woensdag 26 december 2012

Herman Finkers en ik


"Heb je laatst dat interview met Herman Finkers gelezen? Hilarisch!"
"Ik weet niet, waar was dat dan?"
"Ach je weet wel, jij hebt toch ook een KPN-abonnement?"
"KPN-abonnement?"
"Ja daar hoort zo'n blaadje bij, een soort magazine-achtige nieuwsbrief"
"Jaja. En daar stond een interview met Herman Finkers in."
"Ja man, hilarisch!"
"Hilarisch"
"Nou ja, alleen de titel dan."
"Hoe luidde die dan?"
"Die ging zo: Als ik mezelf op televisie zie, denk ik: dat kan ik ook."
"O, haha."
"Is het niet hilarisch? Dáár zou de taalkunde eens over moeten gaan."
"Maar daar gáát de taalkunde ook over!"
"Wat? Ga weg!"
"Nou ja, zo'n 30 jaar geleden dan."
"Wat? Bizar!"

[Spoiler alert! Niet lezen als je vindt dat je grappen niet moet kapotanalyseren!]

dinsdag 11 december 2012

Hoed u voor namaak!

Ik heb me herhaaldelijk voorgenomen om nooit iets over spelling te schrijven, maar er zijn grenzen aan wat een mens onbeschreven kan laten. Ik moet het toch even hebben over een eigenaardigheid die ik tegenkwam in de officiële woordenlijst. Op zoek naar de juiste spelling van het woord kerstversiering (met of zonder hoofdletter) viel mijn oog op de spelling van het woord Kerstman. Of kerstman, want daar is iets eigenaardigs mee aan de hand.

zaterdag 17 november 2012

Kennis is zilver

Gisteren was de taalprof op de conferentie Het Schoolvak Nederlands, inmiddels omgedoopt tot een nieuwe naam waarvan alleen het slangachtige beeldmerk in het midden zich nog in zijn geheugen heeft vastgezet. Daar hield hij een spectaculaire lezing (althans wat de belangstelling betrof), na afloop waarvan hij aangesproken werd door een aantal jonge Vlaamse onderzoeksters, die kritiek hadden op de formulering van de nieuwe Vlaamse eindtermen voor het grammaticaonderwijs. Daar werd namelijk nadenken over taal centraal gesteld. Dat was niet goed.

vrijdag 26 oktober 2012

Te leuk om te laten liggen



Vandaag zag de taalprof op Facebook (ja daar zit hij ook al) een advertentie van de firma Samsung, waarin een robotstofzuiger werd aangeprezen. De tekst eindigde met de -ongetwijfeld ironisch bedoelde- zin Of vind je stofzuigen veel te leuk om zelf te doen? En toen moest de taalprof ineens heel erg hoesten.

De bedoeling van het zinnetje is duidelijk: stofzuigen vind je eigenlijk niet zo leuk dat je het zelf wilt doen. Maar staat dat er wel? Immers, de zin had ook kunnen luiden Of vind je stofzuigen veel te leuk om het aan een robot over te laten? Dan was de bedoeling hetzelfde geweest, maar zelf doen en aan een robot overlaten is precies elkaars tegengestelde. Hoe kan dat?

woensdag 17 oktober 2012

De taalprof biecht op


Ik zal het maar eerlijk vertellen. Ja, ik schaam me er eigenlijk een beetje voor, want het is niet iets waar je als taalprof erg trots op bent. Maar eerlijk duurt het langst, en de leugen is lang niet zo snel als de waarheid naar het schijnt, dus de aap moet op den duur toch uit de mouw komen en dan heb je het gedonder in de glazen en moet je op de blaren zitten. Dus beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, het hart op de tong en het hoge woord eruit: ik vond het heerlijk.

zondag 14 oktober 2012

Een vergeten taalregel


De taalkundige Marc van Oostendorp schrijft vandaag in zijn dagelijkse column op Neder-L een interessante wedstrijd uit: verzin een gloednieuwe taalregel die er betrouwbaar en gedegen uit ziet, en die taalgebruikers ineens heel onzeker maakt.
De taalprof heeft natuurlijk wel iets beters te doen dan taalregels verzinnen om taalgebruikers onzeker te maken. Als hij al eens verwarring sticht dan is het uit didactische motieven, om de taalgebruikers te stimuleren na te denken over de taalvorm.

Liever dan mee te dingen in dergelijke frivole spelletjes naar prijzen die iedereen toch al in huis moet hebben vestigt de taalprof dan ook de aandacht op een vergeten taalregel: een regel die wel degelijk bestaat, maar die je vreemd genoeg in geen enkel taaladvieswerk meer tegenkomt.

dinsdag 9 oktober 2012

Gratis les u aangeboden door de taalprof


In het schoolvak Nederlands gaat het vaak om het aanleren van een correcte spelling, maar soms vinden leraren het benoemen van de woordsoorten ook belangrijk. Zijn die twee te combineren? Soms wel, en heus niet alleen maar bij de werkwoordsvormen.

Gisteren had de taalprof het over de didactiek van de benoeming van het bezittelijk voornaamwoord. In het stukje ging het met name om het woordje haar, dat zowel een persoonlijk voornaamwoord als een bezittelijk voornaamwoord kan zijn. Vannacht werd de taalprof zwetend wakker toen hem te binnen schoot dat hij daarover al eens eerder (lang geleden) een grapje had gemaakt.

Humor doet het altijd goed in de klas, dus waarom zou je daar geen gebruik van maken? Daarom verzon de taalprof een stukje les rond het verschil tussen bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord, en een actueel spellingprobleem.

maandag 8 oktober 2012

Samen voor ons eigen

Vandaag zat de taalprof zowaar in een didactische discussie met een aanstaande docent Nederlands, die opmerkte dat zijn leerlingen in een woordgroep als die cd van haar het woord haar als een bezittelijk voornaamwoord zagen. Ja, dan heb je wel de didactiek dat je kunt zeggen dat je de vrouwelijke vorm door de mannelijke vorm moet vervangen, en dan krijg je die cd van hem en niet die cd van zijn, maar is dat niet gewoon een trucje? Zo'n leerling denkt dan "Okee hoor, wat jij wil," en past, als hij er bij de overhoring aan denkt, braaf het ezelsbruggetje toe, hooguit verbaasd over waar die taalkundigen zich allemaal druk over kunnen maken.

Nou is er natuurlijk principieel niet zoveel mis met die omzetting, want die brengt inderdaad de ware aard van het voornaamwoord aan het licht, maar toch heeft het iets onbevredigends. Wat kan dat zijn?

zondag 7 oktober 2012

Bij de dokter



Gisteren stond er op het nieuwe weblog van de taalprof een stukje dialoog, waar voor veel mensen geen touw aan vast te knopen zal zijn geweest. Het betrof een of andere spraakverwarring tussen een winkelbediende en een klant, en het ging over voornaamwoorden en woordgeslacht. Maar het was zo absurd, dat lezers zich zullen hebben afgevraagd wat de taalprof hier in vredesnaam mee wilde zeggen.

Dat kwam, de aanleiding stond er niet bij.

zaterdag 6 oktober 2012

In de fotozaak

"Goeiedag"
"Goedemorgen meneer. Wat kan ik voor u doen?"
"Ik heb gisteren hier dit fototoestel gekocht"
"Aha, laat eens zien. En wat is daarmee aan de hand?"
"Nou, ik had 'm in de doos gelaten omdat het een cadeautje was, en toen pakte ze het uit en toen deed hij het meteen al niet."
"Pardon meneer, u bedoelt het."

zondag 30 september 2012

Niet vergeten!

Op 28 september twitterde @TaalcentrumVU: Wat is juist: 'Ik heb het adres vergeten' of 'Ik ben het adres vergeten'? en dan een link naar een taaltip.

Nou zijn er waarachtig wel belangrijker zaken om je druk over te maken, en over deze kwestie bestaat al een uitgebreid en heel genuanceerd advies op taaladvies.net, met een overzicht van haast alle adviezen hierover, maar blijkbaar heeft het Taalcentrum van de VU de behoefte om nog een duit in dit al uitpuilende zakje te doen.

donderdag 27 september 2012

De taalprof treft geen blaam



Gisteren was de taalprof weer eens actief op Twitter (volg hem!). Hij reageerde op een tweet van Onze Taal, die luidde: Lastig: 'Treft traditionele media blaam?' is een vreemde woordvolgorde. 'Blaam treffen' leent zich slecht voor vraagzin. Hierop reageerde de taalprof met: Met een voornaamwoord als voorwerp klinkt het een stuk beter: Treft jou blaam? Treft mij blaam? Treft hen blaam?

@onzetaal nuanceerde de oorspronkelijke bewering meteen met de opmerking dat het in elk geval met een "nominatief lijdend voorwerp" gek was (bedoeld is: een lijdend voorwerp met een zelfstandig naamwoord als kern), en verschillende twitteraars (onder andere @taaljournalist) merkten op dat het misschien lag aan het feit dat blaam treffen ouderwets of weinig frequent is.

Allemaal niet zo heel bijzonder. Een gewone dag in het leven van een taalprof. Tot de volgende vraag hem als een vuistslag in het gezicht trof: blaam treffen? Wat is dat eigenlijk voor een woordgroep?

zaterdag 8 september 2012

De Taalprof ietsjes gemoedelijker

De NRC-columnist Hofland schrijft wel vaker over taal. Soms een beetje aan de nostalgische kant, dat alles vroeger beter was en zo, maar hij gooit er ook wel eens een leuke observatie doorheen. Zoals in zijn column van zaterdag 1 september (overpeinzingen 1676), waarin hij opmerkt dat weerman John Bernard van RTL4 (wie kent hem nog) de taal verrijkt zou hebben met het woord ietsjes. Zoals Hofland het formuleert: "Bij mijn weten is hij degene die het woord ietsje de meervoudsvorm heeft gegeven."

Dat kan niet kloppen.

vrijdag 15 juni 2012

Het verschil tussen Liesbeth Koenen

Als de taalprof een syntactische grap hoort, moet hij altijd even denken aan Liesbeth Koenen. Deze bekende taalcolumniste schreef namelijk ooit dat zij een verzameling wilde aanleggen van taalkundige grappen: grappen die afhankelijk zijn van de taalkundige structuur van een taalvorm. Later bleek dat die verzameling helaas helemaal niet bestond, maar dat heb je met meer dingen en daar heeft dan toch iedereen het over.

maandag 28 mei 2012

Verborgen grammaticales in raptekst Gers Pardoel


Populaire liedteksten worden in intellectuele kringen nogal eens bekritiseerd om hun oppervlakkigheid. Liefdesverdriet, de lente, lustgevoelens of landelijke voetbalelftallen, het zijn niet de meest diepgravende onderwerpen die erin aan de orde worden gesteld. Weliswaar gaat het in rapteksten wel eens om maatschappelijke onvrede of twijfel aan de zin van het bestaan, ook daar buitelen de uitbundig getatoeëerde, met goud omhangen uitvoerende artiesten en hun schaars geklede, kortstondige levenspartners tijdens niet al te filosofische gedachtewisselingen over elkaar heen.
En dan is daar ineens de Nederlandse rapper Gers Pardoel, die eerder de vaderlandse onderwijswereld in slaap suste met teksten als Ik neem je mee en Bagagedrager, maar die nu ineens op de proppen komt met een heuse grammaticales in de vorm van een raptekst.

vrijdag 11 mei 2012

Die sap toch!


