dinsdag 30 december 2008

Kinderpredicatie



In mijn Ultrabeknopte Syntaxis had ik het over de drie (of vier) soorten inhoudswoorden: zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden (en eventueel voorzetsels). Met die inhoudswoorden kun je woordgroepen maken. Die woordgroepen, zo voegde ik eraan toe, kun je in een "betekenisvol verband" plaatsen. Dat heet dan "predicatie".


Valt daar nog iets aan toe te voegen? Nou, eigenlijk niet. Maar ik kan het wel nog eens illustreren.
Die predicatie, die kun je heel goed laten zien zonder dat je die hele woordgroepen erbij nodig hebt. Je hebt alleen de inhoudswoorden nodig. Als een kind zegt papa lief, dan zet het twee inhoudswoorden bij elkaar in een predicatief verband. In een volledige zin: papa is lief. Datzelfde doet het kind als het zegt papa slapen. Het kind gebruikt hier niet het meervoud van het werkwoord slapen, het neemt gewoon het hele werkwoord en zet het in een predicatief verband met papa.


Deze twee voorbeelden illustreren ook in een notendop het verschil tussen naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde. Het predicatieve verband tussen papa en lief omschrijf je met het werkwoord zijn, maar tussen papa en slapen zou je het verband eerder met doen moeten omschrijven: papa doet slapen. Misschien zeg je: dat laatste is geen goed Nederlands, maar je kunt het verschil ook omschrijven met de "volwassen" formuleringen: lief is wat papa is tegenover slapen is wat papa doet.


Bij het naast elkaar zetten van zelfstandige naamwoorden heeft het kind ruimere mogelijkheden. Een combinatie als papa dokter kan wel betekenen dat papa dokter is (naamwoordelijk), maar ook dat papa naar de dokter is gegaan (werkwoordelijk.) Papa koekje zal zeker niet de betekenis hebben dat papa een koekje is, maar dat papa een koekje heeft, of wil hebben, of moet geven, kortom: elk verband dat er tussen papa en een koekje kan bestaan kan het kind hiermee op het oog hebben.


Het aardige is dat van die kindertaal juist dat predicatieve verband overblijft. Als twee volwassenen met elkaar in gesprek zijn, zie je ze redelijk vaak van die uitingen van twee inhoudswoorden maken. Bijvoorbeeld in vragende vorm: Derrick boos? Dat kan ik me niet voorstellen. De betekenis is dan altijd predicatief: Derrick is boos.


Ook met hele werkwoorden kan dit: Derrick schieten? Dat heb ik nog nooit gezien. Hier zie je duidelijk het werkwoordelijke predicatieve verband: schieten is wat Derrick doet. Je kunt trouwens mooi het verschil tussen predicatie en complementatie zien in het volgende voorbeeld: Kluun lezen? Dat kan ik me niet voorstellen. Wat betekent hier Kluun lezen? Antwoord: dat hangt af van de intonatie. Als het werkwoord geen klemtoon krijgt is Kluun het lijdend voorwerp van lezen (complementatie), en als beide woorden een aparte klemtoon hebben is de betekenis predicatief. Dan is Kluun degene die leest. Hoe komt dat? Bij complementatie vorm je één woordgroep met als kern lezen, bij predicatie zet je twee aparte woordgroepen in een betekenisvol verband. Per woordgroep krijg je één klemtoon.


Dat het hier echt om het predicatieve verband gaat, zie je als je twee zelfstandige naamwoorden naast elkaar zet, eventueel met een lidwoord erbij (maar het kan ook zonder): Bijvoorbeeld Derrick de moordenaar? Dat geloof ik niet. Ondanks het feit dat in de context een ander verband tussen Derrick en de moordenaar verwacht zou mogen worden (doorgaans is Derrick degene die de moordenaar ontmaskert, of arresteert), kan deze uiting alleen maar begrepen worden in de betekenis dat Derrick de moordenaar is. Hierin verschilt de volwassenentaal duidelijk van de kindertaal.


