zondag 21 januari 2007

Grammatica lost niets op



Iedere krant, iedere nieuwswebsite, en zelfs de taalprof liet zich deze week meeslepen door het spelalarm: studenten (paboleerlingen, docenten, jongeren-in-het-algemeen) kunnen niet meer spellen. Let wel: niet meer spellen. Honderden reacties op weblogs die het bericht brachten. Er is iets aan de hand, zoveel is duidelijk.


Spelling is de aanleiding, maar grammatica wordt er in één adem bij genoemd. Mooi toch? De taalprof zou toch als eerste de champagne moeten ontkurken, zou je zeggen. Aandacht voor de grammatica! Prachtig! Maar de taalprof vreest dat het de ultieme actie is van het Grammaticale Onbenul, waar hij al eeuwen een verbeten strijd tegen voert.
Wat is er verkeerd aan de huidige aandacht voor de grammatica, en de roep om meer en beter grammaticaal onderwijs? Dat is de ondergeschikte positie die de grammatica weer toebedeeld krijgt.


Op deze manier wordt de grammatica weer in de hoek gedrukt waar zij steeds mislukt, namelijk: als een zekere weg naar betere spelling, stijl en taalbeheersing. En dat er geen rechtstreeks verband is tussen grammatica en taalbeheersing, dat weten we nou wel.


Het is alsof je een voetballer bent en te horen krijgt dat je meer aan conditietraining moet gaan doen. Je begint met hardlopen door het bos, met andere conditieoefeningen, en na een dag vraag je aan je conditietrainer: "Nou, hoe zit het? Waarom voetbal ik nog niet beter?" Ja, hallo!


Er is niemand die eraan twijfelt dat een zekere mate van conditie noodzakelijk is om de voetbalsport met enig succes te beoefenen, maar aan de andere kant zijn de conditioneel sterkere voetballers ook niet automatisch de technisch begaafdere spelers. Integendeel, misschien zelfs.


Betekent dit dan dat we beter helemaal geen aandacht aan de grammatica kunnen besteden? Dat is natuurlijk óók niet de bedoeling! Maar het heeft geen enkele zin om dat te doen met alleen een betere spelvaardigheid en taalbeheersing voor ogen, en oogkleppen op die het zicht op de rest benemen.


Ik zeg het nog maar eens (herhaling is het beste didactische principe): grammaticale vaardigheden heb je nodig om te kunnen práten over taal. Voor zover je voor spelling en taalbeheersing moet praten over taal -en dat is zeker nodig voor sommige spellingregels, zoals de spelling van de werkwoordsvormen- voor zover dus, heb je die grammaticale vaardigheden nodig. Zoals in de diverse discussies opgemerkt: als je niet weet wat een persoonsvorm is, kun je het nooit goed doen.


Het valt te vrezen dat de roep om betere spellers tot de gemakkelijker weg zal leiden: het leren van allerlei krakkemikkige ezelsbruggetjes, waarmee je misschien 80 of 90% van de spelfouten kunt vermijden. Ezelsbruggetjes, dat zijn regeltjes die je van buiten kunt leren en als een blinde kip kunt toepassen zonder dat je enig idee hebt waar het allemaal over gaat ("Wat was het ook al weer, een Ecstasykoffieshop?").


Slimme actie dus van het Grammaticale Onbenul! Doe net alsof je grammaticaonderwijs heel belangrijk vindt, maar richt het op een onhaalbaar doel zodat je zeker weet dat het gaat mislukken en dat je handlangers met allerlei "gemakkelijke" en "tijdbesparende" ezelsbruggetjes er weer gaten in kunnen slaan. Zo leid je de aandacht af van wat grammatica werkelijk interessant maakt. Dat het een poging is te begrijpen hoe de taal in elkaar zit, dat je leert te "tappen in je eigen taalgevoel", dat het een grotere intellectuele uitdaging is om te doorgronden wat nou precies een naamwoordelijk gezegde is, en waarom het soms zoveel lijkt op een werkwoordelijk gezegde.


De taalprof juicht uiteraard aandacht voor de grammatica in het onderwijs van harte toe. Maar richt die aandacht in vredesnaam niet alleen op het kweken van betere spellers. Over spelling moet je soms praten in termen van grammatica, dat is waar, maar het is onzin om over grammatica te praten in termen van spelling.

1 opmerking: