dinsdag 23 december 2008

Taalprof niet gediend




Het kwam onlangs weer ter sprake op het taalprof-weblog: meestal staat een naamwoordelijk deel van het gezegde vóór de werkwoordelijke eindgroep, maar soms staat het erachter. Met name als het eruit ziet als een werkwoord. Je zegt wel Hij kan wel ziek zijn en niet *Hij kan wel zijn ziek, maar ?Hij zou daarmee zijn behept hoor je ook wel eens, en behept is toch naamwoordelijk deel.


Vanmorgen hoorde de taalprof twee keer zo'n voorbeeld op de radio.
De duidelijkste was: China liet weten dat het niet was gediend van deze brief. Dat lijkt wel een constructie met hulpwerkwoord van lijdende vorm was en voltooid deelwoord gediend, maar dat is het niet. De zin heeft geen actieve variant in *China liet weten dat men het niet diende van deze brief, en in de zin Ik ben zaterdag niet gediend van jouw aanwezigheid is met geen mogelijkheid als een voltooide tijd te interpreteren. De constructie is dus naamwoordelijk, en gediend zou je eigenlijk vóór was verwachten in de oorspronkelijke zin. Maar daar staat het dus niet.


Een tweede opmerkelijk geval was Michael Jackson zou niet meer lang hebben te leven. Het werkwoord hebben kan gecombineerd worden met te en een heel werkwoord, en dan krijg je een soort modale betekenis: Je hebt dat huiswerk maar te maken is te vergelijken met Je moet dat huiswerk maken, terwijl Je hebt niets te vertellen te omschrijven is met Je kunt niets vertellen.


Hoewel beide volgordes voorkomen, heeft de volgorde met hebben achteraan de voorkeur. Het lijkt erop dat te leven hier eerder een soort bepaling van gesteldheid is dan een deel van het gezegde. Een aanwijzing daarvoor is dat de voltooide tijd niet de vervangende infinitief hebben, maar gewoon gehad krijgt. Dat wijst erop dat hebben hier een zelfstandig werkwoord is. Het is Je hebt nooit iets te vertellen gehad en niet *Je hebt nooit iets gehad te vertellen of *Je hebt nooit iets hebben te vertellen.


De overeenkomst? Een predicatie (naamwoordelijk deel of bepaling van gesteldheid) staat vóór de werkwoordelijke eindgroep, maar als die predicatie er een beetje werkwoordelijk uitziet (het is een voltooid deelwoord of te+infinitief), dan heb je soms de neiging om hem achteraan te zetten.

10 opmerkingen:

  1. Taalprof, Net weer las ik in een vertaling voor de zoveelste keer een zin waarvan ik dacht dat die mijn lezen verkeerd stuurde: “... dat hij begrepen had wat ik nu begrijp.” Het bleek het ritme van de zin te zijn wat me op het verkeerde been had gezet (niet: gezet had!, dan loopt het slechter, dan bots er teveel).
    Als je dat stuk voorbeeldzin onbevangen leest, komt het accent op “begrijp” te vallen, maar dat klopt inhoudelijk niet: “begrijp” kan de inhoud niet zijn van wat “hij begrepen had”. Als je schrijft “dat hij had begrepen wat ik nu begrijp” komen de accenten anders te liggen waar door je meteen snapt dat de hij (al) had begrepen wat de ik nu (pas) begrijpt.
    Zo bezien is die zin over die brief juist uitstekend, goed sturend geformuleerd, want het hoofdaccent heb je meteen goed. Alleen het ritme op het eind laat het wat afweten.
    Ik wijs ook graag op wat kleine kinderen met nog maar één of twee woordjes tot hun actieve beschikking al voor mededelingen weten uit te drukken met alleen maar de muziek ervan: het gebruik van grammaticale(?) intonatie gaat blijkbaar aan het meer "woordige" taalgebruik vooraf.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Andries Rienstra: Het zou kunnen dat in deze zin ook het verschil tussen het vragend voornaamwoord en het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent meespeelt. Daarover bestaat een aardig artikeltje op het internet: http://www.neder-l.nl/bulletin/1999/07/990709.html
    In de ene betekenis krijg je dan iets als "dat hij iets begrepen heeft, en ik begrijp nu wat," en in de andere betekenis is het "dat ik iets begrijp en hij heeft begrepen wat."

