donderdag 28 december 2006

Dolkstoot in de rug



Ik beloof dat ik nog eens een keer een mooie afgewogen samenvatting zal maken van die discussie over de ontleding van ik ben aan het koken. Ook al lijkt de discussie een beetje uitgewoed, ik vind nog steeds extra argumenten waar ik in ieder geval mijzelf kostelijk mee amuseer. En de volgende redenering vind ik zelfs de moeite waard voor een apart logje.


Zal ik eerst nog maar even vertellen waar het over gaat, voor degenen die het hart niet hebben om de hele discussie erop na te slaan?


De zin ik ben aan het koken, moet je die ontleden als een naamwoordelijk gezegde met ben als koppelwerkwoord en aan het koken als naamwoordelijk deel, of is het een werkwoordelijk gezegde met ben als hulpwerkwoord, twee versteende woordjes aan het en het zelfstandige werkwoord koken? Voor beide ontledingen bestaan argumenten en, wat misschien nog opmerkelijker is, van beide ontledingen bestaan er aanhangers onder de taalkundigen. Sommige grammatica's kiezen voor de naamwoordelijke ontleding, andere voor de werkwoordelijke (en heel veel grammatica's zeggen maar liever niets over deze constructie).


Nou ga ik hier niet de hele argumentatie herhalen, dat moet je echt zelf maar eens doorlezen. Ik pik er het sterkste argument uit voor de werkwoordelijke ontleding: er kan een lijdend voorwerp bij. In de zin Ik ben de aardappelen aan het koken is de aardappelen, in ieder geval qua betekenis, het lijdend voorwerp van koken. En naamwoordelijke gezegdes hebben geen lijdend voorwerp.


Mooi, sterk argument! Er is wel wat op af te dingen, de voorstanders van de naamwoordelijk gezegde-ontleding kunnen erop wijzen dat bij andere naamwoordelijke gezegdes ook wel eens een oorzakelijk voorwerp voorkomt, maar dat heeft toch iets geforceerds, zou je zeggen.


Toch is dit argument van het lijdend voorwerp een verraderlijk argument. Als je het nader analyseert, kun je het zelfs omkeren tot een argument tegen de werkwoordelijke, en voor de naamwoordelijke ontleding. Let op, want het is best de moeite waard.


Dat voorwerp (aardappelen), dat kan op twee plaatsen staan in de aan-het-constructie. Het kan tussen aan het en het werkwoord staan (ik ben aan het aardappelen koken), en het kan vóór aan het staan: (ik ben aardappelen aan het koken). Laten we kortheidshalve het eerste geval het interne voorwerp noemen (het staat binnen de aan-het-constructie), en het tweede het externe voorwerp.


Dat interne voorwerp is bij nader inzien niet zo gunstig voor de werkwoordelijke ontleding. Immers, het is onderhevig aan dezelfde beperkingen als het voorwerp bij de "nominalisatie" van het werkwoord. Als je een lidwoord of voornaamwoord bij het werkwoord zet, wordt het werkwoord een zelfstandig naamwoord, zoals in: Dat aardappelen koken valt nog niet mee. In die constructie is een intern voorwerp beperkt tot "kale woorden". Er kan geen lidwoord bij (het de aardappelen koken), geen telwoord (het drie aardappelen koken) of andere hoeveelheidsbepalingen (het een kilo aardappelen koken), en maar heel beperkt een bijvoeglijk naamwoord (het nieuwe aardappelen koken, het lekkere kruimige nieuwe aardappelen koken). Precies dezelfde beperkingen bestaan er ook bij het interne voorwerp in de aan-het-constructie.


Het lijkt er dus op dat de aan-het-constructie met intern voorwerp in ieder geval een naamwoordelijke constructie is. Maar hoe zit het dan met het externe voorwerp? Vormt dat dan niet een sterk argument tegen de naamwoordelijke, en voor de werkwoordelijke ontleding? Helaas, ook daar lijkt eerder het omgekeerde het geval.


Als je de constructie met aan het naamwoordelijk noemt, dan bestaan er twee verschillende gevallen: aan het koken als naamwoordelijk deel bij een koppelwerkwoord (in elk geval zijn, blijven, raken, lijken, blijken, schijnen, en de vervangende koppelwerkwoorden gaan en slaan) en aan het koken als bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden hebben, krijgen, houden, brengen, maken, zetten, horen, zien en vinden.


Dat zijn twee verschillende constructies. Je zou zeggen, de werkwoordelijke ontleding heeft het gemakkelijker. Daar is sprake van één werkwoordelijke constructie, en al die werkwoorden van zijn tot vinden, zijn hulpwerkwoorden. Toegegeven, uitermate vreemde hulpwerkwoorden, want sommige van die woorden zijn alleen hulpwerkwoord in deze constructie maar vooruit, laten we even aannemen dat het eenvoudiger is.


Wat blijkt nu echter als we naar dat externe voorwerp kijken? Dat kan alleen maar bij zijn, blijven, raken, lijken, blijken, schijnen, gaan en slaan! Bij de andere werkwoorden is zo'n extern voorwerp volslagen onmogelijk. Kijk maar: je kunt makkelijk zeggen ik blijf die aardappelen niet aan het koken, maar onmogelijk is: ik krijg hem die aardappelen niet aan het koken. In die laatste zin moet die aardappelen echt weg. Dan blijft er wel een lijdend voorwerp over (hem), maar dat is het lijdend voorwerp van krijgen, en niet van koken.


Nou kun je wel denken: is dat niet net zoiets als bij de hulpwerkwoorden van causaliteit (laten en doen), dat er een extra lijdend voorwerp bij komt? Maar bij die hulpwerkwoorden kan het lijdend voorwerp van koken rustig blijven staan: Ik laat hem die aardappelen koken. Niets aan de hand.


Het externe voorwerp geeft dus juist aanleiding om twee constructies te onderscheiden: die met zijn, raken, blijven, lijken, blijken, schijnen, gaan en slaan, en die met de andere werkwoorden. Precies de constructies die onder de naamwoordelijke ontleding toch al een verschillende benoeming krijgen.


Het argument is dus dodelijk, en wel dodelijk voor de werkwoordelijke ontleding. Die heeft namelijk geen enkele grond voor het onderscheid tussen die twee constructies. Die veegt blijkbaar ten onrechte alles op de grote hoop van het werkwoordelijke gezegde.


Zo blijkt de werkwoordelijke ontleding in de rug gestoken door zijn eigen sterkste argument. Daar zit ergens een mooie Griekse tragedie in.

9 opmerkingen:

