zondag 15 februari 2009

Taalprof door het lint




De taalprof is een gelijkmoedig persoon, die je niet zo gauw op de kast zult krijgen. Hij kijkt natuurlijk kritisch naar alles wat mensen beweren over grammatica, maar daarbij belicht hij behalve de negatieve ook de positieve kanten. Maar nu heeft hij het moeilijk.


Gisteren kocht hij, voor zeventien euro vijftig, het boek De Taaltoets-pabo haal je zo, uitgegeven in 2008, dus splinternieuw. Vannacht lag hij huilend in bed en nu zoekt hij wanhopig naar iets positiefs wat hij over dit oefenboekje kan zeggen.


Maar wacht eens even: dat hóéft ook helemaal niet!
Wat een slecht boekje is dit! Slecht, slecht, superslecht, en nog een extra beetje slecht voor het weekend. Het begint al bij de invalshoek: het boekje is alleen maar gericht op het klaarstomen van mensen voor een bepaalde taaltoets. Wie wordt dáár nou wijzer van?


Je kunt dan op de achterflap wel zeggen Door zijn praktische karakter sluit dit boek aan bij het doel dat veel (aankomende) pabostudenten zullen hebben: hun taalvaardigheid snel en efficiënt op het vereiste niveau brengen, maar als je daar in je boekje helemaal niets aan bijdraagt staat zo'n uitspraak als een vlag op een modderschuit.


Want het gáát in dit boekje helemaal niet over "je taalvaardigheid snel en efficiënt op het vereiste niveau brengen," het gaat alleen maar om het halen van een toets. En dat is natuurlijk niet waar het onderwijs op gericht zou moeten zijn. Als het halen van een toets het einddoel is, dan kun je net zo goed de toets afschaffen, daar bespaar je dan een hoop ellende mee.


Toetsen toetsen niet hoe goed mensen toetsen kunnen maken. Toetsen zijn bedoeld om iets anders te meten: bijvoorbeeld taalvaardigheid, of grammaticale kennis en inzicht. Tot die taalvaardigheid, grammaticale kennis en inzicht behoort niet het maken van de toets zelf. Erger nog, als je allerlei trucjes en foefjes gaat leren alleen maar om de toets te halen, ondergraaf je de diagnostische waarde van een toets zelf. Het is alsof je bij een brand voorstelt om alle aandacht te richten op het onklaar maken van het brandalarm.


Als je van tevoren weet welke vragen er op een meerkeuzetoets in welke volgorde gesteld zullen worden, en je leert een reeks van a, b, c en d uit je hoofd, dan kun je 100% scoren maar je maakt de toets tot een waardeloos instrument. En nog kwalijker is als je andere mensen leert dat dit de beste manier is om te werk te gaan. 


En dat zou allemaal nog tot daaraan toe zijn als de uitleg bij de oefeningen ergens op zou slaan. Want van veel oefenen zul je best iets leren, dat zal ik niet bestrijden. Maar ook de uitleg in dit boekje is onder de maat.


Veiligheidshalve staat in de inleiding opgemerkt: De basistheorie is terug te vinden in enkele schema's; voor een uitgebreid overzicht van alle regels en uitzonderingen zijn andere boeken beschikbaar. Maar die "basistheorie" die je dan "terugvindt" blijkt een gemakzuchtig, onsamenhangend samenraapsel van ezelsbruggetjes, die soms ook nog radicaal verkeerd zijn. Gelukkig staat de uitleg in een paar pagina's bij elkaar, zodat je ze er gemakkelijk in één keer uit kunt scheuren, om ze door de papierversnipperaar te halen, in de magnetron op te warmen en op te eten met tomatensaus en kaas, dan heb je er meer aan dan wanneer je ze lezend tot je neemt.

Ik geef een paar voorbeelden, en ik beperk me waar mogelijk tot de redekundige zinsontleding. Het uitlegschema bestaat uit drie kolommen: in de eerste kolom staat de naam van het zinsdeel, in de tweede kolom de "definitie" en in de derde "voorbeelden + uitwerking."


