Vreugde en verdriet liggen vaak dicht bij elkaar: in dezelfde week waarin het taalprof-weblog zijn halfmiljoenste pageview registreerde (op 19 december 2009, voor de geschiedschrijvers) kwam het bericht dat de koploper in de taalzuurpruimverkiezing, het weblog van de taalpuristen, het bijltje erbij neergooit. Ze smeren hun afscheid uit over ten minste vier logs, dus ze zitten een beetje te hengelen naar openlijke uitingen van rouw, uitgetrokken haren, zand over hoofden, petities aan het comité van ministers van de Taalunie, ik weet het niet precies, maar als het om necrologieën gaat is de taalprof niet te beroerd om een duit in het zakje te doen.
De geschiedenis zal moeten uitwijzen wat een grotere rol heeft gespeeld bij de bestrijding van het Grammaticale Onbenul: de serieuze aanpak van de taalprof, of het steeds maar weer op ironische wijze signaleren van hele en halve (of zogenaamde) foutjes door die jongens (?) van de taalpuristen, waardoor op een gegeven moment iedereen wel móét gaan denken: "Hee, maar als dat zo vaak fout gaat, waarom is het dan eigenlijk fout? Van wie is die taal nou helemaal?"
Want was het allemaal wel zo serieus? Zelf zijn ze er een beetje halfslachtig over: aanvankelijk wel, maar soms niet, of later minder, of alleen bij fouten door gevestigde instanties, kortom: in de loop der tijd krijgen relativerende gevoelens steeds meer de overhand. Het blijkt nog lastig om het vingertje opgeheven te houden en tegelijkertijd de wenkbrauwen in een ernstige frons te bevriezen. Je moet op den duur wel ironisch worden. Serieuze taalergernis heeft een houdbaarheidsdatum.
Ik weet eigenlijk niet hoelang ze precies al actief zijn. In november 2006 begonnen ze bij web-log.nl, ik meen na slechte ervaringen met een gehackte eigen site. Maar van die oorspronkelijke site zie ik geen archieven meer. Misschien dat ze dus hun eerste lustrum wel hebben gehaald. Dat is best een respectabele leeftijd voor een weblog (gemiddelde levensduur een paar maanden), daar niet van, maar misschien toch te vroeg voor een afscheid. Als ik afga op activiteit, dan zie ik dat ze er nog steeds in slagen om vrijwel elke dag een logje te plaatsen. Dat is meer dan welke andere taalblog dan ook. Weliswaar lijkt de reaguurdersactiviteit wat af te nemen, maar dat kan ook een seizoenskwestie zijn. Hoe dan ook: taalpuristen is een van de actiefste Nederlandstalige taalweblogs op het internet, dat mag ook wel eens gezegd.
Maar goed, aan alles komt een einde: na nltaal.blog en taalkoeien is dit het derde grote taalblog dat uiteindelijk de geest geeft. Een tijdperk is ten einde. De honden blaffen, maar de taalkaravaan trekt verder.
dinsdag 29 december 2009
Grammaticale Puzzel week 53
Ik had er eigenlijk iets anders van verwacht. Ik had gedacht dat de meeste mensen de zin De reizigers worden geadviseerd niet meer met de trein te reizen zouden aanwijzen als de enige ongrammaticale zin. De derde optie, De reizigers worden aangespoord niet meer met de trein te reizen is oncontroversieel, en de tweede, De reizigers worden verzocht niet meer met de trein te reizen, is weliswaar een clichévoorbeeld in de taaladvieswereld, maar iedereen is het er eigenlijk wel zo'n beetje over eens dat het een acceptabele zin is. Dus ik had gedacht: iedereen kiest de eerste zin.
Maar nee, 60% kiest de derde zin, en de andere twee worden ongeveer even vaak aangewezen. Een mooi resultaat voor een puzzel die het denken moet stimuleren: in een groepje besproken zal hij zeker discussie opleveren. Maar wel opmerkelijk.
Zoals verwacht is de argumentatie op grond van de betekenis hier ondergeschikt. Er zijn wel een paar lezers die proberen een semantisch verschil aan te wijzen, in de sfeer van "vrijblijvend," "urgent" (ik denk dat dit aansluit bij het communicatieve aspect van de eerste twee werkwoorden, en het mogelijk lichamelijke van aansporen), maar ze zijn in de minderheid. De meeste mensen gaan in op de kwestie correct-incorrect, en redeneren dus dat alleen de derde goed is en de eerste twee (eigenlijk) fout.
Toch zijn er ook nogal wat lezers die op een syntactisch aspect ingaan: hoewel je bij de zelfstandige naamwoorden advies, verzoek en aansporing een bepaling met aan kunt hebben, is dit bij het zelfstandig gebruikte werkwoord (het adviseren, het verzoeken, het aansporen) al niet meer het geval: het aansporen aan de reizigers kan niet. En dit is ook zo bij de werkwoorden in de actieve zin: wij adviseren aan de reizigers... is prima, wij sporen aan de reizigers aan... is fout. Blijkbaar vinden mensen wij verzoeken aan de reizigers... meer aansluiten bij adviseren dan bij aansporen (waar je volgens mij nog best over zou kunnen discussiëren).
De aanleiding voor deze puzzel was een discussie die ik aantrof op het internet over de zin De reizigers wordt geadviseerd niet meer met de trein te reizen, die daadwerkelijk de vorige week op de aankondigingsborden in de stations te zien is geweest. In die discussie kwam de vraag op of hier ook worden kon worden gebruikt. Een aantal deelnemers merkte op dat de taalprof zou beweren dat dat kon. In werkelijkheid heb ik dat niet met zoveel woorden beweerd. Ik heb een hele discussie gevoerd over dezelfde zin met verzoeken, waarin ik betoogde dat in iemand (om) iets verzoeken het zinsdeel iemand geen meewerkend voorwerp, maar een lijdend voorwerp is. Over adviseren ging de discussie niet. Als je mij zou vragen hoe het met adviseren zit, dan zou mijn antwoord zijn dat in wij adviseren de reizigers om niet meer met de trein te reizen het zinsdeel de reizigers wél meewerkend voorwerp is, vooral omdat wij adviseren aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen een prima zin is. Veel beter dan wij verzoeken aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen, in mijn beleving dan.
Betekent dit dat ik de reizigers worden geadviseerd om niet meer met de trein te reizen een foute zin vind? Nou nee. Er zijn twee redenen om hem goed te keuren: allereerst de redenering die ook vaak bij verzocht worden wordt toegepast: waarom zou je in de lijdende vorm geen meewerkend voorwerp tot onderwerp mogen maken? En ten tweede: hoewel onwaarschijnlijker dan bij verzoeken is er ook bij adviseren een redenering die iemand als lijdend voorwerp aanwijst. In de zin Wie adviseert jullie eigenlijk? (in de betekenis "Wie is jullie raadsman?" of "Wie voorziet jullie van advies?") heeft jullie meer het karakter van een lijdend voorwerp dan van een meewerkend voorwerp. Hier is bijplaatsing van aan dan ook onmogelijk: Wie adviseert aan jullie eigenlijk? lijkt me onmogelijk. Vanuit die gedachte is de analyse met iemand als lijdend voorwerp in alle constructies niet zo gek.
Is er ook nog een reden om de tweede zin aan te wijzen als vreemde eend? Ja, onder de argumentatie dat je bij adviseren eerder wordt zou kiezen, bij aansporen eerder worden. Alleen bij verzoeken zou je echt twee keuzes hebben.
Dan nu toch nog een puzzel voor de 53e week. Beetje later dan gewoonlijk, maar het is ook een gekke tijd. Volgende keer weer gewoon op zondagochtend.
Maar nee, 60% kiest de derde zin, en de andere twee worden ongeveer even vaak aangewezen. Een mooi resultaat voor een puzzel die het denken moet stimuleren: in een groepje besproken zal hij zeker discussie opleveren. Maar wel opmerkelijk.