Wij mogen blij zijn dat wij in Nederland altijd wel een columnist hebben die én goed schrijft, én aandacht heeft voor de taalvorm. Op die manier wordt steeds weer aangetoond dat mensen het heel erg leuk vinden om over de taalvorm na te denken (zelfs als dit zogenaamd gerechtvaardigd wordt als ergernis over het verval van de juiste vormen).


Heel vroeger had je onder andere Charivarius, later was Kuitenbrouwer heel populair, en nu heb je Paulien Cornelisse. Wie schrijft er eens een overzichtje van een eeuw taalpopulisten?


Als zo'n populair iemand iets signaleert heeft het meteen een enorme impact. Dat leest iedereen. Je zou als taalkundige wel gek zijn als je daar niet bij zou aanknopen. Ook al heb je het al eens eerder over zo'n verschijnsel gehad.

woensdag 9 mei 2012

Het zou kennen


Gisteren beantwoordde de taalprof een vraag over het verschil tussen kennen en weten. Wanneer gebruik je het ene werkwoord en wanneer het andere? Naast Ik weet een oplossing kun je best hebben Ik ken een oplossing, maar in andere gevallen zijn de werkwoorden niet allebei te gebruiken. En hoe zit het met het betekenisverschil?

Nou moet je je als modern taalkundige beperken tot de observeerbare feiten, maar de verleiding is groot om te redeneren vanuit de oorsprong.

maandag 7 mei 2012

Taalprof uit anonimiteit

Wat doet de taalprof als hij geen blogs schrijft, vragen beantwoordt of anderszins reddend optreedt bij grammaticale nood? Dan doet hij wel eens een optreden in kleine kring, voor een select gezelschap. Daar zijn bijna nooit beelden van, maar op 26 november 2011 was er toch een camera mee naar binnen gesmokkeld.

Nu is de geest dus uit de fles. De kogel is door de kerk, de kat is uit de zak en de bonen zijn gemorst. De taalprof in bewegende lichtbeelden, compleet met audiospoor. Het is wel een half uurtje doorbijten, maar unieke ervaringen hoeven niet altijd maar even te duren: klik hier en het begint.

zaterdag 21 april 2012

Nog steeds helemaal geweldig


De taalprof laat ook wel eens iets liggen. Vooral in het vuur van een discussie gaat hij vaak alleen op de kern van de kwestie in, en neemt hij niet de tijd om alle subtiliteiten rustig uit te spinnen. Maar gelukkig, de tijd kent geen einde en de taalprof heeft alle tijd. Op den duur komt alles nog een keer langs en krijgt hij de kans om ook dit sluiertje op te lichten.

Op 2 september 2006 schreef de taalprof een venijnig stukje tegen een columnist van de Elsevier, die een grammaticale analyse had gepubliceerd van de taalvormen helemaal geweldig en helemaal gratis. Hij noemde dat overtreffende trappen en een uitwas van onze emo-cultuur (hoe zou het daar trouwens mee zijn?) De taalprof ging alleen in op het bezwaar dat je woorden als geweldig en gratis niet zou mogen versterken, maar hij liet daarbij iets interessants liggen: want helemaal geweldig is wel een beetje vreemder dan helemaal goed. Hoe zit dat?

vrijdag 13 april 2012

3 = 2

Wie heeft afgelopen zaterdag in de NRC het interview gelezen met de Groningse taalkundige Jan-Wouter Zwart? Interessant verhaal, daar niet van, maar wie kan mij uitleggen wat er bedoeld wordt met de bewering Alle zinnen bestaan uit paren, die in een kadertje uitgelegd wordt? Kan iemand dat navertellen? Eerlijk zeggen!

zondag 1 april 2012

Taalprof concedes

As of today, the popular Dutch grammar blog Taalprof will cease to publish in the Dutch language. Instead, posts will be written in English, as will be the reactions on comments, which, incidentally, will be accepted in any world language (including Frisian).

The reason for this unexpected move is twofold. First, the taalprof expects to reach more people interested in grammatical matters. Since grammatical analysis is roughly the same problem in any language, the fact that the majority of the posts are about the Dutch language is immaterial. Second, the taalprof has noticed that Dutch readers are becoming more and more annoyed by the absence of English terminology in grammatical discussions on the blog. With almost no English words, the blog's language differs too much from modern colloquial Dutch, as a result of which it is beginning to smell like moth balls and old lace.

The taalprof is not afraid that his decision will alienate him from his current readers: "I think my blog attracts smart people with a keen eye for international language. They will be able to see the true meaning through any wording in any language. And what is more: most readers will see the humor in this: the only people who will turn their back to the blog are the sourpusses."

