woensdag 7 februari 2007

Ontleden voor je leven




"Mooi is dat!"
"Mooi is wat?"
"Zitten we in één klap weer vijftig jaar terug in de tijd!"
"Hoezo?"
"Nou pleit iedereen weer ineens voor die geestdodende grammatica-oefeningetjes van vroeger. Dat alle leerlingen weer gedachteloos persoonsvorm en naamwoordelijk gezegde leren benoemen, waar ze helemaal niets aan hebben."
"Ehh..."
"Daar ben jij zeker ook voor, niet?"
"Ehh..."
"Ja, zeg het maar eerlijk! Jij wilt ook gewoon alleen maar aandacht voor de grammatica, met je taalprof-weblog. Jij sluit ook je ogen voor taalgebruik en taalbeheersing!"
"Nou zeg, dat vind ik wel wat al te kras uitgedrukt!"
"Leg eens uit dan?"
"Je zult mij niet horen zeggen dat taalgebruik en taalbeheersing onbelangrijk zijn. Daar zou je in het onderwijs zeker aandacht aan moeten besteden. Maar je moet dat niet doen in plaats van aandacht besteden aan de grammatica."
"Maar taalgebruik en taalbeheersing, dat is toch waar het om gaat? Dat is toch het hele nut van de grammatica?"
"Kijk, dáár ben ik het nou met je oneens."
"O?"
"Ik vind dat kennis van de grammatica, en de beheersing van grammaticale vaardigheden van zichzelf al nuttig zijn. Grammatica is een middel om over taal te praten. Wat je vervolgens allemaal over taal zegt komt daarna pas."
"Jaja"
"En wat ik nou helemáál verkeerd vind…"
"Nou?"
"dat is de gedachte dat dat zogenaamde nut van de grammatica kan helpen om het beter te begrijpen."
"Dat snap ik niet."
"Laat me dat met een voorbeeld toelichten. Stel je wil graag harder leren lopen."
"Okee…"
"Dan helpt het niet dat je erbij vertelt dat je zo meer kans hebt om aan een wild dier te ontsnappen."
"Nee"
"Daar ga je echt niet automatisch harder van lopen. Hooguit motiveert je dat om beter je best te doen. Echt harder lopen leer je echt alleen maar door je techniek te verbeteren of je conditie. Als je dan ooit moet rennen voor je leven, loop je daardoor wel harder, maar je gebruikt dan onder stress de techniek die je zonder stress geleerd hebt."
"Hm"
"Zo is het met grammatica ook. Je gaat echt niet beter begrijpen wat een persoonsvorm is als je weet dat je dit begrip nodig hebt bij de spelling van de werkwoorden. Maar als spelling van de werkwoorden van levensbelang is (let op mijn stalen gezicht), dan gebruik je de techniek die je buiten die spellingsproblematiek geleerd hebt."
"Ik zie wat je bedoelt"
"Wat een persoonsvorm is, begrijp je alleen als iemand je vertelt hoe het zit. Zonder allerlei uitweidingen over wat je er allemaal voor leuke dingen mee kunt doen."
"Hm. Zie je wel? Jij pleit dus toch voor geestdodende oefeningen."
"Juist niet! Geestdodende oefeningen zijn oefeningen waarbij je ezelsbruggetjes toepast die je niet snapt en die alleen maar het goede antwoord opleveren. Dat is inderdaad zinloos, dat ben ik graag met je eens."
"Maar wat wil je dan?"
"Er-moet-uitgelegd-worden! Niet waar het allemaal goed voor is, niet wat je er allemaal voor betekenissen mee kunt maken, maar helder en duidelijk, wat-het-is! En zonder ezelsbruggetjes graag!"

36 opmerkingen:

  1. Kan je de 6 volgende zinnen ontleden?
    1.Alle bergdieren worden stil van al dat lawaai.
    2. Hij krijgt ook een medaille van de burgemeester.
    3.Voor het regent moet dan het hooi
    voorzichtig op de tractor.
    4.Later zullen veel wandelaars in de schaduw kunnen rusten.
    5. Ze dragen allen een picknickmand.
    6. Alleen al van het lezen van dit verhaal krijg ik honger.
    Bedankt.
    Sonia

