzin een bijvoeglijk naamwoord wilt noemen, dan lever je in op een ander makkelijk principe, namelijk dat een bijwoordelijke bepaling gewoonlijk een bijwoord als kern heeft. Dat is ook niet zonder problemen (zoek maar eens naar de discussie op deze site over het woord 'zaterdagavond'), maar het wringt. Daarnaast mis je een kans om dat vage "zegt iets over" uit te leggen als dat wat het is, namelijk predicatie.

    BeantwoordenVerwijderen
  75. @Dimitri: ik weet niet of ik je vraag helemaal begrijp. Sterke werkwoorden in het Duits zijn -net als in het Nederlands- werkwoorden waarvan de klinker verandert in de verleden tijd. Zwakke werkwoorden hebben in het Duits een verleden tijd op '-te(n)'. Zo is het Duitse 'bellen' ("blaffen") zwak, want het is 'bellte', en 'nehmen' ("nemen") sterk, want het is 'nahm(en).'
    Ook in het Duits zit er ontwikkeling in. Het zojuist genoemde 'bellen' had vroeger een verleden tijd 'boll'.
    In de Duitse Wikipedia staan lijsten met sterke werkwoorden (die in het Duits, net als in het Nederlands, in de minderheid zijn): http://de.wikipedia.org/wiki/Liste_starker_Verben_(Deutsche_Sprache)

    BeantwoordenVerwijderen