zaterdag 18 november 2006

De bepaling van gesteldheid, daar heb je nog eens wat aan!



Ben ik net mijn nu al geruchtmakende charmeoffensief ten behoeve van de bepaling van gesteldheid begonnen, krijg ik meteen een vraag die ik daarmee kan beantwoorden! Het gaat om de zin: Indien een verschil van mening niet langs minnelijke weg is opgelost, wordt geacht een geschil te bestaan. Wat een rare zin! Is er soms iets mee?


Hij ruikt een beetje muf, die zin. Jarenlang onder het stof gelegen in een juridisch handboek of zo. Ik haal eerst even die bijzin eruit, dat klinkt al meteen een stuk frisser: In dat geval wordt geacht een geschil te bestaan. Klinkt wel iets moderner, maar er zit hetzelfde probleem in als in de oorspronkelijke zin. Hoe zit dat dan?



Het is een lijdende vorm, nietwaar? In dat geval wordt geacht een geschil te bestaan. Wat is de actieve variant? Dat moet wel iets zijn als In dat geval acht men een geschil te bestaan. Ligt het aan mij, of klinkt die zin ineens een stuk slechter?


Het woordje achten is een uniek werkwoord in het Nederlands. Meestal komt het voor in een constructie met een bepaling van gesteldheid (hee, dat is toevallig!): wij achten u geschikt, ik acht dat goed mogelijk. In deze zinnen is geschikt en mogelijk bepaling van gesteldheid, en predicaat bij het lijdend voorwerp (u en dat). Het werkwoord achten is hier een soort formeel vinden (Wij vinden u geschikt, ik vind dat goed mogelijk).


Zo'n bepaling van gesteldheid kan maar in beperkte mate de vorm van een zin aannemen. Bij Ik maak dat mogelijk kun je niet zeggen Ik maak dat mogelijk zijn. Bij vinden kan het net wel (of net niet, voor sommige mensen): Wij vinden u geschikt zijn, ik vind dat goed mogelijk worden. Ander voorbeeld: Ik vind jou leuk lachen.


Wat vrijwel nooit kan, is een beknopte bijzin met te erbij: Wij vinden u geschikt te zijn, Ik vind jou leuk te lachen. Dat kan echt niet. Alleen bij achten dan.


Nou is het probleem dat er ongeveer één zin in het Nederlands bestaat waarin de bepaling van gesteldheid bij achten de vorm van een beknopte bijzin met te aanneemt. Dat is het spreekwoord Ieder acht zijn uil een valk te zijn. In alle andere gevallen werkt de taal deze rare constructie weg door er een lijdende vorm van te maken. Ieders uil wordt geacht een valk te zijn klinkt meteen een stuk "gewoner".

Het geschil wordt geacht te bestaan
is dus de lijdende vorm van Men acht het geschil te bestaan. In die lijdende vorm is dit geschil het onderwerp, daarover bestaat geen twijfel. Dit onderwerp kan achter de persoonsvorm komen te staan, als je de zin bijvoorbeeld met een bepaling begint: In dat geval wordt het geschil geacht te bestaan. Onmogelijk is: In dat geval wordt geacht het geschil te bestaan. Klinkt ook niet, zou ik zeggen.


In onze zin staat echter: In dat geval wordt geacht een geschil te bestaan. Dit lijkt wel een constructie met plaatsonderwerp: In dat geval wordt er geacht een geschil te bestaan. Maar dat is ook gek! In een zin met plaatsonderwerp schuift het onderwerp wel naar rechts, maar nooit over het werkwoord heen. Wel In dat geval worden er mensen aangespoord te reageren, maar niet In dat geval worden er aangespoord mensen te reageren.


Nou kan ik me er makkelijk vanaf maken door op dit punt simpelweg te zeggen: "Ongrammaticaal!". Maar dat is me toch al te gemakzuchtig. Je bent tenslotte taalprof of je bent het niet. En het is een feit dat een zin als Er wordt geacht iets te bestaan helemaal niet zo slecht klinkt. Waarom niet?


