zondag 6 augustus 2006
"Schuimbekkende frik dist ouwe meuk op"
Ik kan het niet verzinnen, maar Hofland zegt het zelf, in de NRC van vrijdag 4 augustus 2006. Onder de titel Ouwe meuk schrijft hij een column waarin hij "voor het eerst en het laatst in deze eeuw" een lijstje geeft van "zich verbreidende wantoestanden". Hofland is natuurlijk een doorgewinterd retoricus, dus hij begint zijn betoog met de veronderstelling dat iedereen hem wel voor een "schuimbekkende frik" zal verslijten, aldus naar middeleeuwse gewoonte de sympathie van de lezers oproepend.
Die column is trouwens wel een schoolvoorbeeld van hoe je vakkundig een rijtje taalergernissen moet opdienen zonder dat je daarbij in een grammaticale discussie terecht komt. Want het is allemaal van een schokkende grammaticale ongeletterdheid.
Hoe doe je dat, taalergernissen uiten? Nou, om te beginnen moet je spreken over "wantoestanden" en die vervolgens toeschrijven aan beroepsgroepen waar iedereen zich toch al aan ergert (zoals nieuwslezers, altijd goed), en liefst ook nog aan bekende personen waar genoeg mensen een hekel aan hebben om je punt te maken (Balkenende ligt momenteel voor de hand). Dan heb je nog niets gezegd, maar je zit al goed want wie het met je oneens is staat bij voorbaat al aan de kant van de losers.
Pijnlijk is natuurlijk als je echte taalergernissen moet beschrijven. Als je grammaticale woordenschat niet verder gaat dan het woord lettergrepen, gebruik dat dan in vredesnaam maar een paar keer, dan lijkt het allemaal nog wat. En voor de rest verzin je gewoon een nieuw woord, zoals geslachtsvervreemding dat nog in geen enkel woordenboek staat, dus daar kan niemand je op pakken.
Voor de rest moet je bedenken dat één sterk voorbeeld krachtiger is dan welk verstandig woord dan ook, dus concentreer je op de voorbeelden. Een goede techniek is het bijeenbrengen van een paar voorbeelden in een kort fragment, zoals Jaaaa, dan krijg ik zoiets van dà-hàg, bekijk het maar. Zeg maar. Toch?. Dat niemand al deze voorbeelden in één zin zal proppen, en dat dit voorbeeld dus nooit voorkomt, is helemaal niet erg. De zeggingskracht van het voorbeeld is voldoende.
Het mogen ook gerust verkeerde voorbeelden zijn, als het maar hilarisch is. Zeg bijvoorbeeld dat Balkenende koninklijk huis uitspreekt als kookhuis. Dat hij dat niet doet is van geen belang. Dat hij de klemtoon niet legt op kook, zoals jouw schrijfwijze suggereert (dan is het een samenstelling, om de grammaticale woordenschat maar even te verdubbelen), maar op huis, waardoor onmiddellijk duidelijk is dat kook een gereduceerde vorm van een bijvoeglijk naamwoord is (weer 50% erbij), dat kun je beter onuitgesproken laten, want dat doet maar afbreuk aan het voorbeeld.
Zorg vooral dat je woorden als overbodig en vaag door je betoog heen strooit, want die doen het altijd goed. En vergeet niet de oorzaak van dit alles te noemen. Het onderwijs, dat is vast een makkelijk doelwit. Die leraren werken wel allemaal hard, maar ze krijgen het vandaag de dag toch al van iedereen zo hard te verduren, daar kan één zo'n ongefundeerde beschuldiging makkelijk nog bij. Daar liggen ze niet wakker van, en anders deden ze dat toch al. "Reclamejongens", ook een mooie beroepsgroep om op af te geven. Waarom niet meteen iedereen erbij gehaald die zich in de media een beetje profileert?
Vermijd absoluut om enige onderbouwing aan je beweringen mee te geven. Dat zet mensen maar aan het denken, en dát kan toch niet de bedoeling zijn!
Lees ook een meer serieuze bespreking van Hoflands column.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Ha, goed stuk. Veel grappiger dan je sterke onderbouwing van morgen.
BeantwoordenVerwijderen