dinsdag 27 maart 2012

Nationale Bijspijkerdag Zinsontleding geprolongeerd

"Wat zit jij nou te doen?"
"O niks, ik stel een advertentie op voor de Nationale Bijspijkerdag Zinsontleding 2012."
"Hè? Is dat echt iets? Ik dacht dat dat een grap was."
"Nee hoor, het vorig jaar was dat een groot succes."
"Ga weg! Je gaat me toch niet vertellen dat er docenten zijn die zich een hele dag willen laten bijspijkeren in de traditionele zinsontleding."
"Jazeker wel! Er waren tientallen deelnemers, het lokaal zat vol, en ze kwamen uit het hele land. En uit België, niet te vergeten."
"Dus het was een internationale dag?"
"Ja zo zou je dat kunnen zeggen."
"Maar wat doe je dan zo'n hele dag? Oefenen tot je erbij neervalt?"
"Nee, dat was niet de opzet. Er waren wel praktische opdrachten, maar de nadruk lag op de inhoud."
"De inhoud."
"Ja, die was in twee delen verdeeld."
"Jaja, taalkundig en redekundig. Woordsoorten en zinsdelen."
"Nee, juist niet. In de ochtendsessie namen we de totale theorie van de traditionele zinsontleding door, dus alle woorden en zinsdelen."
"Toe maar! Dat krijg je toch nooit voor elkaar..."
"Jawel, als je maar het juiste abstractieniveau gebruikt, en de concepten áchter de termen bespreekt."
"Nou haak ik al meteen af."
"Vergis je niet: de ochtendsessie was zelfs te volgen voor docenten die van zichzelf vonden dat ze weinig kaas gegeten hadden van de zinsontleding."
"Maar dan zaten de gevorderden er toch gapend bij?"
"Dat was het leuke juist! Doordat de stof op een heel andere manier bekeken werd, was het zelfs voor de doorgewinterde ontleder fris en interessant. Er waren allerlei ideeën voor een andere aanpak. En dan had je natuurlijk het Grote Geheim dat Alle Angst en Onzekerheid Wegneemt."
"Pardon?"
"Tja dan moet je eigenlijk de dag bijwonen, dat ga ik natuurlijk niet zomaar prijsgeven."
"Nou ik weet het niet hoor. En wat gebeurde er dan 's middags?"
"In de middag bespraken we een aantal interessante kwesties, die ook geschikt zijn voor bespreking in de bovenbouw, en we eindigden met een hondsmoeilijke tekst, om te zien hoe goed we na afloop van de dag waren in vergelijking met aan het begin."
"Klinkt ambitieus! En je verwacht dit jaar weer inschrijvingen?"
"Ja hoor, het gaat vast weer vol lopen. Het vorig jaar hebben we al mensen moeten teleurstellen, die komen zeker dit jaar weer aankloppen. En dan maar hopen dat ze er op tijd bij zijn."

vrijdag 16 maart 2012

Perplexe taalprof proeft plots potsierlijke prophecy


Ja nou doe ik het zelf ook! Zojuist gebruikte een reageerder de zin Heeft het gesmaakt? en ik dacht meteen: daar zou ik eerder aanvullen Heeft het goed gesmaakt? en niet Heeft het lekker gesmaakt? Is er dan toch iets mis met lekker smaken? Of is het een self fulfilling prophecy? Dat ik uit empathie me allerlei taalgevoelens ga zitten inbeelden?

Smaken verschillen



Gisteren besprak ik een tweetwisseling tussen @Tjanne, @Onzetaal en @fonolog. @Tjanne vond de taalvorm lekker smaken aanvankelijk heel erg fout, maar liet zich overtuigen door @Onzetaal dat er niets mis mee was. Daarop merkte taalkundige @fonolog een verschil op tussen lekker ruiken en lekker smaken, aldus suggererend dat er toch een basis was om lekker smaken fout te vinden. Dat vond ik een interessante observatie, maar de suggestie leek mij onterecht (en, zo dacht ik, ook onbedoeld).

Nu neemt @fonolog die niet geworpen handschoen op in zijn dagelijkse column in het tijdschrift Neder-L. Hij had het toch een beetje zo bedoeld.

donderdag 15 maart 2012

De smaak van lekker


Op vrijdag de 13e kun je beter niet de weg op gaan, want dan heb je een grotere kans dat je iets overkomt. Er is geen enkele aanwijzing dat de toevallige samenloop van een weekdag met een zoveelste dag van de maand een oorzaak kan vormen voor het optreden van ongelukken, maar het volksgeloof is hardnekkig. Zelfs mensen die dit erkennen hebben nog de neiging om toch verklaringen te bedenken waarom er toch een sprankje waarheid in de onzinbewering zou kunnen zitten: misschien zijn er meer bijgelovige mensen op de weg, die overdreven goed opletten en daardoor ongelukken veroorzaken. Ik weet bijna zeker dat er lezers zijn die bij deze verklaring denken: "Hee, ja daar zit toch wat in!"

dinsdag 7 februari 2012

Wie komt dit van pas?


Nou schreef ik in de vorige brief aanvankelijk: dit komt hen van pas. Bij nalezen dacht ik: hen is hier meewerkend voorwerp, dus dat moet hun zijn. Ik kreeg echter toch een beetje een ongemakkelijk gevoel, omdat je niet echt kunt zeggen Dit komt aan hen van pas, Dit komt bij hen van pas of Dit komt voor hen van pas (deze is misschien nog het beste), dus zo duidelijk is het blijkbaar allemaal niet.

Ik had de inhoud van de brief niet beter kunnen illustreren dan aan de hand van deze zin. Want hoe zit die eigenlijk in elkaar? Dat is helemaal niet zo zeker.

Beste ouders,

ik schrijf u deze brief omdat u op een ouderavond de leraar Nederlands van uw zoon/dochter hebt aangesproken op de grammaticalessen. U vond dat de leraar uw zoon/dochter met te veel onzekerheden opzadelde. U zag liever dat de grammatica op de ouderwetse manier onderwezen werd, met handige rijtjes die je van buiten kunt leren, en ezelsbruggetjes die je snel naar het juiste antwoord leiden. In plaats daarvan begon de leraar Nederlands van elke ontleding een probleem te maken en zelfs in sommige gevallen uit te spreken het ook niet allemaal zeker te weten. Hierdoor raakte uw zoon/dochter in grote verwarring. U suggereerde toen dat de desbetreffende leraar maar eens op een nascholingscursus grammatica zou moeten gaan.


Als taalprof word ik herhaaldelijk geconfronteerd met dit soort verhalen van leraren die op zo'n nascholingscursus geweest zijn. Het eerste wat ze op die cursus namelijk leren is dat de ontleding vol zit met onzekerheden, en dat je in je lessen maar beter kunt proberen om je leerlingen te leren om daarmee om te gaan dan dat je dit krampachtig probeert te verdoezelen.

