maandag 31 juli 2006

Naaien en nieten



In mijn vorige log besprak ik een mop van Max Tailleur. Uit deze bespreking zou gemakkelijk de indruk kunnen ontstaan dat de Taalprof zijn neus ophaalt voor ordinaire woordgrapjes. Niets is echter minder waar! Hij zoekt echter wel altijd naar de grammaticale inhoud. Alleen maar een dubbelzinnigheidje is hem een beetje te makkelijk. Zinsbouw, dat is zijn favoriete terrein, maar ook van klank en betekenis is hij niet vies.

Zinsbouwgrapjes, zijn die zo zeldzaam als Liesbeth Koenen beweert? Zijn dat soms alleen grapjes voor hoger opgeleiden, die, verteld met een sigaar in de ene hand en een glas whisky in de andere, slechts een beschaafde glimlach veroorzaken? Daar lijkt het niet op.

Het volgende grapje ken ik van André van Duin. Ik heb het op een LP staan, waar ik nog wel eens naar luister. Het komt voor in een sketch met Frans van Dusschoten. Van Duin speelt de domme sollicitant die een raadseltje opgeeft. Dat luidt: "Wat is het verschil tussen een naaimachine en een nietmachine?" En het antwoord is "Een naaimachine naait en een nietmachine niet".


Je moet hem horen, denk ik, en Van Duin melkt hem helemaal uit, maar zelfs in deze beknopte vorm zit er al iets leuks in. Maar waarom eigenlijk? Wat is er leuk aan die grap?


Je kunt natuurlijk zeggen (dat was ook mijn eerste gedachte): het is de dubbelzinnigheid van het woordje niet, dat voor de grap zorgt. Niet kan een ontkennend bijwoord zijn, maar ook de persoonsvorm van het werkwoord nieten. Tja. Gaap, is dat leuk?


Toch is het niet zo simpel. Want de grap is leuk omdat je als luisteraar op het verkeerde been wordt gezet. Maar hoe komt dat? Je zou denken, niet als bijwoord komt veel vaker voor dan niet als werkwoord, dus dat zal het wel zijn, maar er zijn twee problemen met die veronderstelling.


Ten eerste: in normale zinnen hebben we helemaal geen moeite met niet als werkwoord. In een zin als Niet jij die blaadjes even aan elkaar komt er niemand op het idee om niet als bijwoord te beschouwen. Dat past niet in de zinsbouw (!). In het mopje staat het woordje niet toevallig (?) op een plaats waar zowel de persoonsvorm als het bijwoord gelezen kunnen worden.


Ten tweede: stel dat je het woordje niet als bijwoord begrijpt, waarom is dat dan leuk? Is dat niet een doodnormale zin? Het antwoord moet zijn: blijkbaar zit er iets in die zin waardoor dat een vreemde lezing wordt. Wat is dat?


Ik denk dat het zo zit: de zin Een naaimachine naait en een nietmachine niet spreek je uit met zogeheten contrastklemtonen op naaimachine en naait, tegenover nietmachine en niet. Daardoor moet het woorddeel naai- gaan contrasteren met het woorddeel niet-, en de persoonsvorm naait met het laatste woord niet. Daarvoor zou je niet als een persoonsvorm moeten lezen. Dat kan ook wel, maar daar denk je in eerste instantie niet aan.


In eerste instantie denk je aan niet als een bijwoord. Maar dan contrasteert het bijwoord met een persoonsvorm. Ook dat kan wel, maar het heeft iets geks. Neem een ander ontkennend bijwoord, dat is uitermate vreemd in deze zin: Een naaimachine naait en een nietmachine nooit. Of: Een naaimachine naait en een nietmachine nauwelijks. Blijkbaar heeft zo'n bijwoord voor contrastwerking een soortgelijk bijwoord in de eerste zin nodig.


Waarom kan dat bij het bijwoord niet dan wel? Omdat je elke gewone zin als een bevestigende mededeling kunt lezen. Het is de bevestiging van de zin Een naaimachine naait die je kunt contrasteren met het woordje niet. Je leest hem dan eigenlijk als Een naaimachine naait wel en een nietmachine naait niet. Voor een normaal contrast zou je wel eigenlijk moeten laten staan, maar omdat het vanzelfsprekend is kan het wegblijven.


Je verwacht dus aanvankelijk een persoonsvorm, je krijgt een bijwoord, dat contrasteert niet lekker, en dan denk je ineens, hee, het kan ook een persoonsvorm zijn, maar dan wordt het een triviale mededeling (want bijvoorbeeld Een naaimachine naait en een boenmachine boent is helemaal niet grappig), dus denk je onwillekeurig: ik ga toch weer even terug naar die lezing met niet als bijwoord, en zo kaats je eventjes heen en weer tussen die twee lezingen. Dát is de grap. Al zijn er misschien ook mensen die bij het woord naaimachine al beginnen te gnuiven.

6 opmerkingen:

  1. Met het gevaar dat we hier een workshop grapanalyse gaan houden: Van Duin gebruikt hier niet voor niets 'naaimachine', waar hij BWVS ook 'breimachine' had kunnen zeggen. Doordat hij NAAImachine gebruikt, zullen veel toehoorders verwachten dat het een ondeugend grapje wordt. Dan blijkt de mop onschuldig te zijn. Mensen lachen dan ook een beetje om zichzelf, omdat ze zich lichtelijk generen voor zichzelf.
    Nog een 'verkeerd been-grapje' van André van Duin:
    Het is worst, maar als je de eerste letter eraf haalt, is het ook worst. Rookworst! (Die moet je horen, want opgeschreven klopt de interpunctie niet.)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Ben: vandaar mijn laatste zin :-) Dat mopje van die rookworst is misschien wel leuk, maar daar zit dan weer weinig grammatica in.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. lilian vorenhout3 augustus 2006 om 17:47

    schrijven jullie voor je vreten? afz. lilian

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Er is een aardige variant: "Wat is de overeenkomst tussen een naaimachine en een nietmachine?
    Een nietmachine niet en een naaimachine niet."

    BeantwoordenVerwijderen
  5. En ik vind nou juist "en een nietmachine nauwelijks" weer dolkomisch.

    BeantwoordenVerwijderen