Zoals verwacht is de argumentatie op grond van de betekenis hier ondergeschikt. Er zijn wel een paar lezers die proberen een semantisch verschil aan te wijzen, in de sfeer van "vrijblijvend," "urgent" (ik denk dat dit aansluit bij het communicatieve aspect van de eerste twee werkwoorden, en het mogelijk lichamelijke van aansporen), maar ze zijn in de minderheid. De meeste mensen gaan in op de kwestie correct-incorrect, en redeneren dus dat alleen de derde goed is en de eerste twee (eigenlijk) fout.
Toch zijn er ook nogal wat lezers die op een syntactisch aspect ingaan: hoewel je bij de zelfstandige naamwoorden advies, verzoek en aansporing een bepaling met aan kunt hebben, is dit bij het zelfstandig gebruikte werkwoord (het adviseren, het verzoeken, het aansporen) al niet meer het geval: het aansporen aan de reizigers kan niet. En dit is ook zo bij de werkwoorden in de actieve zin: wij adviseren aan de reizigers... is prima, wij sporen aan de reizigers aan... is fout. Blijkbaar vinden mensen wij verzoeken aan de reizigers... meer aansluiten bij adviseren dan bij aansporen (waar je volgens mij nog best over zou kunnen discussiëren).
De aanleiding voor deze puzzel was een discussie die ik aantrof op het internet over de zin De reizigers wordt geadviseerd niet meer met de trein te reizen, die daadwerkelijk de vorige week op de aankondigingsborden in de stations te zien is geweest. In die discussie kwam de vraag op of hier ook worden kon worden gebruikt. Een aantal deelnemers merkte op dat de taalprof zou beweren dat dat kon. In werkelijkheid heb ik dat niet met zoveel woorden beweerd. Ik heb een hele discussie gevoerd over dezelfde zin met verzoeken, waarin ik betoogde dat in iemand (om) iets verzoeken het zinsdeel iemand geen meewerkend voorwerp, maar een lijdend voorwerp is. Over adviseren ging de discussie niet. Als je mij zou vragen hoe het met adviseren zit, dan zou mijn antwoord zijn dat in wij adviseren de reizigers om niet meer met de trein te reizen het zinsdeel de reizigers wél meewerkend voorwerp is, vooral omdat wij adviseren aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen een prima zin is. Veel beter dan wij verzoeken aan de reizigers om niet meer met de trein te reizen, in mijn beleving dan.
Betekent dit dat ik de reizigers worden geadviseerd om niet meer met de trein te reizen een foute zin vind? Nou nee. Er zijn twee redenen om hem goed te keuren: allereerst de redenering die ook vaak bij verzocht worden wordt toegepast: waarom zou je in de lijdende vorm geen meewerkend voorwerp tot onderwerp mogen maken? En ten tweede: hoewel onwaarschijnlijker dan bij verzoeken is er ook bij adviseren een redenering die iemand als lijdend voorwerp aanwijst. In de zin Wie adviseert jullie eigenlijk? (in de betekenis "Wie is jullie raadsman?" of "Wie voorziet jullie van advies?") heeft jullie meer het karakter van een lijdend voorwerp dan van een meewerkend voorwerp. Hier is bijplaatsing van aan dan ook onmogelijk: Wie adviseert aan jullie eigenlijk? lijkt me onmogelijk. Vanuit die gedachte is de analyse met iemand als lijdend voorwerp in alle constructies niet zo gek.
Is er ook nog een reden om de tweede zin aan te wijzen als vreemde eend? Ja, onder de argumentatie dat je bij adviseren eerder wordt zou kiezen, bij aansporen eerder worden. Alleen bij verzoeken zou je echt twee keuzes hebben.
Dan nu toch nog een puzzel voor de 53e week. Beetje later dan gewoonlijk, maar het is ook een gekke tijd. Volgende keer weer gewoon op zondagochtend.
zondag 20 december 2009
Grammaticale Puzzel week 52
De puzzel van de vorige week gaf tot nu toe de beste spreiding: slechts 61% van de 107 stemmers koos voor het tweede alternatief, ik ben net bezig een boek te lezen. Helaas ging bij de commentaren bijna niemand in op de reden voor die keuze, alhoewel een lezer die variant "de meest gekunstelde noemde," en een ander veronderstelde dat met bezig zijn met eerder een plaats in het boek aangeduid wordt dan een plaats in de tijd (wat ik persoonlijk moeilijk aan te voelen vind). Ik denk dat de constructie met het bijvoeglijk naamwoord (bezig) door de meesten als duidelijk anders werd gevoeld dan die met zitten te of met zijn aan het, juist vanwege dat bijvoeglijk naamwoord. De andere twee opties scoren ongeveer gelijk (19 en 21%).
Interessant in deze zinnen was natuurlijk de kwestie of het hier naamwoordelijke of werkwoordelijke gezegdes betreft. De betekenis is nagenoeg gelijk, het gaat echt om de syntaxis. Ik denk dat de meeste kiezers de constructie met bezig echt naamwoordelijk vonden en de andere meer werkwoordelijk. In de discussie over aan het van een tijdje terug maakte de taalprof er een punt van dat de constructie met aan het ook naamwoordelijk zou zijn, hetgeen de derde optie de vreemde eend in de bijt zou doen zijn. De eerste zin zou je kunnen kiezen als je opmerkt dat in de bijzin de persoonsvorm achteraan staat: omdat ik net een boek aan het lezen ben, omdat ik net bezig ben een boek te lezen, omdat ik net een boek zit te lezen. Alleen in het eerste geval kan ben achteraan staan.
Volgende puzzel:
Interessant in deze zinnen was natuurlijk de kwestie of het hier naamwoordelijke of werkwoordelijke gezegdes betreft. De betekenis is nagenoeg gelijk, het gaat echt om de syntaxis. Ik denk dat de meeste kiezers de constructie met bezig echt naamwoordelijk vonden en de andere meer werkwoordelijk. In de discussie over aan het van een tijdje terug maakte de taalprof er een punt van dat de constructie met aan het ook naamwoordelijk zou zijn, hetgeen de derde optie de vreemde eend in de bijt zou doen zijn. De eerste zin zou je kunnen kiezen als je opmerkt dat in de bijzin de persoonsvorm achteraan staat: omdat ik net een boek aan het lezen ben, omdat ik net bezig ben een boek te lezen, omdat ik net een boek zit te lezen. Alleen in het eerste geval kan ben achteraan staan.
Volgende puzzel:
zondag 13 december 2009
Grammaticale Puzzel week 51
Het aantal deelnemers aan de puzzels neemt snel af. Maar 71 mensen reageerden op de puzzel uit week 50. Daarvan stemde de overgrote meerderheid (73%) op de tweede optie (alles wat wij kunnen willen). Minder dan de vorige keren, maar ook hier weer lijkt de betekenis de beslissende factor. Mensen signaleren allereerst de overeenkomst tussen kennen en weten. Verder springt de tweede optie eruit omdat hij dubbelzinnig is (alhoewel ook opgemerkt wordt dat kennen ook de substandaardvariant van het hulpwerkwoord kunnen zou kennen zijn).
De eerste optie (alles wat wij weten willen) heeft een afwijkende intonatie (klemtoon op weten), en bij de derde optie (alles wat wij willen kennen) staat het hoofdwerkwoord in ieder geval zeker achteraan.
Deze puzzel lijkt me geschikt om het verschil tussen zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord aan de orde te stellen. Zelfs de betekenisverschillen zijn terug te voeren op de interpretatie van een van de twee werkwoorden als hulpwerkwoord. Zelfs als je twee potentiële hulpwerkwoorden naast elkaar zet, moet je er toch één als zelfstandig werkwoord opvatten, en allebei tegelijk kan niet (tenzij je er op een creatieve manier een samengestelde zin in ziet). Er zijn volgordekwesties en intonatiekwesties die hier een rol spelen.
Ondanks de terugloop in deelnemersaantal ga ik door met de volgende puzzel:
De eerste optie (alles wat wij weten willen) heeft een afwijkende intonatie (klemtoon op weten), en bij de derde optie (alles wat wij willen kennen) staat het hoofdwerkwoord in ieder geval zeker achteraan.
