maandag 15 september 2008

Het nut van de bepaling van gesteldheid



De Taalprof praat ook wel eens met andere mensen uit het onderwijs. Zo kwam hij laatst met een collega te spreken over schrijfonderwijs. Zij beaamde dat je daarvoor wel iets aan grammatica moest doen, maar liefst niet al te veel. De bepaling van gesteldheid bijvoorbeeld, had geen enkel nut voor het onderwijs in de taalbeheersing. Die kon gerust worden gerangschikt onder de categorie "Hoef je niet te kennen."

Toch sneu voor de bepaling van gesteldheid. Maar is het wel terecht?

Natuurlijk is dat niet terecht. De bepaling van gesteldheid is, met het naamwoordelijk gezegde, een van de centrale constructiemogelijkheden in de Nederlandse taal. Je moet je wel in heel rare bochten wringen om die term te vermijden als je het over zinsbouw hebt. Gek genoeg is dat precies wat er lijkt te gebeuren.

Neem nou bijvoorbeeld een van die clichékwesties uit de taaladviesliteratuur als de constructie Als muzikant zijnde kan ik dat wel waarderen. Gek genoeg vind je die kwestie niet op taaladvies.net, maar wel op de site van Onze Taal. Daar staat een uitleg zonder de term "bepaling van gesteldheid," maar juist door het ontbreken daarvan wordt het er niet duidelijker op.

Als muzikant zijnde wordt een contaminatie genoemd van als muzikant en muzikant zijnde. Daar moet je vooral niet over nadenken, anders wordt het onbegrijpelijk. Waarom? Laat ik dat toch maar even uitleggen.

Een contaminatie is het door elkaar halen (verhaspelen) van twee taalvormen. Die twee taalvormen moeten op de een of andere manier in je taalvermogen zitten, nietwaar? Je combineert twee bekende vormen tot een nieuwe vorm. Maar er is geen enkele hedendaagse taalgebruiker die de taalvorm muzikant zijnde nog gebruikt. Er is niemand die zegt Muzikant zijnde kan ik dat wel waarderen. Dus wat valt er eigenlijk te verhaspelen? Hoe kun je iets verhaspelen met iets wat je niet kent?

Dat hele contaminatieverhaal gaat dus blijkbaar niet op, maar wat is er dan wel aan de hand? Waarom wordt als muzikant door zoveel mensen uitgebreid tot als muzikant zijnde?

De taaladviseurs van Onze Taal proberen de zaak een beetje te redden door een vage analyse uit het woordenboek. Van Dale noemt het voorbeeld Hij werd uitgenodigd als zijnde een verre neef en signaleert hier "een verklarende nuance" als betekenis van als. Dat als zijnde zou dan "de duidelijkheid verhogen." Echter, Van Dale noemt onder die "verklarende nuance" twee voorbeelden zonder zijnde en eentje met. Geen woord over die toevoeging van zijnde, laat staan dat de combinatie van als en zijnde duidelijker zou zijn.

Stel nu dat iedereen zou weten wat een bepaling van gesteldheid is, zou dat helpen? Ik denk het wel. Ik neem de proef op de som. In de volgende twee alinea's leg ik uit wat je moet weten van de bepaling van gesteldheid, en in de alinea daarna bespreek ik die als zijnde-constructie.

Een bepaling van gesteldheid is een soort verborgen naamwoordelijk gezegde. In de zin Ik viel uitgeput op de grond zeg ik dat ik op de grond viel en dat ik daarbij uitgeput was. Met andere woorden, de betekenis "ik ben uitgeput" zit vervlochten in de zin Ik viel op de grond. In de zin ik ben uitgeput noem je uitgeput het naamwoordelijk deel van het gezegde. In die vervlechtingsconstructie noem je uitgeput de bepaling van gesteldheid. Zelfde betekenis, andere constructie. Maar dat betekent dat je bij de zin Ik viel uitgeput op de grond onwillekeurig dat zijn erbij denkt. Je denkt: ik viel op de grond en ik was uitgeput.

Dat is mooi: je kunt dus een zin voorzien van een soort extra naamwoordelijk gezegde door alleen een naamwoordelijk deel erbij te zetten. Dat noem je dan een bepaling van gesteldheid. Als dit naamwoordelijk deel een bijvoeglijk naamwoord is (doodmoe), of een voltooid of onvoltooid deelwoord (uitgeput of zuchtend), dan kan dit zonder verdere toevoegingen. Gaat het om een zelfstandig naamwoord, dan komt er als bij: ik viel als Groninger een beetje uit de toon ("ik viel uit de toon, omdat ik Groninger was"). Waarom? Tja, dat is een lastige vraag. Vroeger kon het zonder als, maar dan kwam er vaak zijnde bij. Tegenwoordig kan het nog wel zonder als of zijnde, maar alleen in formeel taalgebruik en vooraan de zin: Directeur van een grote multinational, had hij een riant salaris.

In de zin Als muzikant kan ik dat waarderen is als muzikant een bepaling van gesteldheid. De betekenis is "Omdat ik muzikant ben kan ik dat waarderen." De bepaling van gesteldheid begint met als, omdat muzikant een zelfstandig naamwoord is. Omdat de bepaling van gesteldheid een naamwoordelijke betekenis heeft, denk je daar altijd het koppelwerkwoord zijn bij. Sommige mensen zijn geneigd om dat werkwoord er ook echt bij te zetten, in de vorm van het tegenwoordig deelwoord zijnde. Dat komt omdat een werkwoord in de functie van bepaling van gesteldheid altijd de vorm van een deelwoord aanneemt. Taalcritici vinden toevoeging van zijnde onnodig, omdat die betekenis al in de bepaling van gesteldheid opgesloten zit.

41 opmerkingen:

