donderdag 1 mei 2014

Het is weer taalfoutentijd

Het is net als vroeger met de knikkertijd. Je kon het niet goed voorspellen: het kon in het voorjaar zijn, of de late herfst, of soms midden in de zomer, maar ineens liep iedereen op het schoolplein met een zakje knikkers. Dan was het knikkertijd.

Iets dergelijks zie je tegenwoordig in de media met betrekking tot het signaleren van het belabberde taalniveau van met name jongeren. Eens in de zoveel tijd verschijnt er weer eens een onderzoek waaruit je zou kunnen opmaken dat het bergafwaarts gaat met onze taalvaardigheid, dat het taalonderwijs op alle fronten tekortschiet en dat we over korte tijd geen Nederlands meer spreken. Dat onderzoek wordt opgepikt in de media, en het is weer taalfoutentijd.

Deze week is de aanleiding een promotieonderzoek van Anouk van Eerden en Mik van Es naar de zogenoemde 'basale taalvaardigheid' (ruwweg gezegd het vermijden van taalfouten) van eerstejaarsstudenten hbo en wo.

De onderzoekers maken zelf al alle kanttekeningen die je kunt maken: er wordt al anderhalve eeuw geklaagd over het taalniveau van jongeren, en niet alleen in Nederland, het is uitermate lastig om taalfouten te tellen (want beoordelaars zijn het heel vaak niet eens, of ze merken verschillende dingen op), het gaat maar om een kleine steekproef (20 hbo-studenten en 10 universitaire studenten), en er zijn grote verschillen tussen met name de hbo-studenten (je hebt er die heel veel fouten maken). Maar wat de berichtgeving domineert is alleen het aantal: hbo-studenten maken ongeveer 80 fouten per A4-tje, en wo-studenten de helft. En dat klinkt vooral erg.

Het onderzoek toetst ook voor de hand liggende verklaringen, zoals de gedachte dat de studenten niet de goede attitude zouden hebben ten aanzien van taalfouten. Dat hebben ze wel. Toch suggereren de onderzoekers dat driekwart van de aangestreepte fouten aan onoplettendheid toe te schrijven is: verkeerde woorden, niet-lopende zinnen, alinea-indeling, overbodige woorden.

En ten slotte wordt er ook gekeken naar de impact van al die fouten: vinden we dat erg? Ja dat vinden we erg. Als je drie varianten van dezelfde tekst (ongecorrigeerd, half gecorrigeerd en gecorrigeerd) voorlegt aan lezers, dan wordt de tekst met fouten belangrijk lager gewaardeerd, ook inhoudelijk (op deskundigheid bijvoorbeeld). Dat is trouwens wel een interessant stukje van het onderzoek: om het effect van de gemaakte taalfouten te onderzoeken werden teksten ter beoordeling voorgelegd aan... studenten. Met andere woorden, als alles een beetje representatief is betekent dit dat studenten gemiddeld tientallen fouten maken, maar dat ze teksten met zo veel fouten wel negatiever waarderen. Blijkbaar beschikken ze wel over de vaardigheid om fouten te signaleren (misschien onbewust), maar ze passen die niet toe bij het schrijven.

Zoals gezegd: de onderzoekers plaatsen zelf de nodige kanttekeningen (al blijven die in de berichtgeving onderbelicht), dus dat ga ik hier niet doen. Ik wil echter graag eens de kwestie vanuit een ander perspectief bekijken. Namelijk vanuit het perspectief van de taalnorm.

Als je in een of ander domein een norm stelt, of regels maakt, zul je constateren dat er mensen zijn die daar niet aan voldoen. Sterker nog, je maakt alleen regels waar je weet dat mensen het anders doen. Dat geldt niet alleen voor de taalnorm, dat geldt voor alle regels. Als ik vanmiddag hier de stad in loop, dertig fietsers gedurende een uur nauwkeurig volg, en ik tel alle verkeersregelfouten die ze maken, dan kom ik ongetwijfeld ook op vele tientallen: ze steken hun hand niet uit, ze rijden op de verkeerde plaatsen, er ontbreekt van alles aan hun fiets, en ga zo maar door. En dan heb ik het nog niet eens over het achterlicht (want het is middag). Doe ik dat met drie collega's, dan weet ik zeker dat wij maar voor 60% met elkaar overeenstemmen. Wat de een te ver van de stoeprand vindt, acht de ander best nog acceptabel.

Hoe strenger je de norm stelt, hoe meer fouten je zult constateren. Het aantal fouten dat je signaleert is dus altijd een relatieve maat die behalve van de normvaardigheid van de proefpersonen afhankelijk is van de strengheid van je norm.

