vrijdag 12 juni 2009

Er worden steeds meer leeuwen gemaakt




Het aantal leeuwen op deze wereld neemt hand over hand toe. De media zijn vergeven van de leeuwen, en de gemiddelde afstand van een willekeurige Nederlander tot een levende leeuw is minder dan 10 kilometer (vroeger was dat wel 100 kilometer).


Vroeger zag je bijna nooit een leeuw. Leeuwen kwamen nauwelijks op de televisie, je moest echt in een encyclopedie zoeken om een plaatje van een leeuw te vinden. Heel af en toe kwam er een circus naar je stad, maar dat was niet eens elk jaar. Tegenwoordig hoef je op Youtube maar "lions" in te tikken om een kwart miljoen filmpjes van leeuwen te kunnen bekijken. En je hoeft Animal Planet maar een paar uur aan te zetten om een levende leeuw te zien. Nog even en de leeuwen domineren deze wereld.


Wat klopt er niet aan deze redenering?
Het zwakke punt in de argumentatie is natuurlijk dat het feit dat wij meer leeuwen zien niet meteen betekent dat er ook meer leeuwen zijn. Ze zijn alleen zichtbaarder, en ze komen meer verspreid over de wereld voor (in dierentuinen) dan vroeger.

Bijna iedereen ziet die zwakte onmiddellijk. Dat is opmerkelijk, want als je leeuwen vervangt door taalfouten, kijkt iedereen er ineens heel anders tegenaan.


Dat mensen tegenwoordig steeds meer taalfouten maken, wordt maar al te gretig aangenomen, terwijl de argumentatie ongeveer hetzelfde is als hierboven geschetst: het aantal keren dat een taalfout op het internet gevonden wordt, het aantal waarnemingen, dat zien we blijkbaar allemaal als prima onderbouwing voor de stelling dat taalfouten vaker voorkomen. Toch is die conclusie erg problematisch. Om een aantal redenen.


Ten eerste lezen we veel meer dan vroeger. Geen boeken en kranten, maar allerlei informelere geschreven taal: sms, msn, allerlei internetuitingen zoals reacties op artikelen, blogs of forums. Het percentage taalfouten (spelfouten) in informelere schrijftaal (kattebelletjes, dagboeken, boodschappenbriefjes) was vroeger natuurlijk ook groter dan in uitgegeven, gecorrigeerde publicaties, maar die lazen we vroeger niet zoveel. In elk geval niet van zoveel verschillende personen.


Dat is meteen de tweede reden: er schrijven veel meer mensen dan vroeger. Tweehonderd jaar geleden was het percentage analfabeten veel hoger dan nu (tussen 1800 en 1900 daalde het percentage "echte" analfabeten van 20 naar bijna nul). Maar dat is nog niet alles. Want niet alleen schrijven er veel meer mensen, ze schrijven per persoon ook veel meer, en bovendien: ze schrijven allemaal in het publieke domein. Waar de gemiddelde taalgebruiker vroeger een beperkte privécorrespondentie onderhield, en misschien af en toe eens een intern rapportje schreef, is nu een groot deel daarvan ook meteen zichtbaar voor de hele wereld op het internet. Als je vijftig jaar geleden zou kunnen zoeken in alle kattebelletjes en boodschappenbriefjes zou je vast ook een groot aantal taalfouten tegenkomen.


En dan ten derde: taalfouten worden vaak geïllustreerd met aansprekende voorbeelden die willekeurig van het web worden geplukt. Soms wordt die illustratie kracht bijgezet door een googletelling, het aantal pagina's waarop de taalfout voorkomt. Daarbij worden over het algemeen de absolute aantallen benadrukt ("deze taalfout komt honderden malen voor"). Maar absolute aantallen zeggen niets. Als een taalfout in een boek van 250 pagina's één keer voorkomt is hij extreem zeldzaam (ongeveer 1 op de 100.000 woorden), nietwaar? Zoek je vervolgens die fout in 1000 van die boeken, dan zal hij ongeveer 1000 keer voorkomen. Het hele internet bevat ten minste een half miljard Nederlandstalige pagina's met een gemiddelde aantal woorden van meer dan 3000, dus we hebben het hier over iets in de orde van anderhalf biljoen woorden (zeg maar 15 miljoen van die boeken). Een fout die 1000 keer voorkomt treedt dus bijna nooit op.


