woensdag 6 oktober 2010

Wie dit niet zint surfe naar een andere website



Mooie kop in de NRC van afgelopen vrijdag. Een citaat uit het eerste nummer van de combinatie tussen de Nieuwe Rotterdamse Courant en het Handelsblad: Wie dat niet zint neme een andere krant. Hoe oud? Nog maar veertig jaar geleden!

Niet dat dit veertig jaar geleden een gebruikelijke formulering was. Ook toen gold de zogeheten aanvoegende wijs (dat gekke neme) als een belegen vorm. Maar dat is niet het enige wat opmerkelijk is aan deze zin.

Natuurlijk, dat neme springt meteen in het oog. De aanvoegende wijs kennen we eigenlijk alleen nog in versteende constructies, leve de koningin, of het men neme in recepten. Wat vroeger uitgedrukt werd in een aanvoegende wijs, doen we tegenwoordig met modale hulpwerkwoorden en bepalingen. De moderne vorm is: Wie dat niet zint moet maar een andere krant nemen. Hulpwerkwoord moet en dat een beetje afzwakken met een modaal bijwoord maar. Dan krijg je iets tussen noodzakelijkheid en wenselijkheid in.

Maar ook in die moderne variant is er iets geks. Dat werkwoord zinnen, daar is eigenlijk ook iets mee. Dat komt alleen voor in een beperkte constructie: meestal met niet erbij (kun je nog zeggen: dat zint mij wel?), dat betekent in de moderne terminologie dat het "negatief polair" is, dat wil zeggen altijd met negatie gecombineerd wordt, net als een woord als bijster of een snars. Een gebruikelijker werkwoord is tegenwoordig bevallen: Wie dat niet bevalt moet maar een andere krant nemen.

Toch is ook deze zin opmerkelijk. Want bevallen is wel een gebruikelijker werkwoord dan zinnen, maar toch is het speciaal. Het is een werkwoord uit een kleine klasse van ervaringswerkwoorden, die als bijzonderheid hebben dat hun onderwerp de oorzaak van de ervaring is en de ervaarder het meewerkend voorwerp is: iets bevalt mij, iets zint mij niet; zo heb je ook nog ergeren, storen, irriteren, en dan ook nog het algemenere passen (die schoenen passen mij niet), en met veel van die woorden is iets aan de hand. Bij irriteren heb je die gekke vorm Ik irriteer mij aan iets, die nog steeds wordt afgekeurd, maar die hardnekkige pogingen doet om geaccepteerd te worden (nog één generatie denk ik), bij passen heb je iets soortgelijks met ik pas die schoenen niet (in de betekenis dat die schoenen mij niet passen). Allemaal tekenen dat deze figuur (oorzaak onderwerp en ervaarder meewerkend voorwerp) afwijkend is.

En dat is nog niet alles. Wie de zin gaat ontleden, komt erachter dat het woordje wie in de bijzin Wie dat niet zint dus het meewerkend voorwerp is, maar die hele bijzin zelf (wie dat niet zint) is het onderwerp van de aanvoegende wijs. Dit geeft de indruk dat het woordje wie twee verschillende functies draagt: meewerkend voorwerp en onderwerp.

Grammaticaal is dit mogelijk omdat wie het zogeheten betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent is. Het staat (in dit geval) voor degene wie. En in die uitgesplitste vorm, Degene wie dat niet zint neme een andere krant, is degene onderwerp en wie meewerkend voorwerp. In normale gevallen staat wie trouwens voor degene die, maar die als meewerkend voorwerp is ook weer minder gebruikelijk.

Dat zou je dus tegenwoordig allemaal niet meer op die manier zeggen. Tegenwoordig zou je zeggen: Wie dat niet leuk vindt moet maar een andere krant nemen. Of zelfs zonder ingesloten antecedent, en met de verborgen als-dan gewoon uitgesproken: Als u dat niet leuk vindt moet u maar een andere krant nemen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten