vrijdag 3 augustus 2018

Meta-taalzeuren

Op zijn eigen blog, doorgeplaatst in het tijdschrift Neerlandistiek, opent Marten van der Meulen maar weer eens de aanval op mensen die klagen over taalverloedering (wat hij en passant kernachtig samenvat met de mooie term taalzeuren). Met genadeloze wetenschappelijke precisie legt hij enkele mechanismen bloot die ten grondslag liggen aan het feit dat mensen door de eeuwen heen voortdurend het idee hebben dat de taal verloedert: cognitieve biases, cultuuridealisering en het ontbreken van kennis in de historische dimensie van de taal. Daar komt dan nog eens bij dat het hele begrip 'verloedering' niet eens fatsoenlijk te definiëren is, en er (waarschijnlijk mede als gevolg daarvan) geen behoorlijk kwantitatief onderzoek bestaat dat de mate van verloederdheid ooit longitudinaal in kaart heeft gebracht.

Wanneer de taalzeurders aldus murw geslagen in de touwen liggen, komt de slotconclusie een beetje als een anticlimax: en nou ophouden over taalverloedering! ("Laten we maar lekker ophouden over taalverloedering.") Repressie, ja dat is de oplossing! Dat we daar niet eerder aan gedacht hebben.

Hoezeer de kritiek op ongefundeerde klachten over taalverloedering mij ook uit het hart gegrepen is, ik geloof niet dat verkettering ervan iets uithaalt. Wetenschappelijk gezien spreekt die zichzelf ook enigszins tegen. Je hebt net omstandig een verschijnsel verklaard vanuit een aantal oorzaken, en zonder iets aan die oorzaken te doen denk je dat je het domweg kunt afschaffen. Dat kan natuurlijk niet. Eigenlijk is zo'n oproep om het niet meer te hebben over taalverloedering van dezelfde orde als de oproep van taalzeurders om de verloedering tegen te gaan. Je zou het meta-taalzeuren kunnen noemen.

De wetenschappelijke analyse is helder, en laat maar een conclusie toe: in de gegeven omstandigheden (en die omstandigheden zijn in de afgelopen eeuwen niet wezenlijk veranderd) hoort taalzeuren er gewoon bij. Het is het gevolg van oorzaken die door de jaren heen in ons denken en onze cultuur bestaan. En, haast ik mij erbij te zeggen: het taalkundige meta-taalzeuren volgt daar weer uit, omdat een nadere reflectie de betrekkelijkheid van de vermeende verloedering al snel aan het licht brengt.

Is er dan niets tegen te doen? Jazeker wel. Als je vindt dat de taal op een bepaald punt verloedert, kun je proberen daar specifiek onderwijs op in te zetten. Dat kan onzinnig zijn (zoals het streven om 'omdat' alleen voor reden te gebruiken en 'doordat' alleen voor oorzaak), maar het is natuurlijk wel mogelijk. Je kunt best proberen om mensen te dwingen om bepaalde taalvormen te vermijden of juist te gebruiken. Tot op zekere hoogte zal dat ook zeker effect hebben, afhankelijk van de kracht die je achter die dwang kunt zetten.

Maar ook als je klaagt dat mensen te veel zeuren over taalverloedering kun je proberen daar iets aan te doen. Je kunt namelijk, in het verlengde van waar Marten al de aanzetten voor geeft voordat hij in de valkuil van het meta-taalzeuren trapt, onderwijs ontwikkelen waarin je leerlingen bewust maakt van al die mechanismen. Daardoor wordt het klagen over taalverloedering een bewuste keuze in plaats van een reflex. Dat zou in elk geval de discussie uittillen boven het zeurniveau waar hij nu vaak in blijft steken.


12 opmerkingen:

  1. Ha Taalprof, ik begrijp je kritiek op die laatste zin. Ik begrijp heel goed dat er weinig aan te doen is, juist vanwege de hoeveelheid cognitieve en culturele krachten die vóór taalzeuren werken. Toch is die kreet me uit het hart gegrepen. Ik wens bijvoorbeeld net zo dat er geen racisme is, ook al zijn er allerhande factoren die ervoor zorgen dat dat (volgens mij) vrij onuitroeibaar is. Maar hoop doet leven. Ik zou ook niet zozeer oproepen tot minder taalzeuren, ik vind het woord taalverloedering alleen lelijk en onhandig en weinig precies.
    Het bewustzijns-onderwijs ben ik ook helemaal voor, ik geloof dat we elkaar daar zelfs in het najaar over gaan spreken. Goed om dan hier op door te gaan.
    Ik had het ook met een collega over dat onderzoek: dat kán wel. We hebben alleen een berg essays enzo nodig uit Vroeger Tijden. Heb jij niet nog wat liggen, of contacten?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Begrijp me goed, ik vind het een prachtige term! Ik vond alleen dat je het stuk niet goed afmaakte, omdat je in die hartenkreet bleef steken.