  1. Een interessante kijk op de zaak, maar er zijn tegenargumenten.
    Ik denk dat voor zo'n contaminatie slechts een zeer kleine groep de twee originelen hoeft te verhaspelen, de grote menigte zal daarna de verkeerde constructie klakkeloos kopiëren om interessant over te komen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @ taalprof: Wat Rob Hooft zegt, lijkt mij heel redelijk, maar ik voeg er graag nog iets aan toe. Uw bewering dat er niemand is die de taalvorm "muzikant zijnde" nog gebruikt, moet u toch eens hard maken. Ik hoor die namelijk nog geregeld, en als ik me niet vergis, heb ik 'm ook wel eens gelezen in populaire blaadjes. Goed, misschien heet dat enkel te tellen voor Vlaanderen, maar ik meen mij niettemin te herinneren dat ook Nederlanders het (nog) wel eens zeggen. Kortom, er lijkt mij wel degelijk sprake van een contaminatie.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @Rob Hooft: dat is ook wel een interessante kijk. Ik weet niet of ik je nu helemaal begrijp. Bedoel je dat er op dit moment nog taalgebruikers zijn die die verhaspeling maken, of leven we inmiddels in een generatie van kopieerders van deze vorm? En als dit laatste het geval is, hoelang blijven we het dan nog een contaminatie noemen? Hoe weet je trouwens zo zeker dat hier contaminatie is opgetreden? Daar heb ik nog nooit een argumentatie voor gezien. Het wordt alleen maar beweerd. Ik geef een andere verklaring, met een aantal redenen omkleed. Kunnen we die twee analyses op hun argumenten vergelijken?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Herman Callens: ik kan niet anders dan voor kennisgeving aannemen dat je Rob Hoofts beweringen redelijk vindt. Je geeft daar verder geen redenen voor. Ik heb vraagtekens gezet bij dat contaminatieverhaal, en blijkbaar vind je die niet redelijk. Dat is dan jammer, maar zonder argumenten hebben we geen grond voor discussie.
    Ik laat me graag corrigeren ten aanzien van de bewering dat 'muzikant zijnde' in het hedendaagse Nederlands niet (meer) voorkomt. Ik wil je dan ook wel geloven, maar ik heb deze taalvorm (buiten de taaladviesliteratuur over dit geval) nooit aangetroffen. De Algemene Nederlandse Spraakkunst geeft geen enkel voorbeeld van zelfstandig naamwoord gevolgd door 'zijnde'. Het woord 'zijnde' komt 13 keer in de ANS voor, 8 keer in voorbeelden die gekarakteriseerd zijn met 'twijfelachtig', 'uitgesloten' en 'formeel'. Één keer met 'als zijnde' en vier keer zonder commentaar. In die gevallen gaat het om voorzetselconstructies gevolgd door 'zijnde' ('in de war zijnde'). Als zelfstandig naamwoord + 'zijnde' geregeld voorkomt, dan heeft de ANS dat niet opgemerkt. En de hoofdredacteur van de ANS is een Vlaming, dus je mag toch aannemen dat de redactie wel degelijk oog voor de Belgisch-Nederlandse varianten moet hebben gehad.
    Ik heb ook nog even gekeken in de DBNL. Ik heb de eerste 200 voorkomens van 'zijnde' geïnspecteerd, en ik vind in negentiende-eeuwse literatuur een paar keer (4 keer) 'zijnde' gevólgd door een zelfstandignaamwoordgroep. Bijvoorbeeld: 'zijnde eene vertaling', 'zijnde een houten gebouw'.
    Ik vind 5 voorbeelden van zelfstandig naamwoord gevolgd door 'zijnde': 'donderdach/zaterdach/zondach zijnde', 'een knecht zijnde' en 'een schoon jonghe zottine zijnde'. Wonderlijk genoeg zijn alle 5 deze voorbeelden uit één boek van één schrijver: de Gentenaar Marcus van Vaernewyck, die leefde van 1518-1569. Ik neem onmiddellijk aan dat er in de literatuur meer van soortgelijke voorbeelden kunnen worden gevonden, maar ze lijken me extreem zeldzaam en in elk geval ouder dan tweehonderd jaar.
    Hoe je hieruit concludeert dat er "wel degelijk sprake is van contaminatie" is mij een raadsel. Zijn enkele gevallen genoeg om het hele verschijnsel als contaminatie te bestempelen?

    BeantwoordenVerwijderen
  5. De eerste tientallen treffers van Google laten zien: "zijnde" komt veel voor na een bepaling (vooral voorzetselconstructies zoals "in aanbouw" of "niet meer in gebruik", maar ook wel "gehuwd geweest"; bijna steeds in ambtelijke stukken, vooral over de bouw); na "niet" in de constructie "X, niet zijnde Y" (alleen in ambtelijke stukken); in "als X zijnde"; en als znw (als filosofisch begrip 'zijnde').
    En "als zijnde" lijkt me inderdaad een contaminatie, maar dat maakt het nog niet heel erg (ook een contaminatie) fout.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Reinier Post: je observaties komen deels overeen met wat in de ANS staat (in elk geval die voorzetselconstructies), en dat ambtelijke 'zijnde' gevolgd door een hele woordgroep komt me inderdaad niet vreemd voor. Maar 'X zijnde' zonder 'als' met X als zelfstandig naamwoord ontbreekt dus ook in jouw waarneming.
    Ik begrijp niet goed wat je zegt over 'als zijnde' als contaminatie. Bedoel je dat je het aannemelijk vindt dat 'als zijnde X' een contaminatie is of 'als X zijnde'? En heb je nog een argument voor die mening of is het alleen je gevoel? Want ik blijf het vreemd vinden dat je iets heel frequents ('als X') zou contamineren met iets wat nooit voorkomt ('X zijnde') tot iets nieuws: 'als X zijnde'.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. taalprof,
    Het is een contaminatie in de zin dat "als X zijnde" hetzelfde uitdrukt als "als X" en ook als "zijnde X" (maar niet als "X zijnde"). Alleen zouden mensen die "als X zijnde" gebruiken niet snel "als X" gebruiken, omdat ze dat niet gebruikelijk en daarom verwarrend of overformeel zouden vinden. Eerder een pleonasme dus eigenlijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @taalprof: ik ben geen taalonderzoeker, en dit specifieke geval (dat mij wanneer ik het tegenkom ook irriteert) heb ik niet onderzocht. Ik bedoelde mijn opmerking meer algemeen: dat een contaminatie in de taal kan sluipen door een beperkte groep die beide originele vormen bezigt.
    Een manier om dit te onderzoeken zou kunnen zijn om uit te vinden of de contaminantie is ontstaan voordat het origineel is uitgestorven. De zeldzaamheid, zelfs in de geschiedenis, van de "X zijnde" vorm geeft dat in dit geval geen grote kans.
    Hoe lang het duurt voordat een nieuwe taalfiguur een geaccepteerde vorm wordt? Dat duurt waarschijnlijk een generatie... In de podcasts van "Grammar Girl" (in het Engels) komen dit soort verhalen over de facto taalvernieuwing regelmatig naar voren.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. @Reinier Post: Aha, dus je zegt dat 'als X zijnde' een contaminatie is van 'als X' en 'zijnde X'. Hm. Een probleem is dat die constructie 'zijnde X' nooit een los zelfstandig naamwoord op de plaats van X kan krijgen, terwijl in 'als X zijnde' dit juist de meest frequente vorm lijkt. In 'zijnde X' staat op de plaats van X doorgaans een grotere woordgroep. Dat lijkt me een probleem voor de contaminatiegedachte.
    Maar even terug naar het centrale punt: hebben we een eerlijke manier om de twee verklaringen te vergelijken? Kunnen we verzinnen waarom de ene visie beter, of waarschijnlijker is dan de andere?

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Rob Hooft: ik ben het wel met je eens dat er een theoretische mogelijkheid is dat die ontwikkeling in dit geval zo verlopen is. Dat er ooit een tijd is geweest waarin (sommige) mensen zowel 'als X' als 'X zijnde' gebruikten, en die twee vormen gingen verwarren. In mijn kleine steekproef zie ik daar echter maar weinig aanwijzingen voor. De vorm 'X zijnde' met X als zelfstandig naamwoord komt maar heel weinig voor, en niet in de laatste 200 jaar.
    Maar goed, stel dat er 200 of 300 jaar geleden contaminatie is opgetreden, moeten we dat dan nu nog contaminatie noemen? Wanneer moet dat dan ophouden? Jij zegt: dat duurt waarschijnlijk een generatie, maar in 300 jaar heb je ongeveer 10 generaties. Er zouden dan dus meerdere generaties geweest zijn die deze vorm hebben gekopieerd. Maar dat lijkt me dan weer uiterst onwaarschijnlijk, omdat 'als X zijnde' eigenlijk ook niet zo heel veel voorkomt. Van infrequente vormen verwacht je dat ze in een paar generaties uitsterven.
    Veel waarschijnlijker lijkt het mij dus dat 'als X zijnde' een telkens weer op natuurlijke wijze ontstaande vorm is, die gebaseerd is op het frequente 'als X' en de bijbehorende betekenis. De taalgebruiker voegt 'zijnde' toe omdat dat in de betekenis van 'als X' als bepaling van gesteldheid al opgesloten zit.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. @taalprof: 'als zijnde…' betekent naar mijn mening
    'in de hoedanigheid van…'. Deze betekenis wordt naar het mij voorkomt niet geheel door slechts één der samenstellende delen ('als…' en 'zijnde…') gedekt, en vormt daardoor wellicht toch een geval apart. Bedoelde van Dale het soms ook zo?

    BeantwoordenVerwijderen
  12. @taalprof: (ten vervolge en ter adstruering) 'in de/zijn/haar hoedanigheid van…', ware te lezen in de eerste zin.

    BeantwoordenVerwijderen
  13. @Steven: critici zullen opmerken dat die betekenis "in de hoedanigheid van" ook al in 'als X' en 'X zijnde' (of 'zijnde X') zit.
    Ik heb het idee dat het subtieler ligt, maar ik ben er niet helemaal uit. Je zou de drie (of vier) constructies in vergelijkbare zinnen moeten vergelijken. Ik zal dat binnenkort in een apart logje doen, want dat wordt denk ik te lang voor een antwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  14. Laat ik uw verklaring zo samenvatten: u gaat uit van de vorm "als X" en vermoedt dat het impliciet aanwezige "zijn" (de vorm is een bepaling van gesteldheid en die beantwoordt aan een predicatieve zin, met "zijn") af en toe (en eigenlijk onnodig) geëxpliciteerd wordt. Dat is zeker niet gek, maar ik plaats er niettemin enkele vraagtekens bij.
    Er zijn wel meer bepalingen van gesteldheid, maar kennelijk doet dat expliciteren van een impliciet "zijn" zich enkel hier voor. Waarom vinden we het niet elders? Dit komt bv. nooit voor:
    - Voor een beginneling zijnde doet hij het niet slecht.
    Tenzij u natuurlijk erkent dat je, zonder "als", het impliciete werkwoord sowieso moet expliciteren, bv. in
    - Muzikant zijnde kan ik dat wel waarderen.
    maar dat is net wat volgens u niet voorkomt.
    Dat brengt mij bij een tweede punt, m.n. wanneer die vorm dan is ontstaan. Ergens moet "als X" zich ontwikkelen tot "als X zijnde", en wel zonder beïnvloeding van "X zijnde". Als hij al heel oud zou zijn, had hij al lang ingang kunnen vinden, maar dat is niet gebeurd: hij wordt nog altijd afgekeurd. Nu kwam volgens u "X zijnde" tot voor een paar eeuwen wel geregeld voor, dus je kunt moeilijk hard maken dat er in die periode geen beïnvloeding is geweest, en dus zitten we daar gevaarlijk dicht bij de verhaspelingshypothese. Maar ook als de vorm in de laatste paar eeuwen ontstaat, is dat probleem aanwezig, want zoals ik al aantoonde is "X zijnde" ook daar nooit echt weg geweest.
    Ik besluit dat uw verklaring toch nog iets extra’s behoeft, en dat maakt ze in mijn ogen minder eenvoudig dan de contaminatiehypothese. Nee, wereldschokkend zijn mijn vraagtekens allemaal niet (ik had het over een "bescheiden poging"), maar voor mij volstaan ze – als u ze niet weerlegt ten minste – om de voorkeur te blijven geven aan de oude verklaring. Niet meer dan dat, hoor, want misschien zitten we er alle twee wel naast …

    BeantwoordenVerwijderen
  15. @Herman Callens: je opmerkingen over "draaien om de oren" zal ik maar als inleidende retoriek beschouwen en onbesproken laten.
    Dat zijn mooie voorbeelden die je gevonden hebt. Ik denk inderdaad dat je hiermee je oorspronkelijke bewering rechtvaardigt dat 'X zijnde' in het hedendaagse taalgebriek voorkomt. Voor zover ik daarover mijn twijfels heb uitgesproken, was dat onterecht. Ik blijf de indruk houden dat 'als X zijnde' zeldzaam is en als zodanig problematisch voor een contaminatie-analyse, maar ik komt daarop graag in een volgende reactie terug. In deze reactie beken ik volmondig mijn ongelijk.
    O ja: ik neem ook afstand van je verwijt dat ik geen boodschap zou hebben aan Vlaams Nederlands.

    BeantwoordenVerwijderen
  16. Ha taalprof,
    "Ik werkte zwijgend mijn boterhammen naar binnen."
    Zwijgend, voel je dat als een bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid of een bepaling van gesteldheid?

    BeantwoordenVerwijderen
  17. @Michel Pijpers: dit is zonder twijfel een bepaling van gesteldheid. Ik werkte mijn boterhammen naar binnen terwijl ik zweeg. Er is een predicatief verband tussen het onderwerp en het zwijgen.

    BeantwoordenVerwijderen
  18. Volgens mij niet, omdat "zwijgend" het naar binnen werken van de boterhammen modificeert. Het is niet zozeer "ik werkte mijn boterhammen naar binnen en ik zweeg", maar het verwijst naar de manier van boterhammen naar binnen naar werken. Dan is het dus een bijwoordelijke bepaling. Hoe werkte ik mijn boterhammen naar binnen? Zwijgend, met veel lawaai, wild, stilletjes, etc. Als je zegt "Zwijgend liep hij naar binnen" o.i.d., dan is "zwijgend" wel een bepaling van gesteldheid (hij zweeg en liep naar binnen), en ook als je zou zeggen "Met een rood hoofd werkte ik mijn boterhammen naar binnen", dan is "met een rood hoofd" een bepaling van gesteldheid, maar "zwijgend" in combinatie met "boterhammen naar binnen werken" lijkt me dus wel degelijk een bijwoordelijke bepaling.