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Sonia van Bever: Ja, dat kan ik! Jij ook?
    Flauw antwoord? Ik krijg de indruk dat ik jouw huiswerk zit te maken als ik dit doe. Daar leer je natuurlijk niets van. Toch zou ik je heel graag helpen. Met welke zin heb je moeite, en waar loop je vast? En, wat misschien nog belangrijker is: welke zinsdelen moet je in deze zinnen benoemen?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. En hoe zie je dit voor je? Ik zou het erg leuk vinden om tips te krijgen om grammatica leuk te maken voor leerlingen!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Clau: hmm, moeilijke vraag zo! Ik weet natuurlijk niet om wat voor leerlingen het gaat en op welk niveau jij ze grammatica wilt bijbrengen.
    Vuistregel voor mij zou zijn dat je grammatica niet zou moeten behandelen omdat het ergens anders nuttig voor zou zijn (spelling, taalbeheersing), maar omwille van de grammatical zélf. Grammatica is de manier om te praten over taal, met welk doel je dat ook wilt doen.
    De vaardigheid van grammaticale analyse is een op zichzelf staande vaardigheid, die je doet inzien hoe taal in elkaar zit. Dat is een deel van onze menselijke geest, van onze cultuur, kortom, dat is iets wat belangrijk genoeg is om onderwezen te worden.
    Grammaticalessen zouden niet in functie moeten staan van het "vinden van het goede antwoord op een ontleedvraag", want dat leidt alleen maar tot zinloze ezelsbruggetjes, maar ze zouden moeten ingaan op de gedachte die er achter de onderscheidingen zit. Waarom onderscheiden wij woordsoorten? Waarom zinsdelen? Waarom zou je een naamwoordelijk van een werkwoordelijk gezegde willen onderscheiden?
    Ik snap natuurlijk best dat je niet alle leerlingen van alle schooltypes op hetzelfde niveau kunt benaderen, en ook dat je waarschijnlijk al gebonden bent aan een bepaalde methode die op jouw school gebruikelijk is. Maar zelfs binnen die beperkingen zou het volgens mij op elk niveau mogelijk moeten zijn om de grammatica op deze manier te behandelen.
    Ik heb ooit dit antwoord gegeven op een soortgelijke, maar specifiekere vraag van Linda Nieuwkoop: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/vragen_6.html#comment-17767546

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Bedankt voor je uitgebreide antwoord. Ik vind je passie voor grammatica erg aanstekelijk en inspirerend en ik ben beslist van plan om vaker langs te komen (weer een aantal "pagehits" opgelost...)
    Het is inderdaad zo, dat ik aan een vast programma gebonden ben, hoewel ik daar regelmatig van afwijk. Een ander probleem is de enorme niveauverschillen bij ons op school.
    Zelf vind ik grammatica-kwesties erg leuk, maar ik merk dat leerlingen het echt moeilijk vinden en ik vind het dan vervolgens lastig om een eenvoudigere ingang te vinden.
    Wat ik probeer is leerlingen te laten discussieren over de verschillende onderdelen van grammatica en over de opbouw van de zinnen. Ik laat ze elkaar uitleggen waarom ze denken dat hun oplossing klopt en hoe ze daartoe gekomen zijn.
    Ik merk wel dat dit een manier is, die werkt. Leerlingen beginnen er aardigheid in te krijgen en ik merk ook echt dat ze het beter begrijpen als ze dingen aan elkaar uitleggen.
    Toch ben ik nog niet helemaal tevreden over het resultaat, omdat ik merk, dat als ze een tijdje niet geoefend hebben, de vaardigheid toch weer een beetje weggezakt is.
    Verder ben ik niet erg creatief om grammatica op een boeiende manier te brengen, dus als je een leuk lesvoorstel hebt om bijvoorbeeld de voornaamwoorden te oefenen, of om met zinnen te oefenen die zowel een naamwoordelijk gezegde als een voorzetselvoorwerp bevatten, dan houd ik me aanbevolen!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Clau: wat je doet lijkt me heel goed. Wat je je leerlingen zo bijbrengt is het besef dat je over grammaticale analyse kunt discussiëren. Dat het gaat om het vinden van goede argumenten. Uiteraard zal een vaardigheid snel wegvallen als je die niet gebruikt, maar het inzicht dat ontleding niet alleen maar een puzzeltje is met een vaststaand goed antwoord, dat zou best wel eens kunnen beklijven.
    Wat ik altijd een goede oefening vind is het "spotten" van woorden of zinsdelen in alledaagse situaties. Laat je leerlingen eens een ochtend bij het ontbijt alle voornaamwoorden noteren die ze oppikken, met de zin erbij. Kijk welk type het meest voorkomt (race tussen persoonlijk en aanwijzend). Laat ze in een tekst het woordje 'dat' spotten en onderscheid aanwijzend (eventueel zelfstandig en bijvoeglijk) en betrekkelijk voornaamwoord, en voegwoord.
    Speel een variant op het spelletje waarbij je een bepaald woord niet mag zeggen, maar beperk het tot een bepaald woord in een bepaalde woordsoort. Dus bijvoorbeeld wel het betrekkelijk voornaamwoord 'die' maar niet het aanwijzend voornaamwoord. Of wel het koppelwerkwoord 'zijn' of het zelfstandig werkwoord, maar niet het hulpwerkwoord.
    Laat je leerlingen het woordje 'je' in een tekst opzoeken (neem een verhaal met veel dialoog), en bepalen of het 'jij', 'jou' of 'jouw' is.
    Neem eens een letterlijke transcriptie van een gesprek, met allemaal foute en onaffe zinnen erin, en kijk eens wat je dan nog kunt zeggen van de voornaamwoorden. Je zult zien, zelfs als iemand iets zegt als 'Ja die ook', weet je al dat 'die' hier aanwijzend voornaamwoord is.
    Zinnen die zowel naamwoordelijk gezegde als voorzetselvoorwerp bevatten? Hoe zouden ze daarmee moeten oefenen? Deze zinsdelen aanwijzen als ze van tevoren al weten dat ze erin zitten? Hm. Daar moet ik over nadenken.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Wow!
    Ik ga het antwoord uitprinten, dit is nu echt een leuke opdracht waar ik iets aan heb! Ik moet sowieso meer met authentieke teksten gaan werken, daar is veel meer discussie over mogelijk dan over de standaardzinnetjes.
    Dank je wel!
    Vraagje: Heb je geen dagtaak aan het beantwoorden van al je vragen, het schrijven van blogs en uitlokken van reacties?

