woensdag 25 februari 2009
Zinsdelen op de rode lijst
Gisteren was er een lezer die naar aanleiding van de poll opmerkte dat haar favoriete zinsdeel eigenlijk het indirect object was. Meer in het bijzonder de ethische datief was voor haar 2 gymnasiumklas smullen geblazen.
Speciaal voor die 2 gymnasiumklas een bespreking van een zeldzame variant van het indirect object (dat in veel grammaticaboekjes onder het meewerkend voorwerp valt): het loos meewerkend voorwerp. Als er een rode lijst van zeldzame zinsdelen zou bestaan, zou dit zinsdeel daarop voorkomen.
Het is geen ontdekking van de taalprof. Hij las het in 1997 in een artikeltje op het internet, maar het is de moeite waard om er nog eens de aandacht op te vestigen. Het artikeltje gaat eigenlijk over de ontleding van het zinnetje Dat is 't 'm!, wat nog best een pittige kwestie is, maar het is de functie van het woordje 'm die ons hier interesseert.
Wat is 'm in Dat is 't 'm? Het geheel is een zin met een naamwoordelijk gezegde, dat is duidelijk. Je kunt twisten over de vraag of dat het onderwerp is en 't het naamwoordelijk deel of andersom (de auteur kiest voor het eerste), maar het is zeker dat 'm niet tot het naamwoordelijk deel behoort. Zo'n voornaamwoord kan ook geen bijwoordelijke bepaling zijn, het is geen bijvoeglijke bepaling (want er staat nergens een zelfstandig naamwoord), het is geen lijdend voorwerp (want dat komt niet voor bij een naamwoordelijk gezegde), kortom, er is geen enkele benoeming die in aanmerking komt, behalve meewerkend voorwerp (of indirect object, als je die terminologie gebruikt).
Als 'm een meewerkend voorwerp is, dan is het wel een betekenisloos meewerkend voorwerp. Je kunt het niet vervangen door de naam van een persoon, en het is überhaupt onduidelijk wie of wat er met 'm bedoeld wordt. Het lijkt dus een beetje op de ethische datief, zoals in Ik werd me toch kwaad! waar me ook niet echt verwijst naar mij. Het is een "semantische dummy," een woordje dat op zichzelf geen betekenis heeft, maar op de een of andere manier wel bijdraagt aan een soort modale betekenis van het geheel (met een ethische datief druk je een persoonlijke betrokkenheid uit, je betrekt de uitspraak heel erg op je eigen opvatting).
Toch verschilt 'm in Dat is 't 'm wel van een echte ethische datief. Immers, de ethische datief is altijd me. Bovendien is onduidelijk op welke persoon de uitspraak betrokken wordt, dus het heeft ook niet echt die modale betekenis van de ethische datief. Het lijkt dus iets anders. Maar wat?
De oplossing die in het artikeltje uit 1997 bedacht wordt, is 'm te benoemen als een "loos meewerkend voorwerp," naar analogie van het loos onderwerp (het sneeuwt), het loos lijdend voorwerp (ik heb het koud) en het loos voorzetselvoorwerp (dat ziet er niet uit): een betekenisloze invulling van een zinsdeel.
Een loos meewerkend voorwerp is extreem zeldzaam. Het komt slechts voor in een handjevol constructies. In het artikeltje uit 1997 staan er vier of vijf genoemd, in alle gevallen het woordje 'm meestal in combinatie met een ander loos zinsdeel 't. Het staat dus op de lijst van bedreigde zinsdelen, die maar op een paar plaatsen in de taal gesignaleerd zijn. Het is daarom van belang om de verste uithoeken van de taal na te speuren op de verschijningsvormen van dit zinsdeel, want het moet worden vastgelegd voordat het verdwenen is. Het lijkt me een nobele taak voor een klas gymnasiasten om zo'n queeste naar het zeldzame loos meewerkend voorwerp ter hand te nemen. Dit zijn tot nu toe de plaatsen waar het aangetroffen is:
- Dat is 't 'm ('t is hier loos naamwoordelijk deel, zo mogelijk nog zeldzamer)
- Dat doet 't 'm ('t is loos lijdend voorwerp)
- Het zit 'm daarin (het is -waarschijnlijk- loos onderwerp)
- Hij heeft 't 'm gelapt ('t is loos lijdend voorwerp)
- Hij is 'm gesmeerd
Wat opvalt is dat het allemaal een beetje populaire formules zijn. Misschien dat er toch een of andere modale betekenis achter zit, bijvoorbeeld in de zin dat 'm de uitspraak relateert aan een algemene opvatting, of aan een gedeelde opvatting tussen de gespreksdeelnemers. Dan is het toch een speciaal geval van de ethische datief.