Deze puzzel lijkt me geschikt om het verschil tussen zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord aan de orde te stellen. Zelfs de betekenisverschillen zijn terug te voeren op de interpretatie van een van de twee werkwoorden als hulpwerkwoord. Zelfs als je twee potentiële hulpwerkwoorden naast elkaar zet, moet je er toch één als zelfstandig werkwoord opvatten, en allebei tegelijk kan niet (tenzij je er op een creatieve manier een samengestelde zin in ziet). Er zijn volgordekwesties en intonatiekwesties die hier een rol spelen.
Ondanks de terugloop in deelnemersaantal ga ik door met de volgende puzzel:
zondag 6 december 2009
Grammaticale Puzzel week 50
De puzzel van vorige week leverde een minder uitgesproken voorkeur op dan de andere twee: 72% koos voor de derde optie, ik heb daar de hele ochtend in geslapen, waar daarin een plaatsbepaling was. In de andere gevallen werd het voornaamwoordelijk bijwoord eerder gelezen als een voorwerp (ergens op studeren, ergens iets aan besteden),
hoewel ook daar creatieve analyses werden bedacht waardoor een
bijwoordelijke lezing mogelijk zou worden. Blijkbaar vond men dit
betekenisverschil (dat samenhangt met een ontleedverschil) belangrijker
dan de functie van de hele ochtend: 19% koos voor ik heb daar de hele ochtend aan besteed, omdat daar de hele ochtend
een lijdend voorwerp was, terwijl het in de andere gevallen
bijwoordelijke bepaling van tijd (van duur) was. Toch nog 9% koos voor ik heb daar de hele ochtend op gestudeerd, waarschijnlijk vanwege het feit dat dit de enige dubbelzinnige was.
Nu de nieuwe:
Nu de nieuwe:
zondag 29 november 2009
Grammaticale Puzzel week 49
Maar liefst 87% van de stemmers bij de puzzel van vorige week kozen voor kinderen hebben als de taaluiting die er niet bij hoorde. De meesten deden dat op grond van de betekenis: kinderen lachen en kinderen spreken gaat over communicatie, en kinderen hebben niet. Ook waren er mensen die opmerkten dat kinderen hebben een onaffe zin is. Die opmerking impliceert dat ze kinderen als onderwerp wensten te beschouwen of ervan uitgingen dat alledrie de uitingen per se hele zinnen moesten zijn, maar dat stond niet in de opgave. Blijkbaar zijn deze twee syntactische neigingen erg sterk. Zo sterk dat de overeenkomst tussen kinderen spreken en kinderen hebben vrijwel verloren ging. Want zowel kinderen spreken als kinderen hebben kun je opvatten als woordgroepen met kinderen als voorwerp (ik wil kinderen spreken/hebben). Hierdoor viel ook de mogelijkheid vrijwel weg om kinderen spreken te kiezen, als enige dubbelzinnige uiting.
Niemand baseerde zich op de klankvorm van de uitingen: het feit dat je in geval van een combinatie tussen voorwerp en werkwoord het werkwoord in de intonatie kunt reduceren viel niemand op (althans, niemand noemde die observatie).
De puzzel van de vorige week is daarom misschien in deze vorm niet zo geschikt om veel discussie los te weken. De bedoeling was om de combinatie voorwerp - werkwoord te onderscheiden van onderwerp - werkwoord, zowel in betekenis, zinsbouw en klankvorm, maar de meeste relevante eigenschappen bleven buiten beeld.
De volgende puzzel. Beetje complexer, maar het principe is hetzelfde: alles is goed, als je het maar kunt motiveren.
Niemand baseerde zich op de klankvorm van de uitingen: het feit dat je in geval van een combinatie tussen voorwerp en werkwoord het werkwoord in de intonatie kunt reduceren viel niemand op (althans, niemand noemde die observatie).
De puzzel van de vorige week is daarom misschien in deze vorm niet zo geschikt om veel discussie los te weken. De bedoeling was om de combinatie voorwerp - werkwoord te onderscheiden van onderwerp - werkwoord, zowel in betekenis, zinsbouw en klankvorm, maar de meeste relevante eigenschappen bleven buiten beeld.
De volgende puzzel. Beetje complexer, maar het principe is hetzelfde: alles is goed, als je het maar kunt motiveren.
zaterdag 28 november 2009
Bedroevend
De Telegraaf maakt weer eens melding van de resultaten van een taaltoets, ditmaal een verplichte taaltest voor 4100 eerstejaarsstudenten van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), door de krant voor het gemak gegeneraliseerd naar "de eerstejaars studenten aan de universiteit." Natuurlijk wordt een opzichtige spelfout bovenaan gezet, maar ook de grammatica komt aan het eind van het artikel heel voorzichtig om de hoek kijken: "Maar ook grammatica wordt moeilijk bevonden: een derde schrijft hem in plaats van hij in de zin Het feit dat zij hoger op de sociale ladder staat dan hij."
Nog afgezien van dat gekke bevonden, en het feit dat het hier geen zin betreft maar een woordgroep met een bijvoeglijke bijzin erin (blijkbaar bevindt de Telegraafjournaliste het gebruik van grammaticale termen ook niet gemakkelijk), geloof ik hier niets van.
zondag 22 november 2009
Grammaticale Puzzel week 48
Op de vorige puzzel hebben 605 mensen gestemd. 77% koos voor het woord verkoop, 20% voor veraf, en maar 3% voor vergezicht. De dominante argumentatie ging in op de betekenis van het woorddeel ver- ("niet dichtbij" of niet), op de woordvorming (ver- als voorvoegsel), of de uitspraak (onbeklemtoonde uitspraak ver-). Al deze argumenten spanden samen om verkoop een aparte status te bezorgen ten opzichte van de andere twee.
De keuze voor veraf werd meestal ingegeven door de woordsoort: de andere twee werden dan als zelfstandig naamwoord betiteld, hetgeen je in geval van verkoop nog zou kunnen nuanceren omdat dit woord ook werkwoord kan zijn (eerste persoon enkelvoud van verkopen). Kennelijk echter worden verkoop en vergezicht toch als meer verwant gezien, waarschijnlijk omdat het allebei zogeheten inhoudswoorden zijn. Veraf als bijwoord valt dan buiten de boot.
Bijna niemand koos voor vergezicht. Het mogelijke argument dat dit het enige woord is dat zeker zelfstandig naamwoord is, kwam nauwelijks bovendrijven. Andere dan de genoemde klankargumenten speelden vrijwel geen rol (bijvoorbeeld: vergezicht is als enige drielettergrepig). In de categorie Creatief vielen argumenten als dat veraf en verkoop op lipklanken eindigen (en vergezicht niet), dat vergezicht als enige meerdere medeklinkers aan het einde van een lettergreep heeft (cht), en de letterwaarde bij scrabble.
Deze puzzel is een geschikte inleiding om de opbouw van woorden in te leiden. Met name het feit dat betekenis en uitspraak de motivatie vormen voor het onderscheiden van de categorie voorvoegsel.
De volgende puzzel. Nogmaals: er is geen echt fout antwoord, het gaat om de argumentatie.
De keuze voor veraf werd meestal ingegeven door de woordsoort: de andere twee werden dan als zelfstandig naamwoord betiteld, hetgeen je in geval van verkoop nog zou kunnen nuanceren omdat dit woord ook werkwoord kan zijn (eerste persoon enkelvoud van verkopen). Kennelijk echter worden verkoop en vergezicht toch als meer verwant gezien, waarschijnlijk omdat het allebei zogeheten inhoudswoorden zijn. Veraf als bijwoord valt dan buiten de boot.
Bijna niemand koos voor vergezicht. Het mogelijke argument dat dit het enige woord is dat zeker zelfstandig naamwoord is, kwam nauwelijks bovendrijven. Andere dan de genoemde klankargumenten speelden vrijwel geen rol (bijvoorbeeld: vergezicht is als enige drielettergrepig). In de categorie Creatief vielen argumenten als dat veraf en verkoop op lipklanken eindigen (en vergezicht niet), dat vergezicht als enige meerdere medeklinkers aan het einde van een lettergreep heeft (cht), en de letterwaarde bij scrabble.
Deze puzzel is een geschikte inleiding om de opbouw van woorden in te leiden. Met name het feit dat betekenis en uitspraak de motivatie vormen voor het onderscheiden van de categorie voorvoegsel.
De volgende puzzel. Nogmaals: er is geen echt fout antwoord, het gaat om de argumentatie.
zondag 15 november 2009
Grammaticale Puzzel week 47
In het kader van de extra aandacht voor het onderwijs zal de Taalprof vanaf heden elke week een grammaticale puzzel op zijn weblog publiceren. Hij maakt hiertoe voorlopig gebruik van een gratis voorziening voor het creëren van zogeheten polls, waardoor je wel allerlei reclame-uitingen erbij krijgt. Als dat te gek wordt gaan we het anders proberen.
De puzzels hebben steeds dezelfde vorm: je krijgt een rijtje taalvormen, en eentje hoort niet in het rijtje thuis. Maar let op: het gaat niet om "het goede antwoord," want in principe kunnen alle antwoorden gemotiveerd worden.
Je kunt de puzzels in het onderwijs gebruiken om het nadenken te stimuleren over de verschillende eigenschappen van de taalvorm. In dat geval moet je ervoor zorgen dat je leerlingen niet tevreden zijn met het kiezen van een antwoord, maar ze aan het denken zetten over wat er goed is aan elk antwoord. Want ik zeg het nog eens: elk antwoord is te verdedigen, en wel met taalkundige argumenten. Die argumenten kunnen liggen op het terrein van de klank, de woordsoort, de volgorde van elementen, de opbouw, de betekenis, de gebruiksmogelijkheden, de acceptabiliteit, enzovoort. Dat lijkt soms niet echt het geval, maar ik daag je uit om erover na te denken. Geef gerust commentaar, dan krijgen we discussie en dan wordt er al helemaal nagedacht. Ook als je een verzoek hebt voor een thema uit de grammatica bedenk ik er graag een puzzel bij.
Welnu! Daar gaan we. De puzzel voor week 47:
De puzzels hebben steeds dezelfde vorm: je krijgt een rijtje taalvormen, en eentje hoort niet in het rijtje thuis. Maar let op: het gaat niet om "het goede antwoord," want in principe kunnen alle antwoorden gemotiveerd worden.
Je kunt de puzzels in het onderwijs gebruiken om het nadenken te stimuleren over de verschillende eigenschappen van de taalvorm. In dat geval moet je ervoor zorgen dat je leerlingen niet tevreden zijn met het kiezen van een antwoord, maar ze aan het denken zetten over wat er goed is aan elk antwoord. Want ik zeg het nog eens: elk antwoord is te verdedigen, en wel met taalkundige argumenten. Die argumenten kunnen liggen op het terrein van de klank, de woordsoort, de volgorde van elementen, de opbouw, de betekenis, de gebruiksmogelijkheden, de acceptabiliteit, enzovoort. Dat lijkt soms niet echt het geval, maar ik daag je uit om erover na te denken. Geef gerust commentaar, dan krijgen we discussie en dan wordt er al helemaal nagedacht. Ook als je een verzoek hebt voor een thema uit de grammatica bedenk ik er graag een puzzel bij.
Welnu! Daar gaan we. De puzzel voor week 47:
zaterdag 14 november 2009
Taalprof klapt uit Schoolvak Nederlands
Om zijn nominatie voor de Dutch Bloggies 2009 in de categorie Onderwijs waar te maken, komt de taalprof ook wel eens op een conferentie. Gisteren was hij in Den Haag, op de conferentie Het Schoolvak Nederlands, waar hij de hand wist te leggen op een interessante powerpointpresentatie over grammaticaonderwijs.
Door verschillende conferentiedeelnemers daartoe aangespoord, maar in alle eerlijkheid tegenover de mensen die niet geregistreerd hebben, stelt de taalprof deze presentatie beschikbaar, met een kleine drempel.
Vul in onderstaand invoerveld de code in van het lokaal waar de betreffende presentatie gehouden werd. Code zonder spaties of leestekens, en letters in hoofdletters. Klik dan op de downloadknop. Mocht het niet lukken, neem dan contact op via e-mail.
Door verschillende conferentiedeelnemers daartoe aangespoord, maar in alle eerlijkheid tegenover de mensen die niet geregistreerd hebben, stelt de taalprof deze presentatie beschikbaar, met een kleine drempel.
Vul in onderstaand invoerveld de code in van het lokaal waar de betreffende presentatie gehouden werd. Code zonder spaties of leestekens, en letters in hoofdletters. Klik dan op de downloadknop. Mocht het niet lukken, neem dan contact op via e-mail.
donderdag 12 november 2009
De Pers is om
Er is weer een belangrijke stap gezet in het afbreken van de mythe dat je zou moeten zeggen de reizigers wordt verzocht. Gisteren prijkte op de voorpagina van De Pers een foto van een ouderwetse proclamatie, in de vorm van een perkament met zegel en een grotendeels onleesbare tekst, behalve de aanhef: Bekendmaking: Gij wordt allen verzocht zich te vervoegen bij de chirurgijn teneinde eenen van 's konings wegen voorgeschreven griepinenting te bekomen.
Dat mag dan wel een parodie zijn op ouderwets taalgebruik, maar het staat er toch maar: Gij wordt allen verzocht. En gij is natuurlijk, zo zal ook De Pers beseft hebben, altijd onderwerp. De voorwerpsvorm van gij is u.
dinsdag 10 november 2009
Kroes doet greep naar de macht
Europees politica Neelie Kroes doet een gooi naar het presidentschap van Europa. Dat mag geconcludeerd worden uit het subtiele maar onmiskenbare signaal dat zij afgelopen zondag (8 november 2009) gaf in het programma Buitenhof. Je moet er een beetje oog voor hebben, want die politieke signalen zijn voor normale mensen niet waarneembaar, maar zorgvuldige analyse onthult dat zij zich wel heel nadrukkelijk kandidaat heeft gesteld. En ze deed dat met de grammatica.
zaterdag 7 november 2009
Het moet maar eens afgelopen zijn
Als Taalprof heb je nooit rust. Voortdurend vallen je kleine dingen op in het taalgebruik van mensen om je heen. Net nog: ik heb net het vorige logje geplaatst, ik loop naar de keuken waar Radio Een opstaat, en ik hoor de verslaggever zeggen: Dat moet maar eens afgelopen worden, ehh, dat moet maar eens afgelopen zijn.
He wat flauw, dat is toch gewoon een vergissing?
GrammatiQA #4
Omdat de vorige zo lastig was, snel een makkelijke:
Vanmorgen gehoord op de sportschool (jaja):
Hoe zit deze zin in elkaar?
Wanneer is zij uitgerekend?
Dat is inderdaad het beste antwoord.
Dat is niet het beste antwoord.
Het betreft hier in ieder geval geen lijdend vorm. De zin Wanneer is zij uitgerekend? is niet de lijdende vorm van Wanneer heeft iemand haar uitgerekend?
Dat klopt voor de betekenis al niet. Maar bij nadere beschouwing is het ook helemaal geen voltooide tijd: in de variant Zij is zaterdag uitgerekend kan
zaterdag alleen maar slaan op een zaterdag in de toekomst. Er is geen lezing met een zaterdag in het verleden. Bij een voltooide tijd (zoals Zij is zaterdag bevallen)
heb je altijd in ieder geval zo'n lezing in de verleden tijd. Hier niet, dus: geen voltooide tijd.
Het is dus een tegenwoordige tijd. Maar hoe zit het dan? Als uitgerekend het hoofdwerkwoord van de zin is, zou je zeggen dat is een hulpwerkwoord moet zijn.
Maar de enige constructie met is als hulpwerkwoord en voltooid deelwoord is die van de voltooide tijd, en dat was het dus niet. Conclusie: is kan geen
hulpwerkwoord zijn. Dan moet het wel een koppelwerkwoordconstructie zijn, een naamwoordelijk gezegde dus.
Is daar iets voor te zeggen? Jazeker wel. Je hebt in deze zin gewoon de mogelijkheid om andere koppelwerkwoorden in te vullen: Wanneer lijkt, schijnt, blijkt ze uitgerekend?,
en je hebt ook Zij blijft 23 november uitgerekend (ook na nader onderzoek). Alleen worden kan niet, maar dat kan wel vaker niet (Zij wordt in de war bijvoorbeeld,
dat kan niet, en ook ze worden allemaal dood is onmogelijk, terwijl ze zijn allemaal dood toch zeker een naamwoordelijk gezegde is). Zoals vaker is raken in plaats
van worden hier wel acceptabel (al moet je er wel een context bij verzinnen): Zij raakte ineens volgende week uitgerekend (ze had niet goed opgelet).
