zondag 7 oktober 2012

Bij de dokter



Gisteren stond er op het nieuwe weblog van de taalprof een stukje dialoog, waar voor veel mensen geen touw aan vast te knopen zal zijn geweest. Het betrof een of andere spraakverwarring tussen een winkelbediende en een klant, en het ging over voornaamwoorden en woordgeslacht. Maar het was zo absurd, dat lezers zich zullen hebben afgevraagd wat de taalprof hier in vredesnaam mee wilde zeggen.

Dat kwam, de aanleiding stond er niet bij.

Op 4 oktober 2012 twitterde @Taaldokter het volgende: Vraag aan 40 1stejaars hbo'ers: het fototoestel DAT/DIE/WAT? Antwoord: 20 voor DIE, 20 voor WAT... en een paar minuten later: Zelfde vraag aan J. Cruyff: het fototoestel WIE.

De taalprof vond het allemaal een beetje onduidelijk, en vroeg naar de context: was dit een bericht in de krant? Een onderzoek? Nee, het bleek te gaan om een meerkeuzevraag in een proeftoets. Blijkbaar hadden de hbo'ers de volgende zin voorgelegd gekregen: We hebben gisteren een fototoestel gekocht, maar ... is nou al kapot. En dan de drie keuzemogelijkheden DAT/DIE/WAT. Of nee, wacht even, de derde keuze was niet WAT, maar HIJ. Minstens zo fraai, voegde @Taaldokter daaraan toe.

Nou heeft de taalprof in het algemeen een groot respect voor hulpverleners, en binnen die categorie heeft hij bepaald een zwak voor taaldokters, maar hier wordt toch een diagnose van een kwaal gesuggereerd die zijns inziens nogal meevalt. Anders dan de toevoeging over J. Cruijff en zijn fototoestel WIE ons namelijk wil doen geloven, gaat het in de meerkeuzevraag op de proeftoets niet om het bekende probleem met de betrekkelijke voornaamwoorden. Want het weggelaten woord in de proeftoets is een persoonlijk, of eventueel een aanwijzend voornaamwoord. En persoonlijke en aanwijzende voornaamwoorden hebben andere eisen ten aanzien van hun verwijzing.

Een van de belangrijkste verschillen is dit: het betrekkelijk voornaamwoord verwijst altijd naar een antecedent in de zin. Desnoods ingesloten, maar het moet er staan. Je kunt niet zomaar een zin hebben als die ik gekocht heb. Zo'n zin moet altijd bij een antecedent staan (De camera die ik gekocht heb). Een persoonlijk of aanwijzend voornaamwoord kent die restrictie niet. Dat kiest zijn antecedent uit de context. Soms is dat de context die door de voorgaande tekst gecreëerd is, waardoor het lijkt alsof het voornaamwoord verwijst naar een antecedent in de zin, maar in werkelijkheid is dat gezichtsbedrog. Het is een van de grote verworvenheden van de taalkunde rond 1980 dat aangetoond is dat dit soort voornaamwoorden zogeheten vrije anaforen zijn.

Dat heeft gevolgen voor de beperkingen op de verwijzing: het voornaamwoord verwijst dus naar het concept in de wereld die in de tekst opgeroepen is. Dat betekent dat ook de geslachtelijke keuze gemaakt wordt op basis van dat concept, en niet noodzakelijk op basis van het woord dat dit concept opgeroepen heeft. Met name als je een concept hebt dat geassocieerd wordt met woorden van een verschillend geslacht krijg je dan variatie.

In het gegeven voorbeeld hebben we het woord fototoestel, dat het concept van een apparaat oproept dat ook met het woord camera kan worden aangeduid. Het betreft hier een concreet object, dat je vast kunt pakken, en waar je iets mee kunt doen. Vaak worden concrete objecten met hij benoemd. Als iemand met een fototoestel de winkel binnenkomt, verder niets zegt en alleen het apparaat op de toonbank legt, dan zal hij in de meeste gevallen zeggen Hij is kapot, en niet Het is kapot. Met andere woorden: als het concept niet door een woord is opgeroepen, heb je hij.

Wat je nu verwacht is dit: als het concept in het gesprek wél door een woord is opgeroepen, en dat woord is nog actief in je geheugen, dan kun je de neiging hebben om het (of dat) te kiezen. Bijvoorbeeld in: Dat fototoestel, dat is kapot. Ik geloof dat niemand zou zeggen Dat fototoestel, die is kapot. Misschien wel die fototoestel, maar dat is hier niet eens de kwestie. Het gaat mij erom dat mensen die zich bewust zijn van het neutrale geslacht van het woord fototoestel toch de neiging hebben om het concept met hij te benoemen. Het kan wel zijn dat die hbo'ers van @Taaldokter het massaal over die fototoestel hebben, maar dat wordt door de meerkeuzevraag niet aangetoond. Sterker nog, ik zie er niet eens een aanwijzing in.

Even terug naar die meerkeuzevraag: het ging dus om de zin We hebben gisteren een fototoestel gekocht, maar ... is nou al kapot. Wat zou u invullen op de puntjes? Ja, dat, maar dat doet u omdat u weet dat het om een taaltoets gaat en dan moet je zo onnatuurlijk mogelijk antwoorden natuurlijk. Ik geloof dat ik in een winkel zeven van de tien keer hij of die zou zeggen. Liever hij, en zeker niet het beklemtoonde die, maar in elk geval niet bij voorkeur dat. En ik weet heel goed dat het het fototoestel moet zijn, en ik zou er niet over piekeren om te spreken over het fototoestel die ik gekocht heb.

En waarom is in de meerkeuzevraag het woordje het niet een van de keuzes? Dat zou ik dan nog natuurlijker hebben gevonden dan dat. Door in de neutrale variant de natuurlijke keuze weg te laten dwing je mensen wel bijna om de niet-neutrale variant te kiezen. Zeker omdat het onbeklemtoonde die veel makkelijker is dan het onbeklemtoonde dat. Je wil namelijk de klemtoon leggen op nou al, omdat hier de belangrijke informatie van de zin in zit (je verontwaardiging dat het apparaat al stuk is).

Is er nou iets vreselijks aan de hand met hbo-studenten? Vormen zij het topje van de afbrokkelende ijsberg van de Nederlandse taal? Eerlijk gezegd zie ik dat nog niet zo, in elk geval niet uit het voorbeeld. Wat het voorbeeld laat zien is dat ze op taaltoetsen geneigd zijn om meer spreektalige varianten te kiezen. Daar kun je op tegen zijn, of je kunt het als een taak van het hbo-onderwijs zien om de studenten een formelere variant van de standaardtaal aan te leren, waarbij de geslachtelijke keuze van de voornaamwoorden, ook van de persoonlijke en aanwijzende voornaamwoorden, waar mogelijk op de woorden van de tekst gebaseerd is. Maar dan moet je eigenlijk ook naar meisjes steeds met het en dat verwijzen, en dat doet bijna niemand meer. Voor de goede orde: ik doel nu niet op gevallen als het meisje dat ik ken, maar Er was vanmiddag een meisje met kinderpostzegels aan de deur, maar het komt morgen terug. Ik ken niemand die dat zo zegt. Maar bij een fototoestel ligt het natuurlijk anders.

7 opmerkingen:

  1. En wat zou de Taalprof kiezen in de liedregel: "Daar was laatst een meisje loos, ... wou gaan varen."

    Een paar maanden gelden schreef Bas Jongenelen hierover een stukje op Neder-L: http://nederl.blogspot.nl/2012/04/meisje-die.html

    Ik heb toen in een commentaar proberen uit te leggen dat hij wellicht twee dingen door elkaar haalde, namelijk betrekkelijke en aanwijzende voornaamwoorden (die laatste term had ik toen even niet paraat, ik heb het in het eerste commentaar over "een soort zelfstandig gebruikt betrekkelijk voornaamwoord").

    Als ik dit artikel van de Taalprof goed begrepen heb, dan zat ik er dus niet ver naast en is "Daar was laatst een meisje loos, die wou gaan varen." helemaal geen bewijs dat we al heel lang "het meisje die" zeggen.

    Wat vindt de Taalprof?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Zo is het. 'Een meisje die wou gaan varen' in dat liedje is niet hetzelfde als 'het meisje die.'

      Verwijderen
    2. Ik ben in dit verband benieuwd naar het oordeel van de Taalprof over het volgende citaat:
      "Nu zijn er zestien mannen die heel goed zijn, over een tijdje zijn dat er waarschijnlijk zestig, omdat mensen massaal deze sport gaan beoefenen nu ... olympisch wordt."
      Deze zin werd afgelopen maandag door Trouw opgetekend uit de mond van een kitesurf-coach. Kan de Taalprof inschatten welk woord er op de puntjes stond?

      Verwijderen
    3. Moeilijk in te schatten: je zou 'het' kunnen verdedigen omdat dat het neutrale woord is dat naar 'het kitesurfen' kan verwijzen. Ook 'ze' is voorstelbaar, omdat 'sport' van oorsprong een vrouwelijk woord is. 'Die' is misschien de voor de hand liggende keuze omdat dit woord de m/v-geslachtskeuze vermijdt. Maar ik kan me ook voorstellen dat mensen 'hij' zeggen, omdat het onderscheid tussen het grammaticale mannelijk en vrouwelijk geslacht in beweging is. Het gaat erom wat het concept is dat op dat moment actief is in het hoofd van de spreker, en welk grammaticaal geslacht daarbij gerekend wordt. Zo werkt het in elk geval.

      Maar houd me niet langer in spanning: wat was het?

      Verwijderen
    4. Het. En daar struikelde ik even over. Ik had zelf een ander woord gekozen: hij.
      Voor de volledigheid moet ik eraan toevoegen dat de spreker een Nieuw-Zeelander is en dat het best zou kunnen dat hij het in het Engels zei. Dan heeft de vertalende journaliste dit woord gekozen.

      Verwijderen
    5. @Frans van Nes: Ja, dat zou heel goed kunnen, dat ze 'het' gekozen heeft omdat het in het Engels 'it' moet zijn geweest. Er is nog een mogelijkheid, en dat is dat er in plaats van 'deze sport' aanvankelijk iets anders stond (bijvoorbeeld 'kitesurfen'), en dat iemand in de eindredactie heeft gedacht dat het beter was om dat te veranderen in 'deze sport.'

      Verwijderen
    6. Het voornaamste is dat 'het' verdedigbaar is, ook zonder die mogelijke redactionele ruis. Daar was ik vooral nieuwsgierig naar.

      Verwijderen