Deze "kinderpredicatie" vormt ook een argument om voorzetsels tot de inhoudswoorden te rekenen: ook losse voorzetsels, of woordgroepen met een voorzetsel, kunnen in zo'n predicatief verband optreden: Derrick buiten? Hij is toch meestal binnen? of Derrick naar de gevangenis? Hoe is dat mogelijk?


Ook het verschil tussen voorzetselvoorwerp en richtingsbepaling kun je beargumenteren met deze constructie. Neem het verschil tussen Hij ging naar de school en Hij verlangde naar de vakantie. Het eerste voorbeeld is richtingsbepaling, het tweede voorzetselvoorwerp. En kijk: de eerste betekenis kun je ook in kinderpredicatie krijgen: Hij naar de school? Dat is ook voor het eerst. Maar de tweede niet: *Hij naar de vakantie? Jaja, dat zal wel. Hoe komt dat? Bij het voorzetselvoorwerp heeft het voorzetsel geen eigen betekenis, en het kan dus ook geen predicatieve relatie onderhouden.

10 opmerkingen:

  1. Andries Rienstra5 januari 2009 om 00:06

    Taalprof,
    Mijn vraag ging nog veel dieper: hoe kan het dat je uit de intonatie van het nog maar eenwoordige kind al kan verstaan of 'pappa' of 'opa' vocatief, subjectief, genitief, datief, of accusatief gebruikt wordt (dat ik op moest houden met kietelen heb ik nog niet als ablatief kunnen duiden)?
    Op mijn netvlies staat een alfa-mannetje (gorilla, chimp, of baviaan wil ik van af wezen, maar het zal op National Geographic geweest zijn) dat de toegang tot een bospad zat te bewaken, en met een grauw of een knor de doorgang verbood of toestond. Oh, mijn hemel, dacht ik, is taal zó primair?!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Andries Rienstra: De relatie tussen intonatie en betekenis is in de fonetiek nog bijna onontgonnen terrein. De dissertatie van de Tilburgse spraaktechnoloog Erwin Marsi is een eerste verkenning, en ook in het proefschrift van Judith Haan wordt gespeculeerd over de relatie tussen vraagintonatie en heel primaire betekenissen (zoals de gedachte dat de hoge toon van de vraag een teken is van onderworpenheid). Daarover heeft zij in 2003 een populariserend artikel geschreven dat bekroond is met de populariseringsprijs van de landelijke onderzoeksschool taalwetenschap. Dat artikel is getiteld 'Klinkt in vragen de oertijd nog door?'

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Van mijn zussen, die er voor doorgeleerd hebben, heb ik opgevangen dat men van vraagintonatie eigenlijk nog maar bar weinig begrijpt. Het schijnt bijvoorbeeld dat *voorgelezen* vragen (waar Judith Haan zich begrijpelijkerwijs toe beperkt schijnt te hebben) volkomen anders worden geintoneerd dan vragen in het wild, waar allerlei intonatiepatronen in optreden die je als je voorleest nooit zou gebruiken. Maar taal in het wild is nauwelijks te onderzoeken omdat mensen automatisch "netjes" gaan praten zogauw ze weten dat je op hun taal zit te letten.
    Als er inderdaad een duidelijke relatie is tussen intonatie en functie van zinsonderdelen die ook al geldt voor die zo kale kindertaal zou dat dus goed nieuws zijn want dan ligt het voor de hand dat die niet zo erg varieert met de mate waarin het taalgebruik "gekuist" is. Maar ik zit hier alleen maar een beetje in het wilde weg te speculeren.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wat me erg dwars zit is je opmerking "Bij het voorzetselvoorwerp heeft het voorzetsel geen eigen betekenis, en het kan dus ook geen predicatieve relatie onderhouden". Ten eerste is mijn ervaring dat betekenis er zelden toe doet om grammaticaliteit te bepalen. Is het niet logischer om zoals traditioneel wordt gedaan grammaticale categorieen (zoals voorzetselvoorwerp) juist te definieren op grond van dit soort onderscheidende verplaatsings- en weglatingsproeven, die juist alle invloed van woordbetekenis weg proberen te factoriseren, en is dat niet wat je hier in feite doet? Ten tweede lijkt me, als je toch over betekenis wilt spreken, de boosdoener niet het gebrek aan betekenis van "naar", maar het teveel aan betekenis van "verlangt". Het ligt voor de hand om "Hij naar school" te extrapoleren met een weinig informatie toevoegend werkwoord als "gaat" of "is", maar niet met "verlangt": blijkbaar voegt dat te veel informatie (betekenis) toe.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Andries Rienstra5 januari 2009 om 11:12