    BeantwoordenVerwijderen
  19. @Helen: Ik begrijp je argumentatie, maar je conclusie deel ik niet. Misschien zei ik wat te haastig "zonder twijfel," maar ik zou toch vol willen houden dat het hier om een bepaling van gesteldheid gaat.
    Je hebt natuurlijk gelijk als je zegt dat 'zwijgend' een modificatie vormt bij het gezegde. Maar dat geldt voor alle predicatieve toevoegingen (binnen de categorie "bepaling van gesteldheid" zou dit een predicatieve toevoeging zijn, een toevoeging die predicatief van aard is). Dat is de reden dat in sommige varianten van de traditionele grammatica gesproken wordt over een "dubbel verbonden bepaling," een bepaling die zowel verbonden is met het zinsdeel dat het logische onderwerp erbij vormt, als met het gezegde.
    Jouw vraag 'Hoe werkte ik mijn boterhammen naar binnen? Zwijgend.' kan ik natuurlijk net zo gemakkelijk toepassen op 'Hoe liep hij naar binnen? Zwijgend.' Je moet van heel subtiele semantische huize komen om daar een verschil in te beargumenteren.
    Anderzijds is 'zwijgend' hier ook zeker geen bijwoordelijke bepaling van wijze: het is niet 'Op zwijgende wijze werkte ik mijn boterhammen naar binnen.' Het zou dan een bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid moeten zijn, maar aangezien 'hoedanigheid' een bijna-synoniem van 'gesteldheid' is zit je dan al vrij dicht bij de bepaling van gesteldheid. Het is niet voor niets dat de meeste schoolmethodes alle bepalingen van gesteldheid tegenwoordig eenvoudigweg onder de bijwoordelijke bepalingen rekenen.
    Toch is er wel een relevant verschil. Er zijn een paar klassieke voorbeelden, zoals het verschil tussen 'Als student woonde hij op kamers' en 'Als een student woonde hij op kamers.' In het eerste geval is er duidelijk een predicatief verband (hij was student), en in het tweede geval niet (hij was geen student, hij leefde zoals een student zou leven, "op studenteske wijze" zou je zeggen). Ook 'Zij stond enthousiast te zingen' is een klassiek voorbeeld. De vraag is: wás zij ook inderdaad enthousiast (dan is het bepaling van gesteldheid) of was alleen haar zingen enthousiast (dan is het bijwoordelijke bepaling).
    Vanuit het criterium dat er een predicatief verband is met een ander zinsdeel (in ons voorbeeld het onderwerp 'ik') is 'zwijgend' in 'zwijgend werkte ik mijn boterhammen naar binnen' dus toch een bepaling van gesteldheid.
    Jouw voorbeeld met die met-constructie is wel interessant, juist omdat over absolute met-constructies volgens mij geen overeenstemming bestaat. Zelfs de ANS is daar onduidelijk over. Ik neig ernaar om het met je eens te zijn en het een bepaling van gesteldheid te noemen, maar dan moet je 'Hij was met een rood hoofd' als een predicatief verband accepteren (als variant van "hij had een rood hoofd"). Ook jij hebt blijkbaar deze overwegingen, want want in 'met veel lawaai werkte ik mijn boterhammen naar binnen' noem je de bepaling bijwoordelijk, en in 'met een rood hoofd werkte ik mijn boterhammen naar binnen' spreek je van een bepaling van gesteldheid. De reden kan alleen maar zijn dat je 'met veel lawaai' niet predicatief vindt en 'met een rood hoofd' wel.

    BeantwoordenVerwijderen
  20. @ Taalprof: "zelfs de ANS"? ;-) Ik heb misschien niet zo'n hoge pet op van de ANS, sorry! Of iets een PP is of een NP, een met-PP of een andere PP, of een AP, zegt niet alles over de semantiek ervan, d.w.z. er is geen een-op-een-relatie tussen vorm en betekenis. Als ik echter kijk naar de betekenis, dan interpreteer ik "zwijgend" wel als een manier van boterhammen naar binnen werken, maar niet als een manier van lopen. 'Hij werkte zijn boterhammen naar binnen': daar lijkt zelfs zo'n modificatie te ontbreken (die kan ook zijn: binnen 5 minuten (PP), in rap tempo (PP), gulzig (AP), smakkend (AP: tegenwoordig deelwoord, net als 'zwijgend'), etc.) Dat geldt niet voor de zin: 'Hij liep naar binnen'. Maar natuurlijk verwijzen (traditionele) termen als 'bepaling van gesteldheid' en 'bijwoordelijke bepaling' niet naar zwart-wit gedefinieerde categorieen en kun je erover van mening verschillen wat er wel en niet onder valt (en ik geef toe dat ik niet zo thuis ben in de traditionele grammatica).

    BeantwoordenVerwijderen
  21. P.S. Ik maak dus wel een verschil tussen bijvoorbeeld "Slingerend liep hij naar binnen" en "Zingend/zwijgend liep hij naar binnen". Ik noem "slingerend" in deze zinnen een bijwoordelijke bepaling (modificeert de manier van lopen) en "zingend" of "zwijgend" niet (modificeert niet de manier van lopen, maar geeft extra informatie over het subject, dus inderdaad parafraseerbaar als "Hij liep naar binnen, terwijl hij zweeg/zong." Het is wel dezelfde vorm (syntactische constructie) wat mij betreft, maar de interpretatie is anders.

