De taalprof moet nog wel een beetje wennen aan dat Twitter. Naar aanleiding van een #miniontleedles ontspon zich een kleine discussie tussen de taalprof en twitteraar gaston_dorren, die ogenschijnlijk in een bevredigende conclusie uitmondde. Maar dat is bij nader inzien toch niet helemaal het geval. Wacht, ik citeer hem in zijn geheel, op een blog heb je nou eenmaal plaats zat:
- taalprof #miniontleedles De term 'voornaamwoord' ("in plaats van naamwoord") is een historische
fout: voornaamwoorden verwijzen ook naar werkwoorden. - gaston_dorren @taalprof Vertel ons er alles over. Zo iets als: 'Ik heb gezwommen. DAT doe ik
graag?' - taalprof @gaston_dorren ja, of 'zingen dat doe je maar thuis,' of 'ik wil zwemmen maar dat kan
ik niet,' of 'het regent, wat ik niet erg vind.' - taalprof @gaston_dorren of 'echt genoten dat heb ik niet,' die is ook wel mooi omdat 'heb'
hulpwerkwoord is. - gaston_dorren @taalprof Denk dat pronomina mééstal wel 'pro nomen' staan, maar dit is n zinnige
observatie. De term is na 20 eeuwen onwrikbaar, denk ik... - taalprof @gaston_dorren Dat laatste is zeker waar. Ik stel dan ook niet voor om de term te
vervangen door een andere. - taalprof @gaston_dorren Het eerste is ook wel waar, maar in een uitleg van het begrip
verwarrend. Het voornaamwoord verwijst naar inhoud(swoorden). - gaston_dorren @taalprof 'Verwijst naar inhoudswoorden', scherp gezien. (Dit is je vak, neem ik
aan?) Of misschien nog algemener: naar inhoud. Want het 1/2 - gaston_dorren @taalprof kan ook naar een hele zin verwijzen, of zelfs naar een impliciete inhoud
zijn (zoals 'dit in de vorige tweet). 2/2. - taalprof @gaston_dorren ja inderdaad. Eventueel kun je de zin beschouwen als een woordgroep met werkwoord als kern.
Je ziet dat het lastig discussiëren is, want tweets nummer 8 en 9 hadden eigenlijk samen één tweet moeten zijn, maar de twitteraar lost dat handig op met dat 1/2 en 2/2. Maar zoals gezegd, op een blog heb je plaats genoeg, dus toch nog even een beetje meer inhoud.
De discussie eindigt eigenlijk een beetje te abrupt. De taalprof reageert instemmend op de opmerking dat voornaamwoorden niet alleen naar inhoudswoorden verwijzen, maar meer algemeen naar inhoud. Dat zat ook al een beetje besloten in tweet nummer 7, waar de taalprof beweert dat voornaamwoorden verwijzen naar inhoud(swoorden). Daar staat eigenlijk al "inhoud, of inhoudswoorden." Maar dat kan wel iets preciezer.
Het is niet zo, dat een voornaamwoord naar elke inhoud kan verwijzen. Dat wordt misschien wel gesuggereerd als je zegt dat het voornaamwoord naar inhoud verwijst. Maar als je het uitprobeert, dan zie je dat er beperkingen zijn.
Zo kan het voornaamwoord meestal niet verwijzen naar inhoud die door bijwoorden wordt uitgedrukt: Je kunt niet zeggen: *Ik zwem graag en jij zwemt dat ook (waarbij dat naar graag moet verwijzen). En je kunt wel zeggen Leuk dat is het niet, maar niet *Niet dat is het leuk. Voornaamwoorden kunnen niet naar de inhoud "niet" verwijzen.
Ook is er geen enkele mogelijkheid om voornaamwoorden naar de inhoud van hulpwerkwoorden te laten verwijzen. Als je zegt Ik heb gezwommen, dan kun je wel vervolgen met ...en jij hebt dat ook, maar je kunt geen vervolg construeren met jij en een vorm van zwemmen en dan een voornaamwoord waarin je de voltooide tijd uitdrukt.
Ook naar de inhoud van voegwoorden en voorzetsels kun je niet met voornaamwoorden verwijzen. Je kunt niet zeggen De kast staat naast de bank en de tafel staat dat de schemerlamp (waarbij dat naar naast moet verwijzen). Of Ik lach omdat de zon schijnt en jij huilt X het regent, met op de plaats van X een voornaamwoord dat naar omdat verwijst. Dat gaat niet.
Het is zelfs erg subtiel. Neem de zin Heel erg leuk dat is hij niet. Misschien geen erg fraaie zin, maar in spreektaal kan hij wel, zou ik denken. Vergelijk hem nu eens met Heel erg leuk dat zingt hij niet. Stuk slechter, niet? Dat komt omdat leuk in de eerste zin een bijvoeglijk naamwoord is en in de tweede zin een bijwoord.
Het lijkt erop dat voornaamwoorden dus wel degelijk verwijzen naar inhoudswoorden, of desnoods naar inhoud die door inhoudswoorden (zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, én werkwoorden) kan worden uitgedrukt. Als een voornaamwoord naar een hele zin kan verwijzen komt dat omdat de inhoud van de zin eigenlijk de inhoud van het werkwoord (of bij naamwoordelijke gezegdes van het naamwoordelijk deel) is, en dus ook de inhoud van een inhoudswoord.
De taalprof begon zijn #miniontleedles met de bewering dat de term “voornaamwoord” een historische fout was. Dat is wel een tikkeltje provocerend gezegd (geen betere didactiek dan zekerheden ter discussie stellen), en je zou daar nog best over kunnen twisten. Je zou bijvoorbeeld kunnen aanvoeren dat de inhoud van werkwoorden ook altijd door een zelfstandig naamwoord kan worden uitgedrukt. In plaats van het regent kun je ook het zelfstandig naamwoord (de) regen hebben, en in principe kun je voor iedere werkwoordelijke inhoud een zelfstandig naamwoord verzinnen. De betekenis van een zin als Ik vind het leuk dat de zon schijnt, maar dat is eigenlijk heel gewoon kun je duidelijk maken door het voornaamwoord weer te vervangen door de hele zin: Ik vind het leuk dat de zon schijnt, maar dat ik het leuk vind dat de zon schijnt is eigenlijk heel gewoon, of Ik vind het leuk dat de zon schijnt, maar dat de zon schijnt is eigenlijk heel gewoon. Maar je kunt ook zelfstandige naamwoorden gebruiken: Ik vind het leuk dat de zon schijnt, maar die mening is eigenlijk heel gewoon, of Ik vind het leuk dat de zon schijnt, maar dat weertype is eigenlijk heel gewoon.
Kijk: een miniontleedles die begint met een provocerende bewering, die misschien niet helemaal houdbaar is, maar die wel discussie oproept die tot dieper inzicht leidt. Wat wil je nog meer?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten