Posts tonen met het label Bijwoordelijk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Bijwoordelijk. Alle posts tonen

vrijdag 4 januari 2013

Nog een rondje


Ik weet niet zeker of ik het nou een taalkundige grap vind, maar ik kan het er wel van maken. Het is een mopje dat al sinds onheuglijke tijden in mijn schoonfamilie verteld wordt, dus ik verzin niets zelf: Een grote stoere kater gaat elke avond van huis en blijft dan uren weg. Zijn kleine zoontje vraagt hem: "Pap, waar ga je toch elke keer naar toe?" "Neuken!" is het barse antwoord. "Mag ik mee, mag ik mee, mag ik mee?" Maar de kater weigert: "Nee, jongen, daar ben jij veel te jong voor." Maar de kleine blijft elke avond maar zeuren of hij mee mag, dus uiteindelijk geeft de vader toe: "Nou vooruit, kom dan maar mee." En ze vertrekken, naar een donker steegje achter de kerk. Daar aangekomen zet de vader het plotseling op een rennen, en het kleintje dribbelt er opgewonden achteraan. De kater rent of zijn leven ervan afhangt, helemaal rond de kerk, en zijn zoontje met moeite achter hem aan. En dat herhaalt zich een paar keer: de kater blijft maar rennen, in de hoop dat zijn zoontje er genoeg van krijgt. En ja hoor: na het vierde rondje komt het kleine katertje buiten adem achterop en hijgt: "Nou pap, ik neuk nog één rondje mee, maar dan ga ik naar huis hoor!"

Als je vindt dat taalkundigen met hun tengels van grappen af moeten blijven, dan moet je nu niet verder lezen.

vrijdag 26 oktober 2012

Te leuk om te laten liggen



Vandaag zag de taalprof op Facebook (ja daar zit hij ook al) een advertentie van de firma Samsung, waarin een robotstofzuiger werd aangeprezen. De tekst eindigde met de -ongetwijfeld ironisch bedoelde- zin Of vind je stofzuigen veel te leuk om zelf te doen? En toen moest de taalprof ineens heel erg hoesten.

De bedoeling van het zinnetje is duidelijk: stofzuigen vind je eigenlijk niet zo leuk dat je het zelf wilt doen. Maar staat dat er wel? Immers, de zin had ook kunnen luiden Of vind je stofzuigen veel te leuk om het aan een robot over te laten? Dan was de bedoeling hetzelfde geweest, maar zelf doen en aan een robot overlaten is precies elkaars tegengestelde. Hoe kan dat?

zondag 5 september 2010

Taal moet je voelen


Wie heeft er wel eens op school geleerd hoe je taal moet voelen? Niemand? Wat? Dat hoeft toch helemaal niet? Hoezo, dat doe je vanzelf al? Maar dat geldt toch ook voor het gebruiken van taal? Dat doe je ook vanzelf al en toch leer je er iets over op school. Zelfs nadenken over taal doe je al zonder dat je daarover op school iets wordt geleerd.


Ook voelen moet je leren. Tenminste, je moet leren hoe je voelt dat je voelt. En hoe je dat dan weer weet: hoe je weet dat je voelt hoe je voelt. Want taal voelen, dat doe je meestal onbewust. En net als je voor je gezondheid moet luisteren naar je lichaam, zo moet je voor je taalgebruik luisteren naar je taalgevoel.

dinsdag 6 juli 2010

Bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling: hetzelfde maar dan anders



Op Twitter vraagt iemand (in de categorie #durftevragen): "Kan iemand mij duidelijk het verschil tussen bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling uitleggen?" Ja dat kan wel. Maar daar heb je niet veel aan als je niet eerst weet wat de overeenkomsten zijn.

zondag 11 januari 2009

Taalprof ontleedt verder



In het bericht van gisteren kwam de taalprof er niet helemaal uit, waarom je nou als kon weglaten in een zinnetje als De taalprof ontleedt zo goed (als) hij kan. De hele nacht lag hij te woelen en te zweten, en vanmorgen, in een discussie met een lezer, kreeg hij ineens een idee. In het antwoord aan de lezer gaf hij het al weg, maar het is eigenlijk wel een apart berichtje waard.