Is er ook iets tegen? Mmmja, eigenlijk wel. In de bijzin ik weet niet wanneer ze uitgerekend is kun je ook nog wel zeggen ik weet niet wanneer ze is uitgerekend. In
andere gevallen kan het naamwoordelijk deel van het gezegde niet achter de werkwoorden in de bijzin staan: ik weet niet wanneer ze is geworden zwanger. Maar dit blijkt bij nader
inzien wel vaker voor te komen bij zinsdelen die er een beetje uitzien als werkwoorden: ik weet niet waar zij allemaal mee is behept, dat hoor je ook wel eens. Ook in ik weet
niet waar dat ligt opgeborgen is opgeborgen bepaling van gesteldheid en toch komt het achter de werkwoorden in de bijzin voor.
Die bezwaren vallen dus wel mee, en er is wel degelijk alles voor te zeggen: (a) is het beste antwoord.
vrijdag 6 november 2009
GrammatiQA #3
Nieuw op het Taalprof Weblog! Af en toe een Grammatica-Quizvraag met Antwoord.
De vorige waren wel heel gemakkelijk, nu een echte grammaticale breinbreker:
Moet je nou toch eens kijken!
Hoe zit deze zin in elkaar?
Dit lijkt inderdaad het beste antwoord.
Hoewel het hier om een lastige ontleding gaat, is dit waarschijnlijk niet het beste antwoord. Het beste antwoord is (c).
In ieder geval zijn de andere mogelijkheden slechter. De zin Moet je nou toch eens kijken! is geen gebiedende wijs (antwoord a). Je kunt wel zeggen dat er de betekenis van een gebod in zit, maar dat zegt niet zoveel. Ook kun je aanvoeren dat het om een tweede persoon gaat (moet je). Dat heb je ook wel bij een gebiedende wijs (Kom jij eens hier), maar bij een gebiedende wijs gaat het dan altijd om jij, en wat belangrijker is: er is altijd een variant zonder onderwerp. Dat heb je hier niet. Het onderwerp je is verplicht. Moet nou toch eens kijken! is geen goede zin.
De Algemene Nederlandse Spraakkunst erkent wel de betekenisrelatie met een gebiedende wijs (imperatief), en spreekt hier over een "vaste combinatie met moeten ter omschrijving van een imperatief." Maar dat zegt verder weinig over hoe de zin in elkaar zit. Dat is een minimale beschrijving van hoe de zin eruit ziet.
De Algemene Nederlandse Spraakkunst erkent wel de betekenisrelatie met een gebiedende wijs (imperatief), en spreekt hier over een "vaste combinatie met moeten ter omschrijving van een imperatief." Maar dat zegt verder weinig over hoe de zin in elkaar zit. Dat is een minimale beschrijving van hoe de zin eruit ziet.
maandag 2 november 2009
Taalprof toch weer op longlist
Het vorig jaar klaagde de jury van de Dutch Bloggies 2008 in haar rapport over het beste weblog in de categorie Onderwijs al over het belegen karakter van de onderwijsblogs. De jeugd was nagenoeg afwezig, stelde ze, en de taalprof, die wel op de shortlijst stond, werd tussen neus en lippen getypeerd als een blog dat "ons op de vingers [tikt] als de d's en t's niet kloppen."
De taalprof had zich dit jaar dan ook al verzoend met een plaats in de anonimiteit, even een jaartje geen nominaties, geen slapeloze nachten van zou het toch nog gebeuren. Maar wat blijkt? Voor de Dutch Bloggies 2009 staat hij er gewoon weer bij. Weer een jaar bejaarder dan in 2008, maar blijkbaar nog niet afgeschreven. Kansloos, uiteraard, want er zijn betere en bredere weblogs over onderwijs, en de taalprof is bewust een one issue weblog, maar elke nominatie is meegenomen. Bij de beste tien, zullen we maar weer zeggen, want het heet wel een longlist, maar er staan maar tien weblogs op. En er zijn er vast veel meer dan tien.
De taalprof had zich dit jaar dan ook al verzoend met een plaats in de anonimiteit, even een jaartje geen nominaties, geen slapeloze nachten van zou het toch nog gebeuren. Maar wat blijkt? Voor de Dutch Bloggies 2009 staat hij er gewoon weer bij. Weer een jaar bejaarder dan in 2008, maar blijkbaar nog niet afgeschreven. Kansloos, uiteraard, want er zijn betere en bredere weblogs over onderwijs, en de taalprof is bewust een one issue weblog, maar elke nominatie is meegenomen. Bij de beste tien, zullen we maar weer zeggen, want het heet wel een longlist, maar er staan maar tien weblogs op. En er zijn er vast veel meer dan tien.
Ridders van de droevige figuur
Stop de persen! De bladeren vallen, de avonden lengen, en de verkiezingen buitelen weer over elkaar heen. Misschien is het de eerste dit jaar die met een uitslag komt, maar de Nederlandse taalgebruikers (althans naar verluidt 1950 van hen) hebben de "vaagtaal" van 2009 gekozen, een "initiatief van Tekstridders," een bureau van taaladviseurs. Het vorig jaar won de uitdrukking een plekje geven, en de winnaar van 2009 was blijkbaar nog niet in beeld. Dit jaar dus een nieuwe ster aan het firmament. Welke hypermoderne modieuze uitdrukking kwam in 2009 zodanig opzetten dat de Nederlandse taalgebruikers (althans 1950 van hen) zich er groen en geel aan ergerden?
vrijdag 23 oktober 2009
Wat betekent een zelfstandig naamwoord?
"Mag ik jou eens een gekke vraag stellen?"
"Doe eens."
"Wat is eigenlijk een zelfstandig naamwoord?"
"Hoe bedoel je dat?"
"Nou, hoe leg ik uit wat een zelfstandig naamwoord is aan iemand die dat niet weet?"
"Dat is toch niet zo moeilijk?"
"Doe eens voor dan. Als het kan in één zin."
"Een zelfstandig naamwoord duidt een zelfstandigheid aan. Wat vind je daarvan?"
"Wat is dat?"
"Hoezo, wat is dat?"
"Wat is dat, een zelfstandigheid?"
"Een mens, een dier, een ding, en eh, nou ja, allerlei dingen."
"Hmhm"
"Zoals pijn bijvoorbeeld, dat is ook een zelfstandigheid, of rechtvaardigheid, of deugd."
"Hm, ja, ik snap de voorbeelden wel, en ik voel ook wel een beetje aan wat in ieder geval een zelfstandigheid is, maar niet wat het nou echt is. Waarom is vrolijkheid wel een zelfstandigheid en vrolijk niet?"
"Nou, vrolijkheid daar kun je een lidwoord voorzetten."
"Ja, dat gaat over het wóórd vrolijkheid, maar we hadden het over het begrip."
"He?"
"Het wóórd vrolijkheid kun je een zelfstandig naamwoord noemen op grond van het feit dat je het met een lidwoord kunt combineren, maar waarom is het begrip vrolijkheid een zelfstandigheid?"
"Tja, vrolijk is een eigenschap en vrolijkheid is wat je hebt als je die eigenschap verzelfstandigt."
"Volgens mij wordt het er zo niet echt duidelijker op. Laat ik het via een omweg benaderen: waarom denk jij dat een zelfstandig naamwoord een zelfstandig naamwoord heet?"
"Dat lijkt me logisch: omdat het een zelfstandigheid aanduidt."
"Kijk, dat denk ik dus niet."
"O? Wat denk jij dan?"
"Ik denk dat een zelfstandig naamwoord een zelfstandig naamwoord heet omdat het een naamwoord is dat zelfstandig voorkomt."
"Hoe bedoel je dat?"