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Taalprof,
    1) Dat hàd me dus al op het verkeerde been gezet. Want het verhaal is dat de ik pas uit de nalatenschap van de hij diens diepere beweegredenen leert kennen (datgene wat), en dus niet dat de hij allang door had wat de ik “nou eigenlijk” begreep (want ook de ott is dan raar).
    Gelukkig viel het op omdat die zin niet lekker las. Maar dat je na een simpele omkering van vdw-hww een duiding kreeg die wèl spoorde, en bovendien een zin die soepeler liep, dat verbaasde me zeer: het kleine verschil en de grote gevolgen, zeg maar.
    En inmiddels vraag ik me aarzelend af of het kan zijn dat als je de zin zo opbouwt dat de hoofdaccenten vóór de combinatie vallen, de volgorde vdw/hww pas echt vrij is. Het lijkt me in ieder geval een enigszìns syntactische kwestie. De consequenties van een proclitische vs een enclitische constructie?
    2) De woorden “gewricht, gezond, beschonken, behept, gediend, gefietst” hebben allemaal de vórm van een vdw. Maar behalve van “gediend” is van elk de woordsoort onmiddelijk duidelijk. Het vreemde is nu dat niemand “dat hij was beschonken” zal gebruiken, maar eventueel wel “dat hij was behept”, terwijl “beschonken” toch niet minder werkwoordelijke schijn heeft dan “behept”. Is er meer aan de hand dan werkwoordelijke schijn?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Andries Rienstra: (1) Er is een compleet proefschrift geschreven over de volgorde persoonsvorm - voltooid deelwoord versus voltooid deelwoord - persoonsvorm (de zogeheten "groene en rode volgorde"), door de hoofdredacteur van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, Walter Haeseryn. De conclusie is dat er weliswaar individuele en regionale voorkeuren bestaan, maar dat de twee volgordes in de meeste gevallen gelijkwaardig zijn.
    (2) Ik zoek zo'n bewering dat niemand zegt 'dat hij was beschonken' altijd meteen op. Als je het googlet, zie je behalve jouw voorbeeld één ander voorkomen "hij [...] probeerde te verbergen dat hij was beschonken". Dat is wel maar één keer, en ook nog in een gedicht, dus dat hoeven we niet echt serieus te nemen. Maar je hebt gelijk: de voorbeelden zijn niet gelijkwaardig, er is een verschil tussen 'behept' en 'gediend'. Ik weet niet of er met betrekking tot die volgorde meer aan de hand is dan die werkwoordelijke schijn. Hetzelfde verschijnsel komt ook voor bij constructies als 'de plaats waar hij begraven ligt/ligt begraven' of 'de etalage waar alles uitgestald staat/staat uitgestald'. In die constructies zijn de voltooid deelwoorden zeker predicatief. Je kunt ze naamwoordelijk analyseren (met de werkwoorden van lichaamshouding als vervangende koppelwerkwoorden), of als bepaling van gesteldheid. Maar in beide gevallen zou je ze in de bijzin vóór de persoonsvorm verwachten.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Andries Rienstra1 januari 2009 om 16:45

    Heel blij, Taalprof, ben ik met die tip. Ik heb net het inleidende hoofdstuk meteen gelezen, en nu nog maar even doorzoeken.
    Bedankt.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Andries Rienstra7 januari 2009 om 06:59