    BeantwoordenVerwijderen
  22. @Helen: Ik had niet meteen de kwaliteit van de ANS op het oog met mijn opmerking. Ik doelde meer op het feit dat de ANS een consensusgrammatica is die helderheid probeert te scheppen in eventuele discussies binnen de traditionele grammatica. De absolute met-constructie echter wordt in een aparte paragraaf "een soort bijwoordelijke bepaling" genoemd, terwijl hij ook genoemd wordt in de paragraaf over de bepaling van gesteldheid (weliswaar als "een aparte categorie binnen deze groep").
    Ik had ook geen relatie tussen de categoriale status en de bepaling van gesteldheid op het oog (al denk ik wel dat er een relatie is tussen de categorie en het soort predicatie: NP, PP en AP vormen een zijn-predicatie, terwijl alleen een VP een doen-predicatie kan vormen). De bepaling van gesteldheid kan elke syntactische vorm aannemen, al kan een predicatieve toevoeging volgens mij nooit een NP zijn (daar moet dan altijd 'als' bij).
    Mijn definitie van de traditionele term "bepaling van gesteldheid" lijkt me echter helderder, en meer zwart-wit dan jouw semantische opvatting. Mijn stelling is: als er sprake is van predicatie over een ander zinsdeel (onderwerp of voorwerp), dan is het bepaling van gesteldheid. Is daarvan geen sprake (en heb je bijvoorbeeld alleen predicatie over het gezegde) dan is het bijwoordelijk. De predicatieve toevoeging heeft iets van beide predicaties: over een zinsdeel (in dit geval het onderwerp), én over het werkwoord. In 'Zwijgend werkte hij zijn boterhammen naar binnen' zwijgt hij, én het naar binnen werken is op de een of andere manier zwijgend. Jij lijkt nu te stellen dat in dit geval de balans overhelt naar meer predicatie over het gezegde, maar dat is natuurlijk geen werkbaar criterium. Daarom zei ik: je moet van goede semantische huize komen.
    De bottom line in het oorspronkelijke voorbeeld is dit: kun je in de zin 'Zwijgend werkte hij zijn boterhammen naar binnen' volhouden dat hier niet staat dat hij zwijgt? Dat lijkt me onmogelijk. In deze zin prediceert 'zwijgend' in ieder geval ook over 'hij.' Dat kan ik ook nog wel beargumenteren: 'zwijgend' lijkt me het tegenovergestelde van 'pratend,' niet? Dus 'pratend' zou dezelfde ontleding hebben. Maar bij 'pratend' kan ik toevoegen 'in zichzelf pratend werkte hij zijn boterhammen naar binnen.' Nu geeft 'zichzelf' duidelijk het onderwerp van 'pratend' aan. En dat is dus 'hij' en niet 'naar binnen werken.' Dus is 'pratend' bepaling van gesteldheid.
    Het verschil dat je maakt tussen 'hij liep slingerend naar binnen' en 'hij liep zwijgend naar binnen' is in dit verband illustratief voor jouw benadering, al ben ik ook deze analyse niet geheel met je eens. Ik snap wel dat je in de zin 'hij liep slingerend naar binnen' zou willen zeggen dat zijn lopen (zijn gang) slingerend is (predicatie over het werkwoord), maar ik vraag me af of je kunt volhouden dat hijzelf in dit geval niet slingert. Ongeveer dezelfde redenering als boven: 'slingeren' is synoniem met 'zich heen en weer bewegen.' In de zin 'Zich heen en weer bewegend liep hij de kamer binnen' geeft 'zich' het onderwerp van 'bewegend' aan. Dat is niet 'lopen.' Het is niet de loop die zich heen en weer beweegt, het is het onderwerp van het lopen. Dus neig ik ook hier naar de benoeming bepaling van gesteldheid.
    Ik kan me overigens wel een echte bijwoordelijke bepaling met een tegenwoordig deelwoord voorstellen: in een zin als 'De toeschouwers speelden oorverdovend op de vuvuzela' zijn de toeschouwers niet degenen die oorverdovend zijn, maar is het echt alleen hun spel.

    BeantwoordenVerwijderen
  23. Ha Taalprof,
    Hoe benoem je dan "silently" in de volgende Engelse zin?
    (1) Silently he ate the fresh food.

    BeantwoordenVerwijderen
  24. @Henk: De Engelse traditionele gramamtica kent de term "bepaling van gesteldheid" niet. Maar ik neem aan dat je bedoelt dat 'silently' in het Engels de bijwoordelijke uitgang heeft en dus een bijwoord is. Tja, ik weet niet of dat nou wel een valide argument is. Laat ik het compliceren met een tegenvraag: hoe zou jij 'not speaking a word' benoemen in de zin 'Not speaking a word he ate the fresh food'? Als een subject complement toch?
    Hoe dit ook zij, het feit dat predicatieve bepalingen in het Engels soms de adverbiale uitgang krijgen lijkt me van geen enkele invloed op de Nederlandse benoeming.
    Als het criterium de predicatieve functie is, dan is 'zwijgend' een bepaling van gesteldheid. Daar verandert dit voorbeeld niets aan.

    BeantwoordenVerwijderen
  25. Taalprof,
    Als de predicatieve functie het criterium is, dan is "zwijgend" zeker een bepaling van gesteldheid. Het is een helder criterium, daar wil ik helemaal niets aan afdoen. En uiteraard is er een predicatief verband in jouw "not being"-zin.
    Ik ben alleen gewend om de term "bepaling van gesteldheid" te reserveren voor zijn-predicaties. In het geval van de "zwijgend"-zin kun je je dan afvragen of het onderwerp nu "zwijgend is" (bepaling van gesteldheid) of "aan zwijgen doet" (bijwoordelijke bepaling). Ik vermoed dat een soortgelijke gedachte ook bij Helen speelde.
    Als je die indeling maakt, is een bijwoord nooit bepaling van gesteldheid. Dan heb je het makkelijk in talen als het Engels, die een suffix hebben om een bijwoord te markeren.
    >De Engelse traditionele
    >gramamtica kent de term
    >"bepaling van gesteldheid"
    >niet.
    Dat snap ik niet helemaal. We gebruiken toch geen Engelse traditionele grammatica? Of wil je de Nederlandse terminologie reserveren voor de ontleding van Nederlandse zinnen? (Dat zou wel weer stof zijn voor leuke discussie, want ik probeer de studenten zo ver te krijgen dat ze bij het ontleden over taalgrenzen heen kijken en ook andere talen ontleden met het begrippenapparaat dat ze hebben geleerd. Ik neem aan dat jij daar ook voorstander van bent?)

