Nou is er natuurlijk principieel niet zoveel mis met die omzetting, want die brengt inderdaad de ware aard van het voornaamwoord aan het licht, maar toch heeft het iets onbevredigends. Wat kan dat zijn?
Op het moment zelf kon de taalprof niets anders verzinnen dan een andere manier om het uit te leggen: je zou kunnen opmerken dat het bezittelijk voornaamwoord al de betekenis van het woord van in zich draagt: mijn cd is de cd van mij, haar cd is de cd van haar. In de woordgroep die cd van haar staat al het woordje van, dus haar kan daar niet het bezittelijk voornaamwoord zijn, want dan zou de betekenis iets als die cd van van haar moeten zijn.
Tja, misschien dat sommige leerlingen wel meer aangesproken worden door een redenering dan door een ezelsbruggetje, dus in dat opzicht kan dit een aardige aanvulling zijn. Misschien is het onbevredigende van de oorspronkelijke omzetting wel dat het maar een manier is. Een tweede manier erbij is dan winst.Dat is allemaal leuk en aardig, maar een goede docent moet behalve kunnen improviseren ook achteraf nog eens kunnen nadenken. Reflecteren heet dat in het officiƫle jargon, maar omdat je dat tegenover sommige mensen beter niet zo kunt noemen zal de taalprof dat woord maar niet gebruiken. Maar nadenken is altijd goed.
Als je dat doet, dan moet je je natuurlijk eerst afvragen waarom leerlingen het woordje haar in die cd van haar een bezittelijk voornaamwoord noemen. Het kan natuurlijk zijn dat ze de bezittelijke betekenis waarnemen in die cd van haar, en dat is best goed gezien. Maar de vraag is dan of ze hem in die cd van hem ook een bezittelijk voornaamwoord noemen. In dat geval is het zaak om in te zoomen op het feit dat de bezittelijke betekenis hier in het woordje van zit. Doen de leerlingen het alleen fout bij haar, dan speelt de dubbelzinnigheid van haar ze blijkbaar parten. In dat geval zou de didactiek zich moeten richten op de ervaring dat haar dubbelzinnig is, en hoe je die twee mogelijkheden uit elkaar kunt houden.
Hoe laat je die dubbelzinnigheid zien? Bijvoorbeeld door een voorbeeld waar je twee lezingen hebt. Een leuke grap, die op het taalprof-weblog eerder besproken is, is de zin Ik zag haar hurken, waar je een voor de hand liggende grappige (want absurde) lezing hebt (met hurken als zelfstandig naamwoord en haar als bezittelijk voornaamwoord) en een lezing die je pas in tweede instantie ziet (met haar als persoonlijk voornaamwoord en hurken als een minder frequent werkwoord). Doe in die zin die vervangingsproef met de mannelijke vorm en je ziet hoe die disambiguering werkt.
Heeft het bezittelijk voornaamwoord nog andere kenmerken die je kunt gebruiken om het te herkennen? Daar moest de taalprof wel even over nadenken. Maar na een tijdje viel hem in dat je bezittelijke voornaamwoorden kunt versterken met het woordje eigen. Als versterking van mijn cd kun je hebben mijn eigen cd, naast jouw cd heb je jouw eigen cd, en naast haar cd kun je haar eigen cd maken. Maar in die cd van haar kun je niet krijgen die cd van haar eigen.
Wellicht dat deze didactiek in de omgeving van Den Haag voor problemen kan zorgen, omdat je in het Haags ook persoonlijke voornaamwoorden kunt versterken met eigen (in elk geval heb je daar samen voor ons eigen) maar anderzijds is deze mogelijkheid ook een prachtige kans: want voor elke andere Nederlander is die cd van haar eigen herkenbaar als mogelijk Haags.
Haags, of ook goed Antwerps.
BeantwoordenVerwijderenMaar dan ook voor alle Belgen herkenbaar als Antwerps? Het zal trouwens toch ook wel West-Vlaams zijn want daar schijnt alles te kunnen.
VerwijderenNiet alles, maar toch best wel veel. Wij zouden hier bijvoorbeeld niet zeggen 'die cd van haar', maar 'are cd'. Dat de h van haar weggelaten wordt, dat snapt u wel, maar waar die 'e' op 't laatst vandaan komt? Sla me dood!
VerwijderenVolgens de SAND komt "z'n eigen" in een vrij groot stuk van het Nederlandse taalgebied voor.
BeantwoordenVerwijderenmij dunkt vanuit het duits: ihre
BeantwoordenVerwijderen