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Clau: succes! Laat je weten wat werkt en wat niet?
    Een dagtaak? Hm, ik blog ook wel eens 's nachts.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Clau
    Ik ben zelf ook regelmatig op zoek naar nieuwe werkvormen om grammatica een beetje beter, een beetje boeiender, of een beetje anders uit te leggen. Ik heb zelf ook nog een werkvorm over voornaamwoorden verzonnen. Wellicht vind je die interessant. Ik moet nu weg, maar ik kan hem later hier wel schrijven!
    @Taalprof
    Bedankt voor de leuke werkvormen! Ik heb ze ook geprint en zal eens kijken of ik een van deze methodews kan toepassen!
    Rogier

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Ik heb een stencil met 12 zinnen, met daarin alle 8 soorten vnw'en.
    Ronde 1: iedereen krijgt dat stencil en moet alle vnw'en aangeven met een marker: niet benoemen, alleen herkennen dus!
    Ronde 2: Inleveren van de stencils bij mij en ik deel ze willekeurig uit. Nu nemen ze dit door, en kunnen klassikaal vragen stellen -om te zorgen dat iedereen de juiste voornaamwoorden heeft benoemd.
    Ronde 3: opnieuw stencils inleveren, weer krijgt een leerling een ander stencil. Nu worden de vnw'en benoemd, door op het stencil te schrijven.
    Ronde 4: Weer inleveren bij mij, herverdelen, corrigeren van het werk van de klasgenoot.
    Niet alle vnw'en nabespreken, maar een paar lastige aan het einde van de les er nog even uitlichten.
    De vellen wisselen dus meerdere malen van eigenaar en leerlingen schrijven dus juist niet hun naam op het vel. Het gaat erom dat ze bezig zijn met herkennen en oefenen van de vnw'en. Aan het einde mogen ze het laatste stencil houden. Verder blijft het een oefening.
    Dit is een hele korte omschrijving van de werkvorm; ik hoop dat je er iets aan hebt!
    Succes,
    Rogier

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Klinkt ook leuk. Ik zal ook deze tip uitprinten en uitproberen. Ik zal jullie ook laten weten hoe het afloopt met de voornaamwoorden! Bedankt allebei!

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @JexxeL: jij bedoelt de lessen, niet de grammatica zelf. Grammar rules!