Als je de ethische datief al leuk vindt (die ontzettend vaak voorkomt), dan vind je zo'n zeldzame variant vast ook interessant. Misschien gebruik je 'm zelf wel eens, zonder dat je het beseft. Dat zou toch zonde zijn. Zo'n mooi zinsdeel mag best gezien worden.
Update. De actuele lijst (aangevuld met lezersreacties):
- Dat is 't 'm ('t is hier loos naamwoordelijk deel, zo mogelijk nog zeldzamer)
- Dat doet 't 'm ('t is loos lijdend voorwerp)
- Het zit 'm daarin (het is -waarschijnlijk- loos onderwerp)
- Daar zit 'm de kneep (de kneep is onderwerp)
- Hij heeft 't 'm gelapt ('t is loos lijdend voorwerp)
- Hij is 'm gesmeerd
- Waar ligt 'm dat aan? (bedankt Henk W.)
- Dat heeft ze 'm toch maar mooi voor mekaar gekregen (bedankt Henk W.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Nog een geval, als ik me niet vergis: de laatste regel van het klassieke refrein uit de Farce Majeure-uitzendingen (zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Farce_Majeure):
BeantwoordenVerwijderenJaaaa... dat is uit het leven gegrepen,
Ja dat is uit het leven een greep.
Het geluk is altijd met de lepen,
Ja daar zit em nou net nou de kneep.
@Ton van der Wouden: Inderdaad, dat is er een. Ik had 'm eigenlijk al in gedachten geschaard onder 'Daar zit 't 'm in,' maar nu je het zegt is het toch wel iets anders vanwege het ontbreken van 'in'.
BeantwoordenVerwijderenIk neem 'm op in de lijst.
Waar komt eigenlijk '2 gymnasiumklas' vandaan? Ik vermoed natuurlijk wel dat er de '2e klas gymnasium' mee bedoeld wordt, maar ben benieuwd naar de herkomst. Had het zo nog niet gezien.
BeantwoordenVerwijderengroeten, djeems
@james: ik citeerde de term die de lezer gebruikte. Maar de woordvorming is niet zo opzienbarend. Het is de klas die aangeduid wordt met de naam '2 gymnasium.' Die kun je '2 gymnasiumklas' noemen. Dat is zelfs qua spelling oké.
BeantwoordenVerwijderenGoeidag, het stukje over loze zinsdelen bracht me meteen spontaan bij een zinswending die in België erg verspreid is. Als het koud is, dan zeggen mensen (weliswaar elk in hun eigen streektaal): "'t is 't jij toch koud!"; als iemand wil weten wanneer een persoon dan wel thuiskomt, vraagt hij/zij: "wanneer komt t'jij thuis?"; als we een leugen horen verkondigen, zeggen we:"'t is 't jij toch ferm gelogen!". Dat stukje ['t jij] intrigeert me, ik heb er geen uitleg voor, maar u misschien wel? Vriendelijke groeten, dhr Suys.
BeantwoordenVerwijderenGeplaatst door: willem suys | 12 maart 2009 om 21:11
ik zie hier de taalprof het woordje oké gebruiken. Zelf schrijf ik steeds okay, op zijn engels. Wellicht is hierover reeds meer geredetwist? Ik zoek goeie argumenten voor beide, en ook voor de alternatieven O.K. en zo, graag een suggestie. Dank.