Die "definitie" blijkt in alle gevallen te bestaan uit een instructie om het zinsdeel op te sporen. Dit sluit aan op de toetsgerichtheid van het hele boek. Wat iets is doet er niet toe, als je het maar kunt aanwijzen. Bijvoorbeeld de definitie van de persoonsvorm (pv): Je vindt de pv door de zin in een andere tijd te zetten. Het werkwoord dat verandert, is de pv. Het is misschien een beetje flauw, maar nu zoek ik even op wat dan de "definitie" van een werkwoord is. Dat is (ik citeer de "definitie" volledig): Om te bepalen of een werkwoord een zelfstandig werkwoord, een koppelwerkwoord of een hulpwerkwoord is, moet je eerst kijken wat het belangrijkste werkwoord in de zin is. Als er één werkwoord in de zin staat, is dát altijd het belangrijkste werkwoord. Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, is het belangrijkste werkwoord het werkwoord dat het meest achteraan in de zin staat of kan staan; het is dan een voltooid deelwoord of infinitief. In plaats van een "definitie" een warrig stuk tekst dat volslagen onbegrijpelijk moet zijn voor iemand die niet weet wat een werkwoord is (voor wie de "uitleg" wel bedoeld is). Denk bijvoorbeeld eens na over de formulering "het werkwoord dat het meest achteraan in de zin staat of kan staan". Wat moet je daarmee? Als er twee werkwoorden in de zin staan staat er eentje achteraan. Is dat het belangrijkste? Ja wacht even, misschien kan het andere achteraan staan! Dan is dát het belangrijkste. Hoe kun je deze onzin bij elkaar verzinnen?

Ik ga nog even door. Het werkwoordelijk gezegde: Alle werkwoorden in een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde. Lekker duidelijk. Door naar de volgende definitie: Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoord (bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord) dat iets zegt van het onderwerp. En dan volgt de langste instructie uit het hele boek waarmee je het belangrijkste werkwoord moet bepalen om te kijken of dat in het rijtje van de koppelwerkwoorden staat (waar overigens die rare instructie van "het meest achteraan staan" weer exact herhaald wordt). Geen woord over de vorige definitie, die hiermee gedeeltelijk ondergraven wordt.

En zo gaat het maar door. Als je hier al iets van leert is het omdat je het al wist, of uit de voorbeelden in de derde kolom een gevoel ontwikkelt voor wat er bedoeld wordt.

Niet bestuderen dus, die uitleg. Daarmee komt ook de "uitwerking" bij de oefeningen een beetje in de lucht te hangen, want die probeert de oefeningen te koppelen aan de "definitie." Maar ja, die roept meestal toch meer vragen op dan hij beantwoordt. Het gaat al mis bij de eerste oefening.

Benoem het onderstreepte zinsdeel: het gaat steeds beter. Antwoord: onderwerp. Uitleg: Je vindt het onderwerp door te vragen: wie/wat + persoonsvorm? Wat gaat (beter)? Het gaat (beter). Antwoord: onderwerp. Dat is wel heel gemeen, om in de uitwerking dat beter tussen haakjes toe te voegen. Stel nu dat ik de vraag zou stellen Wat gaat (het)? Dan zou het antwoord beter zijn, en dan zou dat het onderwerp moeten zijn.

Is dat flauw? Volgende voorbeeld dan (in werkelijkheid ook de tweede oefening, dus ik sla niks over): Steven Spielberg is een beroemde regisseur. Antwoord: naamwoordelijk deel. Uitleg: Het naamwoordelijk deel (een beroemde regisseur) is het deel van het naamwoordelijk gezegde (is een beroemde regisseur) dat iets zegt van het onderwerp (Steven Spielberg). Het is alles in het naamwoordelijk gezegde, wat geen werkwoord is.

Ik heb die laatste zin echt drie keer moeten lezen voordat ik begreep wat er bedoeld werd: in een naamwoordelijk gezegde is alles wat geen werkwoord is, naamwoordelijk deel. Is ook in een aantal gevallen problematisch, maar misschien net voldoende om 75,3% van de taaltoets goed te hebben (dat is de norm). Ik denk dat ik op het verkeerde been gezet werd door die gekke komma. Even kijken naar de regels voor interpunctie, want daar staat ook een "definitie" voor kommagebruik. Een hele pagina uitleg maar liefst, en netjes het verschil tussen beperkende en uitbreidende bijzin genoemd. Nou, doe dat dan goed!

En zo gaat het maar door. Gemakzuchtige definities die niets definiëren, ezelsbruggetjes die begrip in de weg staan, alleen toetsgerichte instructie, onbegrijpelijke uitleg en formuleringen die de wel begrijpelijke regels voor interpunctie met voeten treden. Werkelijk alles aan dit boekje is fout.

Dit is geen reclame voor het grammaticaonderwijs. Of misschien juist wel, want het laat zien dat het bitter hard nodig is om beter (en écht) grammaticaonderwijs te ontwikkelen. Ik ben er nog niet helemaal uit wat het beste is: in het openbaar verbranden of tentoonstellen. Ik begin vast met het laatste.

