zondag 22 februari 2009

Wat schetst mijn verbazing? Weer een reactie!




Gisteren reageerde een lezer met de opmerking dat hij steeds vaker hoorde Wat schetst mijn verbazing?  in plaats van Wie schetst mijn verbazing? Daaroverheen kwam nog een andere lezer die dat "ongeletterd" noemde, maar ondertussen is het wel een interessante kwestie, die met een beetje ontleden beter begrepen kan worden.


Het is om te beginnen al een verdachte kwestie: de "foute" vorm (wat schetst) komt op het internet al drie keer zo vaak voor als de "goede" (wie schetst). Dat betekent dat we nu al bijna in het stadium zitten van het "iedereen zegt dit maar eigenlijk is het dat." De taalprof is een beetje allergisch voor dat woordje eigenlijk. Dat lijkt hem een beetje te veel op strikt genomen.
Het is snel uitgemaakt dat Wie schetst mijn verbazing? de oudste papieren heeft. Oorspronkelijk gaat het hier om een retorische vraag, die moet aangeven dat je verbazing zo groot is dat niemand hem zou kunnen beschrijven.


Die retorische vraag werd vaak gebruikt in een verhaal, waarin hij werd gevolgd door een bijzin met toen. Bijvoorbeeld bij Conrad Busken Huet, in de 19e eeuw: Wie schetst mijne verbazing, toen mij gezegd werd dat zij sedert twaalf uur in eene brandende koorts lag. De formule Wie schetst werd trouwens voor meerdere emoties gebruikt (verwondering, vreugde).


Het eigenaardige van dit gebruik is het contrast tussen de tegenwoordige en de verleden tijd: de vertelling staat meestal in de verleden tijd, en de formule in de tegenwoordige tijd. De retorische vraag speelt immers tussen spreker/schrijver en luisteraar/lezer.


Later zie je ook het gebruik van de formule in een verhaal in de tegenwoordige tijd. Dan wordt de bijzin ingeleid met het voegwoord als: Wie schetst echter mijn verbazing als ik in het rijtje van de zorgenkinderen ook aantref: de achterstelling van de vrouw? (Joke Kool-Smit in 1970).


En ten slotte krijg je de ontwikkeling dat de formule Wie schetst mijn verbazing gevolgd wordt door een dubbele punt met een situatieschets: Maar wie schetst mijn verbazing: in het nieuwe nummer staan drie boze ingezonden stukken, eveneens afkomstig van  Duitsers. (Wim Raven, in Tirade 1998).


Dit vindt iedereen blijkbaar nog prima, als er maar wie schetst staat. Maar ondertussen is er wel iets veranderd. Het begint al bij het gebruik van een als-zin. Een als-zin kan (net als een dat-zin) worden opgevat als een voorwerpszin. Bijvoorbeeld in Ik zou het toejuichen als het ging regenen. De bijzin heet dan een (voorwaardelijke of conditionele) voorwerpszin (in dit geval  lijdend voorwerp).


Die lezing is bijna noodzakelijk in de formule waarin de situatieschets niet meer in de vorm van een bijzin staat. Wie schetst mijn verbazing: het begon te regenen. Je moet hier de functie van het gedeelte achter de dubbele punt wel opvatten als het voorwerp van je verbazing.


Daar komt bij dat er verschillende andere retorische formules zijn om je verbazing uit te drukken, allemaal met een dubbele punt en een situatieschets in hoofdzinsvolgorde erachteraan: Wat zie ik daar? Wat ziet mijn oog? Wat hoor ik? Wat tref ik daar aan? In al die formules wordt de vraag (wat?) beantwoord door de schets die op de formule volgt.


Het lijkt erop dat de oorspronkelijke formule Wie schetst mijn verbazing? terecht is gekomen in een gebruikswijze waarin hij onlogisch geworden is. Die gekke tegenwoordige tijd was al een breuk met de verhaaltijd, maar met dat voorwerpachtige stuk erachter ontstaat de ongemakkelijke situatie dat je een voorwerp krijgt achter een zin waarin het voorwerp al ingevuld is (dat is namelijk mijn verbazing).


Ongetwijfeld naar analogie van andere formules redt de hedendaagse taalgebruiker zich hieruit door de constructie te herinterpreteren met mijn verbazing als onderwerp en dat wat achter de formule staat als een voorwerp, dat een antwoord vormt op het bevraagde lijdend voorwerp wat.


Ik denk dus, zoals ik in het antwoord aan de lezer al aangaf, dat in de formule Wat schetst mijn verbazing het woordje wat als lijdend voorwerp bedoeld is, en mijn verbazing als onderwerp. Mijn verbazing schetst iets (roept een beeld op), en wat dat is wordt beantwoord door wat erop volgt. Dat dit fysiek onlogisch is (je verbazing is eerder het gevolg dan de oorzaak van je waarneming) vindt de taalgebruiker blijkbaar minder erg dan een grammaticaal gewrongen constructie.


