zondag 8 februari 2009
Het wordt maar niet beter
Het is weer eens zover: weer luidt iemand de noodklok over het bedroevende niveau van de taalvaardigheid van de Nederlandse jongeren. Ditmaal is het prof. dr. Lex Bouter, rector van de Vrije Universiteit Amsterdam, die op een congres van het Taalcentrum-VU de resultaten bespreekt van een taaltoets die in september 2008 door alle eerstejaars is afgelegd.
Vaak hoor je dit soort kreten, en dan zijn ze ongefundeerd. Mooi dat er nu eens keihard cijfermateriaal aan ten grondslag ligt. Even kijken wat die test precies inhoudt...
Op de site van het Taalcentrum-VU staat de test nader toegelicht. Hij is ontwikkeld in samenwerking met de onderwijskundigen van de VU en bestaat uit maar liefst 250 vragen. Er staat ook een taaltoetsje van 17 vragen op de site, die de gebruiker zelf kan invullen. Je mag aannemen dat dat toetsje enigszins representatief is voor de toetsvragen. Maar daar zou de taalprof niet erg vrolijk van worden.
Van de 17 vragen gaan er 5 over spelling, wat begrijpelijk is. Drie over werkwoordspelling (voltooid deelwoorden, al dan niet bijvoeglijk gebruikt, en persoonsvormen in tegenwoordige en verleden tijd) één over aaneenschrijven (kortetermijngeheugen) en één over de spelling van bastaardwoorden (de derde persoon enkelvoud deletet). Vier van de vragen gaan over woordenschat (aanvechten en provisorisch) en uitdrukkingen (advocaat van de duivel spelen en de kerk in het midden laten), en de overige 8 vragen kun je met een beetje goede wil grammaticaal noemen.
Drie van die grammaticale vragen gaan over voorzetselselectie (het is refereren aan iets, iemand tegemoet komen in iets, en aan iemand behoren). De overige grammaticale onderwerpen zijn: omdat/doordat, hen/hun, dat/wat, als/dan en de getalsovereenkomst tussen persoonsvorm en onderwerp bij bijvoeglijke bijzinnen bij een enkelvoudige partitiefconstructie.
Dat is wel een heel eigenaardige selectie! Bovendien zitten de vragen vol met controversiële kwesties. Is dit wel een goede maat voor taalbeheersing of grammaticakennis?
Bij de eerste grammaticale vraag (over die partitiefconstructie) moet je is of zijn invullen in de zin: Een van de medewerkers die daar verantwoordelijk voor is/zijn, werkt sinds kort parttime bij onze gemeente. Nu is dit een constructie waarover de NRC-columnist Heldring jarenlang heeft geschreven, bij herhaling stellend dat het toch echt meervoud moest zijn. Maar die stelling wordt tegenwoordig als achterhaald beschouwd. Zelfs de officiële taaladviescommissie van de Taalunie keurt in deze gevallen, afhankelijk van de bedoelde betekenis, beide vormen goed. Deze vraag is dus gewoon een blunder van het Taalcentrum. Je zou mensen hier in ieder geval nooit op de keuze voor het enkelvoud mogen afrekenen.
De tweede grammaticale vraag betreft de keuze tussen als en dan bij een vergrotende trap: Door de lage rente is een koopwoning de laatste jaren aantrekkelijker geworden als/dan een huurwoning. Er zullen maar weinig mensen zijn die het hier met de keuze voor dan oneens zijn. Een van hen is de bekende taalkundige Paardekoper, die ongetwijfeld deze vraag opzettelijk met als zou beantwoorden. Ook de taaladviseurs van de Taalunie brengen in hun advies een nuancering aan: veel mensen kiezen hier voor als, maar omdat als je op kritiek kan komen te staan kun je het beter vermijden.
De derde grammaticale vraag bevat ook al een ernstige fout: De studenten protesteerden tegen het verhoogde collegegeld dat/wat de minister in verlegenheid bracht. Ik snap wel dat je vanwege de betekenis moet aannemen dat niet het collegegeld, maar het studentenprotest de minister in verlegenheid bracht, en dat je dus voor wat zou moeten kiezen, maar in dat geval zou je ook een komma moeten plaatsen achter collegegeld (en dan nog is het niet meteen een zin die van een soepele taalbeheersing getuigt). Zonder komma en met wat zou iedere taalbeheerser deze zin moeten afkeuren.
De vierde grammaticale vraag: Omdat/doordat er weinig blauw op straat is, voelen mensen in grote steden zich vaker onveilig. Moeilijke vraag! De bedoeling is ongetwijfeld dat de studenten zich afvragen of de schaarse aanwezigheid van blauw op straat de oorzaak (doordat) of de reden is (omdat) dat mensen zich onveilig voelen. Maar helaas: weer hebben de opstellers van de taaltoets hun literatuur niet bijgehouden, want het officiële advies luidt inmiddels dat omdat een reden óf oorzaak aangeeft, en doordat alleen een oorzaak. Dat betekent dat ofwel beide antwoorden goed zijn, of alleen omdat. Maar in de toets wordt alleen doordat goed gerekend. Blunder nummer drie, en we hebben nog niet één echt adequate grammaticavraag gehad.
Gelukkig, grammaticale vraag 4 lijkt in orde: Het Openbaar Ministerie heeft hen/hun doodslag ten laste gelegd. Dat moet hun zijn, want het is meewerkend voorwerp. Het klinkt nergens naar, en het hen/hun-onderscheid wordt in spontaan taalgebruik bijna nooit volgens de kunstmatige regel toegepast, laat staan dat iemand het bij een archaïsche uitdrukking goed doet, maar als we dit belangrijk vinden dan moet het zo. Dan vinden we het blijkbaar ook belangrijk dat vwo-scholieren het verschil tussen lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kennen, maar dat staat helaas niet in de eindtermen.