9 opmerkingen:

  1. Tijd voor de taalprof er zelf één te ontwikkelen?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @festina lente: ja dat zou ik wel willen, maar er zit maar vierentwintig uur in een etmaal. Ik zie trouwens wel dat het nog niet zo makkelijk is, hoor. Probeer iemand maar eens uit te leggen wat een werkwoord is, dat valt nog niet mee.
    Hopelijk draagt mijn weblog iets bij aan goed grammaticaonderwijs, want er staat behalve kritiek ook uitleg op.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Jammer van die €17,50 (die bovendien ook nog eens voor een deel in verkeerde, want onbekwame, handen vallen!)

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ach, het is een bekend fenomeen: we denken dat we de essentie op het spoor zijn (om zo bijvoorbeeld een opleiding te 'optimeren'), en laten ons verleiden de weg af te snijden.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Dag taalprof,
    Er zijn gelukkig ook leuke grammaticaboeken voor pabostudenten, met lessuggesties en een verwijzing naar deze site! GrammaticaWijzer van ThiemeMeulenhoff.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Sanne: O gelukkig! Ik wilde ook niet suggereren dat meteen alle bestaande grammaticaboeken slecht waren.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. H. van den Ende8 maart 2009 om 06:21

    Beste Taalprofessor,
    Wanneer je mij je adresgegevens mailt, dan stuur ik je een ander recent uitgegeven taalboek voor de pabo toe: "Taalklasse" (uitg. Van Gorcum, Assen 2008). Het boek wil een naslagwerk voor de taalgebruiker zijn en biedt taalhulp op een originele manier: het geeft inzicht in onze grammatica aan de hand van voorbeelden uit de jeugdpoëzie. Ik ben benieuwd naar je oordeel,
    vriendelijke groeten,
    Hugo van den Ende

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Geachte Taalprof, Uw stukjes lees ik graag. Nu vroeg ik mij af wat U van Uw eigen kommagebruik vindt in deze passage, waarin U niet citeert:
    "... in een naamwoordelijk gezegde is alles wat geen werkwoord is, naamwoordelijk deel."
    Is dit te verdedigen? Ikzelf zou de komma liever weglaten. Weliswaar vergemakkelijkt deze komma het lezen doordat een duidelijke scheiding wordt aangebracht tussen "naamwoordelijk deel" (dat ook naamwoordelijk deel is) en de rest van de zin; maar in mijn ogen is de komma syntactisch niet geheel verantwoord, en niet echt nodig.
    Misschien een idee om het eens over kommagebruik te hebben; volgens mij weten de meeste mensen niet precies hoe het moet, mijzelf incluis. Ik heb wel eens gelezen dat er geen "echte" regels zijn, maar dat vind ik onzin: ze zijn waarschijnlijk gewoonweg erg complex.
    Verder vraag ik mij af wat U van de puntkomma vindt: mijns inziens een zeer nuttig leesteken.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Cerberus™: De taalprof is geen spellingspecialist, zijn ding is de grammatica. Het kommagebruik komt in de officiële spellingregels op woordenlijst.org niet voor. Dat betekent dat het in het domein van de stijlregels valt. Dat is waarschijnlijk de achtergrond van wat jij hebt gelezen over het niet bestaan van regels.
    Jij lijkt uit te gaan van het principe "niet nodig, dan niet gebruiken." Vanuit die opvatting zou alleen de komma bij uitbreidende bijvoeglijke bijzinnen echt noodzakelijk zijn, omdat hij die onderscheidt van de beperkende bijvoeglijke bijzin. Verder zou je de komma's om tussenzinnen, en tussen de elementen van een meerledige opsomming nog syntactisch kunnen beargumenteren, en dan heb je het wel zo ongeveer gehad.
    De meeste stijlboeken gaan bij mijn weten uit van een flexibeler beregeling: de komma dient om het lezen te vergemakkelijken. Dat standpunt houdt in dat het wel of niet plaatsen van een komma niet alleen afhankelijk is van de syntaxis, maar ook van het doel dat je met een tekst hebt: moet hij voorgelezen worden (dan liever veel komma's), zijn de zinnen aan de lange kant voor de doelgroep (dan ook), dat zijn een paar overwegingen.
    In de door jou gesignaleerde zin heb ik de komma inderdaad geplaatst vanwege die opeenvolging 'werkwoord is naamwoordelijk deel,' die gemakkelijk verwarring kan wekken. Ik heb hem ongetwijfeld onbewust geplaatst, maar ook nu je me erop wijst zou ik hem laten staan.

    BeantwoordenVerwijderen