zaterdag 21 oktober 2006

De Siamese tweeling



Tijdens zijn gevangenschap van de afgelopen weken deed de taalprof enkele verrassende ontdekkingen. Hij legde mensen de volgende zin voor: Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen en hij groette mij vriendelijk. En hij vroeg: Wat is het onderwerp bij de persoonsvorm groette? En iedereen wees het goede antwoord hij aan. Toen veranderde de taalprof de zin een beetje tot: Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen die mij vriendelijk groette. En weer vroeg hij aan de mensen: Wat is het onderwerp bij de persoonsvorm groette? Nu raakte iedereen in verwarring, en de meeste mensen wezen ineens een bekende Nederlander als onderwerp van groette aan. Wat is hier aan de hand? Waarom maken mensen dit verschil? De taalprof zocht het uit, en ontdekte het geheim.



Je kunt het mensen ook gewoon vrágen: Waarom wijs je een bekende Nederlander aan als onderwerp van groette in de zin Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen die mij vriendelijk groette? Waarom is het onderwerp niet die? Dan zeggen ze allemaal hetzelfde: Maar die verwíjst toch naar een bekende Nederlander? Ja, dat is waar. Maar in de zin Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen en hij groette mij vriendelijk verwijst hij óók naar een bekende Nederlander. Ja, maar dat vinden we toch anders. Aha.


Wie de serie over voornaamwoorden heeft gelezen, weet dat voornaamwoorden altijd verwijzen. Ze verwijzen naar andere woorden, naar dingen om je heen, naar dingen die je weet of personen die je kent. Dat doen ze allemaal: persoonlijke voornaamwoorden, bezittelijke, aanwijzende, zelfs vragende en onbepaalde. En natuurlijk ook de betrekkelijke voornaamwoorden. En in Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen die mij vriendelijk groette, is die een betrekkelijk voornaamwoord.


Betrekkelijke voornaamwoorden zijn dus niet zo bijzonder in hun verwijzing (al schijnt iedereen dat wel te denken), maar in hun functie: ze doen iets speciaals, namelijk, een bijzin aan een grotere zin vastknopen. Eigenlijk zijn betrekkelijke voornaamwoorden gewone voornaamwoorden met iets extra's.


Je kunt het mooi zien als je de zin een beetje uitbreidt tot: Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen voor wie geldt dat hij mij vriendelijk groette. Eigenlijk is het betrekkelijk voornaamwoord die alleen maar een beetje een handige afkorting voor dat onhandige voor wie geldt dat hij.


In die onhandige zin zou je hij toch onderwerp noemen, nietwaar? En wat nu als je die zin nog een beetje verandert: Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen voor wie geldt dat ik hem vriendelijk groette. Nu is hem lijdend voorwerp. Maar je kunt weer  dat voor wie geldt en dat persoonlijk voornaamwoord hem afkorten tot: Ik kwam gisteren een bekende Nederlander tegen die ik vriendelijk groette. Nu is die dus het lijdend voorwerp. Handig woordje, dat betrekkelijk voornaamwoord!


Ik snap wel waarom mensen in verwarring raken. Die handige afkorting, die kun je alleen toepassen als je de bijzin die zo ontstaat ook vastknoopt aan iets in een andere zin. In het voorbeeld is dat een bekende Nederlander. Dat heet het antecedent van het voornaamwoord: datgene waar het voornaamwoord naar verwijst. Je kunt geen betrekkelijk voornaamwoord hebben zonder antecedent in de zin. Het betrekkelijk voornaamwoord en zijn antecedent staan dus, als een soort chirurgisch gescheiden Siamese tweeling altijd samen, maar los van elkaar, in de zin. Als het antecedent anders wordt (bijvoorbeeld een meisje), dan verandert ook het betrekkelijk voornaamwoord (dat): Ik heb gisteren een meisje ontmoet dat mij vriendelijk groette. Daarom heb je de neiging om het betrekkelijk voornaamwoord te vereenzelvigen met zijn antecedent. Je hebt het idee dat ze één persoon of ding zijn. Dat is dus taalkundig gezichtsbedrog.


Maar Siamese tweelingen zijn toch niet altijd operatief gescheiden? Soms zitten ze toch nog aan elkaar? Inderdaad, en zo is het ook met het betrekkelijk voornaamwoord. Soms, als het antecedent datgene is en het betrekkelijk voornaamwoord wat, of het antecedent is d(i)egene en het betrekkelijk voornaamwoord is wie, dan kunnen antecedent en betrekkelijk voornaamwoord versmelten tot één woord: Degene die het weet mag het zeggen, of Datgene wat je weet mag je zeggen, dat kun je ook formuleren als Wie het weet mag het zeggen en Wat je weet mag je zeggen. Dan heb je een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent. Een hele mondvol in de benoeming, maar juist heel efficiënt in het gebruik.

3 opmerkingen:

  1. Die had ik al jaren niet meer gehoord. In 1988 en 1989 mee doodgegooid in klas 1 en 2 gymnasium. De btv-mia, zoals we die moesten afkorten van de heren neerlandici Schippers en Floor. Grammatica, heerlijk hoor. (Het valt me ineens op dat ik alleen maar halve zinnen schrijf, maar dat terzijde.)
    Verzoek voor de volgende keer: de bepaling van gesteldheid, in de dagelijkse omgang Bep van Gestel.
    En trouwens: gefeliciteerd met je nominatie op thebobs.com!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Ben: dankjewel! Doodgooien is natuurlijk nooit goed te praten. Maar die bepaling van gesteldheid komt eraan.

    BeantwoordenVerwijderen