Dit wijkt af van de analyse die de taaladviseurs van Onze Taal geven: zij denken dat Wat als het onderwerp gezien moet worden en mijn verbazing als lijdend voorwerp. Hoewel je dat moeilijk kunt weerleggen, denk ik dat de boven geschetste ontwikkeling het aannemelijk maakt dat ze het mis hebben.

17 opmerkingen:

  1. Precies diezelfde redenering kun je ook aanhangen voor 'wat' als onderwerp: je vergelijkt de vraag 'Wat schetst mijn verbazing' dan met een vraag als 'Wat gebeurde er toen'. De rol van lijdend voorwerp is voor 'wat' kortom niet vanzelfsprekend. Voor mij voelt de vraag 'Wat schetst mijn verbazing' aan als een vraag naar een onderwerp in de niet per se alleen grammaticale betekenis; er wordt iets aangekondigd wat centraal staat, en dat is geen (grammaticaal) onderwerp of lijdend voorwerp maar een hele zin.
    (Dit even helemaal los van de Onze Taal-analyse.)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Wouter: Nou ja, precies dezelfde redenering... Ik zie de overeenkomst wel (analogie met andere formules), maar het belangrijkste punt in mijn redenering was dat de situatieschets werd aangevoeld als het object van je verbazing. Dat leidt tot een voorwerpsfunctie van dat gedeelte, en dus ook van het woordje 'wat,' waar de situatieschets het antwoord op vormt.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Weer een boeiend betoog, prof.
    Ik heb een vraag over het eerste voorbeeld (Wie schetst mijne verbazing, toen mij gezegd werd dat zij sedert twaalf uur in eene brandende koorts lag.) Ik begrijp denk ik wel je uitleg over de verleden en tegenwoordige tijd, maar ik vraag me af of de zin niet beter had kunnen luiden: "Wie schetst de verbazing die ik voelde toen ...
    Het voorbeeld in de 'gekke' tegenwoordige tijd heeft zo'n aanvulling niet nodig. Wat vind je hiervan ?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Bovenstaande reactie was van mij

    BeantwoordenVerwijderen
  5. @Wim van Embden: zoals jij het schetst is het ongetwijfeld bedoeld. Wie schetst nu, op het moment dat ik het vertel, mijn verbazing die ik destijds voelde toen...
    Ik zie het efficiënte wel van die tegenwoordige tijd, maar als toehoorder of lezer sta je net even op het verkeerde been denk ik.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Al jaren erger ik me aan dit soort taalgebruik; steeds als ik iemand dit hoor zeggen denk ik dat de spreker niet erg veel "letters gegeten heeft" en dan heb ik het niet over chocoladeletters.
    Mijn verbazing schetst niets, mijn verbazing kan helemaal niet schetsen! Bij deze uitroep vraag ik mezelf af of er iemand is die mijn verbazing kan beschrijven bij wat mij is overkomen, bij wat ik zie gebeuren in de tuin of op straat dan wel in de trein, etc.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Jan Snippe: Jij verwoordt hier hetzelfde standpunt als Wim Klooster in deze reactie: http://taalprof.web-log.nl/taalprof/2009/02/drie-jaar-oude.html#comment-24318770
    Die reactie was de aanleiding tot dit stukje, dat jij blijkbaar niet kunt waarderen. Jammer!

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Gerard Tijnagel uit Druten7 december 2010 om 09:21

    Velen van ons zullen wel eens zeggen,o,dat is met een "lange of korte ei." Destijds zat op de typemachine een "lange ij." Nu spreken we bijna altijd van "i-j."
    Ons alfabet kent toch geen "langer ij?" Hoe is dit destijds ontstaan?

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Gerard Tijnagel uit Druten: Vraag de taalprof niets over spelling, want daar ligt niet zijn specialiteit (laat staan zijn belangstelling).

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Tja... 'Joost schetst mijn verbazing' is taalkundig ook weinig op aan te merken.

    Ik heb overigens ook de indruk dat de meeste gebruikers denken dat hun verbazing de situatie schetst.