Ik begrijp heel goed dat uw kinderen (en u zelf) zich wat ongemakkelijk voelen bij onzekerheden, maar ik geef u heel graag de volgende wijsheid ter overweging, die u het beste op een tegeltje aan de wand kunt spijkeren: "Waar de zekerheid begint, houdt het nadenken op."

Vanaf het moment dat je iets zeker weet, verdwijnt de noodzaak om er verder over na te denken. En het voornaamste doel van het onderwijs is om de leerlingen te leren nadenken. Daartoe moeten zij geconfronteerd worden met onzekerheden. Dat moeten wel onzekerheden zijn die hen stimuleren om na te denken, en die niet zo massaal zijn dat ze hen laten dichtklappen (dat is blijkbaar in uw geval gebeurd), maar u zult het met mij eens zijn dat je beter goed voorbereid kunt zijn op onzekerheden in de toekomst dan dat je een heleboel kennis hebt over zekerheden uit het verleden.

In het geval van uw zoon/dochter komt daar nog iets bij: die zit namelijk op het vwo, dat tot doel heeft om de leerlingen voor te bereiden op de wetenschap. En in de wetenschap, kan ik u vertellen, bestaan er bitter weinig zekerheden. In de wetenschap gaat het juist om het omgaan met de onzekerheden. Alleen zo komen we vooruit. Door uw zoon/dochter op het vwo te plaatsen hebt u ervoor gekozen om hem/haar toe te rusten met de vaardigheden om die onzekerheden aan te kunnen. Dan kunt u eigenlijk niet willen dat er meer zekerheden in de lessen moeten zitten.

De grammatica, beste ouders, heeft tot doel te beschrijven hoe de taal in elkaar zit. Grammaticalessen geven uw zoon/dochter de mogelijkheid om daar stukjes van te doorzien. Dit komt hun van pas als zij zich op het gebied van de Nederlandse taal aan de taalnorm moeten houden (want de taalnorm is voor een belangrijk deel gebaseerd op hoe de taal in elkaar zit), en als zij een vreemde taal leren (want vreemde talen worden vanuit dezelfde principes beschreven als het Nederlands, ook in de lesmethodes). Belangrijk bij dit alles is dat zij leren redeneren over de taalvorm. De leraar Nederlands van uw zoon/dochter is bezig om ze dat te leren. Dat is misschien niet de gemakkelijke weg (rijtjes en ezelsbruggetjes zijn makkelijker), maar wel de beste, en misschien ook wel de leukste. Misschien mag ik dat met een vergelijking illustreren.

U maakt in uw vrije tijd vast wel eens een sudoku. Als u dat doet (en vaker doet), dan zult u de ervaring hebben dat de sudokus waarbij te veel cijfertjes al ingevuld zijn, helemaal niet zo leuk meer zijn. Veel te gemakkelijk. Naarmate u beter wordt krijgt u steeds meer behoefte aan sudoku's waarin minder cijfers zijn ingevuld, met andere woorden: waarin de onzekerheden in aantal toenemen. Alleen door sudoku's te maken met voldoende onzekerheden wordt u een betere puzzelaar.

Maakt u zich dus geen zorgen, beste ouders, over de leraar Nederlands die zegt dat de grammaticale ontleding vaak onzeker is. Maakt u zich eerder zorgen om al die andere leraren die alles wel zeker weten. Die horen eigenlijk op het vwo niet thuis.

hoogachtend,

de taalprof





donderdag 2 februari 2012

Mag gezien laten worden



Deze kende ik nog niet, maar ik hoorde hem bij De wereld draait door: ik heb de precieze zin niet opgeschreven, maar het was iets als: De realiteit die best mag gezien laten worden. Mooi voorbeeld van het problematische laten. Er zijn al gevallen gesignaleerd als De mogelijkheden worden voorbij laten gaan, Hier wordt iets laten zien, en Dat mijn minister-president alle hoeken van die zaal wordt laten gezien, maar deze is net weer een beetje anders.

De overeenkomst is de moeilijkheid om het hulpwerkwoord van causaliteit laten te combineren met een lijdende vorm. Dat gaat niet: het hulpwerkwoord laten wil per se het laatste hulpwerkwoord zijn, en worden wil dat ook. Dat kan niet allebei. Om worden te laten volgen door laten zou laten eigenlijk een voltooid deelwoord moeten zijn (worden gelaten zien), of een vervangende infinitief (worden laten zien), maar beide voelen niet goed aan. Dan zou je zeggen: laat laten volgen door de lijdende vorm (laten worden gezien), maar dat levert een kromme betekenis op, omdat juist het causaal gemaakte werkwoord (laten zien) in de lijdende vorm bedoeld wordt. Degene die iets laat moet daardoor in de door-bepaling komen zitten (iets wordt door iemand gelaten).

Waarom is dit geval bijzonder? Omdat hier de uitweg wordt gekozen om het voltooid deelwoord gezien vooraan de werkwoordelijke eindgroep te plaatsen. In plaats van mag laten worden gezien realiseerde de taalgebruikster gezien mag laten worden, waardoor het conflict dat optreedt bij het horen van het voltooid deelwoord op het eerste gezicht vermeden wordt. Volgens mij gaat het nu echter weer mis, omdat gezien nu wordt geïnterpreteerd als een soort naamwoordelijk deel, met worden als koppelwerkwoord. Ongeveer zoals de realiteit die best bekend mag laten worden. Maar ook hier staat worden in het bereik van laten. Dat klopt qua betekenis weer niet, omdat de realiteit zelf niets laat gebeuren, en dat wordt door deze constructie wel gesuggereerd.