Ik denk dat het zó zit: doordat die constructie met achten en bepaling van gesteldheid in de vorm van beknopte bijzin alleen maar voorkomt in de lijdende vorm, ga je automatisch dat wordt geacht als een eenheid zien. De betekenis ondersteunt dat. Want wordt geacht heeft een zogeheten "modale betekenis", een beetje een formele vorm van schijnt. Er wordt geacht iets te bestaan lees je dus als een formele variant op Er schijnt iets te bestaan. Het wordt dan ook aanmerkelijk slechter als je iets tussen wordt en geacht in zet: Er wordt door de eeuwen heen door iedereen geacht iets te bestaan.





12 opmerkingen:

  1. Over de uil en de valk:
    Ik meen me te herinneren dat het juiste spreekwoord luidt: 'Elk meent zijn uil een valk te zijn.'
    Als voorbeeld heb je er in het onderhavige betoog niet veel aan, dunkt me. Het spreekwoord stamt uit de tijd dat Nederlandse schrijvers zich nog graag bedienen van de on-Nederlandse, Latijnse zinswending 'accusativus cum infinitivo', vierde naamval plus onbepaalde wijs.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Henk: je hebt gelijk, maar 'menen' komt weer niet met bepaling van gesteldheid voor, en in die aci-constructie ook niet in de lijdende vorm. Dat is dus helemaal versteend in het spreekwoord. 'Achten' leeft in de lijdende vorm nog wel degelijk, evenals in de constructie met bepaling van gesteldheid.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @Henk: ik heb het nog even nagezocht. Volgens het WNT bestaat de uitdrukking behalve met "menen" ook met "achten, denken, dunken" en "wanen".

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik snap de hele betekenis van het woord "bestaan" hier niet...(Hoe bestaat het!). Het lijkt of dat hele woord daar niet hoort, maar wellicht heeft het meerdere betekenissen? (Toen ik snel las, dacht ik dat er "ontstaan" stond!).
    (Komen we op de volgende kwestie: wanneer gebruik je allicht en wanneer wellicht??)

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @Marit: "bestaan" betekent hier niet veel meer dan "er zijn" (dat is dan het zogeheten "existentiële zijn", niet het koppelwerkwoord). Een ander voorbeeld van hetzelfde "bestaan" zie je in: "Er bestaat een kans dat het droog wordt." Ook daar is het niet veel meer dan "er is een kans".
    Allicht/wellicht? Dat is nogal een verschil! "allicht" bij veronderstelling en "wellicht" bij twijfel?

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Beste Taalprof,
    Hartelijk dank voor uw toelichting. We waren geneigd te oordelen dat de zin ongrammaticaal was. Maar er zit dus meer aan vast.
    Roos

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Dank voor de reactie taalprof!
    Nog een snelle vraag (jaja, je geeft een vinger...):
    Op de site van het Taalunieversum staat dat "laatste" een onbepaald rangtelwoord is. Klopt dit wel, want je weet dan toch precies hoeveel dat is?
    Dank!

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Marit: niet noodzakelijk. Je weet niet hoeveel er in totaal zijn. De laatste kan de vijfde zijn, of de tachtigste.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Is in de zin "In dat geval wordt er geacht een geschil te bestaan" het woord geschil niet gewoon lijdend voorwerp, waardoor het ook niet zo vreemd is dat het woord over het werkwoord heen schuift?
    Verder ruikt de zin vooral muf vanwege het vreemde en niet veel voorkomende gebruik van het woord bestaan. Denk ik.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Max J. Molovich: "gewoon" lijdend voorwerp, van welk werkwoord? Van 'achten'? En wat is 'te bestaan' dan? Ook een lijdend voorwerp bij 'achten'? Bovendien: 'achten' staat in de lijdende vorm. Werkwoorden in de lijdende vorm hebben zelden een lijdend voorwerp ("Er wordt veel boeken gelezen in dit land", vind je dat OK?).
    En als 'een geschil' dan het lijdend voorwerp zou zijn, wat is dan het onderwerp? Stel dat je in plaats van 'een geschil' een voornaamwoord zou hebben, dan zou je toch eerder zeggen 'ik word geacht te bestaan' dan 'mij wordt geacht te bestaan'? Dan moet 'ik' toch onderwerp zijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Ik merk het al weer, allemaal veel te lang geleden voor mij. Ik dacht even dat 'er' het onderwerp was. En dat terwijl ik vroeger vrij goed was in grammatica.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @Max J. Molovich: niet helemaal fout gedacht: 'er' is plaatsonderwerp in deze zin.

    BeantwoordenVerwijderen