vrijdag 4 januari 2013

Nog een rondje


Ik weet niet zeker of ik het nou een taalkundige grap vind, maar ik kan het er wel van maken. Het is een mopje dat al sinds onheuglijke tijden in mijn schoonfamilie verteld wordt, dus ik verzin niets zelf: Een grote stoere kater gaat elke avond van huis en blijft dan uren weg. Zijn kleine zoontje vraagt hem: "Pap, waar ga je toch elke keer naar toe?" "Neuken!" is het barse antwoord. "Mag ik mee, mag ik mee, mag ik mee?" Maar de kater weigert: "Nee, jongen, daar ben jij veel te jong voor." Maar de kleine blijft elke avond maar zeuren of hij mee mag, dus uiteindelijk geeft de vader toe: "Nou vooruit, kom dan maar mee." En ze vertrekken, naar een donker steegje achter de kerk. Daar aangekomen zet de vader het plotseling op een rennen, en het kleintje dribbelt er opgewonden achteraan. De kater rent of zijn leven ervan afhangt, helemaal rond de kerk, en zijn zoontje met moeite achter hem aan. En dat herhaalt zich een paar keer: de kater blijft maar rennen, in de hoop dat zijn zoontje er genoeg van krijgt. En ja hoor: na het vierde rondje komt het kleine katertje buiten adem achterop en hijgt: "Nou pap, ik neuk nog één rondje mee, maar dan ga ik naar huis hoor!"

Als je vindt dat taalkundigen met hun tengels van grappen af moeten blijven, dan moet je nu niet verder lezen.

Het komische effect van dit mopje is waarschijnlijk niet zo heel erg taalkundig. Natuurlijk, het gaat hier om het feit dat de kleine kater de betekenis van het woord neuken niet kent, en die vervolgens afleidt uit wat zijn vader doet, namelijk rondjes rennen. En dat hij dat vervolgens in een zin gebruikt die grappig is voor degene die wél weet wat het woord betekent. Want in die zin lijkt het net alsof het een bezigheid is die in opeenvolgende rondes verricht wordt. En dat is natuurlijk niet zo.

Dat kun je met een beetje goede wil taalkundig noemen, maar met de ontleding van de zin lijkt het weinig te maken te hebben. Toch zit er een kleine ontleedkundige invalshoek in. Namelijk deze: in de grappige zin Ik neuk nog een rondje mee, is een rondje daar een bijwoordelijke bepaling of een lijdend voorwerp?

De meeste mensen zullen misschien geneigd zijn om meteen lijdend voorwerp te roepen, omdat een rondje  een woordgroep is met een zelfstandig naamwoord als kern, en meestal zijn dat geen bijwoordelijke bepalingen, maar hier ligt het mogelijk anders. Immers, sommige tijdsbepalingen hebben ook die vorm. In de zin Ik neuk nog een uurtje mee is er geen misverstand: een uurtje is een bijwoordelijke bepaling van tijd. Maar zo kan een rondje ook best als tijdsbepaling gebruikt worden. Kijk maar naar zinnen als: Ik heb maar één rondje mijn tegenstander bij kunnen houden. In die zin is mijn tegenstander het lijdend voorwerp van bijhouden, en maar één rondje is een bijwoordelijke bepaling van tijd, die aangeeft dat ik gedurende de tijd die nodig was voor één rondje mijn tegenstander kon bijhouden.

De vraag is dus niet gek: is een rondje lijdend voorwerp of bijwoordelijke bepaling in Ik neuk nog een rondje mee? En het antwoord is niet zo eenvoudig. Je kunt namelijk twee kanten op redeneren. Eerste mogelijkheid: in de zin Ik doe nog een rondje mee is een rondje zeker bijwoordelijke bepaling, want meedoen heeft geen lijdend voorwerp (het is niet iets meedoen). Aangezien voor neuken ongeveer hetzelfde geldt (dat heeft wel mogelijk een lijdend voorwerp, maar dan gaat het toch eerder over een persoon dan over een afstand), zou je zeggen dat een rondje hier ook bijwoordelijke bepaling moet zijn. Maar er is nog een tweede mogelijkheid.

Het kleine katertje gebruikt neuken een beetje in de betekenis rennen. Dus zou je zeggen dat voor hem de zin hetzelfde is als Ik ren nog een rondje mee. En rennen kan nou juist wél een lijdend voorwerp hebben met die afstandsbetekenis: een rondje rennen kan daardoor twee dingen betekenen: een bepaalde afstand rennend afleggen (de lijdendvoorwerpsbetekenis), en gedurende een bepaalde afstand je rennend voortbewegen (de tijdsbepaling: eventjes rennen).