Het zou interessant zijn als de zin had geluid de realiteit die best gezien mag worden gelaten. Dat zou syntactisch in orde zijn geweest, naar analogie van de realiteit die best ongezien mag worden gelaten. Maar toch is dat ook weer niet wat de spreekster bedoelde. Dan staat er dat de realiteit best in een bepaalde toestand (de geziene toestand) mag worden gelaten. En zij bedoelde dat de realiteit best mag worden getoond. Door te kiezen voor splitsing van tonen in laten en zien werkte zij zichzelf syntactisch in de nesten.

De taalnorm klopt nooit

Veel mensen schijnen te denken dat de taalnorm in overeenstemming moet zijn met het taalgevoel van de meerderheid van de taalgemeenschap. Taalnormaanhangers verzetten zich tegen deze gedachte. Ze hebben gelijk.

Ik heb het al vaker gezegd: als de norm gelijk was aan het taalgevoel, dan was hij nergens voor nodig. Misschien scherper gezegd: dan bestond hij niet. Immers, het heeft weinig zin om taalgebruikers als verplicht voor te houden wat ze toch al doen. Die norm zou hooguit bij het onderwijs aan anderstaligen een rol kunnen spelen.

Dat is natuurlijk een extreme situatie: in werkelijkheid zul je altijd taalregels hebben die maar door een deel van de taalgemeenschap als onnatuurlijk worden ervaren, terwijl een ander deel vindt dat het om heel natuurlijke regels gaat. Dat mag zo zijn, maar dan kun je nog constateren dat het belang van de norm afneemt naarmate minder mensen hem overtreden. En dus toeneemt naarmate meer mensen hem overtreden. Nog anders gezegd: hoe meer mensen de norm onnatuurlijk vinden, des te belangrijker wordt hij, omdat het voor de taalgemeenschap moeilijker wordt om hem te handhaven.

Het mag dan op het eerste gezicht een loffelijk streven lijken om de norm zo veel mogelijk te laten aansluiten op het taalgevoel, lukken zal dit nooit.

Hetzelfde geldt voor de verhouding tussen de taalnorm en de taalwerkelijkheid (de taal die wij concreet produceren). Ook daar vind je die noodzakelijke ongelijkheid: als de norm gelijk zou zijn aan de werkelijkheid, was hij daarmee meteen verdwenen.

Hiermee is natuurlijk niets gezegd ten voordele of ten nadele van de norm (of specifieke regels daaruit). Of je de norm een goede zaak vindt is een andere discussie. Maar hij wijkt in elk geval noodzakelijkerwijs af van het taalgevoel.

zondag 29 januari 2012

Hun dikke ut foorbeeld an

In een opiniestuk in de Volkskrant maakt Jeanet Meijs, bestuurslid van Beter Onderwijs Nederland, zich boos over het niveau van de (nieuwe) leerkrachten in het basisonderwijs. Een van deze "dramatisch ongeschikte mensen" zou beledigd over ouders hebben gezegd: Hun denke dat se alles beter wete als mij.

De taalprof weet te weinig van onderzoek naar het gemiddelde niveau van de basisschoolleerkracht, maar hij ziet wel wat er mis is met de presentatie van dit voorbeeld. Die verraadt namelijk weinig kennis over wat goed en fout is in de taal.

De zin Hun denke dat se alles beter wete als mij ziet er inderdaad erg fout uit. Maar let op: de leerkracht heeft hem zo niet opgeschreven, het gaat om een gesproken taaluiting die door de auteur van het artikel is opgeschreven.

Natuurlijk, in gesproken taal gelden ook taalnormen. Zo is het gebruik van hun als onderwerp een schending van de taalnorm, en ook de constructie beter als mij is al tientallen jaren het klassieke voorbeeld van de taalfout. Dat is inmiddels al zo'n cliché geworden dat je je langzamerhand zou kunnen afvragen waarom de taalgebruikers toch met alle geweld deze fout willen blijven maken. De taalkundige Paardekooper pleit hier al jaren voor als ik (in plaats van -ja ik zeg het er maar voor de zekerheid bij- het correcte  dan ik).

Maar goed, die klassieke fouten, daar hoor je mij niet over. Voor de auteur een gelukkig toeval dat de leerkracht ze zo mooi aan het begin en einde van een relatief korte uiting heeft neergezet, dat citeert lekker, maar akkoord: een leerkracht die dit zo zegt gaat te veel met zijn tijd mee en moet teruggefloten worden. Hij (of zij) zal het niet voor de klas gezegd hebben denk ik, want daar hebben ze wel wat beters te doen, maar goed, leraren moeten ook in de kroeg op hun woorden letten.

Nee, het gaat me om de rest van die uiting. Daar staan drie andere afwijkingen van de schrijftaalnorm in: denke, se, en wete. Daardoor lijkt het allemaal nog een stuk fouter dan dat het al was. De auteur had ook nog beter als baiter kunnen spellen, dat se aan elkaar en als als as, dan was elk woord verdacht geweest.

De suggestie van deze spelwijzen is duidelijk: de leerkracht spreekt het ook nog allemaal verkeerd uit. Maar hoe verkeerd is dat eigenlijk, dat je de slot-n van werkwoorden weglaat? Ik zou zeggen: kijk eens in een uitspraakgids, dan zie je dat dit standaardnederlands is. Met andere woorden: het is geheel in overeenstemming met de taalnorm om denke en wete te zeggen. Vlekkeloze uitspraak van de leerkracht.

