donderdag 27 april 2006

Ontleedgevecht in Disco OKEE



Als Taalprof heb je het niet gemakkelijk. Je moet voortdurend op je hoede zijn voor betweters die niets liever doen dan je onderuit halen. Dat is de prijs die je betaalt voor de roem. Het is een hard bestaan, maar iemand moet het doen.


Het was zo'n zwoele, broeierige avond, waarop het maar niet wilde afkoelen.


Ik liep langs een disco die OKEE heette. Daar moest ergens een woordspeling in zitten, maar het was te warm om erover na te denken. Ik stapte naar binnen. De zaak bleek bijna leeg. Links en rechts verspreid stonden wat onduidelijke mensen in een verveeld gesprek gewikkeld.


Ik liep naar de bar en bestelde een whisky. Single malt, 18 jaar oud, geen drank voor watjes. Terwijl ik tegen de tapkast leunde, sloot de geur van turf zich als een octopus om mijn lichaam. Het was heet, dat was het.


Ik stond er nog geen vijf minuten, toen ik het achter mijn rug langzaam nog warmer voelde worden. Mensenwarmte. Was ik de eerste wet van de taalprofs vergeten? Nooit met je rug naar de taalgemeenschap staan. Nu was het te laat. Ik nam een voorzichtige slok van mijn whisky.

Ik kon nu iemands adem in mijn nek voelen. Het was geen hijgen, maar een nauwelijks beheerst snuiven, als een stier die op het punt staat in woede uit te barsten. Ik verroerde mij niet.


"Zeg, ben jij niet.." klonk het met een donkere stem achter me. Bijna stroperig, maar de stem aarzelde even.
"Ben jij niet... die grammaticaprofessor?"
"Misschien wel, misschien niet."


Het was nu zaak om kalm te blijven. Ik zweeg. Plotseling vuurde de stem als een pistoolschot een vraag op me af.
"Hoe spel je sms'je?"
"Laat me met rust!"
"Wel of geen tussen-n in paardenbloem?"
Ik draaide me om en keek hem recht in het gezicht.


"Weet je wat jij met die tussen-n kan doen?"
Zijn ogen knepen zich samen tot een dun spleetje. Zijn kaakspieren spanden zich onder zijn met stoppels bedekte wangen. Hij knikte langzaam en sprak met schorre stem:
"Je bent goed, taalprof, heel goed."


De eerste slag was voor mij. Maar de confrontatie was nog niet voorbij. Ik besloot niet te zeggen wat ik met die tussen-n in gedachten had. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig.

De man met de stoppelbaard bleef mij strak aankijken. Zijn vrienden, die zich om hem heen verzameld hadden, werden enigszins onrustig, maar hun aanwezigheid vergrootte de dreigende sfeer die om ons heen hing. Ik nam weer een slok van mijn whisky, die nu brandde in mijn slokdarm. Maar de stem van de stoppelbaard klonk schor, toen hij zei:
"Ze zeggen, dat jij de snelste ontleder van het Westen bent."
"Ze zeggen zoveel."
"Laat dan eens wat zien, ontleedprof."
"Ik ben geen circusaap."


Koortsachtig probeerde ik in te schatten waar dit gesprek naartoe ging. Woordsoorten, zinsdelen, het kon werkelijk alle kanten op gaan. Ik voelde dat ik weer op achterstand raakte. Tijd winnen. Ik besloot het initiatief te nemen.
"Heb je een grammaticaprobleem dan?"
"Waarom denk je dat ik problemen heb?"
"Daag je me uit?"
"Durf je dat aan, taalprof?"


Ik kon er niet meer onderuit. Het was weer eens zover: een ontleedduel. Elke jonge taalgebruiker droomde ervan een ontleedheld in een rechtstreeks duel te verslaan. Wisten zij veel welk bestaan hen dan wachtte. Er waren niet veel ontleedhelden meer over in Nederland.


Ik stond op en sloeg mijn whisky in één keer achterover. Zonde van een goede whisky.
"Woorden of zinsdelen?"
"Redekundig!"


Een kenner. Ook dat nog. Ik zuchtte en liep langzaam naar buiten. De stoppelbaard en de hele meute erachteraan. De buitenlucht viel als een natte warme deken over ons heen.


We stelden ons op in het midden van de straat, de toeschouwers in een cirkel op eerbiedige gehoorsafstand.


Het werd doodstil. De stoppelbaard en ik schatten elkaar uitgebreid in. Beiden wisten we dat één verkeerd woord dodelijk kon zijn. Opletten, dat was het parool. Wie zou de stilte verbreken? De spanning was te snijden. Ik voelde een druppel zweet in mijn nek ontstaan. Hij etste traag een streep over mijn ruggengraat. Geen taalfouten nu. Ik wachtte zwijgend af. Meestal kon de ander zijn bek niet houden. De stoppelbaard beet met zijn ondertanden op zijn bovenlip. Hij stond op het punt te breken.
"Naamwoordelijk of werkwoordelijk?"


Ook deze slag was voor mij. Maar nog steeds kon elke vergissing fataal zijn. Was het een valstrik?
"Ga je gang"
"Werkwoordelijk of naamwoordelijk? Je bent verslagen?"


Ik haalde opgelucht adem, maar zonder dat iemand het zag. Bekend terrein. Bliksemsnel pareerde ik:
"Wanneer?"


Hij leek even van zijn stuk gebracht. Hij liet het niet  merken, maar er parelde zweet op zijn voorhoofd. En zijn stem klonk iets hoger.
"Net."


Bluf. Pure bluf.
"Net is geen tijdstip. Bedoel je een paar seconden geleden?"
"Ja."


Hap. Ik had beet. Ik kon hem nog even laten spartelen, maar ook meteen binnenhalen. Ik aarzelde. Misschien iets te lang. Hij leek weer moed te krijgen.


"Nou?" sprak hij hijgend, "Weet je het niet... grammaticaprof?"


Ik besloot het kort te maken.
"Jawel." zei ik "Werkwoordelijk."


Hij verstarde. Zijn ogen gingen snel heen en weer, alsof hij nog een uitweg zocht. Razendsnel woog hij zijn kansen af. Toen brak zijn gezicht open in een grijns van witte tanden.
"Heel goed, taalprof, jij wint! Je bent okee. Laat me je nog een whisky aanbieden."


Ik liep naar hem toe en gaf hem een hand. Hij legde een arm om mijn schouder en samen liepen we weer naar binnen, de hele taalgemeenschap achter ons aan.


"Hoe had je het zo snel door?"
"Simpel, je probeerde me erin te luizen door de tijd weg te laten. Zonder een tijdsbepaling is een constructie met zijn en een voltooid deelwoord bijna altijd dubbelzinnig. Met een tijdstip is het werkwoordelijk, en met een tijdsduur is het naamwoordelijk."


Hij knikte langzaam.
"Ik had het kunnen weten, het was te makkelijk voor jou. En dat net, dat zag je ook meteen."
"Kom zeg! De oudste truc ter wereld."


Hij lachte rauw. Een van zijn vrienden vatte moed en bemoeide zich ermee.
"Ik snap het niet. Leg eens uit."


Ik aarzelde, maar de schoolmeester in me kreeg de overhand.
"De tijdsbepaling net kan een tijdstip of een tijdsduur aanduiden."


Ik zag dat hij het niet begreep. Ik ging verder:
"Met een werkwoordelijk gezegde in de verleden of voltooide tijd, zoals ik belde net of ik heb net gebeld is het een tijdstip, ongeveer gelijk aan een paar seconden geleden. Maar bij een naamwoordelijk gezegde in de tegenwoordige tijd, zoals ik ben net ziek, is het een tijdsduur."


Hij keek me glazig aan.
"Daarom vroeg ik een paar seconden geleden? Dat kan alleen maar een tijdstip zijn. Je kunt immers niet zeggen ik ben een paar seconden geleden ziek maar wel ik belde een paar seconden geleden of ik heb een paar seconden geleden gebeld. Toen hij ja zei had ik hem te grazen."


Ik zag dat hij het snapte. Ook de anderen keken me vol bewondering aan. Ik zag de gretigheid in hun ogen. Moest ik het ze uit hun hoofd praten? Ik haalde mijn schouders op en bracht mijn nieuwe glas whisky naar de lippen. Eens, op een andere plaats, op een andere tijd, zou het ze lukken. Dan zouden ze een andere, oude, vermoeide ontleedheld onderuit halen. En dan zou de ellende voor hen beginnen. Altijd opletten, nooit met je rug naar de taalgemeenschap gaan staan. Altijd weer nieuwe jonge honden die ervan dromen om jou te grazen te nemen. Het is een hard bestaan. Maar iemand moet het doen.

5 opmerkingen:

  1. Ik vind dit ontzettend leuk. Ik zal deze log aanbevelen bij iedereen die ik tegenkom!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. vergeef me, maar iets ontgaat me. Wat is werkwoordelijk? Deze zin: "Ben je verslagen?"
    OF zie ik iets over het hoofd. Van een uitleg kan ik alleen maar leren ;)
    Bvd

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @Tenaka: "Ben je verslagen" is dubbelzinnig. Het kan werkwoordelijk gelezen worden (lijdende vorm van "Heeft iemand je verslagen?") of naamwoordelijk (ongeveer als "Ben jij de verliezer?"). Ook met een tijdsbepaling "Ben je net verslagen?" blijft het dubbelzinnig. Dat komt omdat "net" een tijdstip kan aangeven ("een paar seconden geleden") of een tijdsduur ("een korte tijd").
    "Ben je een paar seconden geleden verslagen?" is echter niet langer dubbelzinnig. "Een paar seconden geleden" geeft per se een tijdstip aan, dat tijdstip ligt zeker in het verleden, en dus is "ben" geen tegenwoordige tijd. Dus het is geen koppelwerkwoord, maar een hulpwerkwoord van tijd. Maar dan is "ben verslagen" een werkwoordelijk gezegde.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Prachtig! Wat een verhaal! Ik zou willen dat ik erbij was geweest. Dan was ik met mijn glas whisky even mee naar buiten gelopen.
    Gefeliciteerd met de overwinning!
    Rogier

    BeantwoordenVerwijderen