  1. Toen ik werkte als plukker van tomaten, hadden de profs het over "getomatenplukt". Blijkbaar kunnen die twee woorden aan elkaar groeien. Ik noem dat de synergetische vorm (iemand die heeft getomatenplukt heeft er hoogstwaarschijnlijk veel meer geplukt dan iemand die tomaten heeft geplukt).
    Langs die weg zou je ook kunnen hebben geaardappelenkookt. En dat is niet eens zo gek als je zojuist hebt gestofzuigd.
    "Ik ben aan het aarappelenkoken."
    Ik weet niet of het van invloed is op de discussie. De discussie is erg technisch van aard en voor mij met moeite te volgen (maar daarom niet minder interessant).
    Misschien moet je er inderdaad een tragedie over schrijven - dan voeren wij 'm wel op :)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Vorkbaard: de opname van een lijdend voorwerp in een werkwoord is inderdaad een volgende stap. Waarschijnlijk moet er voor zo'n "intern voorwerp" al een zekere "semantische eenheid" bestaan (wat dat dan ook mag zijn). Ik vind bijvoorbeeld "aan het boeken lezen" beter dan "aan het Shakespeare lezen" of "aan het boodschappenbriefjes lezen".
    Ja sorry dat het af en toe technisch wordt. Daarom staan er ook vier breintjes boven!
    Ik kan er ook een komedie van maken, maar dat kunnen jullie zelf denk ik ook wel ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. misschien ben je er niets mee, maar ik verbleef de voorbije paar maanden in Duitsland, en daar bestaat er een (zeer westelijk Duitsland) regionale vorm die als volgt gaat:
    (Im Moment bin ich halt mehr) am Arbeiten )als vergangenes Jahr.)
    Duitsers schrijven alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter, en als je google er even op naslaat, dan zie je dat ze dat haast altijd met een hoofdletter schrijven.
    Als je google toch hebt openstaan, kan je evengoed even "ik ben aan het" intypen (haast iedereen schrijft op het net toch over zichzelf). Even door die resultaten bladeren levert een boel leuke zinnetjes op.
    Corpuslinguistiek mensen, dat is de toekomst!
    en dan een moeilijkdoenps'je: "ik krijg hem niet aan het aardappels koken" (lichte variant op wat de taalprof schreef) kan bij mij wel, en juist "ik blijf die aardappelen niet aan het koken" kan bij mij niet. Eens opzoeken in een corpus misschien ;o)
    valt het op dat ik op dit moment fan ben van corpuslinguistiek?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @tom: interessante observatie in het Duits! Het is echter duidelijk dat de constructie in het Duits niet algemeen is. Ik zou wel benieuwd zijn of je dan ook in die gewestelijke variant het interne voorwerp ("Ich bin am Kartoffeln Bereiten"), of zelfs het externe voorwerp ("Ich bin die Kartoffeln am Bereiten") kunt krijgen. Het lijkt me allebei niet (misschien het interne voorwerp zeer beperkt), dus de voorstanders van de werkwoordelijke analyse zullen zeggen dat in het Duits van een "echte" nominalisatie sprake is.
    Die google-zoekopdracht, dat heb ik inderdaad gedaan! Echter, je mist zo natuurlijk de externe voorwerpen.
    Jouw intuïtie dat het interne voorwerp bij 'krijgen' wel kan, deel ik. Mijn opmerkingen over het verschil tussen de constructies gelden alleen het externe voorwerp. Ik ben het verder met je eens dat de constructie met extern voorwerp niet altijd lekker is, vanwege die semantische beperkingen denk ik, maar als je een eerlijke vergelijking op intuïtie wil moet je gelijke gevallen tegenover elkaar stellen: dus "ik blijf die aardappelen niet aan het koken" tegenover "ik krijg hem die aardappelen niet aan het koken". Als je tussen die twee moet kiezen, welke vind je dan beter? Of allebei even slecht?
    Misschien een argument dat jou als corpusliefhebber aanspreekt: zoek maar eens op "blijf * niet aan het". Dan vind je onder andere: "ik blijf die klokken niet vooruit aan het zetten". Mooier kun je het haast niet krijgen. Echter, de beperkingen van corpusonderzoek zijn natuurlijk dat je nooit "negatieve evidentie" kunt krijgen. Als ik wil bewijzen dat "krijg hem niet die aardappelen aan het koken" níét bestaat, dan kan corpusonderzoek dat alleen ontkrachten en nooit bevestigen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @tom: hè, nou had ik toch google aanstaan, en ik zoek even "ich bin am Arbeiten" op. Daar vind ik een Duits wikipedia-artikel over de Rijnlandse dialecten met een heel stuk over dit verschijnsel! http://de.wikipedia.org/wiki/Rheinische_Verlaufsform