Hiermee wil ik natuurlijk niet beweren dat er tegenwoordig minder taalfouten voorkomen dan vroeger, of juist evenveel. Ik weet het gewoon niet. Ik ben alleen niet overtuigd door de argumenten dat er tegenwoordig meer taalfouten voorkomen dan vroeger. En als dat al zo zou zijn, dan vraag ik me af wat dat betekent. Want zelfs als je zou kunnen aantonen dat de gemiddelde taalgebruiker tegenwoordig meer fouten maakt (wat volgens mij al onmogelijk is omdat je de gemiddelde taalgebruiker van vroeger niet kent, je kent alleen de zichtbare gemiddelde taalgebruiker), dan is het nog maar de vraag of dit niet toe te schrijven is aan het feit dat die gemiddelde taalgebruiker veel meer schrijft, en in andere registers.

4 opmerkingen:

  1. Sterke redenering, daar sluit ik me onmiddellijk bij aan. Ikzelf heb de indruk dat het 'vroeger spelden de mensen beter'-idee een onderdeel is van het 'vroeger was alles beter'-idee, iets wat volgens mij niet meer is dan een psychologisch verschijnsel (of het nou inderdaad vroeger beter was of niet).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Interessante vergelijking, maar ik ben niet overtuigd.Is het wel zo dat we het gewoon niet weten? Ik geef er de voorkeur aan in dit soort situaties ook mijn boerenverstand te laten spreken. Zonder het met statistische gegevens te kunnen onderbouwen denk ik dat jongeren tegenwoordig meer fouten maken in de spelling dan vroeger. Ik hoef toch ook niet te wachten tot het KNMI mij vertelt dat de gemiddelde temperatuur stijgt? Dat kan ik op basis van mijn eigen waarneming namelijk ook vaststellen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @Jaap: volgens mij heb je geen waarneming van de gemiddelde temperatuur. Die kun je alleen uitrekenen door hem een aantal keren te meten en dan delen door dat aantal.
    Maar je mag het natuurlijk allemaal best beweren. Ik wijs er alleen op dat je dat dan inderdaad doet op basis van wat jij "boerenverstand" noemt. Op een dergelijke basis hebben mensen ook heel lang gedacht dat de aarde plat was. Naarmate je waarneming gespecialiseerder wordt, kan ook je wereldbeeld veranderen.
    En voor de goede orde: het is niet mijn bedoeling om je van het tegendeel te overtuigen. Ik signaleer enkel dat je het niet kunt hardmaken.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Goed om te zien dat Aristoteles nog niet vergeten is :) Ga zo door taalprof!
    Wel een opmerking over de term 'het publieke domein'. Dat is een interessante kwestie waar een goed boek over is geschreven ( vrij beschikbaar, dat wil zeggen legaal gratis, op http://www.thepublicdomain.org/download/ ) In principe heeft iedereen auteursrecht op alles wat hij of zij schrijft. Dus ook op kattebelletjes, e-mails met een CC-lijst van vijf meter, ondoordachte reacties op websites, etc..
    Dat auteursrecht vervalt pas decennia nadat de schrijver is overleden, en dan zit het pas in het publieke domein. Interessant is dat door deze wetgeving een groot deel van het 20e eeuwse cultuurerfgoed achter slot en grendel ligt, omdat niemand meer weet wie de auteur is, en dus ook geen toestemming kan vragen om het te gebruiken. Veel boeken, maar ook films en muziek, blijven daardoor onbereikbaar om door het publiek gelezen, gezien of gehoord te worden. Erg zonde natuurlijk.
    Het boek beschrijft ook initiatieven om dit verlies van publiek erfgoed te stoppen, zoals de vrijere Creative Commons licentie waaronder het boek ook zelf is vrijgegeven. Ik zag hier een mooie kans het even aan te kaarten. Ik hoop dat de taalprof het mij niet kwalijk neemt. :)

    BeantwoordenVerwijderen