Je kunt het in het geval van een rondje rennen zelfs in de intonatie duidelijk maken: leg je de klemtoon op rondje en spreek je rennen onbeklemtoond uit (een róndje rennen), dan heb je de betekenis met lijdend voorwerp. Leg je daarentegen (ook) een klemtoon op rennen, dan heb je de betekenis met bijwoordelijke bepaling van tijd (een róndje rénnen). Dat die twee intonaties bij die twee ontledingen horen, kun je zelf controleren door te proberen om eventjes rennen uit te spreken zonder klemtoon op rennen (klinkt gek), of de marathon rennen met klemtoon op rennen (is ook iets mee).

Hoe zit dat bij een rondje neuken? Voor mij moet er altijd een klemtoon op het werkwoord liggen, maar ik weet dan ook wat neuken betekent. De kleine kater zou ongetwijfeld het werkwoord onbeklemtoond uit hebben gesproken.

Zo zit er toch een kleine eigenaardigheid in de ontleding: de toehoorder van de grap (die weet wat het woord neuken betekent) zal een rondje automatisch als bijwoordelijke bepaling begrijpen, terwijl het katertje de lezing met lijdend voorwerp bedoelt. Volgens mij voel je dit als taalgebruiker toch enigszins aan, en daardoor ontstaat een klein stukje extra spanning die de grap net iets meer taalkundig cachet geeft.


10 opmerkingen:

  1. Dat is een van mijn favoriete moppen en ik was hem helemaal vergeten! Dank!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Leuk stukje. Van mij mogen taalkundigen vaker aan grappen komen.
    Ook de nominalisatie met 'van' pleit m.i. tegen het lijdend voorwerp: "Het (mee)neuken van een rondje" lijkt me ongrammaticaal. Ook bij de lijdende variant plaats ik vraagtekens: "*Een rondje wordt door het katertje geneukt." Bovendien, als het werkwoord 'neuken' wel een object bij zich zou krijgen, dan moet 'een rondje' wel een bijwoordelijke bepaling zijn: "Ik neuk Piet (direct object) nog een rondje (tijdsbepaling) mee, en dan ga ik naar huis, hoor!"

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. @Jimmy van Rijt: Ja dat zijn allemaal goede argumenten, alhoewel je voor het lijdendevormargument denk ik een andere zin zou moeten gebruiken. Jouw voorbeeld ('een rondje wordt door het katertje geneukt') zou slecht kunnen zijn omdat een onbepaald onderwerp ten onrechte geen plaatsonderwerp krijgt. Je zou dus de zin 'Er wordt door het katertje één rondje geneukt' moeten beoordelen, en die klinkt een stuk beter. Om het argument echt aan te scherpen zou je dit moeten veranderen in 'Er worden door het katertje twee rondjes geneukt.' In die zin moet 'twee rondjes' het onderwerp zijn. Als je dat een slechte zin vindt (en ik denk dat je daar een punt hebt), dan heb je een argument om 'een rondje' bijwoordelijke bepaling te noemen.

      Verwijderen
    2. Ik kan me wel vinden in de zin die u ter vervanging van de mijne heeft aangedragen. Bij nader inzien lijkt het plaatsonderwerp me hier wenselijk, zo niet noodzakelijk. Hoewel de zin inderdaad alweer wat beter klinkt op die manier, vind ik het nog steeds een slecht gevormde zin. Ik houd het dus op een bijwoordelijke bepaling.

      Verwijderen
  3. Leuk en interessant stukje!
    Een kleine semantische opmerking, als dat mag in dit grammatica-blog. Er staat dat de vader het plotseling op een rennen zet, en dat het kleintje er opgewonden achteraan dribbelt. Voor mijn gevoel is 'dribbelen' een bezigheid die het kenmerk 'langzaam', 'met kleine (onhandige) pasjes' in zich draagt. Als het katertje dus zou dribbelen, dan zou de vader makkelijk in zijn opzet slagen. In die zin vind ik het in deze context een wat vreemd woord. Voelen anderen dat ook zo?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. @Bart: Als ik die laatste vraag alvast zelf even mag beantwoorden: ja dat vind ik ook wel. Om heel eerlijk te zijn heb ik bij het schrijven over dit woord getwijfeld, maar ik heb het toch gebruikt, juist vanwege het beeld van die 'kleine (onhandige) pasjes,' dat ik in dit verband passend vond vanwege het contrast tussen de volwassene en het kleintje. Ik had ook 'rennen' kunnen gebruiken, maar dat had die beeldende kracht niet.

      Dat een klein katertje (bij dribbelen denk je meer aan kittens) wat rennen betreft geen partij is voor een volwassen kat (mits niet gecastreerd) neem ik graag op de koop toe: dat is natuurlijk ook bij mensen het geval. In die zin kan het mopje geen reële situatie weerspiegelen.