      Ga je dat materiaal dan analyseren volgens de toenmalige taalnorm? Misschien moet je je beperken tot afzonderlijke taalnormen zoals Jaap de Rooij dat in 1982 deed voor omdat en doordat, maar dat was ook al behoorlijk lastig.

      Verwijderen
    2. Aan de ene kant snap ik het (want meta-zeuren schiet niet op), aan de andere kant (zoals ik ook op Neerlandistiek schreef): Nadat ik heb geprobeerd uit te leggen waarom het begrip volgens mij onhandig is en het fenomeen onbewezen, roep ik op tot het niet meer gebruiken van de term. Dat lijkt me toch wel verdedigbaar.

      Ik denk dat omdat/doordat een speciaal geval is, omdat (ahum) dat onderscheid oorzaak/reden zo onduidelijk is. Je zou eerst eens naar spelling kunnen kijken, en dan een paar features nemen die sinds 1954 hetzelfde zijn gebleven. Maar wat betreft andere kwesties, tsja, die zijn zo veranderlijk als wat. Interessant, eigenlijk is dit dan weer precies waar m'n promotieonderzoek over gaat, hoewel ik helaas dus niet naar schoolmateriaal kijk.

      Verwijderen
    3. Ik neem aan dat een van je bedoelingen van die uitleg was om mensen bewust te maken van die mechanismen. Dat is een onderwijsinsteek. Je oproep is echter iets anders: die is namelijk gericht op voornamelijk ouderen, die soms diepgewortelde overtuigingen hebben. Die zijn vaak uitstekend in staat om hun opvattingen te rationaliseren (en met voorbeelden toe te lichten). Die ga je daarmee niet overtuigen, omdat het retorisch gezien meer om pathos dan om logos gaat.

      Het had mij dus logischer geleken als je die onderwijsinsteek had doorgezet naar de aanbeveling om de kennis over, en het bewustzijn van die mechanismen, in het onderwijs te verwerken, Daarmee los je die klachten over taalverloedering niet meteen op (en waarschijnlijk ook nooit helemaal), maar je tilt de discussie tenminste naar een hoger niveau. Want dat is volgens mij nog meer wat je stoort dat de mening zelf: dat het allemaal ongefundeerd is. Jij zou je door empirisch onderzoek best willen laten overtuigen van de mening dat bijvoorbeeld het aantal spelfouten in kranten toeneemt (ik zeg maar wat, ik heb geen idee of dar zo is). Als de term verloedering vervolgens helder gedefinieerd zou worden met dat soort variabelen ben je ongetwijfeld ook nog over te halen tot het onderschrijven van de stelling dat er iets aan het verloederen is. Wat jou stoort is het ontbreken van elke onderbouwing.

      Verwijderen
    4. Het zal een hele klus zijn aan te tonen dat taal verloedert of juist steeds beter wordt, dan wel of je zou moeten zeggen dat het niveau overal (of gemiddeld) gelijk blijft.
      Wat mij in de stelling (niet praten over verloedering) stoort is dat de basis voor dit standpunt het niet wetenschappelijk gegeven bewijs daarvoor is. Je kunt dan met eenzelfde argumentenkracht beweren dat wegens het ontbreken van goed vergelijkingsmateriaal het er voorlopig maar voor moet worden gehouden dat we ons tegenwoordig toch wel een stuk slechter uitdrukken dan vroeger. Ja, en dat onderzoek wijst natuurlijk of het een of het ander uit. Of de stemmen staken.

      Maar wat moet Astrid Joosten nu de volgende keer zeggen? Sorry mensen, ik heb me wat vergaloppeerd door te zeggen dat onze taal verloedert, maar hou me ten goede: het was alleen maar een gevoel en ik heb me laten vertellen dat er wetenschappelijk helemaal geen bewijs voor is. Nou ja, weet je wat, ik zal dat waarde-oordeel over de manier waarop wij tegenwoordig communiceren in vergelijking met vroeger dan maar laten vallen, want straks blijkt dat gevoel op drijfzand te berusten. En dat wil ik niet op mijn geweten hebben.
      Maar mijn niet gestudeerde achterneef van 43 heeft toch echt een taaltje om op te schieten. Dat lijkt nergens op. En hij is niet de enige. Maar OK, ik denk er dan alleen maar het mijne van.