    BeantwoordenVerwijderen
  26. Jimmy van Rijt16 mei 2010 om 04:41

    @ Henk: ik denk dat ik begrijp waarom jij een predicatieve toevoeging bij een is-predicatie vindt horen. Immers, een bepaling van gesteldheid is als het ware een "mindere vorm" van predicatie, behoorlijk vergelijkbaar met het naamwoordelijk gezegde. Maar ik deel je conclusie over het zwijgen niet helemaal. Jij vraagt je af of iemand "zwijgend is" of "aan zwijgen doet". Ik weet niet zeker of dat wel een relevante vraag is. Ter vergelijking: In de zin "Hij stond schreeuwend op de zeepkist" is 'schreeuwend' zonder twijfel een predicatieve toevoeging. Maar 'schreeuwen' heeft in mijn optiek toch echt meer het karakter van een handeling dan van een toestand. Misschien wordt mijn punt duidelijker als ik het vergelijk met een andere BvG: "Mijn opa is arm gestorven." In deze zin is 'arm' ook een predicatieve toevoeging, maar hier voel ik als het ware meer een toestand. Naar mijn idee is het dus niet per se relevant om je af te vragen of je te maken hebt met "doen" of "is". Of begrijp ik jouw punt nu verkeerd?
    Over de BvG in het Engels: ik denk dat de Taalprof bedoelt dat een Engelsman 'silently' nooit een bepaling van gesteldheid zou noemen, omdat die term simpelweg niet bestaat in het Engels. Het lijkt me echter wel mogelijk om dit, vanuit Nederlands perspectief gezien, een BvG te noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  27. @Henk: wat jij verwoordt is volgens mij niet zozeer het verschil tussen zijn-predicaties en doen-predicaties, maar het verschil tussen predicatie bij een zinsdeel en predicatie bij het gezegde. Bij 'hij at zwijgend' kun je beargumenteren dat hij zwijgt, én dat de manier waarop hij eet gekarakteriseerd wordt door dat 'zwijgend.' Dat kun je uitdrukken in de omschrijvingen 'zijn eten is zwijgend' en 'hij zwijgt' (of desnoods 'hij is zwijgend').
    Ik zou de laatste een doen-predicatie noemen, maar ik geloof niet dat dit Helens punt is. Aangezien zij 'zwijgend' in 'hij werkte zwijgend zijn boterhammen naar binnen' bijwoordelijk zou noemen en hetzelfde predicaat in 'hij liep zwijgend naar binnen' bepaling van gesteldheid moet het verschil voor haar gelegen zijn in het relatieve gewicht van beide predicaties. Of zij ontkent de predicatie tussen 'hij' en 'zwijgend' in de eerste zin, dat is me niet helemaal duidelijk, maar dat kan zij volgens mij ook niet volhouden. Maar misschien reageert Helen zelf nog.
    Ik vermoed echter dat wij het er alledrie erover eens zijn dat beide predicaties (over het onderwerp en over het gezegde) in beide zinnen althans aanwezig zijn. De aanwezigheid van de predicatie over het onderwerp is dan voor mij het criterium om over een bepaling van gesteldheid te spreken (die is bij een "echte" bijwoordelijke bepaling namelijk nooit aanwezig).
    Jij lijkt van mening dat de categorie bijwoord nooit in een predicatieve relatie kan staan, maar dat weet ik nog zo net niet. Zelfs in het Nederlands heb je naamwoordelijke gezegdes als 'Het werk is af' of 'Ik ben weg' en dat zijn toch echte bijwoorden. Overigens wijst Helen ook al op het feit dat er geen een-op-eenrelatie bestaat tussen syntactische categorie en betekenis.
    Het interessante punt in het Engels is die uitgang. Ik kan niet geloven dat je met die uitgang meteen de predicatieve relatie met het onderwerp onmogelijk maakt, dus de vraag is wat die uitgang (of de categoriale status) betekent voor de benoeming. Ik merkte op dat de Engelse traditionele grammatica de term 'bepaling van gesteldheid' niet kent. Het Engels kent wel de term "subject complement" voor die predicatie over het subject die mogelijk gemaakt wordt door een "linking verb." Dat kan een koppelwerkwoord zijn, maar ook werkwoorden als 'taste' of 'smell.' Voor het overige is die predicatie over het subject in de Engelse traditionele grammatica in het geheel geen criterium: 'not speaking a single word' in de zin 'not speaking a single word he ate the fresh food' zou (denk ik) een adverbial clause genoemd worden. Maar ook al is die predicatie geen criterium voor de ontleding, dat wil niet zeggen dat hij niet bestaat.
    Ik ben net als jij een voorstander van grammaticale analyse als een zoektocht naar eigenschappen. De interessante vraag is niet of je een bepaalde combinatie van eigenschappen wel of niet met een bepaalde term benoemt, maar wat de taalvorm die je analyseert voor eigenschappen heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  28. @Jimmy, @Taalprof:
    We zijn het er wel over eens dat "zwijgend" in de zin 'Ik werkte zwijgend mijn boterhammen naar binnen.' een predicatie is bij zowel het onderwerp als het gezegde. Volgens mij constateren we alleen dat we de term 'bepaling van gesteldheid' op een net iets andere manier gebruiken.Als ik iedereen goed begrepen heb, gebruiken we die term als volgt:
    * Taalprof:
    - predicatie bij het gezegde
    - (elke) predicatie bij zinsdeel
    * Helen
    - predicatie bij het gezegde
    - 'zware' predicatie bij zinsdeel
    * Jimmy
    - predicatie bij het gezegde
    - toestandpredicatie bij zinsdeel
    * Henk
    - predicatie bij het gezegde
    - is-predicatie bij zinsdeel
    Wat Johnny en ik zeggen, en misschien ook wat Helen bedoelt, verschilt voor de ontleedpraktijk niet zo veel van elkaar. Hoe 'handelender' (Jimmy) de predicatie is, hoe makkelijker ze als doe-predikaat kan worden gelezen (Henk) en hoe meer ze deel uitmaakt van de complexe handeling die door het gezegde wordt beschreven (Helen).
    Natuurlijk is het helemaal niet zo belangrijk welk etiket je plakt op een zinsdeel. Alleen kan iemand die een op zich eenvoudige vraag stelt, zoals Michel Pijpers hierboven deed, van verschillende mensen verschillende antwoorden krijgen. Meer dan dat wilde ik eigenlijk niet zeggen.
    Wat betreft 'af' en 'weg', daar heeft de Taalprof natuurlijk gelijk in. Alleen zijn dat wel wat vreemde bijwoorden, die erg lijken op bijvoeglijke naamwoorden. Denk aan de 'ane en uite lampjes' van Battus. Ik kan geen gevallen bedenken waarin -ly-bijwoorden in het Engels naamwoordelijk deel van het gezegde kunnen zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  29. @Henk: Ik snap wel hoe je onze standpunten samenvat (lijkt me juist), maar ik begrijp niet helemaal wat de gedachte is achter die speciale status van een doe-predicatie.
    Het is natuurlijk jullie goed recht om je eigen particuliere opvattingen hierover erop na te houden, maar het uitsluiten van de doe-predicatie als bepaling van gesteldheid is nieuw voor mij. In de paragraaf over de bepaling van gesteldheid tijdens de handeling (de predicatieve toevoeging) in de ANS (http://www.let.ru.nl/ans/ganaar?20/09/02 ) staan beide predicaties door elkaar genoemd. Sterker nog: het eerste het beste voorbeeld wordt omschreven met een terwijl-zin met werkwoordelijk gezegde.
    Van den Toorn maakt in zijn Nederlandse Grammatica dat onderscheid ook niet (http://www.dbnl.org/tekst/toor004nede01_01/toor004nede01_01_0004.php, blader door naar pagina 50). Dat wil zeggen, hij signaleert het wel, en hij maakt een subtiel onderscheid tussen 'spottend keek Jessica hem aan' en 'lachend keek Jessica hem aan,' waarbij juist de doe-predicatie ('lachend') bepaling van gesteldheid is en de is-predicatie bij het werkwoord ('haar blik is spottend') bijwoordelijk is. Ik denk dat dit is wat Helen bedoelt. Maar hoe dan ook, in de zin 'Zwijgend werkte hij zijn boterhammen naar binnen' is er geen twijfel mogelijk dat hij zwijgt terwijl hij zijn boterhammen naar binnen werkte. Dit zou Van den Toorn ook bepaling van gesteldheid noemen. Ik ken eigenlijk geen enkele grammatica waarin je dit bijwoordelijk zou moeten noemen.
    Dus met betrekking tot de oorspronkelijke vraag is toch het enige (en ook nog eens het eenvoudigste) antwoord: bepaling van gesteldheid.

