maandag 23 oktober 2006

Voornaamwoordelijk bijwoord? Daar heb ik niks mee!




In de log over het betrekkelijk voornaamwoord vraagt een lezer hoe het zit met het voornaamwoordelijk bijwoord. Het wat? Het voor-naam-woor-de-lijk-bij-woord. Wat is dat dan? Dat is dat je zegt waarop in plaats van op wat. Op wat? Nee, waarop! Kan dat even opnieuw?



Het Nederlands is in sommige opzichten best een exotische taal. In de meeste talen met voorzetsels (in, op, aan, over, om, ...) en voornaamwoorden (jij, ik, dat, die, ...) kun je die twee gewoon achter elkaar zetten. In het Nederlands heb je daar om te beginnen bij de meeste voornaamwoorden al een andere vorm voor nodig: (ik wacht) op jou, (zij denkt) aan mij. Nou ja, dat kan er dan nog mee door, dat is een kwestie van naamval zullen we maar zeggen (al heeft het Nederlands verder nauwelijks iets wat op een naamval lijkt). Maar bij voornaamwoorden als het, die, deze, dat, dit, wat, iets, niets, en alles doen wij Nederlanders wel iets heel raars.


In plaats van op het (ik reken op het) zeggen we erop (ik reken erop), in plaats van aan die/dat zeggen we daaraan, in plaats van over deze/dit wordt het hierover, en we zeggen niet om wat maar waarom. Waarom? En nog gekker: we zeggen wel eens over iets/niets, of door alles, maar net zo makkelijk zeggen we ergens/nergens over of overal door. Hoe komen we daarbij (niet: bij dat)?


Waar die woorden vandaan komen is onduidelijk. Combinaties van bijwoorden met -r- (er, daar, hier, waar, ergens, nergens, overal) en voorzetsels zijn al oeroud. In heel vroege Nederlandse bronnen (zo rond 1250) komen ze al voor. In het Duits bestaan ze ook, en daar zijn ze al vóór de achtste eeuw aangetroffen. Het is moeilijk raden wat die vóór-middeleeuwers bezield heeft. Sommige taalkundigen veronderstellen dat het te maken heeft met het feit dat voorzetsels vaak een plaats aangeven (in, op, over). Combineer je dat met een voornaamwoord dat niet naar een persoon verwijst, dan verwijst dat dus naar een plaats. Dan kun je net zo goed een bijwoord van plaats gebruiken. Vooral bij een aanwijzend voornaamwoord is dat voorstelbaar. Leg dat eens op dát! Wáár? Nou dáár! Leg dat dáár, ehh, op!


Voornaamwoordelijke bijwoorden, noemen taalkundigen ze; bijwoorden die iets voornaamwoordelijks hebben. Bijwoorden, die oorspronkelijk misschien een plaats aanduiden, en die nu net als voornaamwoorden naar dingen, of zelfs naar personen kunnen verwijzen.


Belangrijker dan de vraag waar die voornaamwoordelijke bijwoorden vandaan komen is eigenlijk de vraag: waarom gebruiken we die dingen nog? Is dat niet vreselijk onhandig? Nou, blijkbaar niet. Blijkbaar vinden we ze prettig, handiger dan voorzetsels met voornaamwoorden erachter (niet: achter ze). Waarom zouden we dat vinden? Ook dat is moeilijk te raden.


Misschien vinden we het prettig dat je voornaamwoordelijke bijwoorden kunt splitsen. In plaats van Waaraan denk je? kun je ook zeggen Waar denk je aan? Dat doet ons denken aan sommige werkwoorden, die hetzelfde hebben: Wanneer bel je me nog eens een keertje op? Dat vinden we ook leuk. Dit soort werkwoorden zijn sterk in opmars: afgaan (van een telefoon), opstarten, inbellen, je kunt een heel lijstje maken van dit soort werkwoorden die in de laatste tientallen jaren ontstaan zijn. Daar houden we van, van gesplitste woorden. Daarmee klem je als het ware een stukje zin vast, maak je het strakker (nou draaf ik een beetje door, maar ik denk echt dat die splitsbaarheid er iets mee te maken heeft).