      Ik noem dat dan maar taalvariatie, hoort u? taalvariatie.

      Aan wie mag ik het woord geven, ah onze gast achter de letter X.
      Kennen we gaan spelen, want ik wilt in de finale.

      O..eh...OK...

      Verwijderen
    5. @M.J. Adema: Je kunt wel proberen de kwestie te ridiculiseren met een paar overdreven voorbeelden (ik geloof niet dat 'ik wilt' nu zo'n frequent probleem is), maar daarmee komt de discussie niet veel verder. Ik vind het een goede vraag wat Astrid Joosten wel had moeten zeggen. Ik denk dat ze beter had kunnen proberen het spelletje aan te prijzen met termen die de spanning of desnoods de culturele waarde hadden benadrukt. Door te suggereren dat het spelletje op de een of andere wijze "helpt tegen taalverloedering" komt ze op het terrein van de kwakzalverij, dat ben ik wel met Marten eens, en ik vermoed dat jij dat ook wel vindt. Ik ben het dan weer met jou eens dat niet praten over verloedering geen oplossing is, maar het is mij dan ook weer onduidelijk wat jouw oplossing precies zou zijn.

      Verwijderen
    6. Een fundamentele oplossing is natuurlijk dat ons onderwijs zo goed wordt dat iedereen snapt wat taal is en voortaan zo wetenschappelijk is ingesteld dat voortaan nooit meer uitspraken worden gedaan die ongefundeerd zijn. En zo'n spelletje mag het resultaat van dat onderwijs best illustreren. Mijn spelen is leren. En omgekeerd.

      Ik wilde alleen maar betogen dat een ongefundeerd oordeel nog geen onjuist oordeel behoeft te zijn. Het mes van het onderzoek snijdt aan twee kanten: met een gemis daarvan laat je zowel de ene waarheid als de tegengestelde open. Met enig gemak wordt naar mijn smaak geredeneerd dat als niet onderzocht is dat (of of) iets klopt iets mogelijk dus niet klopt. Die insinuatie gaat me wat ver.

      OK, ik schertste wat, maar wat moest Astrid Joosten in deze *live-uitzending*? Ze had net iets beweerd en nu moest ze door zo'n praatgrage blaaskaak ook nog daarnaar handelen. Dat viel niet mee. Haar niet gestudeerde achterneef kwam haar weer voor de geest. En dat gevoel dat ze maar niet goed gerationaliseerd kreeg. Ze werd het slachtoffer van haar eigen bekentenis.

      Taalverloedering is een breed begrip omdat (of doordat) het op een scala aan verschijnselen betrekking kan hebben. Spelling, stijlfiguren, verhaspelingen, denkfouten, kortom alle onjuiste of minder wenselijke uitdrukkingen op strikt taalkundig terrein kunnen daaronder vallen. Ga zo'n begrip inderdaad maar eerst eens lekker definiëren, zodat we van elkaar begrijpen wat we er precies onder verstaan.

      Mijn oplossing zou zijn om op micro-niveau over verloederingsaspecten te redetwisten aan de hand van een sterke definitie. Je kunt je dan vervolgens richten op een van de vele deelterreinen die de schaduwkant van de taal rijk is. Het concrete punt. In een gesprek van 1 op 1.

      En dan hopen we maar dat die verloedering niet meer was dan een fijnzinnig uitdrukkingselement. Lelijkheid die aan schoonheid raakt.

      Dit alles neemt overigens niet weg dat mijn begrip voor de weerstand tegen het begrip taalverloedering wel enige groei heeft doorgemaakt.


      Verwijderen
    7. Ik ben het graag met je eens dat een ongefundeerd oordeel nog geen fout oordeel hoeft te zijn. Sterker nog: je kunt allerlei ideeën hebben over wanneer oordelen fout zijn, in die zin dat oordelen die op feiten gebaseerd zijn nog wel fout kunnen zijn, of dat oordelen die niet kloppen met de feiten nog wel een morele juistheid kunnen hebben.

