zondag 29 november 2009

Grammaticale Puzzel week 49

Maar liefst 87% van de stemmers bij de puzzel van vorige week kozen voor kinderen hebben als de taaluiting die er niet bij hoorde. De meesten deden dat op grond van de betekenis: kinderen lachen en kinderen spreken gaat over communicatie, en kinderen hebben niet. Ook waren er mensen die opmerkten dat kinderen hebben een onaffe zin is. Die opmerking impliceert dat ze kinderen als onderwerp wensten te beschouwen of ervan uitgingen dat alledrie de uitingen per se hele zinnen moesten zijn, maar dat stond niet in de opgave. Blijkbaar zijn deze twee syntactische neigingen erg sterk. Zo sterk dat de overeenkomst tussen kinderen spreken en kinderen hebben vrijwel verloren ging. Want zowel kinderen spreken als kinderen hebben kun je opvatten als woordgroepen met kinderen als voorwerp (ik wil kinderen spreken/hebben). Hierdoor viel ook de mogelijkheid vrijwel weg om kinderen spreken te kiezen, als enige dubbelzinnige uiting.

Niemand baseerde zich op de klankvorm van de uitingen: het feit dat je in geval van een combinatie tussen voorwerp en werkwoord het werkwoord in de intonatie kunt reduceren viel niemand op (althans, niemand noemde die observatie).

De puzzel van de vorige week is daarom misschien in deze vorm niet zo geschikt om veel discussie los te weken. De bedoeling was om de combinatie voorwerp - werkwoord te onderscheiden van onderwerp - werkwoord, zowel in betekenis, zinsbouw en klankvorm, maar de meeste relevante eigenschappen bleven buiten beeld.

De volgende puzzel. Beetje complexer, maar het principe is hetzelfde: alles is goed, als je het maar kunt motiveren.

Welk van de volgende zinnen hoort in het rijtje niet thuis?
Ik heb daar de hele ochtend aan besteed.
Ik heb daar de hele ochtend op gestudeerd.
Ik heb daar de hele ochtend in geslapen.
 
pollcode.com free polls


5 opmerkingen:

  1. Ik heb voor de derde zin gekozen omdat 'daarin' in die zin bijwoordelijke bepaling is. In de andere zinnen zijn 'daaraan' en 'daarop' voorzetselvoorwerp.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Maar je zou ook voor de eerste zin kunnen kiezen. Daar is 'de hele ochtend' lijdend voorwerp. In de beide andere zinnen is 'de hele ochtend' bijwoordelijke bepaling.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik denk dat alleen in de eerste zin zeker sprake is van een voorzetselvoorwerp. In zin twee kan 'daarop' verwijzen naar het studieonderwerp, maar ook, bijwoordelijk, naar een bureaustoel. In zin drie is er zeker geen voorzetselvoorwerp. Op grond hiervan kun je dus elke van de zinnen apart zetten.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Steven: ja dat zijn goede overwegingen. Zoals anderen al opmerkten kun je ook kijken naar het gedeelte 'de hele ochtend.'

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Bij nader inzien denk ik dat je ook in de eerste zin een lezing kunt bedenken zonder voorzetselvoorwerp en met bijwoordelijke bepaling, zij het enigszins geforceerd. Stel dat ik de hele ochtend noodgedwongen aan tafel moet doorbrengen, dan kan ik ook zeggen:
    Die tafel, daar heb ik de hele ochtend aan besteed. (Of: ... daaraan heb ik ...)
    Dat is 'beleven' zonder voorwerp, ongebruikelijk maar niet onmogelijk: aan welke dingen ik die ochtend aan die tafel besteed heb, blijft onuitgesproken. 'Aan' is hier dan ook vervangbaar door een ander voorzetsel, bv. 'op':
    Die tafel, daar heb ik de hele ochtend op besteed. (Alweer: aan dingen die ik gemakshalve even niet vermeld.)
    Ik kom zo weer bij zin 3: ze kunnen alledrie met een bijwoordelijke bepaling, maar zin 3 is de enige waar een voorzetselvoorwerp niet mogelijk lijkt.

    BeantwoordenVerwijderen