    BeantwoordenVerwijderen
  30. Ja, ik snap het (leuk voorbeeld, dat verschil tussen lachend en spottend iemand aankijken). En misschien heeft het volgende er niets mee te maken, maar... Neem een zinnetje als "Hij waste de aardappelen in de gootsteen". Dat kan betekenen dat "in de gootsteen" de gebeurtenis van het wassen modificeert (bijwoordelijke bepaling) of dat het "hij" modificeert (hij is in de gootsteen) (of, derde mogelijkheid, dat het "de aardappelen" modificeert). In het Japans kan zo'n zin als "Hij waste de aardappelen in de gootsteen" alleen maar betekenen dat hij zelf zich in de gootsteen bevindt. Idem: "Hij bakte de aardappelen in de oven" betekent dat hij zelf in de oven zit (samen met de aardappelen). Dus dan zou je de locatieve PP een bepaling van gesteldheid noemen, neem ik aan. In het Nederlands is de meest voor de hand liggende interpretatie dat het een bijwoordelijke bepaling is. Een ander punt is dat talen verschillen in of ze wel of niet verschil maken (syntactisch) tussen "doe"-predicatie en "zijn"-predicatie en zo j

    BeantwoordenVerwijderen
  31. @Helen: Die twee laatste beweringen ('Het doet er misschien niet zo veel toe...' en 'En je kunt ook zeggen...') zijn we wel met elkaar eens. Het gaat inderdaad om de eigenschappen. De traditionele grammatica vertaalt clusters van eigenschappen in termen, en daar zit inderdaad iets willekeurigs in. Je zou, net als in het Engels, ook in alle gevallen van adjuncten kunnen spreken, en alleen van predicatieve complementen als de werkwoorden meer het karakter van 'zijn' hebben (zoals in het Engels de "linking verbs"). Wat me onverstandig lijkt is dan de Nederlandse term 'bepaling van gesteldheid' te gebruiken, want daar hebben de Nederlandse traditionele grammatici een redelijk eenduidige betekenis aan gegeven door hem te koppelen aan die predicaatstatus.
    Met je eerste voorbeeld problematiseer je die predicaatstatus door erop te wijzen dat ook plaatsbepalingen iets predicatiefs hebben. Dat is inderdaad het geval. Dezelfde kwestie speelt bij het "gewone" naamwoordelijk gezegde in het verschil tussen bijvoorbeeld 'Hij is in de tuin' en 'Hij is in de war.' Plaatsbepalingen komen vaak voor bij koppelwerkwoorden (je kunt ook zeggen 'Hij blijft in de tuin,' en misschien ook wel 'Hij schijnt in de tuin'). Dus je zou geneigd zijn ze in die gevallen naamwoordelijk deel van het gezegde te noemen. Toch verschillen plaatsbepalingen van andere (ehh, echte) predicaten, in die zin dat echte predicaten zeggen WAT je bent, en plaatsbepalingen zeggen WAAR je bent. In de war, dat ben je, maar in de tuin, daar ben je. Daarom worden plaatsbepalingen niet onder de predicaten gerekend en zijn ze dus niet predicatief.
    Deze constatering is overigens ook relevant in modernere grammatica's. Daar moet je wel aannemen dat plaatsbepalingen een subject hebben, vanuit de observatie die jij geeft, maar je zit ook met de observatie dat ze een andere voornaamwoordelijke aanduiding hebben ('daar' in plaats van 'dat'). Echte predicaten (zowel naamwoorden als werkwoorden) hebben 'dat': 'stil, dat ben je,' 'taalkundige, dat ben je,' 'zingen, dat doe je,' maar 'in de tuin, daar ben je.' Dus een plaatsbepaling valt in een andere categorie dan naamwoorden en werkwoorden, ook al kunnen ze allemaal een subject hebben.
    De relevantie van je taaltypologische uitweiding zie ik niet helemaal. Adjectieven en substantieven gedragen zich (zoals boven betoogd niet in alle opzichten) anders dan werkwoordelijke predicaten, okee: maar wat zegt dat over 'zwijgend'? In het ene geval noem je dat bepaling van gesteldheid en in het andere bijwoordelijke bepaling, dus blijkbaar doet die categoriale status er voor jou niet zo veel toe. Voor mij ook niet, eerlijk gezegd: het criterium voor de bepaling van gesteldheid is niet de woordsoort, maar de predicatieve functie (of status desnoods). Ook daarover waren wij het al eens, want dat bracht je zelf naar voren.
    Maar om het toch nog in een detail met je oneens te zijn: ik weet nog zo net niet of 'stilletjes' in 'Hij werkte stilletjes zijn boterhammen naar binnen' een bijwoordelijke bepaling is. 'stilletjes' zou best een predicaat kunnen zijn ('je bent vandaag een beetje stilletjes,' dat is toch naamwoordelijk gezegde, niet?), dus als ik -zoals jij aanbeveelt- naar de semantiek kijk, dan zie ik twee lezingen: 'hij werkte stilletjes zijn boterhammen naar binnen' kan inderdaad betekenen dat hij stilletjes is, in welk geval het bepaling van gesteldheid is, maar er is ook een lezing waarbij 'stilletjes' meer de betekenis heeft van "zonder dat iemand het in de gaten had," en waarbij hij dus helemaal niet stilletjes hoeft te zijn. In dat geval -en alleen in dat geval- is 'stilletjes' bijwoordelijk. Ten overvloede: het doet er dus niet toe of je 'stilletjes' bijwoord of bijvoeglijk naamwoord zou noemen.