BeantwoordenVerwijderen@willem suys: Tja, dat is natuurlijk een kwestie van spelling. Daarvoor bestaan nauwelijks argumenten, alleen de schrijfwijze in de officiële woordenlijst of woordenboeken, dan wel de bewuste beslissing om daarvan af te wijken. Ik geloof dat ik maar wat doe: omdat het bij uitstek een informeel spreektaalwoord is, hanteer ik ook nu eens de ene, dan weer de andere spelling.
BeantwoordenVerwijderenDe 'juiste' vorm is "oké", maar persoonlijk zou ik liever zien dat het ofwel "okay" wordt en als leenwoord wordt gezien, of vernederlandst tot "okee". Om het beleid van de taalunie om per woord iets nieuws te bedenken vind ik schandalig.
BeantwoordenVerwijderenEen tijdje geleden werd ik op de "wetenschappelike spelling" gewezen, die sprak me in intentie zowel als praktische uitwerking erg aan.
Sorry taalprof, even wat spellingsergernissen tussendoor vandaag :)
"Om het beleid van de taalunie om per woord iets nieuws te bedenken vind ik schandalig."
BeantwoordenVerwijderenHaha, lijkt erop dat ik aan het eind van de zin vergeten was hoe ik begonnen was.
Wat leuk om zo'n kwestie na 5 jaar nog eens met andere ogen te lezen.
BeantwoordenVerwijderenIk heb er een wat andere verklaring voor, maar vind het meestal wel grappig en nuttig om een beetje als stoorzender te werken. Goed bedoeld!
In de zin "ik heb het me toch koud" zie ik dat me alleen maar als een versterking van de persoon die het betreft, want je kunt dat me net zo goed weglaten; in beide gevallen heb ik het koud. De meerwaarde van "ik heb het me toch koud" is de intensiteit van de kou die het voor mij zo koud maakt, kouder dan voor een ander, zou je zeggen. Er zit iets gezelligs in zo'n mededeling, en je gebruikt de uitdrukking meestal (of uitsluitend?) als er zich iets voordoet dat de normale gang van zaken doorbreekt. Een soort gezelligheidspartikel met een voornaamwoordelijke en versterkende achtergrond.
Maar bij "hij is 'm gesmeerd" en "dat is 't 'm" gaat mijn taalkundige fantasie nog wat verder. Het is alsof er tijdens zo'n mededeling een persoon in de verte staat die het tafereeltje aanziet en er het zijne van denkt. Dat mannetje staat er als datief bij. Er gebeurt iets en het mannetje in de verte moet een substituut zijn van degene die aangesproken wordt. Zo van: ik vertel je dit nou wel, maar moet je nou eens kijken wat dat betekent voor degene die er met zijn neus bovenop staat. En dat ben jij dus, begrijp je wel? En zo kom ik op een geobjectiveerd gezelligheidspartikel dat naast de voornaamwoordelijke achtergrond de funktie heeft om de aangesprokene te laten nadenken op dezelfde wijze als dat "'m "-mannetje doet.
Die partikelgedachte bij de ethische datief kan ik wel volgen. Waar die gezelligheid vandaan komt is me onduidelijk, maar het is ongetwijfeld het geval dat de ethische datief de bewering relateert aan de persoon van de spreker. Een beetje vergelijkbaar met de woordgroep 'voor mij' (ook als in 'Ik voor mij heb het helemaal niet koud').
VerwijderenDat mannetje bij het loos meewerkend voorwerp zie ik wel enigszins bij 'dat is 't m,' maar bij 'hij is 'm gesmeerd' kan ik me daar weinig bij voorstellen. Bedoel je dat dit iets betekent als 'hij is gesmeerd' met een substituut van de aangesprokene? Waarom is het dan niet 'je'? En waarom kun je het dan niet zomaar weglaten?
Zitten' is een oneigenlijk onpersoonlijk werkwoord en dat heeft volgens de vakliteratuur een 'onbepaald' onderwerp. Alleen bij echt onpersoonlijke werkwoorden spreken we van een 'loos' onderwerp.
BeantwoordenVerwijderenWaarom zou je 't in 'Hij heeft 't 'm gelapt' een loos lijdend voorwerp noemen? 't Lijkt me gewoon een lijdend voorwerp. Hetzelfde geldt voor 'Dat doet 't 'm'.