Maar dat se dan, dat is toch een schoolvoorbeeld van stadsaccent? Amsterdams bijvoorbeeld (de son in de see sien sakke). Maar ook hier slaat de auteur van het artikel de plank mis: het voornaamwoord ze achter het voegwoord dat ondergaat een fonologisch effect dat voorwaartse assimilatie wordt genoemd: de stemhebbende z wordt de stemloze s onder invloed van de stemloze t. Dat is een uitspraakregel van het Nederlands, die volledig overeenstemt met de norm. Sterker nog: als je geforceerd ze zou willen uitspreken wordt het automatisch iets als dad ze, en dat is zeker fout.

De gewraakte spelwijzen, die dus op schrift er heel fout uitzien, zijn dus precies de weergaven van hoe het hoort. Het is wel duidelijk waarom de auteur dit zo gedaan heeft: om de taalfouten aan het begin en het einde retorisch nog wat aan te dikken. Maar juist hierdoor graaft zij haar eigen graf: in plaats van de leerkracht verder te incrimineren, ontmaskert zij zichzelf als iemand die niet begrijpt hoe de taal in elkaar zit.

zaterdag 28 januari 2012

Het Nederlands is niks veranderd

Het is een van de hardnekkige mythen over onze taal: het Nederlands verandert sneller dan andere talen. Deze gedachte duikt in allerlei varianten op. Gisteren beweerde Arnold Heumakers in de NRC: "Het Nederlands is sinds de 19e eeuw veel meer veranderd dan het Frans, Engels of Duits, het doet nu raar en vreemd aan." Let op de onderbouwing: het Nederlands uit de 19e eeuw "doet raar en vreemd aan." Dus niet alleen raar, maar ook nog eens vreemd. Deze redenering ademt maar één woord: gezichtsbedrog.

dinsdag 24 januari 2012

Wie leest zichzelf taalkundige?



Vaak hoort de taalprof in de taalwereld de mooiste taaluitingen zomaar in het wild voorbijkomen. De ingewikkeldste constructies duiken op in de meest onverwachte contexten. Zo hoort hij nu al de hele week af en toe een reclameslogan langskomen voor een talentenjacht op de commerciële televisie. Die luidt: Wie zingt zichzelf miljonair. Wat is daar bijzonder aan?



Nou ja, niks bijzonders eigenlijk. Maar een mooi exemplaar van een constructie waar je in de gewone zinsontleding eigenlijk weinig mee aankunt. Ga maar na: in Wie zingt zichzelf miljonair moet je zichzelf als lijdend voorwerp benoemen en miljonair als bepaling van gesteldheid. Niet zo heel moeilijk, maar wel onbevredigend. Waarom?

Het werkwoord zingen kan heel goed een lijdend voorwerp hebben. Dat kun je wel weglaten (Zij zingt best goed), maar als je zingt, zing je altijd iets. Het lijdend voorwerp is altijd in gedachten aanwezig. Maar wacht eens even: in jezelf miljonair zingen is jezelf helemaal niet dat iets wat je zingt! Hoe zit dat?

Eerst even dat miljonair. Dat heeft hier de betekenis van een eigenschap of een toestand die je bereikt als gevolg van het zingen. In taalkundige termen: miljonair is een predicatie bij zichzelf. Het hoeft ook niet per se zichzelf te zijn. Je kunt ook iets hebben als Hij zingt zijn erfgenamen miljonair. Die zin betekent dat hij zo goed of succesvol zingt dat zijn erfgenamen miljonair worden.

Die predicatie, dat is, eenvoudig gezegd, een soort verborgen naamwoordelijk gezegde met zichzelf (of zijn erfgenamen) als onderwerp en miljonair als naamwoordelijk deel: hij zingt, en daardoor wordt hijzelf (of zijn erfgenamen) miljonair. In de zinsontleding is dat een normale constructie met bepaling van gesteldheid. Meer precies wordt dit ook wel een resultatieve werkwoordbepaling genoemd, omdat het miljonair zijn het gevolg zijn (of het resultaat) van het zingen.

Interessant is dat je in plaats van miljonair niet alleen andere predicaten kunt hebben (Wie zingt zichzelf schatrijk? bijvoorbeeld), maar ook plaatsbepalingen (Wie zingt zichzelf op het podium). Dat is niet zo vreemd, want dat heb je bij naamwoordelijke gezegdes ook: bij de meeste koppelwerkwoorden kun je ook plaatsbepalingen zetten, en in de traditionele zinsontleding benoem je het gezegde dan als werkwoordelijk (omdat het dan niet zegt wat je bent, maar waar je bent). Waarom is het dan interessant? Wel, omdat de plaatsbepaling in deze zin een duidelijke richtingsbepaling wordt. Als je zegt Wie zingt zichzelf op het podium? dan heb je het over de plaats waar iemand zichzelf naartoe zingt. Je zegt niet Wie zingt zichzelf daar? maar Wie zingt zichzelf daarheen?. Een richtingsbepaling is de ruimtelijke tegenhanger van de resultaatbepaling. Bij de resultaatbepaling gaat het om de toestand die het resultaat is, en bij de richtingsbepaling is het de plaats die het resultaat is. Wat zie je hieraan? In de constructie Wie zingt zichzelf miljonair? wordt er door de constructie (iemand dingest zichzelf dinges) een resultaatbetekenis opgeroepen.

Maar nu dat lijdend voorwerp. De analyse in de voorgaande alinea's laat zien dat zichzelf eigenlijk het onderwerp is van een soort minizin zichzelf wordt miljonair. En die zin is eigenlijk een soort resultaatbepaling bij Wie zingt: Wie zingt zo, dat hij miljonair wordt?. In die ontleding is dat hij miljonair wordt bijwoordelijke bijzin (sluit aan op zo), en het lijdend voorwerp van zingt blijft ongenoemd. Waarom ontleden we de zin Wie zingt zichzelf miljonair? ook niet zo? zichzelf miljonair als een soort
beknopte bijwoordelijke bijzin?