    Taalprof,
    Als je praat, gebruik je de grammatica fonetisch. Mijn verwondering betreft dat je dat blijkbaar al met één enkel woord kunt doen - of met een betekenisvolle grauw.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Andries Rienstra: ja, ik snap wat je bedoelt.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. @Reinier: Je eerste reactie onderstreept mijn opmerking dat het onderzoek naar de relatie tussen fonetiek en betekenis nog in de kinderschoenen staat. Misschien bestaat die duidelijke relatie ook wel niet, en gaat het alleen om een soort ondersteunende functie. Maar nu zit ik weer in het wilde weg te speculeren.

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Reinier: wat betreft je opmerking over de betekenis van voorzetsels: misschien is het probleem dat "betekenis" zo'n brede term is. De betekenis die ik op het oog heb is de zogeheten "thematische betekenis." De voorzetsels in een voorzetselvoorwerp delen geen "thematische rollen" uit. De rest van de woordgroep ontleent zijn betekenis aan het werkwoord en niet aan het voorzetsel. Bij het richtingsvoorzetsel "naar" kun je volhouden dat die richtingsbetekenis alleen van het voorzetsel komt. Wat je opmerkt over "het teveel aan betekenis van 'verlangt'" kan ik in dat opzicht wel onderschrijven. Bij 'verlangen' deelt het werkwoord de thematische rol uit en niet het voorzetsel. Maar bij 'gaan' heeft het werkwoord niet slechts één betekenisloos voorzetsel nodig, maar voldoet ieder voorzetsel (of constructie), als er maar de betekenis "richting" al in zin. Die komt dus niet van het werkwoord.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ik had dus liever dat je de term "thematische rol" had gebruikt om misverstanden te vermijden. Eerlijk gezegd vermoedde ik al dat je dat bedoelde.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Reinier: Ah. Ja, ik twijfel soms wel tussen een preciezere term waarmee ik het gevaar loop in vakjargon te vervallen en een term die wel minder precies is maar makkelijker op te pikken is.
    Overigens hangen die twee termen in dit geval naar mijn mening wel degelijk samen: voorzetsels die geen thematische rol uitdelen kun je ook nooit nader specificeren met bepalingen. Zo kun je 'op' meestal aanvullen tot 'boven op,' maar niet in 'wachten op beter weer'. En 'naar' kun je aanvullen met 'toe' maar niet in 'verlangen naar iets'. Hetzelfde geldt voor een vervanging door een voorzetseluitdrukking. Zo kun je 'voor' vaak vervangen door 'ten behoeve van,' maar zeker niet in 'vrezen voor iets'.
    Aansluitend daarbij kun je aanvoeren dat je een voorzetsel dat een thematische rol uitdeelt meestal kunt ondersteunen met een gebaar (zeker als het een ruimtelijke thematische rol is), maar bij de voorzetselvoorwerpvariant kan dat nooit. Zo kun je 'op' ondersteunen met een handgebaar (zeg maar het "hints-gebaar") voor "op". Maar bij 'wachten op beter weer' kan dat niet.
    Ook kun je een voorzetsel dat een thematische rol uitdeelt doorgaans in de intonatie goed benadrukken, maar bij een voorzetselvoorwerpvoorzetsel kan dat niet.
    Om deze redenen vind ik het toch wel verantwoord om bij een voorzetselvoorwerp te spreken van een betekenisloos (of in ieder geval zeer betekenisarm) voorzetsel. Ik weet wel dat in het proefschrift van Nard Loonen globale betekenisvelden worden aangewezen voor voorzetsels bij voorwerpen, maar die zijn toch sterk afgezwakt.

    BeantwoordenVerwijderen