"Een bijvoeglijk naamwoord is een naamwoord dat altijd afhankelijk is van een ander woord. Het staat altijd ergens bij. Vrolijk kun je in een zin alleen gebruiken bij een zelfstandig naamwoord (een vrolijk kind), of als naamwoordelijk deel (het kind is vrolijk), of als bepaling van gesteldheid (het kind zat vrolijk in zijn stoeltje). Het is dus altijd afhankelijk van een ander woord waar het iets van zegt. In een taal met naamvallen zie je dan dat het bijvoeglijk naamwoord qua vorm afhankelijk is van het zelfstandig naamwoord. Een zelfstandig naamwoord is onafhankelijk, oftewel zelfstandig."
"Jaja."
"Ik denk dus dat die hele betekenisomschrijving met die zelfstandigheid afgeleid is van de term zelfstandig naamwoord, en niet andersom."
"Dat snap ik niet."
"Een zelfstandigheid is iets wat je aanduidt met een zelfstandig naamwoord, en niet andersom: een zelfstandig naamwoord is een woord wat een zelfstandigheid aanduidt."
"Ik geloof dat ik het net snap, maar het is wel subtiel hoor! Maar dan zit je dus wel met een uitlegprobleem!"
"Precies. Daarom vroeg ik het."
"Aha"
"De Algemene Nederlandse Spraakkunst merkt dit probleem ook op. Die merkt op: Het substantief is het gemakkelijkst syntactisch te karakteriseren. En even verderop: Semantisch is het substantief moeilijk te definiëren. En dan komt de ANS met die uitleg van die zelfstandigheid van jou."
"O, dat was dus nog niet eens zo gek."
"Nee, dat niet. Maar het gekke is dat elke uitleg in elke onderwijsmethode met die problematische betekenisuitleg begint."
"Nou ja, dat is toch ook het meest inzichtelijk? Dat de woordsoort een soort betekenisbasis heeft?"
"Dat ben ik wel met je eens. Maar eigenlijk zou je dus een ander woord willen hebben dan dat gekke zelfstandigheid, waar niemand zich iets bij voor kan stellen."
"Ja dat snap ik wel. Maar dan kom je toch al snel terecht bij een opsomming."
"Wat zei je net ook alweer? Mensen, dieren, dingen, en…"
"Eh, ik zei iets als allerlei dingen geloof ik."
"En toen gaf je een paar voorbeelden."
"Ja, ik zei pijn, en eh… dinges, eh…"
"Hee wacht eens even!"
"Wat?"
"Je zei dinges. Is dat niks?"
"Dinges?"
"Ja!"
"Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een dinges aanduidt?"
"Ja. Kijk, Balkenende is een dinges, maar een kat is ook een dinges. En een tafel is een dinges, maar pijn is ook een dinges (bijvoorbeeld een gevoel). En vrolijkheid is een dinges, maar vrolijk niet. Vrolijk is geen dinges."
"Jaja."
"Vrolijk is meer een zo."
"Hm. Denk je dat je dat kunt verkopen?"
"Ik weet het niet, maar het is de moeite waard om het te proberen. Het aardige lijkt me wel dat het aansluit bij een taalgevoel. Iedereen heeft wel een zeker taalgevoel over wanneer je kunt zeggen X is een dinges. En uiteindelijk heb je toch nog je syntactische argumenten die dat gevoel kunnen ondersteunen."
"Mmmm. Dat zou kunnen werken."
"Weet je wat? Ik ga het gewoon proberen!"
"Nou, ik wens je veel succes!"
maandag 19 oktober 2009
Verkiezing Taalzuurpruim 2009
[Update: uitslag hier]
Er kan gestemd worden! De voorronde van de eerste verkiezing van de Taalzuurpruim van het jaar is afgelopen, en de nominaties zijn vastgesteld. In de rechterkolom kun je je keuze maken voor de zurigste taalzeurder, of de meest irritante taalmopperaar. Wie zit er steeds onder jouw taalkundige vingernagels?
Deze nieuwe enquête betekent tevens het einde van de vorige verkiezing, namelijk die van je meest favoriete zinsdeel. De winnaar van die verkiezing is geworden de persoonsvorm (682 stemmen), die de runner up, het onderwerp (223 stemmen), op grote afstand achter zich laat. Het minst populair blijken de bijwoordelijke bepaling (88) en het naamwoordelijk deel (66), die op ruime afstand van de grote middenmoot (138-165 stemmen) eindigden.
Dit beeld bevestigt dat van de vorige verkiezing ("Ik heb het meeste moeite met..."). De bovenaan eindigende zinsdelen zijn de eerste die in de lessen zinsontleding behandeld worden, en het naamwoordelijk deel is waarschijnlijk het eerste dat echt voor problemen zorgt. Blijkbaar houden we niet van problemen.
De impopulariteit van de bijwoordelijke bepaling zal toe te schrijven zijn aan het feit dat het behandeld wordt als een restcategorie: als je het niet meer weet zal het wel bijwoordelijke bepaling zijn. Ook dat wordt blijkbaar niet erg gewaardeerd.
De complete lijst:
persoonsvorm [30,1%] (682)
onderwerp [9,9%] (223)
lijdend voorwerp [7,4%] (168)
naamwoordelijk gezegde [7,3%] (165)
bepaling van gesteldheid [7,2%] (163)
voorzetselvoorwerp [6,8%] (153)
werkwoordelijk gezegde [6,4%] (145)
bijvoeglijke bepaling [6,2%] (140)
meewerkend voorwerp [6,0%] (135)
tussenwerpsel [6,0%] (135)
bijwoordelijke bepaling [3,9%] (88)
naamwoordelijk deel [2,9%] (66)
Er kan gestemd worden! De voorronde van de eerste verkiezing van de Taalzuurpruim van het jaar is afgelopen, en de nominaties zijn vastgesteld. In de rechterkolom kun je je keuze maken voor de zurigste taalzeurder, of de meest irritante taalmopperaar. Wie zit er steeds onder jouw taalkundige vingernagels?
Deze nieuwe enquête betekent tevens het einde van de vorige verkiezing, namelijk die van je meest favoriete zinsdeel. De winnaar van die verkiezing is geworden de persoonsvorm (682 stemmen), die de runner up, het onderwerp (223 stemmen), op grote afstand achter zich laat. Het minst populair blijken de bijwoordelijke bepaling (88) en het naamwoordelijk deel (66), die op ruime afstand van de grote middenmoot (138-165 stemmen) eindigden.
Dit beeld bevestigt dat van de vorige verkiezing ("Ik heb het meeste moeite met..."). De bovenaan eindigende zinsdelen zijn de eerste die in de lessen zinsontleding behandeld worden, en het naamwoordelijk deel is waarschijnlijk het eerste dat echt voor problemen zorgt. Blijkbaar houden we niet van problemen.
De impopulariteit van de bijwoordelijke bepaling zal toe te schrijven zijn aan het feit dat het behandeld wordt als een restcategorie: als je het niet meer weet zal het wel bijwoordelijke bepaling zijn. Ook dat wordt blijkbaar niet erg gewaardeerd.
De complete lijst:
persoonsvorm [30,1%] (682)
onderwerp [9,9%] (223)
lijdend voorwerp [7,4%] (168)
naamwoordelijk gezegde [7,3%] (165)
bepaling van gesteldheid [7,2%] (163)
voorzetselvoorwerp [6,8%] (153)
werkwoordelijk gezegde [6,4%] (145)
bijvoeglijke bepaling [6,2%] (140)
meewerkend voorwerp [6,0%] (135)
tussenwerpsel [6,0%] (135)
bijwoordelijke bepaling [3,9%] (88)
naamwoordelijk deel [2,9%] (66)
zondag 4 oktober 2009
Voorzetsels en voegwoorden
Het lijkt wel een beetje stilletjes op het taalprof-weblog, maar de vragen en discussies gaan gestaag door. De afgelopen dagen ontstonden er twee verschillende discussies, die op een verrassende manier samenhangen. Eerst merkte Ton op dat het voegwoord al in de zin al heb ik een euro, ik koop toch geen ijsje niet als een voegwoord maar als een bijwoord gezien moet worden, en vervolgens stelt Henk voor om als in verkleed gaan als Sinterklaas een voorzetsel te noemen. Zij dragen daar argumenten voor aan, maar de discussie roept de vraag op: wat is hier eigenlijk aan de hand? Wat is eigenlijk het verschil tussen voegwoord en voorzetsel? Wanneer noem je iets voegwoord, wanneer voorzetsel (en wanneer bijwoord)?
zondag 20 september 2009
GrammatiQA #2
Nieuw op het Taalprof Weblog! Af en toe een Grammatica-Quizvraag met Antwoord.