En waarom 'loos' naamwoordelijk deel? Beter lijkt me gewoon naamwoordelijk deel, of desnoods onbepaald naamw. deel.
Ik denk inderdaad als de taalprof dat je bovenstaande voorbeelden niet in de sfeer van het ethisch datief mag trekken, omdat het stilistisch aspect samenhangt met een accentuering van de taalvorm, die losstaat van de spreker.
Bij 'zitten' hield ik al een slag om de arm door de toevoeging 'waarschijnlijk.' Ik ben niet overtuigd van de onbepaalde status van 'het.' Dan zou je het op zijn minst ook door 'iets' moeten kunnen vervangen. Dan krijg je 'Iets zit 'm daarin.' Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, maar helemaal lekker is dat ook niet.
VerwijderenBij 'Hij heeft 't 'm gelapt' vind ik ook weer dat je ''t' niet zo gemakkelijk kunt vervangen door iets anders: 'Hij heeft iets 'm gelapt' of 'Hij heeft 'm iets gelapt.' Of door iets concreters: 'Hij heeft 'm die prestatie gelapt' of zoiets. Daarom neig ik daar naar loos lijdend voorwerp. Min of meer hetzelfde geldt naar mijn idee voor 'Dat doet iets 'm' of 'Dat doet 'm iets.'
Ik ben het met u eens, maar je moet denk ik een stap verder gaan. De taallogica zegt dat zitten een oneigenlijk onpersoonlijk werkwoord is. Blijkbaar zijn er sommige oneigenlijke onpersoonlijke werkwoorden waarvan het onderwerp zich blijkbaar niet als een onbepaald maar als een loos onderwerp gedraagt. Met andere woorden de taallogica dat onderscheid maakt tussen eigenlijke en oneigenlijke onpersoonlijke werkwoorden past niet zo mooi op de weerbarstige taalwerkelijkheid.
VerwijderenAan de andere kant denk ik dat het een kwestie van gewenning aan het idioom is. 'Iets zit 'm daarin.' klinkt vreemd, maar zegt het tien keer achter elkaar en het onbepaalde van 'iets' begint al net zo loos te worden als het loze 'het'.
Trouwens, 'Hij heeft 'm die prestatie gelapt' heeft wel iets Zuid-Afrikaans, en kan best wel, met een beetje goede wil.
Nog een reactie op mijn reactie. Een hiaat is een stijlfout uit gemakzucht: de taallogica die stelt dat...en niet de taallogica dat. Volgens mij een gallicisme, want in het Frans kun je met 'que' ook allerlei verkorte zinnetjes maken. Nogmaals:
Verwijderen<< Met andere woorden de taallogica die stelt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen eigenlijke en oneigenlijke onpersoonlijke werkwoorden, past niet zo mooi op de weerbarstige taalwerkelijkheid. >>
Ja, glad ijs. Kwestie van aanvoelen, je maakt er geen proefschrift mee.
BeantwoordenVerwijderenIk heb geen studie gemaakt van de zin "hij is 'm gesmeerd", want als ik dat wel had gedaan, zou men mij misschien meteen verteld hebben dat dat " 'm" gewoon een lijdend voorwerp van smeren is. Maar ik denk, vrij van voorgeschiedenissen, dat de voltooide tijd van smeren "hebben gesmeerd" is met iets als lijdend voorwerp. Je kunt niet gesmeerd zijn en daar dan ook nog een lijdend voorwerp bij hebben. Gesmeerd zijn = verdwenen zijn = ertussenuit gepiept zijn, onovergankelijk werkwoord met zijn als deel.
Vandaar mijn vermoeden dat " 'm " in " 'm gesmeerd zijn" betekent dat iemand ertussenuit gepiept is ten overstaan van het mannetje dat er getuige van was. Wat op zijn beurt weer zou moeten betekenen dat hij niet "hem" maar "jou" (datief) gesmeerd is. Alleen wil je het wat neutraler zeggen en laat je de aangesprokene ongemoeid. Het wordt dan een vaste uitdrukking, 'm smeren.