      Ik denk dat wat Marten (en mij eerlijk gezegd ook) stoort het gemak is waarmee taalverloedering als een gegeven beschouwd wordt, vaak door incidentele voorbeelden "bewezen", en dan ook nog eens dat zo'n oppervlakkig spelletje, dat vrijwel geen relatie met taalbeheersing vertoont (hooguit met feitenkennis en puzzelvaardigheid), als de remedie wordt voorgesteld. Voor een taalkundige zijn dit soort uitspraken een beetje als wanneer een quiz waarin kandidaten de namen van vergeten groenten moeten raden als de oplossing wordt gepresenteerd voor het probleem dat veel mensen tegenwoordig kanker krijgen van ongezond eten.

      Verwijderen
  2. Mooi uitgelegd en ook eens.
    Het zal me benieuwen hoe dit verder gaat. De methode, de gevolgtrekking en wat het betekent voor onze alledaagse taalbeleving. Ik denk dat we op een horizontale lijn uitkomen als een grafiek de taalkwaliteit in diachronisch perspectief moet gaan verbeelden. Dat klinkt toch al aardig wetenschappelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat betreft taalverloedering zelf.
    Ik heb er een probleem mee dat sommige Engelse leenwoorden als werkwoord worden gebruikt in de officiële taalregels. Zoals: gamen
    De vervoegingen van het werkwoord gamen: gamet, gamede, gameden, etc. zijn moeilijk leesbaar omdat het niet duidelijk is dat het een Engels leenwoord betreft. Je leest het dan eerder op zijn Nederlands en blijft steken in de onduidelijkheid van de zin. Alleen als de tekst gamen als onderwerp heeft is het woord geen probleem. Maar bij een terloopse zin van: ‘Ja, hij gamet veel.’ Dan is mijn reactie van: ‘Huh? Wat? Wat staat er?’
    Grappig is dat als er stond: ‘Ja, hij gamed veel.’ Ik dit probleem niet had omdat het een Engels woord blijft.
    Bij de Nederlandse schrijftaal heb ik altijd het idee gehad dat voornamelijk het leesbaar houden centraal staat en niet het vergemakkelijken van schrijven. Misschien een idee om deze trend door te zetten en voor ‘Engelse leenwerkwoorden’ andere vervoegregels toe te passen die de Engelse identiteit van het woord centraal stellen. Dus: ‘hij gamet’ wordt ‘hij gamed’. Bij de voltooide tijd ‘gegamed’ is de Engelse identiteit voldoende aanwezig om het leesbaar te houden dus geen verandering nodig. De onvoltooide verledentijd blijft een probleem omdat het in die vorm nooit zijn Engelse identiteit kan behouden. Is het mogelijk om die vorm bij Engelse leenwerkwoorden niet toe te staan?
    En als we zo nodig het woord gamen op zijn ‘Nederlands’ willen vervoegen. Waarom schrijven we dan niet net zo goed ‘gemen’ in plaats van ‘gamen’? In dat geval kun je gewoon: ‘Hij geemt’, ‘Hij geemde’ en ‘Gegeemd’ gebruiken. Het is dan veel beter leesbaar omdat de taalleesregels elkaar niet meer in de weg staan. Bovendien is het dan echt een Nederlands woord geworden wat de ‘taalverloedering’ in de vorm van ‘verengelsing’ verminderd.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Blijkbaar beperkt uw probleem zich tot de spelling. Heb ik het juist dat u geen bezwaar ziet in de gesproken vorm van 'Ja, hij gamet veel?'

      Bedenkt u dan dat de spelling altijd een compromis is tussen uitspraak en systeem. Moet je 'hond' met een 't' spellen omdat je het zo uitspreekt, of moet je toch een 'd' doen omdat je dan het verband met 'honden' duidelijker maakt?

      Hier speelt iets soortgelijks: moet je 'hij gamet' spellen omdat je ook 'hij werkt' en 'hij speelt' spelt, of maak je met 'gamed' duidelijker dat het een Engels woord is (maar in het Engels zou het 'games' moeten zijn). Of moet je precies de uitspraak 'geemt' spellen, of gaat dan het verband met het Engelse 'game' te zeer verloren? En is het bij 'geemt' wel duidelijk dat je de 'g' niet als een 'ch' maar als een zogeheten 'zachte k' moet uitspreken? Eigenlijk is geen enkele oplossing ideaal.

      Verwijderen
    2. Op Xix: 'verminderd'? Zullen we dat dan maar met een 't' schrijven? Of mis ik hier de grap? Overigens ben ik voorstander van het bewaren van de Engelse herkomst van het woord 'gamen'. Het gebruik van 'geemt' komt mij als onbegrijpelijk en dus tamelijk ongewenst voor.

      Verwijderen