woensdag 31 mei 2006

Dit wordt weer vreselijk



Kan dat nou niet eens een keer ophouden? Dat iedereen die het woord "grammatica" of "zinsontleding" in de mond neemt, zich meteen verontschuldigt dat het allemaal zo lastig en vervelend is? Zelfs (juist?) mensen die proberen om grammatica aan een breder publiek uit te leggen maken zich hier schuldig aan. Als je op de markt een schoonmaakmiddel aanprijst, ga je toch ook niet zeggen: "Ja sorry, hier wordt alles vreselijk smerig van maar het is toch beter dat u dit aanschaft"?

Het Vlaamse tekstbureau Renia heeft een website met een "taaltuin" waar verschillende taaltips op staan, onder andere over grammatica. Nou vind ik het al mooi dat iemand de moeite neemt om daar aandacht aan te besteden, dus het is misschien een beetje sneu dat ik daar kritiek op heb, maar you always hurt the one you love denk ik dan maar.


Een van de taaltips draagt te titel Bepalingen. In de tweede alinea is het al meteen raak. Die luidt: "U vreesde het al; het moest er eens van komen... We hebben het over zinsontleding!"


Hier wordt net gedaan of zinsontleding een noodzakelijk kwaad is, dat om een of andere reden onvermijdelijk is. Waarom precies, dat komt niet helemaal uit de verf, maar dat het iets is om bang voor te zijn is blijkbaar vanzelfsprekend. Lekkere binnenkomer voor een uitleg.


Die uitleg, daar word ik dan ook niet echt gelukkig van. Ik zal niet beweren dat het allemaal onzin is, maar helemaal juist lijkt het me ook weer niet. Ik loop het even na, onder de verzekering dat mijn kritiek heus positief bedoeld is.


Het stukje draait om drie zinnetjes:


  1. De zaakvoerster luisterde ongeduldig naar zijn argumenten.
  2. De ongeduldige zaakvoerster luisterde naar zijn argumenten.
  3. Ongeduldig liep de zaakvoerster op en neer.

Het gaat natuurlijk over de verschillende ontledingen van het woord ongeduldig(e). In zin 2 is dat een bijvoeglijke bepaling. Waarom? Omdat, volgens Renia, het "een onderdeel (is) van de woordgroep de ongeduldige zaakvoerster, het onderwerp van de zin". Ja, die feiten kloppen wel, maar het is geen uitleg, en het is maar een halve reden. Ongeduldige is een bepaling bij het zelfstandig naamwoord zaakvoerster om twee redenen:

  • Het vormt een predicatie bij dat zelfstandig naamwoord (zie de log Wat de zin bij elkaar houdt), die uitdrukt dat de zaakvoerster ongeduldig is;
  • Het staat in de woordgroep waar zaakvoerster de kern van is (in de ongeduldige zaakvoerster is zaakvoerster het kernwoord).

Als iets op die manier een bepaling bij een zelfstandig naamwoord is, noemen we het bijvoeglijk. Waarom? Omdat in dit geval de "bijvoeging" zo belangrijk is dat zelfs de vorm van het woord erdoor kan worden beïnvloed. Hier krijgt ongeduldig zelfs de uitgang -e.


In de zinnen 1 en 3 is er telkens wel een predicatief verband tussen ongeduldig en zaakvoerster (in beide gevallen is de zaakvoerster ongeduldig), maar die twee woorden zitten niet in dezelfde woordgroep. Er is dus niet aan beide voorwaarden voldaan, en het is dus geen bijvoeglijke bepaling. Maar wat is het dan wel? Hier heeft Renia een eigenaardige opvatting over.


Volgens de website is ongeduldig in zin 1 een bijwoordelijke bepaling, en in zin 3 een bepaling van gesteldheid. Vanwaar dit verschil? Wel, volgens Renia omdat ongeduldig in 1 een "bepaling bij de handeling luisteren" is, en in 3 een bepaling bij de "gemoedsgesteldheid" van de zaakvoerster (vandaar de naam "bepaling van gesteldheid"). Dat lijkt me, behalve onduidelijk, ook onjuist.


Die gemoedsgesteldheid, dat is echt onzin. Bepalingen van gesteldheid hoeven niets met gemoedsgesteldheid te maken te hebben, en wat met je gemoedsgesteldheid te maken heeft, hoeft geen bepaling van gesteldheid te zijn. Ongeduldige in zin 2 zegt toch ook iets van de gemoedsgesteldheid van de zaakvoerster? Toch is het daar geen bepaling van gesteldheid. Hoe zit het dan wel? Het is eigenlijk veel eenvoudiger.


Zowel in zin 1 als in zin 3 kun je volhouden dat wel degelijk beweerd wordt dat de zaakvoerster ongeduldig is. Terwijl ze naar zijn argumenten luistert, terwijl ze op en neer loopt, is ze ongeduldig. Welnu, in dat geval is ongeduldig een bepaling van gesteldheid. Niet omdat het iets zegt over iemands gemoedsgesteldheid, maar omdat het een predicatie bij een zelfstandig naamwoord is die niet samen met dat zelfstandig naamwoord in één woordgroep zit. Zo eenvoudig is dat.