    Helaas, daar schrijven ze het wel met een kleine letter, dat is wel opmerkelijk!
    Nog spectaculairder is de volgende vorm (alleen in het Rijnlands): 'Ich bin grad einen Brief am Schreiben dran'. Met extern voorwerp!. En let op het omsluitende voorzetsel 'am ... dran', dat ik ook ken uit enkele Nederlands-Limburgse dialecten. Hier trouwens weer met hoofdletters, ik denk dat de redacteur(en) van het Wikipedia-artikel er zelf ook niet goed raad mee we(e)t(en).
    Ik weet trouwens niet of ik dit nog wel corpuslinguïstiek moet noemen. Maar leuk is het wel.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ik heb de 'aan het + infinitief'-discussie niet helemaal goed gevolgd. Heeft iemand het over aspectuele zaken gehad hier? Als dat niet zo is, dan even kort het volgende. Of je 'hij is aan het ...' nu een werkwoordelijk of een naamwoordelijk geval noemt, feit is dat die constructie niet kan met werkwoorden die naar een permanente toestand verwijzen. Dus niet: 'hij is aan het sterke armen hebben'. Waarom zeg je dan niet gewoon dat 'aan het' een soort progressieve operator is (zoals de Engelse ing-vorm) die, om die reden, bovengenoemde zin onacceptabel maakt? Dan kan 'aan het' bij de ontleding gewoon genegeerd worden. Je hebt dan simpel: 'ik=onderwerp', 'koken=werkw. gezegde'. 'Aan het' doet gewoon niet mee bij de analyse.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Arie Molendijk: ja, het duratieve ("progressieve") aspect is genoemd (als argument voor de werkwoordelijke lezing), en Van der Horst heeft opgemerkt dat de constructie in zijn oorsprong alleen "ingressief" was ('wij gingen aan het koken').
    Dat de constructie beperkt is in de werkwoorden die eraan meedoen, ben ik natuurlijk met je eens. Ik betwijfel of het gaat om "werkwoorden die naar een permanente toestand verwijzen", maar ik begrijp niet goed hoe je dat zou willen afleiden van een "progressieve operator". In het Engels is de progressive zelfs mogelijk bij koppelwerkwoorden ('He is just being polite').
    Jij stelt voor om "gewoon" te stellen dat 'aan het' een "progressieve operator" is, die dan vervolgens "gewoon niet mee[doet] bij de analyse". Ik vind dat allemaal niet zo gewoon.
    Ook dat is trouwens in de discussie al voorgesteld ('aan het' moet je niet meenemen in de ontleding), maar ik kan geen zinnige reden bedenken waarom je dat zou doen: je miskent de overeenkomst met 'aan het werk', je ontkent het feit dat 'het koken' een nominalisatie is, je introduceert een nieuw begrip ("progressieve operator") dat geen enkel precedent heeft in de Nederlandse grammatica, en voor wat? Om te kunnen zeggen dat het toch werkwoordelijk is? Ik wil liever de hele constructie begrijpen dan een van de twee "oplossingen" aannemen ten koste van het weglaten van dingen die ik niet snap.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Met permanente toestand bedoel ik dingen als '2 jaar oud zijn', 'blauwe ogen' hebben etc., die in het Engels de Prog alleen maar in uitzonderlijke situaties verdragen (en die niet met een duurbepaling combineerbaar zijn; 'beleefd zijn' hoort daar dus niet bij).
    'Aan het' doet hoe dan ook iets met (het werkwoord in) de zin, getuige het feit dat 'zij gaan slapen' moeilijk om te zetten is in 'zij gaan aan het slapen': 'aan het' maakt het slapen 'dynamisch', wat zich slecht verdraagt met de betekenis van 'slapen'.
    Maar ik ben het met je eens dat je ook een aantal dingen mist bij een aspectuele benadering.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Arie Molendijk: inderdaad, de aan-het-constructie is zeker beperkt. Zeker in die gevallen van bepaling van gesteldheid, met 'gaan', 'slaan' en 'zetten' is lang niet alles mogelijk. De ANS doet hier een poging tot inventarisatie.

    BeantwoordenVerwijderen