    Taalprof,
    1) Dat anonieme 1e hoofdstuk bleek al gauw uit het proefschrift van mw Coussé (2008) te zijn. Zij concludeert dat “róód” (ten ezelsgruggetje geaccentueerd voor “hww vóórop”, want zelfs mw Coussé haalt ze een aantal keren doorelkaar) dat “rood” in samengestelde-tijden-in-de-bijzin als focusmarkeerder fungeert, en “groen” de neutrale volgorde is. M.a.w., zeg ik, wil je iets helder formuleren dan is in toepasselijke gevallen “rood” geindiceerd, zoals je ook niet in alle gevallen elk synoniem kan gebruiken.
    Dit lijkt me een aardige opsteker voor mijn vermoeden waarom die voorbeeldzin “dat hij begrepen had wat ik nu begrijp” niet deugt. Als onbevangen lezer ben je geneigd hier iets als ‘wat ik bedoelde’ te verwachten. Door de groene volgorde wordt de (juiste) focus niet gemarkeerd. De opgezochte oorspronkelijke tekst luidt “che lui aveva capito, quello che io capisco ora”. Hierin valt de nadruk door het expliciete gebruik van de voornaamwoorden op 'lui' (hij) en 'io' (ik), en door de plaatsing helemaal achteraan op 'ora' (nu). Met een rode volgorde had de vertaling kunnen aangeven dat wat volgde niet zomaar een losse mededeling was.
    2) Mw Coussé laat ook zien dat in met ‘zijn’ samengestelde tijden in de bijzin ook in resultatieve uitwerking op het subject nog keuze tussen rood en groen bestaat, ook al komt dit veel dichter bij een nominaal dan bij een werkwoordelijk effect. Het lijkt me dat dan in “dat China niet was gediend van die brief” dezelfde markeringsfunctie van de rode volgorde wordt gebruikt. Maar dat maakt mij nog steeds niet duidelijk waarom dat bij “beschonken” juist niet kan maar bij “behept” weer wèl.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Andries Rienstra: Dat snap ik niet. Haeseryns proefschrift is uit 1986. Hoe kan zijn eerste hoofdstuk dan uit een proefschrift uit 2008 zijn? Of ben je niet van zijn werk uitgegaan en ben je meteen begonnen met Coussé?
    Coussé beperkt zich trouwens wel tot werkwoordgroepen met twee werkwoorden, haar proefschrift heeft een historische oriëntatie, en zij relativeert het belang voor het huidige Nederlands heel expliciet in haar conclusies: "In het moderne Nederlands lijkt er geen semantische of pragmatische motivatie te bestaan voor het feit dat de plaatsing van een focusgeschikt element vóór de werkwoordcluster gepaard gaat met de rode volgorde [VF-PART] en dat de plaatsing van een focuselement achter de clusters gepaard gaat met de groene werkwoordsvolgorde [PART-VF]." Die uitspraak nuanceert ze vervolgens ook weer, onder andere met de bewering: "In de loop der tijd is echter de motivatie om het voltooid
    deelwoord in de buurt van het object te plaatsen verdwenen met de ontwikkeling van een werkingsinterpretatie." En dan heeft ze het daarna ook nog over een effect op de "teliciteit" van de zin.
    Hoe genuanceerd het ook is, er is in ieder geval geen sprake van dat zij een van de twee keuzes in welk geval dan ook echt afkeurt. Ze wijst op statistische effecten en geeft daar een mogelijke verklaring voor.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Andries Rienstra7 januari 2009 om 14:51

    Oké, taalprof, ik heb het proefschrift van Haeseryn niet kunnen vinden, mijn alternatief met maar twee werkwoorden, zoals in onze voorbeelden, vindt geen genade, kunt mij u dan het adres opgeven van waar u me naar verwijst, proefschrift Walter Haeseryn 1986?

