dinsdag 30 november 2010
Hoe de taalprof steeds weer in verzoeking wordt geleid
Eens in de zoveel tijd duikt hij weer op: de wordt-verzocht-kwestie. Weliswaar gaat het niet meer over de vraag of De reizigers worden verzocht om over te stappen een correcte zin is (daar is iedereen het wel onderhand over eens, zelfs over de stelling dat het altijd een correcte zin is geweest), maar nu gaat het over de oorsprong van de controverse: hoe ontleed je wij verzoeken de reizigers om over te stappen? Wat is de reizigers voor een zinsdeel, en hoe benoem je om over te stappen? Dat is nog niet zo eenvoudig.
zondag 21 november 2010
Taalprof lekt powerpointpresentatie
Afgelopen zaterdag was de Taalprof op het congres "Het Schoolvak Nederlands," waar hij onder andere aanwezig was bij een presentatie over grammaticale concepten. De boodschap was dat het grammaticaonderwijs zich meer zou moeten richten op de concepten die ten grondslag liggen aan grammaticale termen zoals persoonsvorm en naamwoordelijk gezegde. Interessant verhaal, en volstrekt overtuigend ook nog.
Na afloop wist de taalprof in een onbewaakt ogenblik de hand te leggen op de powerpointpresentatie, die de auteur in een onvoorzichtige bui op het bureaublad van de daar aanwezige laptop had gekopieerd. Zeg nou zelf, dan vraag je erom. Dit is het bestand. En dan deelde de auteur ook nog eens handouts uit. Dat doe je tegenwoordig toch ook niet meer? Hup, op het internet ermee!
Na afloop wist de taalprof in een onbewaakt ogenblik de hand te leggen op de powerpointpresentatie, die de auteur in een onvoorzichtige bui op het bureaublad van de daar aanwezige laptop had gekopieerd. Zeg nou zelf, dan vraag je erom. Dit is het bestand. En dan deelde de auteur ook nog eens handouts uit. Dat doe je tegenwoordig toch ook niet meer? Hup, op het internet ermee!
zondag 14 november 2010
De taalprof spreekt absoluut niemand te na
Gisteren legde een lezer de taalprof een volledige ontleding voor van de prijswinnende zin van Tom Lanoye die op dit weblog al eens -en nog eens- gepersifleerd is. Verrassend weinig discussiepunten (al kan het nooit helemaal zonder), maar er zit ook een probleempje in waar wat meer over te zeggen valt. Het gaat over het gedeelte 'de sporadisch gekneusde knie niet te na gesproken ...' dat door de lezer als een beknopte bijzin beschouwd werd, met de sporadisch gekneusde knie als lijdend voorwerp van (niet) te na gesproken. Dat lijkt me niet juist, maar het is nog niet zo eenvoudig om dat aan te tonen.
zondag 7 november 2010
Alles over de beknopte bijzin
De beknopte bijzin is een van de lastigste onderdelen in de redekundige zinsontleding. Vaak zit hij verstrengeld in een andere zin, zonder duidelijke begin- en eindpunten. Voor het ontrafelen van de beknopte bijzin uit de andere zin bestaan geen simpele trucjes. Ja, nadenken. Maar dat is zo'n goedkoop trucje.
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin? Waarin onderscheidt hij zich van andere zinnen? Wat is de reden om hem apart te benoemen? Dat zijn de centrale vragen om de beknopte bijzin goed te begrijpen. Dat is nog geen garantie om hem altijd te kunnen spotten, of met zekerheid te benoemen, maar het is een goede basis.
donderdag 4 november 2010
Waar heb ik dat later ook al weer eens gehoord?
Gisteren meldde een lezer het weer eens op deze site: "mijn grote ergernis is dat cursisten (ben docent) en anderen zeggen: wat maakt het uit, als ze me maar begrijpen." Dat was dan wel in de context van een stukje waarin ik beweerde dat taalergernis een mythe is, maar op die ergernis zal ik hier niks afdoen. Ik geloof ook best dat cursisten en anderen dat zeggen, dat wordt vaker beweerd, wat zeg ik, ik heb het ze zelf wel eens horen zeggen.
Maar ik kom die uitspraak ook heel vaak tegen in oudere literatuur. Laatst nog, in het boekje "Het onderwijs in de moedertaal," van Gerrit Kalff, uit 1893. Kalff formuleert het zó:
Als ik zoiets lees, dan denk ik altijd: waar heb ik dat later ook al weer eens gehoord? Een soort omgekeerde déjà vu, zal ik maar zeggen. Dat overkomt me nogal eens, en vooral in taalkwesties. Misschien dat ik nog eens een serietje maak, met de bovenstaande titel.
Maar ik kom die uitspraak ook heel vaak tegen in oudere literatuur. Laatst nog, in het boekje "Het onderwijs in de moedertaal," van Gerrit Kalff, uit 1893. Kalff formuleert het zó:
"Wij achten juistheid en schoonheid van gedachtenuiting over het algemeen niet eene zaak van groot gewicht; wie leelijk, onduidelijk of gebrekkig spreekt en schrijft, heeft te onzent zijne aanspraken op den naam van ontwikkeld en beschaafd mensch nog niet verloren. "Aime maar verstaat", zeggen wij, of "aimemabegrijpt"; met dat argument kunnen wij in de oogen der meesten ons standpunt verdedigen."
Als ik zoiets lees, dan denk ik altijd: waar heb ik dat later ook al weer eens gehoord? Een soort omgekeerde déjà vu, zal ik maar zeggen. Dat overkomt me nogal eens, en vooral in taalkwesties. Misschien dat ik nog eens een serietje maak, met de bovenstaande titel.
woensdag 3 november 2010
Taalprof doet denkiedenkie
Het zal ongetwijfeld al genoemd zijn in een of andere verkiezing van "het woord van 2010," want tijdens de eerste debatten tussen de kamer en het kabinet-Rutte dook het op in de landelijke media: huiliehuilie, en dan in de combinatie huiliehuilie doen. Het is niet nieuw (je vindt het al een paar jaar), maar hoe zit het in elkaar? Kun je zoiets ontleden?
Ja dat kan.
maandag 1 november 2010
Taalergernis is een mythe
Ik ben eruit. De verkiezing van ik heb zoiets van als "vaagtaal 2010" (is er trouwens een vager woord dan "vaagtaal" zelf?) en de tussenstand in de "irritaalverkiezing" (ook al zo'n irritant woord), waarin hun hebben op kop gaat, hebben mij aan het denken gezet. En dat moet je bij die verkiezingen vooral niet doen, want dan kom je erachter dat ze spoken najagen. Want taalergernis bestaat niet. Het is een mythe.
Abonneren op:
Posts (Atom)