zaterdag 10 januari 2009

Taalprof ontleedt zo goed hij kan




Het staat in een liedje van Bram Vermeulen (Doe het): Doe het zo zacht je kan. En dan ook nog eens zo lief je kan, en zo stil je kan, even verderop in het liedje. Allemaal heel lief, en het rumbaritme is aanstekelijk, maar die zin knaagt wel aan mijn taalgevoel. Zo zacht je kan? Wat is daarmee aan de hand dan?

donderdag 6 november 2008

Stil in mei



Even tussendoor: de taaladviesdienst van Onze Taal heeft op haar weblog een oproepje om liedjes met maandnamen in de titel in te sturen. Toen ik daarover nadacht schoot het lied Stil in mij (Van Dik Hout) door mijn hoofd. Dat is natuurlijk niet goed, want het is niet Stil in mei, en de woordspeling is wel leuk, maar misschien ook te flauw om als antwoord op de oproep te plaatsen.


Maar er is wel iets interessants aan de hand.

Goede raad kost duur



Naar aanleiding van een lezersvraag gisteren herinnerde de taalprof zich een oudere discussie (zie punt 4 in de link, en de voorgaande discussie), over de zin Hoeveel kost die auto? Die discussie zat een beetje verborgen in de vragenrubriek van deze site, maar hij is eigenlijk best een aparte bespreking waard.

Daarom nu: Hoeveel kost die auto? en wat is dan Hoeveel?

maandag 22 september 2008

Als taalprof zijnde moet je wel



Ha, weer eens discussie! Mijn opmerkingen over het "contaminatiestempelen" hebben geleid tot een discussie over de grammaticale analyse van als X zijnde, een van de schoolvoorbeelden van een contaminatie. Ik stelde dat ter discussie. Volgens mij kun je als X zijnde veel beter verklaren vanuit de ontleding. Wanneer als X de functie heeft van een bepaling van gesteldheid, heeft het een "naamwoordelijke betekenis," dat wil zeggen dat het zinsdeel van iemand of iets zegt dat hij (of zij of het) "X is". In de zin Als muzikant bespeelde Karel meerdere instrumenten zeg je met zoveel woorden dat Karel muzikant is. Vandaar dat taalgebruikers de neiging hebben om dat naamwoordelijke karakter te verduidelijken door de toevoeging van zijnde.

Wat kan iemand hier tegen hebben?

dinsdag 16 september 2008

Het grootste gevaar voor de grammatica



Veel mensen ergeren zich vaak aan allerlei taalverschijnselen (zoals bijvoorbeeld de zin Veel mensen irriteren zich vaak aan allerlei taalverschijnselen of zoals bijvoorbeeld in plaats van alleen zoals of bijvoorbeeld). Hoe zit het met de taalprof? Of is dat weer zo'n supertolerante alles-moet-kunnentaalkundige? Nee hoor, ook de taalprof wordt het wel eens rood voor ogen. Met name ergert hij zich groen en geel aan stempeltermen.

zaterdag 23 februari 2008

De Taalprof de maat genomen



Als er ergens een grammaticatoets op het internet staat, is de taalprof er als de kippen bij om zich daaraan te onderwerpen. Dit is zo'n test. En wat denk je? De taalprof scoort geen 100, maar 85%. Wat had hij fout?


Nou moet ik van tevoren zeggen dat het echt toeval is dat het hier weer de taalwinkel betreft, waar ik een paar weken geleden zo'n kritiek op had. Het is echt niet mijn bedoeling om aan "taalwinkelbashing" te doen, maar zeg nou zelf: misstanden moeten gerapporteerd worden.

vrijdag 1 februari 2008

Kan ik het nog ruilen?



Stel je wilt iets weten over ontleden. Dan ga je naar de taalwinkel en je kijkt wat er te koop is. Mooie, fris ingerichte zaak met allerlei glimmende adviezen op de plank, en hee, zowaar een afdeling Ontleden en woordsoorten! In zes kleuren, dus in didactisch opzicht lijken kosten noch moeite gespaard.

Mooie voorbeeldontleding van de zin Ik wil mijn zus morgen een goed boek voor haar verjaardag geven. Dat ziet er al meteen feestelijk uit. Maar wat is nou een prepositieconstituent? Dat is namelijk de ontleding van voor haar verjaardag. Een prepositieconstituent?

vrijdag 9 februari 2007

Alles heeft zijn prijs



Ha fijn, weer een discussie! Een lezer vraagt de taalprof: wat is de ontleding van de zin Wat is de prijs van die auto? En meer in het bijzonder, hoe benoem je het woordje wat? Naamwoordelijk deel van het gezegde, of... bijwoordelijke bepaling? Zo op het eerste oog een makkelijke vraag, maar ongemerkt ontspint zich een discussie die een interessante constructie boven water haalt.