Wederom naar aanleiding van een grap uit de rubriek Ruggespraak (Onze Taal, september 2009):
Wegwerp scheermesjes voor heren
met vaste kop
Grappen hebben heel vaak een grammaticale achtergrond. Welke is het hier?
Inderdaad!
Nee dat is niet goed.
Het goede antwoord is (b). Met vaste kop is hoe dan ook een bijvoeglijke bepaling, want het is altijd een bepaling bij een zelfstandig naamwoord. Het voorzetsel met heeft wel meerdere betekenissen, maar in de twee betekenissen die hier van toepassing zijn betekent het iets als "voorzien van."
Met vaste kop is bedoeld als bijvoeglijke bepaling bij scheermesjes (de mesjes hebben een vaste kop), maar de grap ontstaat als je het leest bij heren (de heren hebben een vaste kop). Extra grappig is dan nog het contrast tussen het wat formele heren en het informele kop in de betekenis "menselijk hoofd."
Hier zit nog een interessante eigenschap van de menselijke taalverwerving aan vast: de neiging om bepalingen te interpreteren op het diepste niveau van de woordgroep ("minimal attachment"), en de neiging om woordgroepen zo lang mogelijk open te houden ("late closure"). Als je een woordgroep met
woensdag 16 september 2009
Het is weer het gebruikelijke rommeltje
Ik probeer echt te begrijpen wat ze bedoelen, de mensen die zich graag (?) ergeren aan allerlei taalverschijnselen. Sterker nog, ik snap heel goed dat je sommige taalvormen prettig vindt en andere onprettig, of lelijk, of storend. Het gaat pas mis als je vervolgens probeert daar allerlei redeneringen bij op te hangen. Dan haak ik af.
woensdag 2 september 2009
Ze leren het nooit
Op de site van de taalwinkel van de HvA/UvA staat een grammaticatoets. Ha, een grammaticatoets! Eerst even maken, en dan verder lezen.
zondag 30 augustus 2009
Voorronde verkiezing Taalzuurpruim 2009
Omdat je tegenwoordig niet meer serieus genomen wordt als je geen prijzen (awards) uitreikt of lijstjes maakt, organiseert de Taalprof de eerste verkiezing voor de Taalzuurpruim van het jaar.
Taalprof gispt taalmeester
Ik vind het een beetje moeilijk om erover te beginnen maar ik doe het toch. Je krijgt snel het imago van een zurige taalkundige die alles wat linguïstisch onverantwoord is met een hooghartige blik van tafel veegt. Maar ik heb toch echt een opgeruimd en zonnig karakter en ik kan best wel wat hebben.
Ik snap natuurlijk heel goed dat de nieuwe quiz van Teleac, de Taalmeester, een beetje moet lijken op andere quizzen, zoals het populaire Tien voor taal of Herexamen. En ik begrijp ook dat de vragen zodanig moeten zijn dat ze onderhoudend zijn en voor een belangrijk deel door een groot publiek te beantwoorden. En toch viel het me tegen.
donderdag 13 augustus 2009
De keeper en de persoonsvorm
Bij het analyseren van een voetbalwedstrijd begin je altijd met de keeper. De keeper is de speler die meestal keepershandschoenen aanheeft, en andere kleren dan de rest van de spelers. Je vindt de keeper vaak tussen de doelpalen. Als de keeper geblesseerd uitvalt, wordt een andere speler de keeper. Wijs nu in de volgende tien videoclips de keeper aan.
Als je op deze manier de voetbalsport uitlegt, bereik je waarschijnlijk twee dingen: (1) je toeschouwers zullen nu in de meeste gevallen de keeper in een voetbalwedstrijd wel aan kunnen wijzen, maar ze begrijpen niet waar dat voor nodig is omdat ze niet snappen wat een keeper nu eigenlijk is, en (2) ze zullen er geen bal aan vinden.
donderdag 30 juli 2009
Wat voor den duivel is dat nou weer?
Ben je als taalprof een paar weken met andere dingen bezig (je bureau opruimen, achterstallige post wegwerken en andere wereldverbeterende acties), krijg je het meteen op je brood: je lezer(s) word(t/en) ongeduldig. Hier, lees eens een leuk stukje, dat inspireert je misschien ook weer eens om aan de slag te gaan! Ja ja, ik ben al bezig.
Toevallig las ik deze week op Language Log een stukje dat sterk verwant was aan het artikeltje waar ik door een lezer op gewezen werd. Dat stukje gaat over de grammatica van de frase the fuck in de Engelse zin Shut the fuck up!
Ik zit daar nu al een tijdje over te denken. Niet omdat ik de taalkundige analyse op Language Log zo leuk vond, maar omdat we in het Nederlands die variant helemaal niet hebben. Maar misschien moet ik eerst even iets toelichten. Waarschuwing: het is niet allemaal even netjes.
vrijdag 3 juli 2009
Nog eentje dan
De taalprof lijkt wel een beetje van zijn principes af te stappen, want had hij het de vorige keer al over taalnorm, de keer daarvoor ging het zelfs over spelling. En dat terwijl hij bij diverse gelegenheden bij hoog en bij laag beweerde zich daar nooit de vingers aan te zullen branden!
Toch is het volgende staartje te leuk om te laten liggen.
donderdag 2 juli 2009
Bij hun op school wel ja
Op de site van het NOS-journaal staat een berichtje over een pleidooi van staatssecretaris Van Bijsterveldt voor de invoering van centrale examens taal en rekenen voor het mbo. Er staat ook een reportagefilmpje bij. Ergens in het midden van dat filmpje zegt de commentaarstem: Maar eigenlijk vinden ze ook dat het probleem niet bij hún op school ligt.
Niks mis mee toch?
Werkwoordspelling
"Zeg luister eens"
"Ja wat is er?"
"Ik weet dat jij het nooit over spelling hebt, maar zou je toch eens iets willen zeggen over de werkwoordspelling?"
"De werkwoordspelling?"
"Ja, want dat is toch eigenlijk ook een beetje grammatica?"
"Hoezo?"
"Nou ja, dat je moet weten wanneer het voltooid deelwoord is en persoonsvorm en zo."
"Jaja"
"Heb je daar niet wat handige tips voor?"
"Hmm, ja, wat denk je hiervan: doe niet te moeilijk."
donderdag 25 juni 2009
"Allerlei grammaticale fouten"
In zijn rubriek Woordhoek in de NRC verwijst Ewoud Sanders naar een creatie uit de Camera Obscura van Nicolaas Beets: Keesje het diakenhuismannetje. Zijn taal wordt door Beets tamelijk natuurgetrouw weergegeven: "Meheer in plaats van meneer, na in plaats van naar, gekommen in plaats van gekomen, en dullezan als verhaspeling van het Franse diligence. Keesje heeft het over een apteker in plaats van over een apotheker, hij zegt fassoendelek en hij maakt allerlei grammaticale fouten."
He, da's nou jammer, dat Sanders daar geen voorbeelden van geeft. Wat zijn dat dan voor fouten?
maandag 22 juni 2009
Voornaamwoordelijke verwijzing
Op het weblog van de taaladviesdienst van Onze Taal wordt onder de titel Ongelukkig dubbelzinnig de volgende tekst besproken:
Peter Plasman is één van de beste strafrechtadvocaten van Nederland.De taaladviseurs laten het bij de constatering, maar het is wel de moeite waard om te speculeren wat hier precies aan de hand is.