    BeantwoordenVerwijderen
  13. HOE VINDT IK HET NAAMWOORDELIJK GEZEGDEEE!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

    BeantwoordenVerwijderen
  14. @ESMERALDAA: probeer te begrijpen wat het naamwoordelijk gezegde IS. Lees de FAQ over de vraag "Wat is het naamwoordelijk gezegde," en stel me eventueel dan nog een gerichte vraag.

    BeantwoordenVerwijderen
  15. Wat leuk, al die lestips over voornaamwoorden terwijl wij ze net allemaal behandeld hebben en de toets eraan komt. Kan ik er nog mooi eentje uitpikken om een laatste keer te oefenen.
    Zal eens kijken of ik een keer tijd heb om ook wat tips door te geven.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. als het woord VOOR de pv gelijk is als het woord ACHTER de pv is het een naamwoordelijk gezegde.
    voorbeeld (1)
    Diana is de godin van de jacht.
    naamwoordelijk gezegde want Diana en de godin van de jacht is geleik aan elkaar.
    voorbeeld (2)
    Mijn opa heet Fred.
    werkwoordelijk gezegde want HEET IS GEEN KOPPELWERKWOORD

    BeantwoordenVerwijderen
  17. PS. de poll....
    de bepaling van gesteldheid moet eiegenlijk zijn: de bepaling van ONgesteldheid xD

    BeantwoordenVerwijderen
  18. @oma: het onderwerp en het naamwoordelijk deel hoeven niet "aan elkaar gelijk" te zijn. In de zin 'Diana is boos' is 'Diana' ongelijk aan 'boos,' en toch is 'boos' naamwoordelijk deel van het gezegde. In 'Diana is in de war' is 'Diana' niet hetzelfde als 'in de war,' en toch is 'in de war' het naamwoordelijk deel.
    Als je zegt dat 'Mijn opa heet Fred' geen naamwoordelijk gezegde is OMDAT 'heten' geen koppelwerkwoord is, zou je dan ook zeggen dat 'heten' (hier) geen koppelwerkwoord is OMDAT het geen naamwoordelijk gezegde is? En zit je dan niet in een kringetje rond te draaien?

    BeantwoordenVerwijderen
  19. Het is niet alleen grammatica omwille van de grammatica. Ik geef les aan anderstaligen die eigenlijk geen enkele taal goed beheersen(nog hun moedertaal, nog de straattaal). Het ontbreekt hen dus aan de nodige 'kapstokken' om de taal aan te leren. Maar net door het op zo een gestructureerde wijze aan te pakken en steeds alle woordsoorten te benoemen, beginnen ze inzicht te krijgen in de taal en in hun eigen zinsconstructies. Dat is uiteraard het ideaal,.. de praktijk (gelijk welk niveau of type) is niet steeds even rooskleurig.
    ps. bij NWG is wat voor pv staat idd niet noodzakelijk gelijk aan wat achter de pv staat.
    KWW's hebben geen betekenis op zich en hebben steeds een aanvulling nodig . ZWW's (bij WWG) hebben uiteraard wel betekenis op zichzelf.
    Vb. De slang doodt muizen. (
    doodt= ZWW . De slang doodt = betekenisvol
    De slang is groot
    is = KWW De slang is = NIET BETEKENISVOL heeft nood aan aanvulling.(groot = nwd)

    BeantwoordenVerwijderen
  20. @lucerna: in het ideale geval zou je de grammaticale vaardigheden, en de grammaticale termen, moeten kunnen leren aan de hand van je eigen taal. Als je nooit grammatica-onderwijs hebt gehad, en je krijgt dat pas bij het leren van een tweede taal, dan zit je met het dubbele probleem dat jij schetst: je hebt geen kapstokken, en die kapstokken leer je vervolgens zonder een verwijzing naar je eigen taal. Dat is extra lastig.
    Toch denk ik dat uitleggen de beste methode is. Wat jij doet lijkt me een goed begin: je hanteert de term "betekenisvol." Ikzelf gebruik altijd "betekenisrijk" en "betekenisarm". Dat geeft volgens mij beter aan dat het geen zwartwit-begrip is. Een zelfstandig werkwoord als 'maken' is betekenisarmer dan 'fabriceren'. Betekenisarme woorden kun je voor meer dingen gebruiken. Dat is een universeel feit, dat in alle talen bestaat.
    Misschien is dit onderscheid een goed opstapje naar het verschil tussen "inhoudswoorden" en "functiewoorden", dat ook in alle talen bestaat. Dan kun je van daaruit uitleggen dat koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden functiewoorden zijn en geen inhoudswoorden. Als het goed is zou iedereen in zijn of haar eigen taal inhoudswoorden en functiewoorden moeten kunnen onderscheiden. Dat zou kunnen helpen.
    Geef je les aan volwassenen of aan kinderen?

    BeantwoordenVerwijderen
  21. :Hypergestesstpersoon:4 november 2008 om 08:21

    Hooii.
    Ik heb morgen een pw Nederlands.
    WHAAAAAAHHHH.
    Ik heb moeite met het vzv enzo.
    Maarja. Het zal nu wel te laat zijn voor antwoord xD
    Wens me maar succes ofzo =]
    Kuss

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @:Hypergestesstpersoon: je ZOU nog kunnen proberen wat uitleg te lezen over het voorzetselvoorwerp. Misschien deze log:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2006/02/wat_moet_dat_me.html
    Maar speciaal voor jou heb ik nog een nieuwe uitleg geschreven:
    http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2008/11/wat-is-een-voor.html
    Nou wel gaan voor een voldoende, hoor! (Hee, da's trouwens ook een voorzetselvoorwerp: 'voor een voldoende', want het is 'voor iets gaan').

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Wat leuk om mensen tegen te komen die graag op een creatieve manier grammatica willen onderwijzen, zodat het leuk wordt voor de leerlingen! Ik loop zelf stage op een middelbare school voor het vak Duits. Hebben jullie misschien tips voor het onderwijzen van de 3e en 4e naamval en de keuze-voorzetsels (die dus 3e of 4e naamval krijgen). Dit is erg droge theorie en voor leerlingen is het denk ik moeilijk om de slag te maken van theorie beheersen en het in de praktijk toe te passen (laat staan dus te zien dat het zinnig is wat ze leren). Ik ben benieuwd of jullie hier ook werkvormen voor weten. Groetjes, Joanne

    BeantwoordenVerwijderen
  24. @Joanne: een van de criteria bij de keuzevoorzetsels is het betekenisaspect "richting". Je kunt je leerlingen ervan bewust maken dat dit betekenisaspect in het Nederlands ook een rol speelt. Zo zie je het bij sommige voorzetsels die je vooraan of achteraan in de woordgroep plaatst ('hij liep in het bos' en 'hij liep het bos in'). In het Duits wordt hetzelfde met naamval tot uitdrukking gebracht.
    Het inzicht zou kunnen zijn dat dezelfde betekenisaspecten in talen verschillend uitgedrukt kunnen worden: sommige talen doen het met voorzetsels, andere met woordvolgorde, weer andere met alleen naamvallen (zoals het Turks). Het Duits gebruikt voorzetsels in combinatie met naamval, en het Nederlands voorzetsels in combinatie met woordvolgorde.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. Bedankt! Als Duits-student leg je zelden de relatie met het Nederlands, zeker niet als het om naamval gaat, die je niet op die manier hebt als in het Duits. Daarom is het een uitdaging om hier wel naar te kijken en er op die manier betekenis aan te verlenen. Ik denk dat dit de leerlingen wel helpt om in te zien dat het essentieel is voor de Duitse taal. Bedankt. Ik hoop dat het me lukt! Groetjes, Joanne

    BeantwoordenVerwijderen
  26. bij deze zin:
    alleen al van het lezen van dit verhaal krijg je honger.
    is dan het zinsdeel: het lezen van dit verhaal mv of wg?
    Rosa

    BeantwoordenVerwijderen
  27. @Rosaaa: het complete zinsdeel is 'alleen al van het lezen van dit verhaal.' De toevoeging 'alleen al' is een zogeheten "focusbepaling," die het hele zinsdeel "in focus" zet, maar die wordt wel bij het zinsdeel gerekend.
    Dat zinsdeel 'alleen al van het lezen van dit verhaal' geeft de oorzaak ervan aan dat je honger krijgt. Het is dus een bijwoordelijke bepaling (van oorzaak, om precies te zijn).
    Eigenlijk zegt de hele zin voornamelijk dat je honger krijgt. De toevoeging waar dat van komt, ook al leg je daar extra nadruk op, is niets meer dan een toevoeging daarbij.

    BeantwoordenVerwijderen