Het voor de hand liggende antwoord op de vraag is (althans in mijn beleving): in de zin Wat is de prijs? is Wat het naamwoordelijk deel van het gezegde. De zin is de vragende vorm van De prijs is 1 euro, en in die zin is is koppelwerkwoord. Je kunt het vervangen door vrijwel elk ander koppelwerkwoord: De prijs is, blijft, wordt, lijkt, schijnt, blijkt 1 euro, het is allemaal prima. Ook de betekenis is in orde: die 1 euro is een nadere specificatie van de prijs, je zou het als een eigenschap van de prijs kunnen zien. Net als De prijs is hoog.


Wat kan iemand hier nou op tegen hebben?

maandag 28 augustus 2006

Niet buiten buiten roken kunnen




Het deksel is van de beerput: op nltaal.blog.nl staat een oproep tot het insturen van zinsbouwgrapjes, zoals ikzelf al behandel in deze log. Nu is er vast geen houden meer aan, en komt de langgekoesterde droom van Liesbeth Koenen uit: een behoorlijke verzameling van grammaticaal interessante grappen.


Taalblogger Ben Schattenberg geeft alvast een voorzet met het grappig bedoelde opschrift Als u niet buiten roken kunt, kunt u buiten roken. Goed gevonden, maar wat is er grammaticaal nou zo aardig? Is het alleen maar het dubbelzinnige woordje buiten, of zit er meer achter?


De meeste woorden hebben meer dan één betekenis. Toch is de dubbelzinnigheid van buiten bijzonder, omdat de twee betekenissen ook grammaticaal verschillen. Als je buiten opvat in de betekenis "in de buitenlucht", dan is het een bijwoord, en anders is het een voorzetsel. Een voorzetsel? Jazeker!


Voorzetsels kun je combineren met een woordgroep met een zelfstandig naamwoord: in de tuin, over de brug, aan het werk. Maar roken is toch een werkwoord? Ja, dat is wel zo, maar je kunt het ook, zoals dat heet, zelfstandig gebruiken (zeg maar als "het roken"). In plaats van Ik kan niet buiten roken (in de betekenis dat je verslaafd bent aan roken), kun je ook zeggen: Ik kan niet buiten sigaretten. Dat is dezelfde constructie.


Heb je het over buiten roken in de betekenis "in de buitenlucht roken", dan is buiten een bijwoord, net zoals bijvoorbeeld hier. Het gedeelte ...kunt u buiten roken zit hetzelfde in elkaar als ...kunt u hier roken.


Het is bijna ondoenlijk om deze grap te vertellen, want in een normale uitspraak verdwijnt de dubbelzinnigheid. In de lezing van buiten als voorzetsel vervalt de klemtoon daarop, en krijgt roken extra nadruk. In de andere lezing worden beide woorden benadrukt (al krijgt misschien juist roken minder accent). Als je zegt: Kunt u niet buiten ROKEN, dan kunt u BUITEN roken, dan valt de hele grap niemand meer op.


Waarom wérkt dit grapje, al is het dan alleen schriftelijk? Waarschijnlijk omdat je in de verbinding buiten roken geneigd bent om buiten als een bijwoord op te vatten (roken doe je, zeker tegenwoordig, meestal buiten). In ieder geval zul je de neiging hebben om beide voorkomens van buiten roken hetzelfde op te vatten. Dus buiten beide keren als bijwoord, of buiten beide keren als voorzetsel. Dat levert in alle gevallen een tegenstrijdigheid op, waardoor je je eigen interpretatie moet gaan herstellen. Dat geeft een milde stress, en lachen lucht dan op.

vrijdag 31 maart 2006

Maden in de zin



In de log Eten uit de vuilnisbak schreef ik over de bepalingen, dat ze de afvalbak van de ontleding vormden. De oneerlijke behandeling van de bijvoeglijke bepaling heb ik daar al besproken. Maar de bijwoordelijke bepalingen slaan alles. Misschien heb je wel eens een afvalbak gezien waar vlees- of visafval in ligt. Daar verzamelen zich in korte tijd allerlei maden in die met hun gekrioel alle aandacht trekken. Ze horen niet echt bij het afval dat je hebt weggegooid, maar ze vormen een belangrijk onderdeel van de inhoud van de bak.

Bijwoordelijke bepalingen zijn net als die maden.


Ze krioelen door de hele zin heen, ze betekenen van alles en je hebt er als spreker bijna geen controle over. Toch is het heel goed mogelijk om helemaal "schone" zinnen te maken, zonder één bijwoordelijke bepaling erin. Maar in de praktijk komen zulke schone zinnen weinig voor.

Net als bijvoeglijke bepalingen een predicaat kunnen vormen bij zelfstandige naamwoorden, zo zijn er bijwoordelijke bepalingen die predicatief zijn bij andere woorden: bij werkwoorden, bij bijvoeglijke naamwoorden bijvoorbeeld. In de zin Je moet heel hard schreeuwen is heel hard een predicaat bij schreeuwen, want het schreeuwen moet heel hard zijn (het is een soort naamwoordelijk predicaat, dat je met een koppelwerkwoord kunt uitdrukken). Omdat heel hard een predicaat is bij het werkwoord schreeuwen is heel hard een bijwoordelijke bepaling. Maar binnen die bijwoordelijke bepaling heb je het woordje heel dat de graad van hardheid aangeeft. Niet zomaar hard maar héél hard. Het woord heel vormt dus een nadere bepaling van hard, wat zelf een bijwoord is, en dus is heel ook nog eens een bijwoordelijke bepaling.


Tot zover is er nog niet veel aan de hand. Die bijwoordelijke bepalingen zijn eigenlijk hetzelfde als de bijvoeglijke bepalingen, alleen horen de bijvoeglijke bepalingen altijd bij een zelfstandig naamwoord en de bijwoordelijke horen bij een andere soort woorden. Net als bijvoeglijke bepalingen kunnen bijwoordelijke bepalingen uit één woord bestaan (zoals heel in het bovenstaande voorbeeld), of uit hele woordgroepen.


In de zin Op de hoek van de straat stond een man hard te schreeuwen is heel hard bijwoordelijk (bij schreeuwen), heel is bijwoordelijk (bij hard), maar op de hoek van de straat is ook bijwoordelijk, want het schreeuwen is blijkbaar op de hoek van de straat. En van de straat is bijvoeglijk want het is een predicaat bij hoek, een zelfstandig naamwoord.

Maar bijwoordelijke bepalingen zijn er in veel meer soorten.


Echt madengedrag vertonen de zogeheten modaalpartikels, die overal opduiken, vaak onduidelijke -maar onmisbare!- bijdragen aan de betekenis leveren, en in allerlei combinaties door elkaar heen krioelen. In de volgende zin staan er zeven achter elkaar: Kom jij nu dan toch maar eindelijk eens eventjes hier. Al die kleine woordjes nu, dan, toch, maar, eindelijk, eens, eventjes (maar ook nog, pas, al, wel, bijna) worden door ons kwistig door de conversatie heen gestrooid. Waarom? Wel, ze houden de conversatie levendig, omdat ze vaak net een klein signaaltje geven over hoe de spreker over de wereld denkt. Zeg je het regent, dan is dat een neutrale mededeling. Met een kleine made erbij (het regent nog, het regent al) heb je vrijwel dezelfde inhoud, maar je geeft aan hoe die regen zich verhoudt tot jouw verwachtingen.


Soms heb je grotere betekenisverschuivingen (zoals bij het regent wel eens, dan heb je het niet over nu, maar over de kans op regen in het algemeen), maar steeds geef je iets prijs van je eigen gedachtenwereld of gevoelens.

Mooie zinsdeeltjes! Jammer dat ze allemaal zo gewoontjes bijwoordelijke bepaling heten...

woensdag 29 maart 2006

Eten uit de vuilnisbak




Bepalingen zijn de afvalbak van de ontleding. Het zijn de zinsdelen die overblijven als je alle andere gehad hebt. Bepalingen bij een zelfstandig naamwoord noem je bijvoeglijk, alle andere bijwoordelijk.


Als je het zo uitgelegd krijgt, is het eigenlijk helemaal niet zo spannend. Valt er nog wel wat leuks te zeggen over bepalingen?