Tja, en waarom kan je " 'm " niet weglaten? Het dievengilde heeft daar misschien wel voor gezorgd, toen bij het ontstaan van de uitdrukking de dief bij aankomst van de politie met de noorderzon verdwenen was. Hij had de plaat gepoetst en de politie was daar niet mee geholpen. Hij is ons gesmeerd, zei een agent tegen de krant en die maakte ervan dat-ie 'm gesmeerd was.
De etymologie van ''m smeren' is onduidelijk (althans, volgens etymologiebank.nl). Men denkt dat het verwant is met '(ergens langs) strijken,' of dat het te maken heeft met het smeren van de voeten. Het kan natuurlijk ook zijn dat het net zoiets is als 'de plaat poetsen' en dat ''m' inderdaad het tegenhanger van 'de plaat' is, en 'smeren' de tegenhanger van 'poetsen.'
VerwijderenAls je dit etymologisch zou willen onderzoeken zou je kunnen kijken of je in oudere taalvarianten gevallen kunt vinden van 'hij heeft 'm gesmeerd.' Dat zou sterk wijzen in de richting van een "normaal" lijdend voorwerp.
...en jawel hoor, op dbnl vind ik een verhaal uit 1931, waarin de zin staat: ''n Jonge kerel die bij hem was, heeft 'm gesmeerd, maar die krijgen ze nog wel.'
VerwijderenEn in een verhaal van Jacob Israel de Haan (1904) staat de zin: 'ik begrijp 't best, die lui hebben 'm gesmeerd met d'r vier pop.'
Ja, heeft 'm gesmeerd. Maar we weten niet wat hij gesmeerd heeft of of hij iemand wilde ontwijken door de plaat te poetsen. Daarnaast wordt smeren nog vervoegd met hebben en dat zou inderdaad wat sterker wijzen naar een lijdend voorwerp 'm.
BeantwoordenVerwijderenMaar ga nu eens het intrigerende 'm in de machine gooien en kijk dan eens of we het sinistere mannetje zien dat op de loer ligt. Dat zou me dan echt overtuigen. Die 'm is iemand die gevaarlijk is, die begrijpt wat je wilt. Hij komt op de proppen als het erom gaat spannen.
Mijn conclusie zou zijn dat beide opties mogelijk zijn, met een zeer lichte voorkeur voor de accusatief-variant.
Jij lijkt ervan uit te gaan dat ''m' per se menselijk is (een mannetje). Maar ''m' zou natuurlijk ook naar een ding kunnen verwijzen. Dat hebben we tot nu toe eigenlijk niet overwogen, maar na het voorbeeld van 'de plaat poetsen' bedenk ik dat dit ook zou kunnen.
VerwijderenIn de tweets van vandaag moest het in telegramstijl en speelde ik bovendien nog eens met het thema van de funktionaliteit 'm. Oorspronkelijk had ik geschreven "Wat kan bevoordeeldheid me toch parten spelen", toen ik besloot ervan te maken ".....'m toch parten te spelen", daarmee een beetje aangevend, betogend, bewijzend dat dat 'm een algemenere strekking krijgt dan bij de strekking me. Tegelijkertijd maak je het wat onpersoonlijker door van je eigen persoon, me, af te stappen.
BeantwoordenVerwijderenHet kan heel goed zijn dat ik een grote fantast ben en dat mijn brein van jongsaf aan die geheimzinnige figuur achter het behang zag toekijken toen men het over 'm had. Want ik zag 'm alleen maar opdraven als er wat bijzonders aan de hand was. En ja, dus ook bij uitroepen!
Ik houd graag met alles rekening en ga bij zekerheid schrappen.
Overigens: van hem kan je 'm maken, maar wat maak je van me??? Dat kan niet korter m.i.
En dus houd ik het er maar op dat 'm op hem slaat en dat hem datief of accusatief, ja zelfs naamwoordelijk deel van het gezegde, is en ook nog mens of ding, tenzij het een het-ding is want dan is 't 't.