Zijn kantoor staat betalende klanten bij en doet pro-Deozaken. Mohammed
B. was een cliënt van Plasman, maar hij is ook raadsman van drugsverslaafden en verkrachters.
De "ongelukkige" lezing is dat het vetgedrukte voornaamwoord hij verwijst naar Mohammed B. in plaats van naar het bedoelde Plasman. Die lezing zit er inderdaad in, maar hoe komt dat?
vrijdag 12 juni 2009
Er worden steeds meer leeuwen gemaakt
Het aantal leeuwen op deze wereld neemt hand over hand toe. De media zijn vergeven van de leeuwen, en de gemiddelde afstand van een willekeurige Nederlander tot een levende leeuw is minder dan 10 kilometer (vroeger was dat wel 100 kilometer).
Vroeger zag je bijna nooit een leeuw. Leeuwen kwamen nauwelijks op de televisie, je moest echt in een encyclopedie zoeken om een plaatje van een leeuw te vinden. Heel af en toe kwam er een circus naar je stad, maar dat was niet eens elk jaar. Tegenwoordig hoef je op Youtube maar "lions" in te tikken om een kwart miljoen filmpjes van leeuwen te kunnen bekijken. En je hoeft Animal Planet maar een paar uur aan te zetten om een levende leeuw te zien. Nog even en de leeuwen domineren deze wereld.
Wat klopt er niet aan deze redenering?
donderdag 11 juni 2009
GrammatiQA #1
Nieuw op het Taalprof Weblog! Af en toe een Grammatica-Quizvraag met Antwoord.
Als eerste een grap uit de rubriek Ruggespraak (Onze Taal, juni 2009):
Kinderen bewust maken
Goed voorbeeld doet goed volgen. 5 gezinnen laten zien hoe u eraan
begint, betrokken blijft en werkelijk iets bereikt.
Wat is hier de grammaticale grap?
Goed!
Helaas! Dat is niet goed.
Het goede antwoord is (c). Kinderen is hoe dan ook lijdend voorwerp, en maken is een zelfstandig werkwoord. De grap zit in de dubbelzinnigheid van bewust. Dat kun je lezen als een bepaling van gesteldheid ("je zorgt ervoor dat kinderen bewust worden"), maar ook als een bijwoordelijke bepaling ("je maakt kinderen, en wel op een bewuste manier").
Uit het stukje tekst onder de titel blijkt dat waarschijnlijk de bijwoordelijke lezing bedoeld is. Maar je bent geneigd om het in eerste instantie anders te lezen, omdat bewust maken zo vaak voorkomt dat het bijna één woord is.
Dit type grap komt heel vaak voor, maar
werkt alleen op schrift. Omdat bepaling van gesteldheid en werkwoord één klemtoon dragen, hoor
je in de uitspraak van die lezing één klemtoon (beWUST maken), en de bijwoordelijke lezing
twee klemtonen (beWUST MAken).
Zie ook deze log.
woensdag 10 juni 2009
Hoeveel woorden heeft een taal?
Kun je de woorden in een taal tellen? Als je de Global Language Monitor moet geloven wel. En het NOS journaal en de Telegraaf kunnen het ook niet laten om het berichtje op te pikken. En wie weet hoeveel nieuwsdiensten het klakkeloos gaan overnemen: Web 2.0 is het miljoenste woord in de Engelse taal. Maar het is grote onzin.
De taalkundigen op Language Log hebben het al overtuigend aangetoond: als je Web 2.0 een woord noemt, dan is het hek van de dam. Zijn dat geen twee woorden? Wat zijn je criteria om iets een woord te noemen? Als samenstellingen woorden zijn heb je in principe al een oneindig aantal woorden.
De Taaladviesdienst van de Taalunie citeerde al eens de oud-hoofdredacteur van Van Dale, Van Sterkenburg, die ooit 60 miljoen verschillende woordvormen voor het Nederlands in zijn tekstbestanden geteld had. Maar dan reken je tel, telt, telde, tellen, geteld allemaal apart.
Je kunt natuurlijk de woorden in een taal helemaal niet tellen. Een taal kun je niet eens behoorlijk afbakenen in de tijd of de regionale variatie. Hoogstens kun je woorden tellen in een verzameling woorden (een tekst, verschillende teksten). En dan nog moet je allerlei gevallen samen nemen, of uitsluiten omdat ze te weinig voorkomen of aperte schrijffouten zijn, kortom, het is niet te doen. Woorden tellen kan helemaal niet.
Maar het is wel een geheide manier om de media te halen, dat wel natuurlijk.
De taalkundigen op Language Log hebben het al overtuigend aangetoond: als je Web 2.0 een woord noemt, dan is het hek van de dam. Zijn dat geen twee woorden? Wat zijn je criteria om iets een woord te noemen? Als samenstellingen woorden zijn heb je in principe al een oneindig aantal woorden.
De Taaladviesdienst van de Taalunie citeerde al eens de oud-hoofdredacteur van Van Dale, Van Sterkenburg, die ooit 60 miljoen verschillende woordvormen voor het Nederlands in zijn tekstbestanden geteld had. Maar dan reken je tel, telt, telde, tellen, geteld allemaal apart.
Je kunt natuurlijk de woorden in een taal helemaal niet tellen. Een taal kun je niet eens behoorlijk afbakenen in de tijd of de regionale variatie. Hoogstens kun je woorden tellen in een verzameling woorden (een tekst, verschillende teksten). En dan nog moet je allerlei gevallen samen nemen, of uitsluiten omdat ze te weinig voorkomen of aperte schrijffouten zijn, kortom, het is niet te doen. Woorden tellen kan helemaal niet.
Maar het is wel een geheide manier om de media te halen, dat wel natuurlijk.
zondag 31 mei 2009
Armoede
In mijn vorige logje had ik ook iets willen zeggen over het feit dat veel mensen zich ergeren aan die reclame Gewoon dóén! (op het weblog Irritaal gaat het over Ik zeg: doen! van Natasja Froger), en in mijn hoofd zat de woordspeling tussen de uitdrukking In arren moede en het woord armoede om die uitweiding aan op te hangen. Maar ja, dat zou allemaal maar afleiden van waar het mij over ging, dus dat heb ik maar achterwege gelaten. Maar ik licht het toch even toe, want het is wel grappig.
Sluikreclame voor werkwoordelijk gezegde
Er lijkt zich tegenwoordig maatschappelijk een overdreven aandacht voor het werkwoordelijk gezegde af te tekenen. Het naamwoordelijk gezegde komt er een beetje bekaaid af. In de eindtermen voor het basisonderwijs wordt wel het werkwoordelijk gezegde genoemd, maar niet het naamwoordelijk gezegde. En dan worden wij ook nog eens om de haverklap in allerlei reclames aangespoord om dingen gewoon te dóén. Als dat geen teken van de tijd is.
maandag 11 mei 2009
Neem haar serieus
Taalpost doet het zonder commentaar: af en toe een paar taalkronkels naar het voorbeeld van de Onze-Taalrubriek Ruggespraak. Die van vrijdag 8 mei 2009 bevatte onder andere Pornoster Sacha wil serieus genomen worden. Helaas zonder commentaar, maar ja, dat is humor, dat je niks hoeft uit te leggen.
De taalpuristen doen het iets uitgebreider: die wijzen erop dat de twee betekenissen afhankelijk zijn van de klemtoon. Bij klemtoon op serieus krijg je de ene betekenis, en bij klemtoon op genomen de (haha) andere.
Maar neem dan toch de grammatica serieus en zeg wat hier aan de hand is! Zeg dat serieus met klemtoon een bepaling van gesteldheid is, die uitdrukt dat pornoster Sacha wil dat men vindt dat zij serieus is. En dat klemtoon op genomen inhoudt dat serieus een bijwoordelijke bepaling is ("op serieuze wijze"), met een eigen klemtoon trouwens.
En dat je dat klemtooneffect krijgt omdat het werkwoord met zijn complementen (waarvan die bepaling van gesteldheid er een is) maar één klemtoon heeft. Dat houdt trouwens in dat het niet gaat om wel of geen klemtoon op serieus, maar om wel of geen klemtoon op genomen. Bij de eerste lezing valt de klemtoon op genomen weg (iemand serieus nemen), bij de tweede houden beide zinsdelen hun klemtoon (iemand serieus nemen).
Zo. Nou kun je tenminste onbekommerd lachen omdat je weet dat je er ook nog wat van opgestoken hebt. Anders heeft het toch iets onbevredigends.
Abonneren op:
Posts (Atom)