Het is dus in dit taalfoutenonderzoek helemaal niet zo opmerkelijk dat er fouten geconstateerd worden. Dat is het gevolg van het feit dat je fouten kunt maken. Het gaat erom of het opmerkelijk veel fouten zijn. En dan is de vraag: in vergelijking waarmee? Het is niet eerlijk om de vergelijking met het ideaal van nul fouten te maken, want dat ideaal is per definitie onbereikbaar, en het is bij mijn weten in de praktijk nooit gerealiseerd. Je kunt wel vergelijken met andere categorieën taalgebruikers, met taalgebruikers uit andere tijden, uit andere taalgebieden, uit andere landen, van andere leeftijden, opleidingen, enzovoorts. Dat wordt in dit onderzoek natuurlijk allemaal niet gedaan. Er wordt simpelweg gestreefd naar een enigszins betrouwbare maat (dat is al moeilijk zat), die het mogelijk maakt om het effect van een trainingsprogramma te meten. Ook dat is op zichzelf al lastiger dan simpelweg het aantal fouten voor en na te tellen, want dat je met gerichte oefening minder fouten maakt is in onderwijsland geen nieuws. Daar gaat het ook om beklijving en ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden zoals discipline en zelfsturing.

Is het onderzoek daarmee waardeloos? Nee natuurlijk niet. Je kunt er alleen geen gemakkelijke conclusies uit trekken. 

Nog een kleine aanvulling: Er wordt in het onderzoek natuurlijk wel een vergelijking gemaakt, namelijk tussen hbo-studenten en wo-studenten. Die vergelijking bevestigt dat wo-studenten het beter doen. Niet zo heel erg opmerkelijk natuurlijk. Daar haal je de krantenkoppen niet mee.


6 opmerkingen:

  1. Zelfs de conclusie dat WO-studenten het beter doen dan HBO-studenten kun je niet trekken. Er is één specifieke WO-opleiding vergeleken met één specifieke HBO-opleiding. Bovendien was de uitgevoerde opdracht (een klein beetje) anders.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ja dat is waar. Ik had moeten zeggen: weerlegt niet dat wo-studenten het beter doen

      Verwijderen
  2. Ik zou zeggen "voedt het vermoeden dat wo-studenten het mogelijk beter doen" of is dat nog te onwetenschappelijk? :-)
    Of: "de resultaten van het onderzoek wijzen in de richting van de waarschijnlijkheid dat..."

    Je kunt je het tegendeel eigenlijk maar slecht voorstellen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ja, eigenlijk zou je je alles moeten kunnen voorstellen. In het geval van de fantasie dat hbo-ers het beter zouden doen dan wo-ers zou dat kunnen door te denken dat hbo-studenten beter op de regels zouden letten omdat wo-ers met hun hoofd in hoger sferen zouden zitten...

      Verwijderen
  3. Afgelopen donderdag heb ik in de openbare bijeenkomsten waar Mik van Es en Anouk van Eerden hun proefschrift hebben verdedigd, onder meer een vraag gesteld over het concept "fout" zoals dat bij hen is ingevuld. Die invulling heeft ertoe geleid, zo heb ik laten weten, dat ook een grote hoeveelheid retorische keuzes die de studenten in 2007/2008 anders hebben gemaakt dan de beoordelaars destijds graag gezien zouden hebben ('verwarring zaaien' in plaats van 'verwarring wekken' of 'ondanks dit alles' in plaats van 'toch', om maar enkele van de vele voorbeelden te noemen) maar waarin geen enkele overtreding van welke grammaticale regel dan ook te herkennen valt, in de fouteninventarisatie terecht zijn gekomen.
    Ik weet waar ik het over heb, want ik heb - als een van de weinigen tot nu toe - na flink aandringen toegang gekregen tot de dertig teksten waarin al die zogenaamde fouten gemaakt zouden zijn.
    Ik heb Mik van Es intussen via http://basaleschrijfvaardigheid.blogspot.nl/2014/05/goed-of-slecht-onderzoek-en-de-vk.html gevraagd of de wetenschappelijke eis van de controleerbaarheid er niet toe moet leiden dat de onderzoekers hun dertig teksten nu openbaar maken. Dan kan iedereen zichzelf een oordeel vormen over de werkelijke aard van de zogenoemde 'fouten' en over andere kenmerken van de dertig studententeksten. Ik ben benieuwd naar de reactie van Van Es en Van Eerden, en als die positief is - wat we toch werkelijk mogen hopen - naar de resultaten van analyses die anderen dan de beoordelaars die Van Es en Van Eerden destijds hebben ingeschakeld, maken van hun onderzoeksmateriaal.
    Carel Jansen

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat is interessant, dank voor deze informatie! Ik ga zeker naar die teksten kijken. Tot nu toe heb ik alleen de teksten gezien die in de bijlage staan.

      Verwijderen