woensdag 29 maart 2006

Eten uit de vuilnisbak




Bepalingen zijn de afvalbak van de ontleding. Het zijn de zinsdelen die overblijven als je alle andere gehad hebt. Bepalingen bij een zelfstandig naamwoord noem je bijvoeglijk, alle andere bijwoordelijk.


Als je het zo uitgelegd krijgt, is het eigenlijk helemaal niet zo spannend. Valt er nog wel wat leuks te zeggen over bepalingen?

Toch behoren de bijvoeglijke en bijwoordelijke bepalingen tot de interessantste zinsdelen. In ieder geval is er in de taalkundige wereld altijd wel iets te doen over bepalingen.

Bijwoordelijke bepalingen zijn spannend omdat ze in zoveel soorten bestaan, bijvoeglijke bepalingen vertonen een rare relatie met hun zelfstandig naamwoord. Helemaal niet zo eenvoudig als je zou denken. In de standaarduitleg wordt gesproken over "zegt iets van", maar wat betekent dat precies? Wanneer "zegt iets iets ergens van"? Hoe zit dat met die bijvoeglijke bepalingen?


De kern van het probleem is dat bijvoeglijke bepalingen niet verder opgedeeld worden. Dat lijkt wel makkelijker, maar het is ergens ook niet eerlijk. Een werkwoord heeft allerlei eigen zinsdelen, zoals lijdend en meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp en sommige vormen van de bepaling van gesteldheid. Zo kan wachten het voorzetselvoorwerp op iemand hebben, en aanbieden heeft iemand en iets. Bij een werkwoord vinden kan een lijdend voorwerp iets staan met een bepaling van gesteldheid leuk. Allemaal zinsdelen met eigen namen. Daarbovenop komen dan nog eens de bijwoordelijke bepalingen, die het werkwoord niet aanvullen (complementeren) maar nader bepalen (modificeren): bijvoorbeeld mooi in mooi zingen of in het park in in het park je brood eten. En dan is het werkwoord ook nog eens de kern van het gezegde, waar nóg een apart zinsdeel bij kan: het onderwerp.


Het werkwoord kan tevreden zijn.

Maar wat heeft het zelfstandig naamwoord? Alles wat je daaraan toevoegt heet gemakshalve bijvoeglijke bepaling. Zo kun je aan het woord kritiek best het zinsdeel op de minister toevoegen, maar dat heet dan bijvoeglijke bepaling. En zet je er hevige bij, dan is dat ook bijvoeglijke bepaling. En maak je het helemaal mooi met hevige kritiek van de oppositie op de minister dan heet ook dat zinsdeel van de oppositie domweg bijvoeglijke bepaling. Allemaal omdat het toegevoegd is aan het zelfstandig naamwoord.


Waarom is dit niet eerlijk? Wel, als kritiek een werkwoord was geweest, zoals bekritiseerde, dan had je een soortgelijke constructie kunnen maken als De oppositie bekritiseerde de minister hevig. Dan had je de minister als lijdend voorwerp moeten benoemen (completeert het werkwoord), de oppositie het onderwerp, en hevig een bijwoordelijke bepaling (modificeert het werkwoord). Allemaal verschillend! Maak je van kritiseren dus een zelfstandig naamwoord, dan degraderen al die zinsdelen tot bijvoeglijke bepaling.


Maar als dat zo oneerlijk is, waarom hebben de taalkundigen dat dan zo beslist? Dat is niet meer helemaal met zekerheid te achterhalen. Het werkwoord heeft in de ontleding altijd wel een bevoorrechte positie gehad. En laten we eerlijk zijn, er hangt ook veel af van een werkwoord: persoon, getal, tijd, dat is allemaal in de vorm van het werkwoord uitgedrukt.


Het werkwoord is natuurlijk wel belangrijk, daarover bestaat geen twijfel.

Wat ook wel eigenaardig is bij die zelfstandige naamwoorden: al die zinsdelen die daarbij kunnen, die kunnen allemaal ook wegblijven. Je kunt in die hele woordgroep hevige kritiek van de oppositie op de minister elke bijvoeglijke bepaling zo weglaten. Bij het werkwoord bekritiseerde kan dat niet zomaar. Het onderwerp is verplicht als er een persoonsvorm aanwezig is (niet in een bijzin als om de minister te bekritiseren), maar ook het lijdend voorwerp kun je bij bekritiseren niet weglaten (je kunt niet zeggen *de oppositie bekritiseerde hevig). Bij sommige werkwoorden kun je het voorwerp best weglaten, maar niet bij allemaal. Maak je van die werkwoorden zelfstandige naamwoorden, dan kun je de bijvoeglijke bepaling altijd weglaten.


Tja, misschien is het dat wel. Als je er niet altijd bent, loop je het risico gedegradeerd te worden.

Heb je iets aan deze kennis? Is het niet gewoon het makkelijkst om te onthouden dat alles wat "bij een zelfstandig naamwoord hoort" een bijvoeglijke bepaling is? Misschien wel. Maar ik denk dat het makkelijker wordt als je snapt hoe het zit. En daarbij komt: als je ziet hoe rijk iets is, wordt het toch ook leuker? Archeologen doen ook niets liever dan in oude beerputten of afvalhopen wroeten om erachter te komen hoe mensen vroeger leefden. De bijvoeglijke bepaling verdient meer aandacht dan hij nu krijgt.

2 opmerkingen:

  1. Bestaan er in het Nederlands ook misplaced modifiers en dangling modifiers zoals in het Engels?
    En hoe zouden wij die dan noemen?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Tommie: in het Engels worden taaladviezen over misplaced modifiers en dangling modifiers vaak stevig bekritiseerd door taalkundigen. Als je goed Engels kunt lezen, moet je maar eens kijken op het "Language Log"-weblog (zie link rechts). Er zijn mij geen overeenkomstige termen voor het Nederlands bekend.

    BeantwoordenVerwijderen