Voornaamwoordelijke bijwoorden. Mooie woordsoort! Je hebt maar liefst vijf soorten, al naar gelang het voornaamwoord dat ze vervangen. Voornaamwoordelijke bijwoorden met er vervangen het (erop is eigenlijk op het), dus die heten persoonlijke voornaamwoordelijke bijwoorden. Hier en daar vervangen deze/dit en die/dat (hierop is op dit), dus die heten aanwijzende voornaamwoordelijke bijwoorden. Waar vervangt wat of welke (waarop is op wat/welke), dat kan vragend zijn of betrekkelijk. En ergens/nergens en overal vervangen de onbepaalde voornaamwoorden iets/niets en alles. Woorden als ergens op (eigenlijk twee woorden) noem je dus de onbepaalde voornaamwoordelijke bijwoorden.


Het is eigenlijk jammer dat die mooie woorden zo'n vreselijke naam hebben waarbij je in het midden een keer moet ademhalen als je hem uitspreekt. Want de woordsoort is eenvoudiger dan zijn naam.


Maar waarom moeten wij dat allemaal wéten? Nou ja zeg, als er nou íets Nederlands is! Boerenkoolstamppot, klompen en tulpen, dat is allemaal leuk en aardig, maar voornaamwoordelijke bijwoorden, dat doet niemand ons na. De Engelsen hebben nog een enkele verdwaalde armetierige vorm als thereof of thereupon, de Duitsers doen een dappere poging met woran en darauf, maar ze missen het persoonlijke voornaamwoordelijke bijwoord (ze moeten het doen met darauf), dus als er nou iets Cultureel Erfgoed is, dan is het ons voornaamwoordelijk bijwoord wel. Dat zouden we dus net zozeer in ere moeten houden als de bollenvelden!

19 opmerkingen:

  1. René van de Kraats27 oktober 2006 om 06:32

    Als ik het niet tot op zekere hoogte met Maarten van Rossem eens was dat het gedoe rondom de canon een overbodige onderneming is, zou ik op grond van deze mooie tekst over het voornaamwoordelijk bijwoord bijna gaan voorstellen om ook een taalkundige canon te maken.
    Ik blijf nog wel zitten met mijn vraag over 'waarmee' (en 'daarmee'). Is het voorzetsel 'met' het enige voorzetsel dat in het voornaamwoordelijke bijwoord verandert (in '-mede'of '-mee')? Hangt het optreden van 'mede'- ('mee-') in werkwoorden daarmee samen?
    Ik heb nog een vraag. Klein en Visscher zeggen in hun Handboek Verzorgd Nederlands: "Voor ergens aan, nergens aan en overal aan is de benaming 'voornaamwoordelijk bijwoord' daarom eigenlijk onjuist. Hun 'daarom' slaat op hun bewering dat 'overal aan' niet als een woordgroep of samenstelling kan worden beschouwd. Ben je het daar niet mee eens?
    Laatste vraag: is er niet een semantisch verschil tussen 'Waar denk je aan?' en 'Waaraan denk je?'? In de eerste zin staat voor mijn taalgevoel het denken centraal en in de tweede het onderwerp van het denken. Vergis ik me? Vast weer veel dank voor de antwoorden.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @René: nee, "tot" verandert ook in "toe". En er zijn een paar "voorzetsels", die alleen als "achterzetsel" kunnen voorkomen ("af", "heen", "vandaan"). Die achterzetsels worden inderdaad vaker in werkwoorden opgenomen. Dat worden dan meestal bewegingswerkwoorden met richtingsbetekenis. Er bestaat op dit punt ook veel spellingsonzekerheid. Bijvoorbeeld: "de trap af lopen" is een constructie met "de trap af" en "lopen", maar de neiging om "aflopen" te spellen is onweerstaanbaar. Toch lijkt het mij nog steeds "de trap waar ik af loop" (met voornaamwoordelijk bijwoord) en niet "de trap die ik afloop". Maar hoe lang nog?
    Ik neem aan dat Klein en Visscher bedoelen dat niemand "overal aan" aan elkaar zou kunnen schrijven, en dat het dus moeilijk is om van één woord te spreken. Vergelijkbaar zijn gevallen als de "voorzetseluitdrukking" ("met behulp van") of sommige voornaamwoorden ("een of ander"). Die gedragen zich in veel opzichten als één woord, maar is het gerechtvaardigd om ze zo te noemen? Zoals bij veel kwesties is hier het antwoord "ja" even oninteressant als "nee". Ik zou al blij zijn als iedereen het dilemma kan herkennen, en zich realiseert dat deze kwesties eigenlijk onoplosbaar zijn, omdat de grens tussen woord en woordgroep niet scherp is.
    Je laatste vraag vind ik erg moeilijk. Het is een feit dat je bij sommige werkwoorden een sterkere neiging tot splitsen hebt dan bij andere. Ook hebben mensen vaak een voorkeur voor die tangconstructie met het partikel ("aan") achteraan de zin. Maar een betekenisverschil? Ik zie het in dit voorbeeld niet zo. Ik herinner me wel vaag ooit een artikel te hebben gelezen over die verschillen bij betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoorden, maar dat moet ik opzoeken. Ik kom hierop terug.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik heb pas deze site ontdekt en ik heb al een aantal artikelen doorgelezen. Voor dit artikel bracht echter een brede lach op mijn gezicht, met name het laatste stuk: het voornaamwoordelijk bijwoord als Cultureel Erfgoed! Ik vind dat je hier in één klap duidelijk uitlegt hoe je deze woordgroep moet zien, want ik heb binnen deze woordgroep de verschillende bijwoorden alleen uit elkaar kunnen houden door ze stug uit m'n hoofd te leren.
    Overigens las ik in een zeer grappig boekje met allerlei columns - de naam ontschiet me even - dat de auteur constateerde dat het Nederlands een 'voorzetseltaal' aan het worden is. In plaats van een afname, zien we juist een toename in het gebruik van voorzetsels én daarmee de voornaamwoordelijk bijwoorden.
    In elk geval, een puik artikel dit. Ik ga gelijk eens in mijn opleidingsmateriaal duiken, omdat ik met mijn grammaticadocent nogal eens van mening verschilde over een aantal zaken waar hij geen bevredigend antwoord op kon geven. Eens kijken of ik er wel uit kom a.d.h.v. de FAQ hier!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Excuus, 'voor' in de tweede zin moet natuurlijk 'vooral' zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @diana: een grappig boekje met columns over taal? Dat moet wel bijna van Peter Burger zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @René: Ik zou nog terugkomen op die kwestie van die gesplitste betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoorden. Ik wist het niet meer, maar mijn collega Maarten Klein, de bekende (mede-)auteur van diverse taaladvieswerken, had een beter geheugen.
    Er bestaat wel literatuur over (onder andere een artikel van de Tilburgse taalkundige Van Riemsdijk, en een hoofdstuk uit de Modern Grammar of Dutch), maar er lijkt weinig systeem in te zitten. Wel duidelijk is dat in sommige betekenissen splitsing onmogelijk is. Je kunt wel praten over "De fiets waar Dekker op gereden heeft", of "De weg waar Dekker op gereden heeft" maar niet over "de dag waar Dekker op gefietst heeft".
    Splitsing van voornaamwoordelijke bijwoorden die een tijd aangeven klinkt dus gek. Waarom? Voorlopig hebben we geen idee.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Voornaamwoordelijke bijwoorden! <3 Dit is al tijdenlang mijn favoriete woordsoort, maar tot nu toe wist ik niet eens hoe het heet. Nu wel. Dank u, taalprof!
    Btw. In mijn vriendenkring (en volgens mij door veel jongeren) wordt vaak "Waar ga je?" in plaats van "Waarheen ga je?"/"Waar ga je heen?" gebruikt. Heeft dat hier iets mee te maken, of is dit weer een totaal andere kwestie?

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Waris: Hm. Dit lijkt me een geval van weglating, net zoals "hou je" voor "hou je goed". Ik moet hier even over nadenken. Maar ik kom erop terug!

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Er zijn nogal wat voorzetsels die geen voornaamwoordelijk bijwoord vormen. Als ik (min of meer) verouderde, formele of betrekkelijk weinig gebruikte voorzetsels als jegens, conform, inzake of mits even buiten beschouwing laat, houd ik nog veel courante voorzetsels over, zoals vanwege, dankzij, volgens, tijdens en zonder. Ik zie of hoor nooit waarzonder, daarvolgens of ertijdens. Hoe komt dat? Heeft dat ermee te maken dat het niet om plaats-gerelateerde voorzetsels gaat?
    Daarnevens bestaan (vaak formele) woorden als "dienovereenkomstig", "desondanks", "desniettegenstaande", "dienaangaande" en "deswege" (in plaats van "daarvanwege"?). Zijn deze bijwoorden ook voornaamwoordelijk?