Ik denk dat je observatie aantoont dat je de ethische datief in het algemeen ook als ''m' kunt krijgen als het een soort verhalende betekenis heeft: iemand rapporteert achteraf wat iemand anders met de ethische datief 'me' uitspreekt, en dat wordt dan ''m' in het verhaal ("O, o die taalprof, dacht Karel bij zichzelf, wat had die 'm toch een hoop geschreven!").
VerwijderenIk denk dat dit wel verschilt van de constructies die de aanleiding tot dit stukje vormen. Daar heb je altijd ''m,' en de variant met 'me' ontbreekt. Dat lijkt me dus geen ethische datief, maar veel meer een voorwerp bij het werkwoord. In dat geval kies ik voor de ontleding 'loos meewerkend voorwerp,' vanwege het gebrek aan betekenis. Ik wil best meegaan in de gedachte dat er toch iets van een rudimentaire betekenis in zit, maar dat is met een loos onderwerp vaak ook zo (neem de "weer-onderwerpen" als in 'het regent,' daar kun je ook iets van natuurkrachten in zien).
Een loos meewerkend voorwerp, ik wil het best als dogma accepteren.
VerwijderenMaar wat ik wel erg vreemd vind is dat we tijdens de discussie de uitdrukking ethische datief hebben laten vallen en toegeredeneerd hebben naar een zin waarin de ethische datief me vertaald kon worden naar de ethische datief 'm. Best een vondst, maar wel een afleidende manoeuvre. Want in alle voorbeelden waarin we het zinsdeel 'm op de korrel namen komt die hele ethische, exclamatieve, datief niet voor.
Daar zit de kneep. Dat is 't. Hij is gesmeerd. Hij heeft 't gelapt.
Bij al deze voorbeelden is het additionele 'm de algemene medewerker, tenzij je bij gebrek aan bewijs zegt dat het "bij de uitdrukking hoort".
Als 'm daar de kneep zit, waar zit die kneep dan anders dan bij degene die hem geproduceerd heeft?
Als 't 'm dat is, voor wie is dat dan zo buiten degenen over wie deze uitspraak gaat?
Als hij 'm gesmeerd is, voor wie is hij dan op de vlucht geslagen?
En (meest sprekend wel), als hij 'm dat gelapt heeft, denken we dan bij een wedstrijd tussen NEC en Ajax niet aan Ajax? Mag NEC hem ook iets lappen?
Het is een subtiel verschil, maar ik zou dat 'm in die min of meer vaste uitdrukkingen dan niet zozeer als een loos als wel als een imaginair meewerkend voorwerp betitelen. Of in beginsel aanwezig, zo u wilt. Zoals regen regent.
Ik bedoelde het niet als dogma. Mijn bewering was dat die benoeming mijn keuze zou zijn, zelfs als er sprake zou zijn van een rudimentaire betekenis (zoals ook bij een loos onderwerp). Naar jouw idee is die betekenis te groot om de benoeming als loos meewerkend voorwerp te kiezen. Dat kan, ik zie echter geen beslissende argumenten (noch de ene, noch de andere kant op). Ik vond indertijd de benoeming wel aantrekkelijk omdat het meewerkend voorwerp het enige voorwerp was zonder loze variant.
VerwijderenDie zijstap naar de ethische datief heb ik ook altijd als een zijstap beschouwd. Jij kwam op een gegeven moment met een aardige observatie van de mogelijkheid dat ''m' ook in een geval met ethische datief gebruikt kon worden, en dat heb ik beaamd. Maar zoals ik heel aan het begin al opmerkte: de constructies van loos meewerkend voorwerp (althans, van wat ik als zodanig beschouw) zijn geen gevallen van ethische datief.
Op het moment dat ik weer zo'n " 'm " tegenkom uit de voorbeelden van 1997 en 2009, zal ik toch eens opnieuw afwegen of ik niet steeds ten onrechte ben uitgegaan van het in de middeleeuwen ontstane gebruik om bij grappige uitvindingen een hogere macht erbij te roepen om te benadrukken dat iets toch maar mooi is zoals het is.
VerwijderenIntussen laat ik minder metafysisch denkenden in de waan dat het een ordinair loos medewerkend voorwerp was en niet meer dan dat.