      Verwijderen
  4. Dit doet me denken aan een taaladvies in het laatste nummer van Onze Taal. De taaladviseurs zeggen daarin dat "Haal het meest uit je abonnement" niet goed zou zijn. Je zou "het meeste" (met -e) moeten gebruiken, want in deze zin zou "het meeste" lijdend voorwerp zijn en dus is "meeste" zelfstandig gebruikt en dus krijgt het een -e.

    Over die laatste twee stappen wil ik niet twisten, maar ik vroeg me meteen af of "het meeste" wel een lijdend voorwerp is. Immers, je kunt niet alleen vragen "Wat haalt hij uit zijn abonnement?", maar ook "Hoeveel haalt hij uit zijn abonnement?" en dat wijst er toch op dat "het meest(e)" ook een bijwoordelijke bepaling (van hoeveelheid of zoiets) kan zijn? Weliswaar is het een verplicht aanwezige (complementaire) bepaling, maar toch zeker een bepaling.

    Of zie ik nu iets helemaal verkeerd?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. @Henk: Ehh, ik denk het eigenlijk wel. Ik zou zeggen dat 'halen' altijd met een lijdend voorwerp gebruikt moet worden. Ik kan me nauwelijks een zin voorstellen waar dat niet zo is (misschien 'Ik loop de hele dag maar te halen en te brengen'). Als je haalt, haal je altijd iets, en dat iets is het lijdend voorwerp.

      Volgens mij probeer je (ten onrechte) een link te leggen met andere gevallen waarin een lijdend voorwerp per se ook een maatbepaling inhoudt, zoals bij een werkwoord als 'kosten' of 'wegen.' Als je zegt 'Dat kost twee euro,' dan kun je argumenteren dat 'twee euro' een lijdend voorwerp is, maar ook dat het een bepaling van hoeveelheid is (je zou zelfs kunnen pleiten voor een analyse met 'kosten' als een soort koppelwerkwoord). Klooster spreekt in dit verband over 'pseudo-objecten' en 'pseudo-copula.' Maar daar lijkt me hier geen sprake van.

      Als je vraagt 'Hoeveel haalt hij uit zijn abonnement?' is naar mijn idee 'hoeveel' nog steeds een lijdend voorwerp. Ik zie geen reden om daar dan ineens een bijwoordelijke bepaling van hoeveelheid van te maken. Om dat punt te maken zou je een bijwoord moeten zoeken (of iets wat alleen bijwoordelijk begrepen kan worden) dat zo'n hoeveelheid kan aanduiden, en aantonen dat je dat in plaats van dit lijdend voorwerp kunt gebruiken. Bijvoorbeeld: je gaat uit van de zin 'Ik haal veel uit dat abonnement' en je vraagt je af of 'veel' niet een bepaling van hoeveelheid kan zijn. Dan zou je kunnen zeggen dat 'veel' synoniem is aan 'in hoge mate.' Maar als je dat dan gaat invullen krijg je 'Ik haal in hoge mate uit dit abonnement,' en dat klinkt nergens naar. Misschien moet het iets anders zijn dan 'in hoge mate,' maar ik kan hier niets verzinnen. Ik denk dus dat 'veel' hier per se lijdend voorwerp is.

      Verwijderen
  5. Maar is het niet vreemd dat je een lijdend voorwerp kunt bevragen met "hoeveel"? Daar bevragen we normaal gesproken toch geen naamwoordgroepen mee?

    Wat ook vreemd is: als we zeggen "Hij haalt veel uit zijn abonnement" en "veel" was een lijdend voorwerp, zouden we dan niet verwachten dat je "er" in de zin kunt zetten met als antecedent datgene waar er veel wat worden gehaald? Voor mijn gevoel wil dat niet: "Hij haalt er veel uit zijn abonnement" klinkt raar.

    Ik dacht bij vergelijkbare gevallen trouwens niet zo zeer aan "kosten" en "wegen", maar meer aan "duren", zoals in "De pauze duurde een kwartier"), waarin "een kwartier" een beetje lijkt op een lijdend voorwerp, maar volgens mij toch een bijwoordelijke bepaling is (van duur, in dit geval). Of bijvoorbeeld "wonen", waar je ook altijd een bepaling bij moet zetten ("Hij woont in Rotterdam.").

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Stel dat de zin was geweest 'Hij haalt veel voldoening uit zijn abonnement,' zou je dan ook gevonden hebben dat 'veel voldoening' een gek lijdend voorwerp is? Volgens mij is hier gewoon sprake van een niet-telbaar lijdend voorwerp. Dat is toch niet zo gek?

      Verwijderen