Allereerst zou dit een uitzonderlijke bijzin zijn: geen gezegde met werkwoorden (andere beknopte bijzinnen hebben altijd een werkwoord), en juist wel een onderwerp (andere beknopte bijzinnen hebben nooit een onderwerp). Bovendien kan zichzelf eigenlijk geen onderwerp zijn. Kortom: het zou een heel uitzonderlijke ontleding worden.

Maar kunnen we zichzelf dan niet beter geen lijdend voorwerp noemen? Het is immers niet wat je zingt? Maar ook daar is wel iets op aan te merken. Zo kun je bijvoorbeeld het "echte" lijdend voorwerp bij zingen in deze constructie niet toevoegen. Je kunt niet iets zeggen als Wie zingt zichzelf een liedje miljonair, in welke volgorde dan ook (Wie zingt zichzelf miljonair een liedje?). Het lijkt erop dat zichzelf in ieder geval wel de positie van het lijdend voorwerp inneemt.

Maar er is nog iets. Misschien vindt niet iedereen het acceptabel, maar je kunt je ook een zin voorstellen als Wie werden er in vorige jaren allemaal miljonair gezongen?). Zelfde constructie, zelfde betekenis. Maar nu heb je een lijdende vorm, en het onderwerp, dat zijn degenen die miljonair werden. Maar dat is een goed argument om te zeggen dat het zinsdeel in de actieve zin lijdend voorwerp is.

Lost de moderne taalkunde deze puzzel op? Jawel: die zegt dat zichzelf eigenlijk het onderwerp is van het predicaat miljonair, maar de positie van het lijdend voorwerp inneemt. Het is dus beide tegelijk. In de eenvoudige zinsontleding moet je een keuze maken. Lijdend voorwerp is dan de beste keuze.

maandag 23 januari 2012

Je kunt het niet vaak genoeg zeggen

 Minister van Onderwijs Van Bijsterveldt twitterde zojuist: hoogbegaafden zijn van grote waarde voor onze samenleving. Een waar woord. Daar zal niet iedereen het meteen mee oneens zijn. Vooral niet de mensen die zich afvragen wat hoogbegaafdheid precies is en hoe het bepaald wordt.


Hoogbegaafdheid, dat is een bovengemiddelde beheersing van een verzameling van vaardigheden. Wat voor vaardigheden zijn dat? Wel, dat zijn precies de vaardigheden die van grote waarde zijn voor onze samenleving. In hoogbegaafdheidsmetingen zit vast geen vaardigheid die bestaat uit het zo snel mogelijk naar binnen stouwen van frikadellen, of het zorgvuldig inbrengen van een met heroïne gevulde injectienaald in je eigen arm.

Wie hoog scoort op een hoogbegaafdheidstest beheerst dus in bovengemiddelde mate de vaardigheden die van grote waarde zijn voor onze samenleving. De minister beweert dus dat mensen die in hoge mate vaardigheden beheersen die van grote waarde zijn voor onze samenleving, van grote waarde zijn voor onze samenleving. Uh huh.

In feite bevestigt de minister met haar uitspraak dus alleen de meetmethode. Als hoogbegaafden inderdaad van grote waarde zijn voor onze samenleving, dan is die hoogbegaafdheid dus goed gemeten. Helaas is dit vast niet wat de minister had willen zeggen. Zij heeft ongetwijfeld de intentie gehad om te suggereren dat zij aandacht heeft voor de hoogbegaafden, en dat het door haar gesubsidieerde onderwijs die hoogbegaafdheid opkweekt.

Overigens is die aandacht wel loffelijk, al zou je ook kunnen denken dat alle leerlingen het onderwijs verdienen dat past bij hun mogelijkheden. Dat lijkt me namelijk in het woord samenleving opgesloten.

Waar was de taalprof?

Zoals in het vorige bericht al aangekondigd, begint de Taalprof langzaam te ontwaken uit zijn door de weblogprovider afgedwongen winterslaap. Het jaar is goed en wel van start gegaan, de sneeuwklokjes bloeien, en de taalprof maakt zich op voor zijn zevende blogjaar, waarbij hij het zesde maar liefst zo snel mogelijk vergeet.

Heeft de taalprof in de afgelopen maanden dan stilgezeten? Heeft hij de grammatica in de steek gelaten, overgeleverd aan het Grammaticale Onbenul en zijn handlangers? Natuurlijk niet! Je zou kunnen zeggen dat de taalprof van de nood een deugd heeft gemaakt, en de afgelopen tijd als een periode van bezinning, zeg maar een soort sabbatical, heeft aangewend. Hij trok het land in, sprak met taaldocenten over het grammaticaonderwijs, en vierde triomfen met optredens voor uitzinnige menigtes. De resultaten daarvan zullen in de komende maanden in de blogs doorsijpelen.

Ondertussen fluisterde hij zielsverwante taalcolumnisten bij het tijdschrift Neder-L ideetjes in voor grammar feud (lees ook de vervolgcolumns), dat zich in de laatste dagen van 2011 als een heuse rage ontpopte.

Maar nu keert de taalprof dus weer terug bij zijn oude stiel. Een beetje onwennig misschien, onvast op de benen en knipperend met de ogen, maar met de oude strijdlust in zijn borst en de vingers klauwend in het toetsenbord.

Taalprof wordt langzaam wakker

Het houdt nog steeds niet over op het gemigreerde weblog van de taalprof, al begint er wel beweging in te komen. De berichten zijn inmiddels allemaal gemigreerd door weblog.nl, en ook de trefwoorden zijn eindelijk hersteld. We mogen hopen dat ook de interne links allemaal werken, en zo te zien zijn de plaatjes (de breintjes) ook weer teruggevonden. En ten slotte is de hinderlijke en opzichtige reclame ook eindelijk verdwenen.

Wat is er dan nog niet in orde?