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Sikke: veel voorzetsels vormen inderdaad geen voornaamwoordelijk bljwoord. 'Daarzonder' ligt wat dat betreft op de grens. Dat kom je vooral in België wel tegen. Voor de rest lijkt er weinig systeem in te zitten, of het zou moeten zijn dat de groep voorzetsels die een voornaamwoordelijk bijwoord vormen, ongeveer overeenkomt met de groep voorzetsels die een samengesteld werkwoord kunnen maken.
    De woorden die jij noemt (dienovereenkomstig, desniettegenstaande) hebben vrijwel geen kenmerken van de voornaamwoordelijke bijwoorden: je kunt ze niet splitsen, ze hebben geen persoonlijke, aanwijzende, vragende, betrekkelijke en onbepaalde variant, en in de meeste is die voornaamwoordelijke betekenis niet meer aanwezig. Het zijn versteende constructies met tweede of derde naamvallen van voornaamwoorden met bijvoeglijke naamwoorden of tegenwoordige deelwoorden waarvan je sommige nu misschien voorzetsel zou noemen (zoals 'ondanks'). Het zijn eerder gewone bijwoorden.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. René van de Kraats13 augustus 2007 om 14:07

    Ik wil nog even terugkomen op je uitspraak: " Splitsing van voornaamwoordelijke bijwoorden die een tijd aangeven klinkt dus gek".
    In het gegeven voorbeeld is dat zo. Maar komt dat niet omdat 'waar...op' in de zin 'De dag waar Dekker op gefietst heeft' de functie van een bijwoordelijke bepaling heeft? In de zin 'Dit is dag waar ik lang op gewacht heb' kun je 'waarop' wel splitsen, omdat het daarin een voorzetselvoorwerp is. Juist door de splitsing wordt de dubbelzinnigheid van de zin 'Dit is de dag waarop ik lang gewacht heb' uitgesloten.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @René van de Kraats: Ja dat klopt! Maar dat is eigenlijk ook precies wat ik bedoel. Als het voornaamwoordelijk bijwoord bijwoordelijke bepaling van tijd is, lijkt splitsing onmogelijk. In jouw voorbeeld is 'waarop' voorzetselvoorwerp en geeft het dus niet een tijd aan. In 'Ik heb lang op die dag gewacht' geeft 'die dag' niet de tijd, maar het voorwerp van je verwachting aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. René van de Kraats22 augustus 2007 om 09:06

    Nog iets over de voornaamwoordelijke bijwoorden. Je komt in het Nederlands nogal eens combinaties tegen als 'zorg dragen voor'. Als je googelt, zie je dat dergelijke combinaties aan elkaar vastgeschreven worden: zorgdragen voor. Komt het daardoor dat je steeds vaker 'ervoor zorgdragen' tegenkomt in plaats van 'er zorg voor dragen', wat in mijn oren als gebruikelijker klinkt?

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @René van de Kraats: inderdaad, het is zoals je zegt. In veel gevallen wordt zo'n lijdend voorwerp "opgenomen in" het werkwoord. De moderne taalkunde spreekt hier van "incorporatie". Het procédé is steeds ongeveer hetzelfde: het gaat om een "betekenisarm" werkwoord (zoals 'maken, hebben, doen', maar ook 'dragen' komt in aanmerking) met een lijdend voorwerp waar een bijvoeglijke bepaling met een voorzetsel bij staat. Eerst valt het lidwoord (en elke andere bepaling) bij het lijdend voorwerp weg ('kritiek hebben', 'zorg dragen', 'bezwaar maken'), vervolgens wordt zelfstandig naamwoord en werkwoord als een betekeniseenheid gevoeld. Het gevolg: je krijgt de neiging om het bij elkaar te houden en aan elkaar te schrijven. De oorspronkelijke bijvoeglijke bepaling wordt dan voorzetselvoorwerp bij het nieuwe complexe werkwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Beste taalprof,
    af en toe hoor ik mensen een zin als "ik doe de broek bij de hemden in de wasmachine" afkorten tot "ik doe de broek er bij in". Het klinkt behoorlijk krom vind ik.
    "ik doe de broek erin" of "ik doe de broek erbij" kan wel. "ik doe de broek er in de wasmachine bij" weer niet.
    Komt het omdat "bij de hemden" en "in de wasmachine" verschillende bijwoordelijke bepalingen van plaats zijn? Hoe komt het dat "Ik doe er iets roods bij aan" weer een stuk minder krom klinkt? Of kan het allemaal (niet)?

