
Vaak hoort de taalprof in de taalwereld de mooiste taaluitingen zomaar in het wild voorbijkomen. De ingewikkeldste constructies duiken op in de meest onverwachte contexten. Zo hoort hij nu al de hele week af en toe een reclameslogan langskomen voor een talentenjacht op de commerciële televisie. Die luidt:
Wie zingt zichzelf miljonair. Wat is daar bijzonder aan?
Nou ja, niks bijzonders eigenlijk. Maar een mooi exemplaar van een constructie waar je in de gewone zinsontleding eigenlijk weinig mee aankunt. Ga maar na: in
Wie zingt zichzelf miljonair moet je
zichzelf als lijdend voorwerp benoemen en
miljonair als bepaling van gesteldheid. Niet zo heel moeilijk, maar wel onbevredigend. Waarom?
Het werkwoord
zingen kan heel goed een lijdend voorwerp hebben. Dat kun je wel weglaten (
Zij zingt best goed), maar als je zingt, zing je altijd
iets. Het lijdend voorwerp is altijd in gedachten aanwezig. Maar wacht eens even: in
jezelf miljonair zingen is
jezelf helemaal niet dat iets wat je zingt! Hoe zit dat?
Eerst even dat
miljonair. Dat heeft hier de betekenis van een eigenschap of een toestand die je bereikt als gevolg van het zingen. In taalkundige termen:
miljonair is een
predicatie bij
zichzelf. Het hoeft ook niet per se
zichzelf te zijn. Je kunt ook iets hebben als
Hij zingt zijn erfgenamen miljonair. Die zin betekent dat hij zo goed of succesvol zingt dat zijn erfgenamen miljonair worden.
Die predicatie, dat is, eenvoudig gezegd, een soort verborgen naamwoordelijk gezegde met
zichzelf (of
zijn erfgenamen) als onderwerp en
miljonair als naamwoordelijk deel: hij zingt, en daardoor wordt hijzelf (of zijn erfgenamen) miljonair. In de zinsontleding is dat een normale constructie met bepaling van gesteldheid. Meer precies wordt dit ook wel een
resultatieve werkwoordbepaling genoemd, omdat het miljonair zijn het gevolg zijn (of het resultaat) van het zingen.
Interessant is dat je in plaats van
miljonair niet alleen andere predicaten kunt hebben (
Wie zingt zichzelf schatrijk? bijvoorbeeld), maar ook plaatsbepalingen (
Wie zingt zichzelf op het podium). Dat is niet zo vreemd, want dat heb je bij naamwoordelijke gezegdes ook: bij de meeste koppelwerkwoorden kun je ook plaatsbepalingen zetten, en in de traditionele zinsontleding benoem je het gezegde dan als werkwoordelijk (omdat het dan niet zegt
wat je bent, maar
waar je bent). Waarom is het dan interessant? Wel, omdat de plaatsbepaling in deze zin een duidelijke richtingsbepaling wordt. Als je zegt
Wie zingt zichzelf op het podium? dan heb je het over de plaats waar iemand zichzelf
naartoe zingt. Je zegt niet
Wie zingt zichzelf daar? maar
Wie zingt zichzelf daarheen?. Een richtingsbepaling is de ruimtelijke tegenhanger van de resultaatbepaling. Bij de resultaatbepaling gaat het om de toestand die het resultaat is, en bij de richtingsbepaling is het de plaats die het resultaat is. Wat zie je hieraan? In de constructie
Wie zingt zichzelf miljonair? wordt er door de constructie (
iemand dingest zichzelf dinges) een resultaatbetekenis opgeroepen.
Maar nu dat lijdend voorwerp. De analyse in de voorgaande alinea's laat zien dat
zichzelf eigenlijk het onderwerp is van een soort minizin
zichzelf wordt miljonair. En die zin is eigenlijk een soort resultaatbepaling bij
Wie zingt: Wie zingt zo, dat hij miljonair wordt?. In die ontleding is
dat hij miljonair wordt bijwoordelijke bijzin (sluit aan op
zo), en het lijdend voorwerp van
zingt blijft ongenoemd. Waarom ontleden we de zin
Wie zingt zichzelf miljonair? ook niet zo?
zichzelf miljonair als een soort
beknopte bijwoordelijke bijzin?
Allereerst zou dit een uitzonderlijke bijzin zijn: geen gezegde met werkwoorden (andere beknopte bijzinnen hebben altijd een werkwoord), en juist wel een onderwerp (andere beknopte bijzinnen hebben nooit een onderwerp). Bovendien kan
zichzelf eigenlijk geen onderwerp zijn. Kortom: het zou een heel uitzonderlijke ontleding worden.
Maar kunnen we
zichzelf dan niet beter geen lijdend voorwerp noemen? Het is immers niet wat je zingt? Maar ook daar is wel iets op aan te merken. Zo kun je bijvoorbeeld het "echte" lijdend voorwerp bij
zingen in deze constructie niet toevoegen. Je kunt niet iets zeggen als
Wie zingt zichzelf een liedje miljonair, in welke volgorde dan ook (
Wie zingt zichzelf miljonair een liedje?). Het lijkt erop dat
zichzelf in ieder geval wel de positie van het lijdend voorwerp inneemt.
Maar er is nog iets. Misschien vindt niet iedereen het acceptabel, maar je kunt je ook een zin voorstellen als
Wie werden er in vorige jaren allemaal miljonair gezongen?). Zelfde constructie, zelfde betekenis. Maar nu heb je een lijdende vorm, en het onderwerp, dat zijn degenen die miljonair werden. Maar dat is een goed argument om te zeggen dat het zinsdeel in de actieve zin lijdend voorwerp is.
Lost de moderne taalkunde deze puzzel op? Jawel: die zegt dat
zichzelf eigenlijk het onderwerp is van het predicaat
miljonair, maar de positie van het lijdend voorwerp inneemt. Het is dus beide tegelijk. In de eenvoudige zinsontleding moet je een keuze maken. Lijdend voorwerp is dan de beste keuze.