Ik snap wel waarom Renia denkt dat ongeduldig in zin 1 een bijwoordelijke bepaling is. Het tekstbureau redeneert: in die zin wordt gezegd dat de zaakvoerster "op ongeduldige wijze" luistert naar iemands argumenten. In dat geval zou niet de zaakvoerster zelf, maar alleen het luisteren ongeduldig zijn. Ja, dán zou er inderdaad sprake zijn van een bijwoordelijke bepaling. Maar ik vraag me dat af.


Ten eerste, wat is dat, "luisteren op ongeduldige wijze"? Hoe doe je dat? En ten tweede: Kun je ongeduldig luisteren zonder dat je ongeduldig bent? Ze luistert wel ongeduldig, maar ze is in werkelijkheid heel geduldig. Ik vind dat maar gek.  Dan zou ik nog eerder denken dat je "op een ongeduldige manier" kunt lopen dan luisteren, dus dan zou je eerder zin 3 bijwoordelijk moeten noemen dan zin 1. Maar het lijkt me allebei niet goed. Wat is er mis met de eenvoudige ontleding "bepaling van gesteldheid"? De moeilijke naam?



maandag 22 mei 2006

Hollandse Eenheidsworsten-Maatschappij



De warenhuizen nemen onze grammatica over. Lees ik eerst in een taalcolumn dat de HEMA hogere taalkunde gebruikt in reclameteksten, nu staat er weer in een weblog dat ditzelfde warenhuis spellinglessen verkoopt. En hoewel de HEMA al jaren de kinderboekhelden Jip en Janneke als beeldmerk gebruikt, zijn die spellinglessen bepaald niet in Jip en Janneketaal gesteld.


Nu heeft de taalprof plechtig beloofd het nooit over spelling te hebben, maar eigenlijk gaan die lessen over grammatica. En daar schiet hij dus te hulp.

zondag 14 mei 2006

Een vreselijk geheim



Naamwoordelijk gezegde? Hartstikke makkelijk! Wat je doet is werkwoordelijk, wat je bent is naamwoordelijk. Dat staat al in zoveel logs op deze site, daar kun je niet meer overheen kijken. Ook al kun je het soms niet zo makkelijk ontdekken omdat er wel eens hulpwerkwoorden zijn die lijken op koppelwerkwoorden, als je maar vasthoudt aan de eenvoudige regel dat doen werkwoordelijk is en zijn naamwoordelijk, kom je er altijd uit.


Toch bestaat er één werkwoord dat zich vermomt als een doen-werkwoord, maar dat eigenlijk een koppelwerkwoord is. Dat is eeuwenlang onopgemerkt gebleven voor taalkundigen, en in alle schoolboeken staan de gezegdes met dat werkwoord gewoon als werkwoordelijk benoemd. Als je zo'n gezegde op een proefwerk naamwoordelijk noemt, wordt dat door iedere docent fout gerekend. Dat kun je dus maar beter niet doen.


Dit geheim is een bom onder alle lessen grammatica op de scholen. Als het bekend zou worden was de schade niet te overzien. Als je bang bent voor je leraar of lerares, en je wilt graag goede cijfers halen bij een toets, lees dan vooral niet verder!

donderdag 11 mei 2006

Kennen dolfijnen zichzelf?




Zo, daar hoor ik van op: dolfijnen noemen elkaar bij de naam. Al eerder was bekend dat deze dieren zichzelf in de spiegel kunnen herkennen. Ze hebben dus een soort zelfbewustzijn. Maar nu lees ik dat ze in hun eigen fluittaal ook verschillende fluitjes gebruiken voor verschillende soortgenoten. Wie weet waar ze het met elkaar nog meer over hebben.


Wij vragen ons meteen weer af: hebben de dolfijnen dan een taal die vergelijkbaar is met mensentaal? Zit de dolfijnentaal hetzelfde in elkaar als mensentaal? Moeten we daar een aparte wetenschap van maken (de aqualinguïstiek?) en hoe kunnen wij dan straks de dolfijnentaalprof verstaan?


vrijdag 5 mei 2006

Lekker zwemmen



"Ik snap jou niet"
"Huh?"
"Waarom moet dat allemaal zo moeilijk?"
"Moeilijk?"
"Die weblogsite van jou. Allemaal zo uitleggerig."
"Hoezo uitleggerig?"
"Man, waarom geef je niet gewoon een paar eenvoudige regeltjes om te leren ontleden? Dat willen de mensen toch?"
"Ja sorry hoor, daar kan ik niet aan beginnen."
"Waarom niet?"
"Jij bent nou net iemand die zegt: 'Ik wil niet leren zwemmen, ik wil alleen leren hoe ik uit het water kom.'"
"Wat is daar mis mee dan?"