    BeantwoordenVerwijderen
  16. @jeorne: het is bekend dat verschillende voorkomens van 'er' in de zin kunnen samenvallen. Bijvoorbeeld het kwantitatief 'er' ('ik heb er drie') en het 'er' van het voornaamwoordelijk bijwoord ('erin'). Zoals in 'Hoeveel broeken heb jij in de wasmachine? Ik heb er drie in.' Niks mis mee, zou ik zeggen.
    In jouw geval vallen er twee voorkomens van het 'er' van het voornaamwoordelijk bijwoord samen: 'ik doe de broek erbij erin'. Dat zou in principe wel moeten kunnen, al ben ik het met je eens dat het vreemd klinkt. In denk inderdaad dat je in volle vorm 'bij de hemden in de wasmachine' geneigd bent om beide bijwoordelijke bepalingen als één (in twee delen gespecificeerde) plaatsbepaling te begrijpen. Misschien niet meteen 'in de wasmachine' als bijvoeglijke bepaling, maar wel als één plaatsbepaling.
    'Er' is de neutrale vorm, het zou al beter zijn als je die twee bepalingen uit elkaar haalt met aanwijzende voornaamwoordelijke bepalingen: 'Ik doe die broek daarin hierbij'. Of 'Dit is de wasmachine waar ik de broeken in erbij doe.' Dan heb je 'waarin' en 'erbij', dat is al beter.
    'Ik doe er iets roods bij aan' klinkt beter (goed, zou ik denken), omdat het niet gaat om 'erbij eraan', maar om 'erbij aandoen'. 'aan' hoort hier bij het werkwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  17. Bedankt voor je uitleg.
    Iets roods erbij aantrekken kan inderdaad best, maar het samentrekken van de twee voorkomens van 'er' in de andere zin is dus niet persé fout omdat ze verwijzen naar een andere plaats? (iemand zou kunnen denken dat de broek in de hemden bij de wasmachine gedaan wordt, in plaats van andersom)

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @jeorne: ik heb er nog eens over nagedacht, en ik heb wat meer gevallen bedacht van het samenvallen van verschillende vormen van 'er'. Over het algemeen kunnen verschillende 'erren' zoals ik zei, probleemloos samenvallen. 'Gisteren hebben er drie over gepraat' gaat prima, en daar zijn drie erren tot één samengevallen.
    Het samenvallen van twee erren uit een voornaamwoordelijk bijwoord lijkt echter in veel gevallen slechter dan ik dacht. Je kunt bijvoorbeeld niet zo gemakkelijk zeggen 'Ik heb er over in gelezen' (voor 'ik heb erover erin gelezen'). Het gaat beter als één van die twee erren geen betekenis heeft: 'die jas, zij ziet er leuk in uit'.
    De vraag is dus eerder waarom jouw zin niet slecht klinkt dan waarom hij niet helemaal goed klinkt.
    Ik denk dat de verklaring in beide gevallen gezocht moet worden in wat ik eerder zei: aangezien beide voornaamwoordelijke bijwoorden bij jou ('erbij' en 'erin') plaatsbepalingen zijn, en je altijd geneigd bent om twee plaatsbepalingen in één zin bij elkaar te begrijpen, is het minder slecht om die twee erren te laten samenvallen. Maar helemaal goed is het niet, omdat het toch twee voornaamwoordelijke bijwoorden betreft.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Andries Rienstra24 januari 2008 om 04:20

    Waris en Taalprof,
    "Waar ga je?", Waris wijst al op het voorkomen vooral bij jongeren. Het is de gewone manier van de vraag waarheen stellen in het surinaams-nederlands, ook bij ouderen. In het sranang gaat het ook met een enkelvoudig woord, 'pe' (uitspr. pè): 'pe yu go?' Die vertaling lijkt me in de jongerentaal terecht gekomen.

    BeantwoordenVerwijderen