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Andries Rienstra8 januari 2009 om 00:21

    Maar, Taalprof, laat ik ondertussen ook even inhoudelijk reageren.
    Dat Coussé zich tot groepen van twee werkwoorden zou beperken (wat ze niet doet) diskwalificeert haar niet. Wij hebben het wel steeds over groepen van twee.
    Dat zij een historische orientatie volgt (diachronisch gebruikergebaseerd) diskwalificeert haar bevindingen evenmin.
    Dat voor iets meestal geen semantische of pragmatische motivatie gevonden werd betekent niet dat die altijd afwezig is. Zo is die het in míjn vertaling van mijn voorbeeldzin zeer beslist níet. Bovendien is een focusgeschikt element iets anders dan een focusmarkering. Zo’n element (om pragmatische redenen van computerverwerking beperkt tot ik dacht object, indirect object, en bijzin) hoeft helemaal geen focus te krijgen, maar indien wel, zouden het element en het vdw onmiddellijk naast elkaar komen. En opnieuw mijn voorbeeldzin: voordat ik hier ook maar ooit iets over gehoord of gelezen had, heb ik geoordeeld dat hier de rode volgorde de juiste was. Nu lees ik bij C dat het effect hem in de daardoor gerealiseerde naast elkaar plaatsing van vdw en bijzin zat.
    Die verdwenen motivatie betekent niet dat de mensen er geen trek meer in hebben, maar dat de rol van het voltooid deelwoord tegenwoordig een andere is dan in de Middeleeuwen, wat daarom impliceert dat een plaatsing nú in de buurt van het object niet meer uit die middeleeuwse rol verklaard kan worden: haar diachrone gebruikersbasis ten voeten uit.
    Ik geef toe dat haar gerelativeer en genuanceer af en toe zelfs op tegenspraak líjkt, maar een opmerkzaam lezer laat zich daardoor niet in de war brengen: ze interpreteert haar gegevens niet in een door haar gewenste richting.
    Niet voor niets vergeleek ik de groen-rood kwestie met het gebruik van synoniemen: het maakt vaak geen fluit uit, maar soms kan het absoluut niet of beoog je bewust een bepaald effect. En soms blijkt iets verrassend genoeg juist weer wel te kunnen. Ik neem aan dat u als docent “dat China niet was gediend van die brief” fout gerekend zou hebben. Met Coussé in de hand kan die arme student (alweer) zich nu tenminste verweren: vdw en object staan voor het effect pal naast elkaar.
    En kijk nou, komt zomaar “fout gerekend zou hebben” (hoe zo maar twee werkwoorden?) uit mijn ramplank rollen: focus en vdw pal naast elkaar. Door de opbouw van de zin wordt die juxtapositie hier door de groene volgorde bereikt. Ik moet dus mijn vermoeden herzien dat als alle accenten geweest zijn de volgorde daarna echt vrij zou zijn. Ik ben blij dat Coussé mij deze instrumenten aangereikt heeft. Nog eens wat anders dan lood om oud ijzer of vriezen en dooien.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Andries Rienstra: ik had met mijn reactie geen diskwalificatie van Coussé op het oog, noch wilde ik aangeven dat haar beperking in mijn ogen "geen genade" zou vinden. Je reactie verbaasde me aanvankelijk omdat ik ervan uitging dat je het had over Haeseryns proefschrift toen je me bedankte voor de tip en schreef dat je het eerste hoofdstuk had gelezen.
    En voor de goede orde: ik zou nooit 'dat China niet was gediend van die brief' fout hebben gerekend. Ik noemde het een opmerkelijke volgorde. Mijns inziens (en daarin word ik zo te zien gesteund door zowel Haeseryn als Coussé) heeft deze volgorde niet de voorkeur. Mijn verklaring is misschien simplistisch (het is wel predicatief, maar het ziet eruit als een werkwoord), en Coussé's analyse biedt ongetwijfeld aanknopingspunten voor genuanceerdere speculatie, maar heel duidelijk ligt de kwestie niet, dat zul je met me eens zijn. En hoe dan ook blijft de voorbeeldzin opmerkelijk.
    En voor de volledigheid: Haeseryns proefschrift is getiteld: "Syntactische normen in het Nederlands. Een empirisch onderzoek naar volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep." Het is in 1990 verschenen als dissertatie aan de universiteit van Nijmegen. Voorzover ik weet is er geen handelseditie, maar het moet in bibliotheken opvraagbaar zijn.

    BeantwoordenVerwijderen