    BeantwoordenVerwijderen
  32. @Taalprof: We zijn het inderdaad wel voor een groot deel eens, maar toch niet helemaal, denk (ook) ik. Je zegt dat woordsoorten er inderdaad niet zoveel toe doen, maar tegelijkertijd komen tegenwoordige deelwoorden (in adjunct-positie) bij jou (en/of in de traditionele grammatica?) wel altijd als bepalingen van gesteldheid uit de bus, omdat ze nu eenmaal afgeleid zijn van werkwoorden en dus altijd predicaten zijn. Vandaar dat je zegt dat "zwijgend" in "Hij werkte zijn boterhammen zwijgend naar binnen" en "slingerend" in "Hij liep slingerend naar huis" wel degelijk bepalingen van gesteldheid zijn, terwijl ik ze - op semantische grond: ze modificeren de gebeurtenis, de actie - in deze gevallen eerder vind fungeren als bijwoordelijke bepalingen. Hoe zou je "slingerend" trouwens benoemen in "Het pad liep slingerend naar boven"? Je kunt best zeggen: 'Het pad liep naar boven en het slingerde', maar maakt dat "slingerend" hierboven dan ook tot een bepaling van gesteldheid? Het lijkt mij van niet. Je kunt het ook nie

    BeantwoordenVerwijderen
  33. @Helen: Het is inderdaad moeilijk om iets te vinden waar we het niet zo over eens zijn. Dat betreft in ieder geval niet de rol van de woordsoort. Ik noemde zelf al het voorbeeld 'de toeschouwers speelden oorverdovend op de vuvuzela,' waarin 'oorverdovend' ook volgens mij geen bepaling van gesteldheid is.
    Ik denk dat ik weet waar het 'm in zit: voor jou moet de bepaling van gesteldheid zich bewijzen, en voor mij eerder de bijwoordelijke bepaling. Dus die vage gevallen waarbij de bepaling bij werkwoord én een ander zinsdeel hoort reken ik allemaal onder de bepaling van gesteldheid (omdat beide predicaties aanwezig zijn), terwijl jij dan nog eens eist dat de balans naar de predicatie over het zinsdeel moet overhellen om van een bepaling van gesteldheid te spreken. Daardoor komt jouw opvatting van de bepaling van gesteldheid meer in de buurt van het Engelse subject complement, omdat predicatie over het werkwoord bemoeilijkt wordt als het werkwoord minder semantische inhoud heeft (zoals de "linking verbs").
    Vandaar ook dat je zegt dat je 'zwijgend' en 'slingerend' EERDER vindt fungeren als bijwoordelijke bepaling. Jij hanteert een gradueel criterium, ik hanteer alleen een formeel criterium. En deelwoorden zijn wel altijd predicatief, maar als ze alleen het werkwoord prediceren, zijn ze gewoon bijwoordelijk.
    Waarom zou je een deelwoord door een ander predicaat moeten kunnen vervangen om het bepaling van gesteldheid te noemen? Die vervangbaarheid lijkt me van veel andere factoren afhankelijk. Iets als 'Hij kwam intelligent binnenlopen' klinkt ook gek, terwijl 'De dinosaurus liep bijna uitgestorven door het bos' ook al niet kan. Lijkt me ongeveer hetzelfde als 'Het pad liep zanderig naar boven.'

    BeantwoordenVerwijderen
  34. @Taalprof: Bedoel je dat 'intelligent' i.t.t. bijvoorbeeld 'dronken' (Hij kwam dronken binnenlopen) naar een permanente eigenschap verwijst ('individual level') in plaats van naar een tijdelijke ('stage level') en dat 'zanderig' dat ook doet, en daarom raar is als bepaling van gesteldheid? Hmm, zou kunnen, maar het zou ook kunnen zijn dat je in de zin "Het pad liep slingerend naar boven" alleen een bijwoordelijke bepaling kunt krijgen en dat een pad dan wel slingerend naar boven kan lopen, maar niet 'zanderig naar boven lopen'. Als het echter te maken heeft met het verschil tussen permanent en tijdelijk, zou je 'zanderig' moeten kunnen vervangen door een tijdelijke eigenschap van een pad, en kijken wat er dan gebeurt. Het pad is... nat/onbegaanbaar/opgebroken? Het is nog niet zo gemakkelijk om een echt tijdelijke eigenschap van een pad te verzinnen. Nat/onbegaanbaar/opgebroken liep het pad naar boven (?). Misschien verwijst het adjectief toch naar een permanente eigenschap van het pad en is het daarom een gek

    BeantwoordenVerwijderen
  35. @Helen: Ja, ik had de indruk dat de predicatieve toevoeging een "stage level predicate" is (in tegenstelling tot de "individual level predicates" zoals 'intelligent' en de "kind level predicates" zoals 'uitgestorven'). Wat jij zegt is natuurlijk ook waar: dat de bepaling minder goed bij het werkwoord past. Waarschijnlijk is beide het geval: de bepaling van gesteldheid moet zowel bij het werkwoord als bij een ander zinsdeel passen. En misschien moet het subject ook wel een handelende persoon van een actief werkwoord zijn, want 'het pad liep nat naar boven' is gek (trouwens, het wordt wel beter), terwijl 'de hond liep nat naar boven' prima is. Of misschien is het animacy, lijkt je dat niks? ;-)
    Het punt is dat dat vervangingsargument van jou (je kunt 'slingerend' niet vervangen door 'zanderig' en daarom is 'slingerend' bijwoordelijk) me niet zo relevant lijkt. Vervangbaarheid van het deelwoord door een bijvoeglijk naamwoord (of van het ene door het andere bijvoeglijk naamwoord) is van te veel factoren afhankelijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  36. Heel interessant. Eerder heeft de taalprof opgemerkt dat BruutTAAL in gebreke bleef door de bepaling van gesteldheid niet aan te bieden (en vrij impliciet te scharen bij de bijwoordelijk bepaling). Nu deze zin zoveel discussie oproept, neig ik ernaar om de bepaling van gesteldheid niet in het leerlingenmateriaal op te nemen. Ook al houd ik dan het verwijt dat ik in de zin: "Hij stortte zwaargewond tegen de vlakte", zwaargewond niet tegelijkertijd bijwoordelijk bepaling en bijvoeglijk naamwoord mag noemen.
    Bedankt allemaal voor de interessante discussie.

    BeantwoordenVerwijderen
  37. @Michel Pijpers: Nu blijf je ook nog in gebreke door je leerlingen wijs te maken dat er over de ontleding niet gediscussieerd mag worden. Dat is helemáál de verkeerde boodschap. Dan kun je beter helemaal niets aan ontleden doen! Probeer liever het achterliggende concept predicatie te didactiseren, dat is een stuk zinvoller.

    BeantwoordenVerwijderen
  38. I stand corrected. Net nu ik dacht me er mooi uitgeluld (excusez le mot) te hebben, moet ik toch aan de bak. Ik laat me niet zeggen dat ík vind dat er over ontleding niet gediscussieerd mag worden. Taalprof, je bent bedankt! (zucht)

    BeantwoordenVerwijderen
  39. @Michel Pijpers: O gelukkig! Ik dacht ook wel dat iemand die zijn methode "Bruuttaal" noemt wel het lef zou hebben om zich niet alleen met de risicoloze kwesties bezig te houden (hulde!)

    BeantwoordenVerwijderen