Ik weet het niet, maar ik vind het toch een teleurstellende score. Het is natuurlijk mogelijk dat men zorgvuldig de slechtste grammaticale vragen heeft uitgekozen voor het publieke taaltoetsje, maar als er op vier van de vijf keuzes iets aan te merken valt geeft dat niet veel vertrouwen in de rest.
En eerlijk gezegd vind ik die vragen over die voorzetselkeuze ook niet alledrie even gelukkig. De eerste daarvan is: Aangezien wij u bij/op/aan/in al uw verlangens tegemoet zijn gekomen, begrijpen wij uw onvrede niet. Je moet goed kijken dat er het meewerkend voorwerp u bij staat, want anders had het aan moeten zijn. Met u zou je kunnen twijfelen tussen bij en in, zou ik zeggen. Maar hoe dan ook, die constructie is tamelijk ongebruikelijk met meewerkend voorwerp. Dit soort ambtenarentaal wordt juist in alle taalbeheersingscursussen bestreden.
Tweede zin over voorzetselkeuze: De grond waarover de Vensche pad loopt behoort aan/tot/bij de eigenaren van de noordwaarts liggende percelen. Dat moet aan zijn, daar is geen twijfel over mogelijk. Maar weer is behoren aan iemand niet de meest gelukkige woordkeuze in deze zin. Ik zou trouwens nog eerder zeggen behoort toe aan de eigenaren, maar ik kan mij vergissen.
En dan de laatste. Is de volgende zin goed of fout? Wij refereren hiermee naar het gesprek dat wij vandaag met u gevoerd hebben. Het moet zijn fout, omdat refereren voor aan kiest, in tegenstelling tot zijn bijna-synoniem verwijzen, dat naar kiest. Het eerste wat je trouwens in de lessen Vermijd ambtenarenproza leert is dat je beter voor verwijzen kunt kiezen.
Gelukkig is de uitslag van de toets een bevestiging van de populaire opvatting dat het bergafwaarts gaat met de taalbeheersing van de jongeren. Daardoor (of daarom, daar wil ik vanaf wezen) neemt niemand de moeite om de toets zelf ter discussie te stellen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Of zulke onderzoeken net gebeuren om die populaire opvatting te kunnen bevestigen, is een wat provocerende maar perfect legitieme vraag, al hoor je mij daar niet voorbarig op antwoorden. Wat wel vaststaat, is dat enkel resultaten die de populaire opvatting bevestigen de media halen, en dat 'de toets' zelf zelden of nooit ter discussie wordt gesteld. Integendeel, in/met zo'n toets bevestigt men maar wat graag nog een andere populaire opvatting, pardon, misvatting, m.n. dat "taalvaardigheid" veel te maken heeft met "correct kunnen spellen" (en in sommige commentaren en tests zelfs "alles"). Alleen al het jaarlijkse Groot Dictee zou dan aantonen dat er in het hele taalgebied (zo goed als) geen taalvaardige mensen te vinden zijn.
BeantwoordenVerwijderenHeel goed, dus, dat u de vraag stelt. Ik vrees echter dat ze niet de aandacht zal krijgen die ze verdient, terwijl de 'resultaten' van het onderzoek weer breed en kritiekloos zullen worden uitgesmeerd.
@Herman Callens: dit is inderdaad wat ik bedoel. Ik probeerde niet te suggereren dat de toets met een vooropgezet doel was opgesteld. Men zal ongetwijfeld de intentie hebben om een objectieve meting te verrichten, en ik benadruk ook nog maar eens dat de werkelijke toets 250 items betreft. Dat kan dus allemaal best in orde zijn. Maar die publieke taaltoets vond ik erg teleurstellend.
BeantwoordenVerwijderenOok al zou de rest van de vragen onberispelijk zijn, is dit een afgang voor Bouter c.s., bravo!
BeantwoordenVerwijderenIk sluit me volledig aan bij taalprof. Alle mensen die naar aanleiding van deze toets roepen dat het bergafwaarts gaat met de taal van de jeugd zouden hem zelf eens moeten maken. Kunnen we lachen.
BeantwoordenVerwijderen@Taalprof: Hear hear! Wat een goed stuk.
BeantwoordenVerwijderenHet zou natuurlijk ook interessant zijn om jongeren zelf een vragenlijstje te laten ontwikkelen en dat voor te leggen aan Bouter. Ben benieuwd hoe goed de professor de laatste jongeren- en spreektaalontwikkelingen zal blijken bij te houden!
BeantwoordenVerwijderenGoeidag, het stukje over loze zinsdelen bracht me meteen spontaan bij een zinswending die in België erg verspreid is. Als het koud is, dan zeggen mensen (weliswaar elk in hun eigen streektaal): "'t is 't jij toch koud!"; als iemand wil weten wanneer een persoon dan wel thuiskomt, vraagt hij/zij: "wanneer komt t'jij thuis?"; als we een leugen horen verkondigen, zeggen we:"'t is 't jij toch ferm gelogen!". Dat stukje ['t jij] intrigeert me, ik heb er geen uitleg voor, maar u misschien wel? Vriendelijke groeten, dhr Suys.
BeantwoordenVerwijderen@willem suys: interessant! Zo op het eerste gezicht lijkt er mij een verband met het herhaalde onderwerp zoals 'Dat heb 'k ik gezien,' maar daarvoor zou ik eens in de literatuur moeten duiken. Ik kom hierop terug!
BeantwoordenVerwijderen