    Maar daarnaast is het een staande uitdrukking, toch? 'Zo de waard is verzuipt hij zijn gasten' is ook correct Nederlands. Maar het spreekwoord luidt anders

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Wat ik hier signaleer is dat mensen die staande uitdrukking (geen spreekwoord) zijn gaan veranderen, en ik probeer te begrijpen hoe dat zit. Dat heeft eigenlijk niets te maken met wat de norm is. Als je van oordeel bent dat 'Wie schetst...' "nu eenmaal" de norm is (en dat altijd moet blijven), dan is het gebruik van 'Wat schetst...' een taalfout. Maar dat verandert niets aan de analyse. En omgekeerd: dat we er een analyse van hebben betekent niet automatisch dat we het goed moeten keuren. De beschrijving van de werkelijkheid hoeft geen gevolgen te hebben voor de norm.

      Verwijderen
  11. Het blijft me bezig houden en met mij kennelijk veel anderen. Ik ben van mening dat degenen die 'wat' gebruiken de intentie niet begrepen hebben. Het is de mens die schetst hoe verbaasd hij wel niet is. En wel zo intens verbaasd dat een ander dat niet in de juiste 'intensheid' of proportie kan schetsen ofwel duidelijk kan maken. Een schets is niet in staat tot handelen, het is in deze overdrachtelijke betekenis een verhaal op zichzelf. Een verhaal kan zelf niets ondernemen. Men zegt ook wel eens dat, bijvoorbeeld, dit verfblik "zich makkelijk laat openen" maar een verfblik heeft geen eigen wil en kan de openingshandeling van de mens niet actief tegenwerken.
    En tot slot: Ik ken de stellingname van Van Dale in dit specifieke geval niet maar men heeft daar in het algemeen de neiging om datgene wat men vaak hoort al vrij snel goed te keuren gooit al snel de handdoek in de ring.
    Ik zou bijna zeggen dat dat woordenboek geen ruggegraat heeft, als ik niet beter wist.

    BeantwoordenVerwijderen
  12. Ik zie nu dat mijn betoog deels niet goed verwoord is. De verbazing is een emotie die zelf niets schetsen kan maar slechts als emotie aanwezig is. De heftigheid van die emotie wordt uitgedrukt door te stellen dat niemand die schetsen kan en dat alles vervat in een rethorische vraag.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Je redeneert nu enkel vanuit de oorsprong van de uitdrukking, en noemt die "de intentie". Maar de intentie kan alleen de intentie van de gebruiker zijn. En die is om een oorzakelijk verband te leggen tussen de zin die volgt en de emotie verbazing. Ik denk niet eens dat de betekenis "tekenen" van 'schetsen' hier letterlijk meespeelt. Vermoedelijk vat de hedendaagse taalgebruiker dit woord ongeveer op als "veroorzaakt".

      Dat kun je natuurlijk fout vinden, maar daar gaat het mij niet om. Ik probeer het te verklaren.

      Verwijderen
    2. Nee Peter, dat ben ik niet met je eens.
      Het is eenvoudiger en Leepvogel hierboven, heeft het eigenlijk ook gezegd: "Ik heb overigens ook de indruk dat de meeste gebruikers denken dat hun verbazing de situatie schetst"

      En dat is nu precies mijn punt: De verbazing is een gemoedstoestand die niet in staat is tot schetsen. De mens schetst in woorden of met een tekening of mogelijk zelfs met handgebaren de eigen verbazing. Het spreekwoord bedoelt te zeggen dat die verbazing zo enorm groot is dat die redelijkerwijs niet te schetsen valt.
      Een verfblik kan zich niet tegen openen verzetten, noch kan dat blik het openen vergemakkelijken voor de mens zoals een auto zich niet laat besturen of een keukenkastje zich niet kan laten schoonmaken, domweg omdat auto, keukenkastje en verfblik geen wezens zijn met een eigen wil. Een paard daarentegen is bereid zich te laten leiden maar niet altijd en niet door iedereen. Het dier heeft een eigen wil, ook al is die door de mens wel afgezwakt.
      Herman van Haren

      Verwijderen
    3. Beste Herman, ik ken de oorsprong van de uitdrukking (zoals uit de bespreking boven blijkt), maar ik geloof dat we het erover eens zijn dat mensen die 'wat schetst mijn verbazing' zeggen, de verbazing als onderwerp van 'schetsen' zien. Jij zegt: ten onrechte, want een verbazing kan niet "schetsen". Ik zeg: die mensen vatten blijkbaar 'schetsen' op als "veroorzaken".

      Wat je vervolgens zegt over het verfblik, de auto en het keukenkastje is ongetwijfeld filosofisch juist, maar de voorbeelden die je noemt ('dit verfblik verzet zich tegen openen', 'deze auto laat zich goed besturen') vallen wel degelijk binnen het correcte taalgebruik. Het zijn voorbeelden van "personificatie", waarbij eigenschappen van levende wezens worden toegepast op levenloze (of abstracte) objecten. Dit is een veelvuldig voorkomend procedé in de taal.

      Verwijderen