dinsdag 27 februari 2007
De taalprof staat niet in voor de gevolgen
Grammatica oefenen op het internet, dat kan! Er zijn talloze oefensites. De taalprof houdt ze natuurlijk allemaal in de gaten. Zo nu en dan komt hij daarbij een foutje tegen. Nou staat de taalprof niet onmiddellijk met het opgeheven vingertje klaar, maar soms is er wel iets leuks te vertellen bij zo'n foutje.
Zoals nu.
Het gaat om een site van het Vellesan Lyceum. Mooie grammatica-oefeningen, alle lof. Maar bij één van de oefeningen moet je het voorzetselvoorwerp aanwijzen in de zin: Ik sta niet in voor de gevolgen van je beslissing. Vol vertrouwen typt de taalprof in: voor de gevolgen van je beslissing, en hij klikt op Check Answer. Maar wat is dat nu? Een beetje bars komt de correctie: Fout. "voor de gevolgen" is vzv. Wat zullen we nou krijgen?
Als voor de gevolgen het voorzetselvoorwerp is, wat is van je beslissing dan? Een bijwoordelijke bepaling soms? Dat lijkt me onmogelijk. En dat lijkt mij niet alleen, dat kan ik ook met diverse argumenten aantonen.
Als voor de gevolgen een voorzetselvoorwerp is, dan zou je het moeten kunnen vervangen door een voornaamwoordelijk bijwoord. In deze zin krijg je dan: Ik sta niet in daarvoor van je beslissing, of Daarvoor sta ik niet in van je beslissing. Beide zinnen kunnen niet.
Als van je beslissing een bijwoordelijke bepaling is, moet je die woordgroep ook vooraan de zin kunnen zetten: Van je beslissing sta ik niet in voor de gevolgen. Kan ook al niet. Het lijkt erop dat van je beslissing geen losse woordgroep is, maar deel uitmaakt van de grotere woordgroep voor de gevolgen van je beslissing.
Dat voorzetsel van, dat wordt toch opgeroepen door het woord gevolg, nietwaar? Gevolgen van, dat hoort bij elkaar. Maar ook dat is een aanwijzing dat van je beslissing moet worden begrepen in de woordgroep bij gevolgen.
Zo is het natuurlijk ook. Van je beslissing is een bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord gevolgen, en het voorzetselvoorwerp in deze zin is voor de gevolgen van je beslissing.
Het zal wel komen omdat er bij de oefeningen nog niet gesproken wordt over de bijvoeglijke bepaling. Alleen de bijwoordelijke bepaling komt in een andere oefening aan bod. Maar daar staat dan weer dat in de zin Iedere week ga ik zenuwachtig naar de muziekschool de woordgroepen iedere week, naar de muziekschool, én zenuwachtig bijwoordelijke bepaling zijn. Maar zenuwachtig is hier toch echt een bepaling van gesteldheid. Ook al zo'n zinsdeel dat niet behandeld wordt. Blijkbaar heeft het charme-offensief van de taalprof daar nog geen effect gehad.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Vaak wordt de bijwoordelijke bepaling aangeleerd door te zeggen dat als het niet een van de andere delen is het dùs een bijwoordelijke bepaling is.
BeantwoordenVerwijderen(en dan wordt er gemakshalve maar vanuit gegaan dat er geen slimme vaders/moeders of taalprofs zijn, die weten dat er ook nog andere bepalingen zoals die van gesteldheid zijn).
Uit ervaring weet ik dat er zelfs vaak niet ingegaan wordt op voorzetselvoorwerpen en die òòk onder de noemer bijwoordelijke bepaling worden geschaard.
Het is dan een soort vergaarbak.
En in die bak past dus ook 'zenuwachtig'.
Grammaticaal niet correct dat klopt, maar je bent toch allang blij als een middelbare scholier kan ontleden tot en met het voorzetselvoorwerp .....
@haylane
BeantwoordenVerwijderenJa, ik ben het met je eens, dat de bwb zeker in het eerste jaar middelbare school als vergaarbak dient. Er komt op dat moment geen echte uitleg, maar een inversie: "alles wat je overhoudt is een bwb."
Eigenlijk wil je dat niet, maar ja: je kunt een middebare scholier niet in één week alle zinsdelen bijbrengen. Grammatica is leuk, maar niet het enige.
Het probleem is natuurlijk dat om te oefenen met wél onderwezen zinsdelen (pv, o, lv) er zinnen gemaakt dienen te worden. Die zinnen worden dan opgeleukt met bwb'en, of -minder geslaagd- voorzetselvoorwerpen. Dat een vv ook onder een bwb zou worden geplaatst, daar schrik ik dan weer van: dat is fout.
Zelf heb ik oefenstof gemaakt met hele korte zinnen, opdat leerlingen alles kunnen ontleden wat ze tegenkomen, zoiets als:
Marvin geeft Jack een iPod.
Met korte zinnen kunnen er ook meer zinnen geoefend worden, want per saldo kost één zin minder tijd.
Ach, het is maar een ideetje!
Rogier
@heylane: Ja, ik snap de problematiek. En vanuit een zeker gezichtspunt is de benoeming bijwoordelijke bepaling voor bepaling van gesteldheid nog niet eens zo gek. Ik ben echter van mening (zie mijn charme-offensief in december) dat de bepaling van gesteldheid een veel centralere plaats in de ontleding verdient. Het is de natuurlijke partner van het naamwoordelijk gezegde, en het is dé manier om het centrale begrip "predicatie" uit te leggen.
BeantwoordenVerwijderen